(openingswoord bij de expositie Frisse blik)
Misschien zou het gepast zijn om op Stille Zaterdag een expositie ook in stilte te openen. Wij hoeven ons niet mit Tränen nieder zu setzen, maar wij zouden zwijgend naar de kunstwerken kunnen kijken en de beelden met onze ogen in kunnen drinken.
Misschien zou het gepast zijn om op Stille Zaterdag een expositie ook in stilte te openen. Wij hoeven ons niet mit Tränen nieder zu setzen, maar wij zouden zwijgend naar de kunstwerken kunnen kijken en de beelden met onze ogen in kunnen drinken.
Maar uit ijdelheid en plichtsbesef wil ik toch wat zeggen. Al was het maar omdat het voor PEK is, een kunstenaarsplatform waarvan ik de geboorte nog heb meegemaakt. Toen was het een gezonde baby, die wel wat nukken had (waarover ik niet zal uitweiden). Intussen is PEK volgens mij volwassen geworden, wat u trouwens straks zelf kunt beoordelen.
Maar PEK heeft gelukkig ook iets kinderlijks behouden: de onbevangen kinderblik of, zoals de PEK'ers zeggen: de frisse blik. Zonder die blik, is er geen kunst mogelijk. Alle kunst begint bij de waarneming. Nu lijkt kijken niet zo moeilijk, maar dat is het wel. Vaak menen we dat we niet echt hoeven te kijken, omdat we al weten wat er te zien is.
K. Schippers schreef ooit een gedicht met de titel 'Bij Loosdrecht'. Het is maar heel kort:
Als dit Ierland was,
zou ik beter kijken.
Kunstenaars zijn altijd in Ierland, zij kijken met een frisse blik. Zij weten dat wij niet moeten stoppen bij de antwoorden, maar dat we daar doorheen naar de vragen moeten. Met vragende ogen hebben deze eenentwintig kunstenaars om zich heen gekeken en vandaag mogen wij met hen meekijken.
Die frisse blik is dus niet alleen voor de kunstenaars, maar ook voor ons, gewone stervelingen, met een baan van negen tot vijf, een vakantie met de caravan op een camping met andere Nederlanders, een of twee keer seks in de week (of alleen met Pasen), nog zoveel jaar tot ons pensioen en een uitvaartverzekering. Ook wij mogen nu dingen zien die we nog nooit gezien hebben of dingen zoals we ze nog nooit gezien hebben.
Nadat ik de portier had omgekocht, mocht ik hier gisteren al rondkijken en ik zag dat ik terechtgekomen was op een lente-expositie. Bij Salman Ezzamoury dansen de vlinders rond, Anne Idsinga heeft haar schilderij in lentegroen geschilderd, met daarop een wel heel frisse krop sla en bij Cobi van de Kuit zijn de archiefladen niet gevuld met stoffige documenten, maar met piepers, rabarber en zelfs ijzige lucht. De aardappels lopen al uit.
Zullen we na deze expositie ooit nog op dezelfde manier een ladenkastje kunnen zien? Stiekem hoop ik op een vogelnestje in mijn keukenla, kaneelgeur in de schoenpoetsdoos en geneurie in de koelkast.
En dan moet ik natuurlijk nog iets zeggen over de haas van Eveline Kieskamp. Mijn vader had een boomgaard aan de rand van het bos. Konijnen en hazen schilden in de winter wel eens een stammetje en daarom kregen wij van de boswachter altijd een haas, als er gejaagd was. Een dood dier, met een zacht velletje. Dat had iets zieligs, maar ik geloof dat ik de smaak van het hazenvlees belangrijker vond.
Ik stond oog in oog met Evelines haas, een beest met indrukwekkende afmetingen. 'Vanitas' had ze erbij geschreven en inderdaad, het is onmiskenbaar een dode haas. Maar naast de dood, zijn er ook de bloemen die uit zijn buik bloeien, waarmee de haas voor mij een echte paashaas wordt. Niet zo'n grappig bedoeld beest met een lullig mandje op zijn rug. Maar een haas die laat zien dat uit de dood het leven bloeit, zoals koren groeit uit dode graankorrels.
Van die haas word ik helemaal warm. Dat zal ook te maken hebben met de knopen op de haas, die mij doen herinneren aan moeders knopenbus. Die mocht ik als kind graag omkiepen op de tafel om tussen al die knopen te rommelen. De dekens waarvan de haas gemaakt is, doen mij het gekriebel weer voelen van de AaBe-dekens waar ik als kind onder lag. Ja, we spreken hier van voor de tijd van het dekbed en de elektrische deken.
Op die AaBe-dekens stond een plaatje van een rendierslee vol dekens. Bij de slee stonden een paar eskimo's (die wij niet meer zo mogen noemen), wat wel aangaf hoe warm ze waren. De haas van Eveline bracht mij terug in mijn kinderbed, waardoor dood, bloei en veiligheid op een fijne en tegelijk verwarrende manier met elkaar verbonden werden.
Ongetwijfeld hebt u dezelfde soort ervaringen als u rondloopt en vooral ook rondkijkt, met de frisse blik van de kunstenaar en de frisse blik van uzelf. U zult ogen tekort komen. Kom op, genoeg gekletst. Naar de kunst! De expositie is geopend.
Nadat ik de portier had omgekocht, mocht ik hier gisteren al rondkijken en ik zag dat ik terechtgekomen was op een lente-expositie. Bij Salman Ezzamoury dansen de vlinders rond, Anne Idsinga heeft haar schilderij in lentegroen geschilderd, met daarop een wel heel frisse krop sla en bij Cobi van de Kuit zijn de archiefladen niet gevuld met stoffige documenten, maar met piepers, rabarber en zelfs ijzige lucht. De aardappels lopen al uit.
Zullen we na deze expositie ooit nog op dezelfde manier een ladenkastje kunnen zien? Stiekem hoop ik op een vogelnestje in mijn keukenla, kaneelgeur in de schoenpoetsdoos en geneurie in de koelkast.
En dan moet ik natuurlijk nog iets zeggen over de haas van Eveline Kieskamp. Mijn vader had een boomgaard aan de rand van het bos. Konijnen en hazen schilden in de winter wel eens een stammetje en daarom kregen wij van de boswachter altijd een haas, als er gejaagd was. Een dood dier, met een zacht velletje. Dat had iets zieligs, maar ik geloof dat ik de smaak van het hazenvlees belangrijker vond.
Ik stond oog in oog met Evelines haas, een beest met indrukwekkende afmetingen. 'Vanitas' had ze erbij geschreven en inderdaad, het is onmiskenbaar een dode haas. Maar naast de dood, zijn er ook de bloemen die uit zijn buik bloeien, waarmee de haas voor mij een echte paashaas wordt. Niet zo'n grappig bedoeld beest met een lullig mandje op zijn rug. Maar een haas die laat zien dat uit de dood het leven bloeit, zoals koren groeit uit dode graankorrels.
Van die haas word ik helemaal warm. Dat zal ook te maken hebben met de knopen op de haas, die mij doen herinneren aan moeders knopenbus. Die mocht ik als kind graag omkiepen op de tafel om tussen al die knopen te rommelen. De dekens waarvan de haas gemaakt is, doen mij het gekriebel weer voelen van de AaBe-dekens waar ik als kind onder lag. Ja, we spreken hier van voor de tijd van het dekbed en de elektrische deken.
Op die AaBe-dekens stond een plaatje van een rendierslee vol dekens. Bij de slee stonden een paar eskimo's (die wij niet meer zo mogen noemen), wat wel aangaf hoe warm ze waren. De haas van Eveline bracht mij terug in mijn kinderbed, waardoor dood, bloei en veiligheid op een fijne en tegelijk verwarrende manier met elkaar verbonden werden.
Ongetwijfeld hebt u dezelfde soort ervaringen als u rondloopt en vooral ook rondkijkt, met de frisse blik van de kunstenaar en de frisse blik van uzelf. U zult ogen tekort komen. Kom op, genoeg gekletst. Naar de kunst! De expositie is geopend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten