Om er weer in te komen, stof ik vandaag een oude recensie af, over Vingers van marsepein van Rascha Peper. Het stukje werd gepubliceerd op 15 februari 2008 in Nederlands Dagblad. Nu ik het teruglees, valt me in de eerste plaats de lengte op. Hier kan ik uitweiden zoveel ik wil, wat voor mij een voordeel is, maar voor de lezer wellicht niet altijd, in een krant is de ruimte beperkt.
Van de titel weet ik niet meer zeker of ik die indertijd zo ingeleverd heb. Ik vermoed dat de naam Ruysch later toegevoegd is. Ik weet niet waarom en ook niet of het wel gebeurd is. Het tussenkopje is in ieder geval niet van mijn hand. Toch laat ik het hier maar staan.
Ik realiseer me verder dat het alweer meer dan tien jaar geleden is dat Peper overleden is. Een link naar wat ik na haar overlijden schreef, vind je hieronder, net als links naar andere recensies van haar werk op Bunt Blogt. De tijd vliegt en schrijvers en boeken raken vergeten. Lezen scholieren haar werk nog? Indertijd was Dooi (1999) een populaire roman die terechtkwam in de reeks Boektoppers.
Een roman als Rico's vleugels (1993) zou ik misschien moeten herlezen (waar het niet van zal komen). Ik heb het boek destijds met genoegen en bewondering gelezen. Het gaat over een oude man die gecharmeerd is van jongen. Ik liet het ooit lezen door een leeskring van een kerk, waar men aanvankelijk enige reserve had, maar achteraf was iedereen blij het gelezen te hebben. Maar ik schreef er nooit over en ook niet over Russisch blauw (1995), Een Spaans hondje (1998) en Wie scheep gaat (2003).
Mocht je een boek van Peper tegenkomen, neem het gerust mee. Het zal prettig lezen en je zult er genoegen aan beleven, ook als je niet alles even goed vindt. Ik denk dat ik, op de columns na, alles van Peper gelezen heb. Ik bewaar er goede herinneringen aan.
De doodskunstenaar Ruysch en zijn nicht
'De doodskunstenaar' noemde zijn biograaf hem en dat is niet zo vreemd. Frederik Ruysch was in het begin van de achttiende eeuw de meester van de 'natte preparaten'. Een hand of een foetus op sterk water zetten konden meer mensen, maar Ruysch kreeg het voor elkaar om het dode vlees de kleur terug te geven die het had toen het nog levend was. Bovendien maakte hij esthetische composities van zijn anatomische preparaten. Een kinderarmpje kreeg een mouwtje om en het handje toonde, als was het een schat, een sponzig stukje longweefsel.
Tsaar Peter de Grote raakte indertijd gefascineerd door het werk van magister Ruysch en nam veel preparaten over. Intussen is er het een en ander verloren gegaan, maar de Kunstkamera in Sint-Petersburg bezit nog altijd negenhonderd preparaten, waarvan een deel nog te bewonderen is. In Vingers van marsepein neemt Rascha Peper ons mee naar Frederik Ruysch, naar zijn huis aan de Bloemgracht in Amsterdam. Daar woont onder anderen zijn nichtje Brechtje Sweers, die alleen kwam te staan toen het gezin waarin ze leefde bevangen werd door de 'hete koorts' en overleed. Brechtje wil graag zo precies mogelijk weten hoe oom te werk gaat: een duistere sinjeur is uit op het geheim van Ruysch en zet Brechtje onder druk, waardoor ze bijvoorbeeld wel moet vragen welke vloeistoffen oom gebruikt. Bovendien heeft ze werkelijk belangstelling voor het werk van oom, dat ze allerminst eng vindt.
De dood is er altijd en overal. Niet alleen overlijden familieleden, maar ook Brechtjes vriendin sterft al snel. Brechtje doet daar niet sentimenteel en zelfs nauwelijks geschokt over. Zo is het leven nu blijkbaar. Met plezier helpt ze oom zelfs waar ze kan. Zo mag ze de nageltjes van een overleden baby lakken.
Peper had er een mooie historische roman van kunnen maken, maar blijkbaar wilde ze met Vingers van marsepein meer, of in ieder geval iets anders. Daarom schreef ze een spiegelverhaal, dat zich afspeelt in de eenentwintigste eeuw. Hoofdpersoon daarin is het jongetje Ben, dat ook op de Bloemgracht woont, tegenover het huis waarin Frederik Ruysch ooit leefde. Ben gaat met zijn vader en diens vriendin in de herfstvakantie naar Sint-Petersburg, waar hij natuurlijk ook de preparaten van Ruysch te zien zal krijgen.
Kunstkamera
Peper heeft haar best gedaan om zo veel mogelijk parallellen in de verhalen te vlechten. Net als Brechtje heeft Ben tekenen als hobby. Hij krijgt een kompas in de vorm van een neushoorn en later heeft hij in de dierentuin nog een akkefietje met eenzelfde dier, terwijl bij Brechtje thuis ook alles draait om de neushoorn die net binnengebracht is en die haar oom moet prepareren. Dat is nogal opzichtig gedaan, waardoor het al snel gekunsteld overkomt. Een groot deel van het verhaal van Ben is bovendien duidelijk vlakker dan het verhaal van Brechtje. Pas als Ben in de Kunstkamera komt en later als hij in de dierentuin is, krijgt het verhaal meer vaart.
Zeker in het begin had ik de neiging om bij een stukje Benverhaal maar gauw door te bladeren, zodat ik meer over Brechtje kon lezen. De vraag is ook of de tweede verhaallijn wel iets toevoegt. Wanneer alle hedendaagse passages uit het boek weggesneden zouden worden, zouden we een prima historische roman overhouden. De tegenwoordige tijd komt automatisch in het boek, doordat we alleen maar met eenentwintigste eeuwse ogen kunnen lezen. Zo zal het in de achttiende eeuw niet bijzonder zijn geweest dat Ruysch een gelovige was, die met zijn preparaten wilde laten zien hoe wonderlijk mooi God alles geschapen had; bij de hedendaagse lezer valt zo iemand meteen op.
Misschien heeft Peper ons willen laten zien dat kinderen kinderen blijven, of ze nu in de achttiende of in de eenentwintigste eeuw leven. Dat ze hun angsten en hun fantasieën hebben, dat ze nieuwsgierig zijn, dat het belangrijk is dat er mensen om hen heen leven op wie ze kunnen vertrouwen. Dat is zo, maar dat wisten we allemaal wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten