maandag 18 november 2024

PAAZ (Myrthe van der Meer)


In 2012 verscheen PAAZ, van Myrthe van der Meer. Ik heb het indertijd gemerkt, maar ik zag geen aanleiding om het boek te gaan lezen. Waarom ik het links liet liggen, kan ik moeilijk nog nagaan. Mogelijk zette mijn hoofd het op dezelfde plank als Echte mannen eten geen kaas (2008) van Maria Mosterd en Het meisje met de negen pruiken (2009), boeken die dicht op de werkelijkheid zitten, maar die daar niet direct literatuur van gemaakt hebben. 

Maar de laatste jaren kom ik PAAZ af en toe bij de staatsexamens tegen op een boekenlijst en daarom kocht ik het toen ik het in een kringloop tegenkwam (voor 2 euro) evenals UP (2015), waarvan ik nog niets weet, maar dat ik aanzag voor een mogelijk vervolg. 

Op de cover van PAAZ staat ook nog 'psychiatrische roman', wat betekent dat het verhaal zich afspeelt in een psychiatrische instelling. PAAZ is namelijk de afkorting van Psychiatrische Afdeling van het Algemeen Ziekenhuis. Op zo'n afdeling is Emma Nieuwenhuis opgenomen. Ze is werkzaam als redacteur bij een uitgeverij en heeft een drukke baan. 

Niet alleen wordt die druk haar te veel, ze worstelt ook al haar hele leven met gedachten over zelfmoord, waarom ze voor haar veiligheid opgenomen wordt. Ze heeft het idee dat de behandeling weinig uithaalt: ze blijft kampen met slapeloosheid en haar gedachten gaan niet weg. 

Scherpe observaties

Emma observeert haar nieuwe omgeving scherp. Zo wordt ze geen patiënt genoemd, maar een cliënt. Dat betekent dus dat ze niet ziek is. 'En als ik niet ziek ben, word ik hier dan ook niet beter?' 

In het begin denkt Emma nog dat het maar voor korte tijd is. Ze heeft drie weken vakantie en ze gaat ervan uit dat ze daarna weer aan de slag kan. Uiteindelijk zal ze vijf maanden op de paaz verblijven. 

Het is geen opwekkend beeld dat Emma van haar omgeving heeft. Ze heeft oog voor wat verlopen en in verval is en wat iemand kan tegenstaan. Enkele voorbeelden:

Twee stoelen verderop neuriet een oudere meneer met een kapot brilletje en lange, vuilwitte haren zacht voor zich uit terwijl hij onophoudelijk aan een grote, ontstoken wond op zijn been pulkt. 

Tegenover hen zit een oude, onverzorgde man die onverstaanbaar praat en licht naar urine ruikt. 

Naast Marja zit een mij onbekende man met een verontschuldigend glimlachje en lang, vettig haar dat in een paardenstaart op zijn rug bungelt. 
Er wordt een kuipje smeerkaas uit 'een groezelig mandje' gepakt en iemand graait 'hysterisch door de resten van haar permanentje'. Misschien wordt die omgeving op deze manier ook wel een beetje makkelijk weggezet. 

Echte personages

Maar enkele medepatiënten en behandelaars worden wel echt personages, echte mensen, die je beter leert kennen in de loop van het verhaal. 

De negatieve beschrijvingen van de omgeving zullen ook te maken hebben met het besef van Emma van de omgeving waarin ze terechtgekomen is en dat ze dus nu ook tot deze groep mensen behoort. 
Als beesten in een terrarium leven we hier, weggestopt in een glazen huis zodat we veilig - voor ons, voor de wereld? - geobserveerd en bestudeerd kunnen worden. 
Emma heeft zich altijd gered en nu moet ze toegeven dat ze hulp nodig heeft. Dat betekent dat ze haar eigen leven onder ogen moet zien en ook haar verleden in een gezin dat moeilijk was, vooral doordat er veel aandacht nodig was voor haar broer. 

Onderbroken verhaallijn

Haar omgeving heeft in het begin nog niet zo door hoe slecht het met Emma gaat. Zo heeft ze nooit tegen haar vriend Sergei vertelt dat ze dood wil, omdat ze dacht dat hij dat wel wist. Aan het begin van de roman spelen de ouders en Sergei nog een rol en daarna verdwijnen ze een hele tijd uit het zicht, alsof die verhaallijn niet meer bestaat. Pas aan het eind neemt Van der Meer die draad weer op. Sergei stuurt veel kaarten, maar hoe het contact verder is, blijft een groot deel van het boek in het ongewisse. 

Het onderwerp is zwaar, maar de toon waarop Emma vertelt, is licht, wat PAAZ leesbaar houdt. Wel moet er vaak verteld worden dat Emma een grap maakt en dat de anderen daar zo om moeten lachen en dat wordt dan soms ook nog expliciet gemaakt door een zinsnede als 'grapte ik'. 

Van der Meer heeft de neiging om niet te volstaan met een beschrijving, maar er maar meteen een duiding bij te geven. Als iets aarzelend gezegd wordt schrijft Van der Meer: 'begin ik aarzelend', als medepatiënt Alice een droge opmerking maakt, lezen we 'merkt Alice droog op.' Die aanduidingen doen me denken aan de stijl van de kinderboeken uit mijn jeugd. Ze maken het lezen er niet prettiger op. 

Ook lezen we verschillende keren dat Emma iemand mag. Dat had ook duidelijk gemaakt kunnen worden zonder dat te benoemen, door het te laten zien in plaats van door het te vertellen. 

Van der Meer schetst het leven op de paaz als een reeks gebeurtenissen met daarin maar een dunne ontwikkelingslijn. Lange tijd lijkt er niet zo heel veel te veranderen in Emma en dan zijn het wel erg veel gebeurtenissen, zonder dat je weet dat het verhaal ergens heen gaat. Je kunt zeggen dat Emma ook niet het idee heeft dat het vooruit gaat en dat daarom zo'n vertelwijze alleen maar passend is, maar in de tweede helft van het boek is de vaart er voor mijn gevoel behoorlijk uit en wordt het lezen echt werk. Bij mij, tenminste. 

Dood willen

In het begin wordt om de haverklap gezegd dat Emma dood wil of dat ze niet meer wil, zonder dat dat invoelbaar wordt gemaakt. We moeten het maar aannemen. Later begrijp je daar iets meer van, ook omdat Emma een paar keer bij een behandelaar onder woorden probeert te brengen wat er in haar omgaat. 
Als je jarenlang elke dag op de een of andere manier denkt: 'ik wou dat ik dood was', dan draait je perspectief als het ware om: je bent niet meer bezig met leven, maar alleen nog maar met doodgaan. Of beter gezegd, met niet doodgaan. Dan is de vraag niet meer hoe je kunt stoppen met leven, maar hoe je kunt stoppen met doodgaan. 
Dat zijn verhelderende gedachten net als:
Dat ben ik dus. Niet goed genoeg. Iedereen tot last. Zelfs in een groep die volledig bestaat uit psychische randgevallen doe ik het fout, hoor ik er niet bij. Wat blijft er dan nog van mij over?
Tegen het einde gaat het beter met Emma, al wordt dat niet met zoveel woorden verteld. Je moet zelf maar concluderen dat ze blijkbaar af en toe buiten de inrichting is. Het besluit daartoe onttrekt zich aan het zicht van de lezer. Dat ze uiteindelijk ontslagen wordt, komt vrij onverwacht. 

Minder vaart

Vooral in het begin is PAAZ vlot geschreven. Later gaat de vaart er een beetje uit, maar echt vervelend wordt het niet. Ik vind het best dat het op boekenlijsten gezet wordt, al is de literaire waarde misschien niet groot. Het geeft wel een inkijk in hoe het op zo'n psychiatrische afdeling aan toe gaat, waarbij Van der Meer niet alleen oog heeft voor degenen die opgenomen zijn, maar ook voor de behandelaars. 

Ik moest denken aan de boeken van Hein Donner: Na mijn dood geschreven (1986), Slecht nieuws voor iedereen (1987) en Geen patiënten (1987). Dat waren korte stukjes en het betrof een andersoortige instelling, maar voor mijn gevoel waren die stukjes krachtiger geschreven dan PAAZ. Maar ik geef direct toe dat dat oordeel alleen gebaseerd is op mijn herinnering: ik heb die stukjes van Donner al meer dan dertig jaar niet meer gelezen. En misschien heeft het ook geen zin om ze met PAAZ te vergelijken. Maar ik moest wel aan ze denken. 

Het onderwerp van PAAZ is belangrijk genoeg en daarom heb ik er geen spijt van dat ik deze roman van Myrthe van der Meer gelezen heb. Maar van herlezen zal het niet komen. 

1 opmerking:

  1. Hoi Teunis, ik vind dat Myrthe van der Meer alle lof verdient omdat ze het leven van een patiënt in een psychiatrische inrichting van binnen uit vertelt. Er zijn niet veel mensen die dat gedaan hebben. Ik vond het boek vanuit mijn eigen ervaringen heel herkenbaar, maar inderdaad, zoals jij al zei, niet heel sterk geschreven. Maar, ik ga het nog wel herlezen en dan er iets over schrijven. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen