In Het Boek van Nu verbaast Pierre H. Dubois zich daarover. Hij vraagt zich af of het wel nodig was dat de jury afzag van een advies aan de staatssecretaris. Hij legt uit dat de P.C. Hooftprijs weliswaar vaak als een oeuvreprijs wordt gezien, maar dat de prijs ook toegekend kan worden vanwege een enkel werk. Vestdijk kreeg hem bijvoorbeeld voor De Vuuraanbidders. (Dat was in 1950. In 1953 had Bordewijk de prijs gekregen, o.a. voor De doopvont en in 1956 Anna Blaman, toen al wel voor haar gehele oeuvre. T.B.)
Was er uit de afgelopen drie jaar niet zo'n werk te vinden? vraagt Dubois zich af. Hij geeft als voorbeeld De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans. Bij dit boek bijvoorbeeld kan een jury in deze samenstelling het moeilijk hebben, suggereert Dubois. Hermans' boek is 'door de overgrote meerderheid van de competente kritiek in Nederland beschouwd en besproken (...) als een boek van uitzonderlijke kwaliteit'. Maar het zou kunnen zijn dat het boek door de juryleden niet alleen op literaire gronden wordt beoordeeld.
Dubois kan zich voorstellen dat het katholieke jurylid (Knuvelder dus) en het 'christelijke' lid (Rijnsdorp) tegen een dergelijke roman inhoudelijke bezwaren hebben. Dan hoeft er nog maar één jurylid te zijn dat literaire bezwaren heeft en de meerderheid is tegen. Het is maar een gedachte, zegt Dubois: 'wij zeggen niet dat het zo geschiedde'.
Er kan, volgens Dubois, ook op een andere manier gestemd worden. Als er geen schrijver is die een meerderheid van de stemmen heeft, dan kun je toch van de mogelijke kandidaten er een paar elimineren, totdat je er eentje overhoudt? 'Wanneer de jury er dan alleen voor zorgt op de kandidatenlijst geen figuren te plaatsen, waarmee zij zich onder geen beding kunnen verenigen, zou het probleem althans iets eenvoudiger zijn geworden.'
Tot zover Dubois. Uit de notulen van de juryvergadering blijkt dat Hermans inderdaad een kandidaat was. Blaman en Den Haan waren voor Hermans. Ina Boudier-Bakker en Anton Koolhaas waren ook in de race en vooral ook Maria Dermoût, die de steun kreeg van Rijnsdorp en Van Lokhorst en bij de tweede vergadering stemde ook Knuvelder voor Dermoût. Deze informatie is te vinden in Willem Frederik Hermans in de prijzen van Rob Delvigne (2005).
In 1962 kreeg Theun de Vries de P.C. Hooftprijs, maar in 1965 ging het weer mis: de jury kwam er niet uit. Er waren drie schrijvers genomineerd: Gerard Reve (die toen nog G.K. van het Reve heette), Anton Koolhaas en Harry Mulisch.
Drie jaar later (1968) kreeg Reve de prijs alsnog. Mulisch moest tot 1977 wachten en Koolhaas tot 1992. Hermans kreeg de prijs in 1977, maar weigerde hem omdat hem bij vergissing een te hoog prijzengeld was toegezegd. Maria Dermoût heeft de prijs nooit gekregen.
Ook in later jaren was er nog wel gedoe om de prijs, maar in dit bestek laat ik dat even zitten.
Omslag van de eerste druk (1958) waarin 'Damocles' de c nog had. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten