woensdag 29 juli 2020

Wij zijn licht (Gerda Blees)


In de zomer van 2017 kwam een woongroep in Utrecht in het nieuws, toen een van de vier leden overleed. Ze stierf ogenschijnlijk een natuurlijke dood, maar de verdenking was dat haar medische zorg onthouden was. De leden leefde in de overtuiging dat ze zonder voedsel konden en zouden kunnen leven van het licht. Berichten daarover zijn gemakkelijk te vinden, bijvoorbeeld hier

Gerda Blees nam dat gegeven als uitgangspunt voor de roman Wij zijn licht. Ze heeft niet geprobeerd de werkelijkheid te reconstrueren, maar heeft er fictie van gemaakt, een verhaal dat ongetwijfeld ook raakvlakken zal hebben met de krantenwerkelijkheid, maar die doet hier niet terzake. 


Klank en Liefde

De woongroep Klank en Liefde bestaat uit vier personen. De spil is Melodie van Hellingen. Zo'n beetje alles wat er gebeurt, komt uit haar brein. Verder hebben we haar zus, Elisabeth. Zij is degene aan het begin van het boek net overleden is. Ten slotte zijn er Petrus en Muriël. 

Na het overlijden van Elisabeth worden de andere drie leden van de woongroep in hechtenis genomen. De zaak wordt onderzocht door Liesbeth en Ton. Liesbeth zal, samen met haar collega Asif de ondervragingen doen. We komen de gang van zaken, evenals de aanloop, te weten door het verslag van 'dingen' in de omgeving. 

Beschrijven vanuit iets anders dan een mens is niet nieuw, maar het komt niet veel voor. In Perenbomen bloeien wit van Gerbrand Bakker ligt het perspectief aan het eind van het boek bij een hond, Maarten 't Hart gebruikte in een verhaal in De zaterdagvliegers een skelet (achter in een lokaal) als beschouwer en Willem Jan Otten in Specht en zoon een schildersdoek. 

Blees kiest bijvoorbeeld: de nacht, de plaats delict, dagelijks brood, de feiten, een sinaasappelgeur, twee sigaretten, weerstand, voorlopige conclusies, licht. Een enkele keer kiest ze voor een persoon of personen: de buren, de raadsvrouw, de ouders (of eigenlijk de vader). In de eerste zin van elk hoofdstuk wordt het perspectief al duidelijk: 'Wij zijn de nacht.' 'Wij zijn de plaats delict.' 'Wij zijn dagelijks brood.'

Wij-perspectief

Dat is een lastig perspectief en in de praktijk komt het vaak neer op een verhulde ik-verteller. Bij het hoofdstuk over de ouders komt alleen de vader aan het woord en bij het hoofdstuk over Klank en Liefde wordt de wij-vorm ook verschillende keren losgelaten. In zinnen als 'En schoorvoetend heeft Liefde Klank gelijk moeten geven' heb je eigenlijk de hij/zij-vorm van vertellen. Storend is dat overigens allerminst. 

De wij-vorm blijkt ook goed hanteerbaar bij iets enkelvoudigs: 'Wij zijn een pen.' Natuurlijk had de schrijfster in zo'n hoofdstuk ook voor de ik-vorm kunnen kiezen, maar dat zou minder sterk zijn geweest. Door de bijzondere wij-vorm in het hele boek zo goed als het kan vol te houden, wordt Wij zijn licht veel hechter van structuur. 

Dementie

Wel had ik mijn bedenkingen bij hoofdstuk 18, 'Wij zijn dementie.' Daarin lijkt de dementie aan zichzelf te lijden. Maar in het hoofdstuk over de twijfel is die niet twijfelachtig en de weerstand is ook niet halsstarrig in het hoofdstuk dat daaraan gewijd is. De keuze voor de wat warrige dementie vond ik dus niet helemaal consequent, maar juist in dat hoofdstuk staat wel een prachtige lange zin. 

Ook in het hoofdstuk over de twijfel komt er een zin voor van bijna vier pagina's lang, in het relaas van Muriël, helemaal weergegeven in een soort erlebte rede. In het hoofdstuk van de dementie is er een zin van vergelijkbare lengte, waarbij Blees veel meer vrijheid neemt qua zinsbouw, wat ze wel al voorbereid heeft door de staat waarin dementie vertelt. Deze passage deed mij denken aan wat Ivo Michiel wel doet in Het boek Alfa. Een stukje:
(...) en na het eten komen ze haar helpen zeggen ze, ze helpen haar naar een bed en ze kleden haar uit, dat doen ze gewoon, waarom ook niet, en dan verschonen ze haar luier en zeggen ze welterusten, wat toch lief is van ze, en het is lekker warm en warm, het ding doet het niet, het ding dat het koud maakt, maar morgen misschien wel, en beter te warm dan te koud, maar iets klopt er toch niet, want er was eerst een man en er was ook een naam, Elisabeth, en tranen waren er ook en nu komen er nieuwe tranen zomaar uit het niets lijkt het wel (...)
Dit deel is geschreven vanuit de dementerende moeder van Elisabeth en Melodie. Het zit erg goed in elkaar. Na de laatste zin ontbreekt de punt, waardoor het wat verwarde denken overgaat in het witte van de bladzijde. Een heerlijke vondst, waar ik zeer van genoten heb. De laatste keer dat ik zo enthousiast was over het ontbreken van een punt was bij het slot van de roman Letter en geest van Frans Kellendonk. 

Groepsdynamiek

Maar nu het verhaal. De leden van de woongroep worden gescheiden, waardoor de groepsdynamiek verbroken wordt. Muriël en Petrus gaan zich afvragen waarmee ze bezig zijn geweest en of dat wel de juiste manier is. Aan het eind van het boek komt de groep weer samen. De vraag is wat er dan gebeurt: valt de groep uit elkaar of wordt de draad van voor Elisabeths dood weer opgepakt? Dat vertel ik maar even niet en ook niet of de lezer wel antwoord krijgt op die vraag. 

In ieder geval zie je hoe dwingend Melodie kan zijn. Laten we ervan uitgaan dat ze niet bij voorbaat boosaardig is en het beste zoekt voor de groepsleden. Maar de lezer, als buitenstaander, heeft ongetwijfeld ernstige twijfels bij de ideeën van Melodie. Maar als groepslid kun je je daar moeilijk aan onttrekken, omdat de groep ook een zekere veiligheid biedt. En wie ben je eigenlijk als je geen lid meer van de groep zou zijn?

Een van de buitenstaanders is Liesbeth, die belast is het met onderzoek. Voor haar is deze zaak confronterend, want ze heeft een dochter die eigenlijk niet meer wil eten en Liesbeth weet niet zo goed hoe ze daarmee moet omgaan: 
En opnieuw zoekt Liesbeth tevergeefs naar een antwoord op de vraag hoe je accepterend kunt zijn, niet in discussie kunt gaan en niet beschuldigend kunt overkomen zonder mee te gaan in iemands waan. 

Het wereldwijde web

In het hoofdstuk over het wereldwijde web kijkt Elisabeht op de website van de woongroep, waarin Melodie verslag heeft gedaan van het 'negendagenproces,' waarin afstand genomen werd van voedsel of het overstijgen van voedsel: spiritueel op een niveau komen waarop je voedsel niet meer nodig zou hebben. 

Andere handige manieren waarop Blees ons aan de informatie helpt zijn bijvoorbeeld een WhatsApp-gesprek tussen de broers en zus van Melodie en Elisabeth ('Wij zijn de Hellinkjes'), door wat Muriël schrijft ('Wij zijn een pen') en door het rapport dat opgesteld wordt over de zaak ('Wij zijn voorlopige conclusies'). Dat brengt afwisseling in het boek, waarbij toch de strakke vorm gehandhaafd blijft. 

Lichtheid

Het onderwerp is behoorlijk zwaar, maar er is ook lichtheid in het boek. Bijvoorbeeld in dit gedeelte, waarin we een inkijkje krijgen in het hoofd van Petrus, iemand met een niet zo gemakkelijk karakter. Vaak schiet hij in de weerstand. Hij doet enorm zijn best en daar wil hij ook wel eens voor gewaardeerd worden.
Dat iemand hem daar toch ook weleens een keer voor zou mogen prijzen, dat hij nooit meer in een gevecht is terechtgekomen, of dronken langs de kant van de weg is wakker geworden, en dat hij sinds hij bij Melodie woont nooit meer ergens is ontslagen. Omdat hij ook geen werk had, dat is wel zo, maar toch. 
De laatste zin van dit gedeelte vind ik heel erg grappig en tegelijkertijd is het aandoenlijk om te merken hoezeer Petrus ernaar verlangt om gezien te worden en gewaardeerd. 

Effectief

Wij zijn licht is een beklemmende roman, waarin je leest hoe het bijna sektarische van een woongroep mensen in zijn macht krijgt en hoe mensen met goede bedoelingen verschrikkelijke dingen kunnen veroorzaken. Blees heeft een vorm gevonden om dat over te brengen, die niet alleen origineel is, maar die ook bijzonder effectief blijkt te zijn. Wij zijn licht lijkt me een boek dat aan het eind van jaar gaat verschijnen in de lijstjes met de beste boeken. Juryleden wrijven al in hun handen. 

4 opmerkingen:

  1. Hoi Teunis, een prachtige bespreking! Ik heb weliswaar nooit in een woongroep gezeten, maar wel veel te lang (ruim 16 jaar) op een studentenflat gewoond, dus ik kan mij hier wel iets bij voorstellen. Ik heb geen aandrang om zelf het boek te gaan lezen, maar bedankt voor je mooie bespreking. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hallo Teunis, Eindelijk kruisen jouw bespreking en min huidige leesproject elkaar. Ik heb het boek nog niet helemaal uit; ik moet er al een boete voor betalen bij de bibliotheek omdat het gereserveerd is een de leentermijn dus niet meer te verlengen. Dat komt niet omdat er geen doorkomen aan is, maar omdat ik altijd een torenhoge stapel boeken heb liggen. Ik kan me vinden in wat je schrijft en heb uit je stuk meteen ook weer dingen gevist die mijzelf nog niet waren opgevallen. Dank daarvoor! Na het interessante perspectief van 'het verhaal' vrees ik dat het verhaal zelf niet meer bevredigend gaat aflopen, maar dat neemt niet weg dat het een boeiend boek is. Hartelijke groet, Claudia

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Dank voor je reactie, Claudia. Het is de vraag wat je als bevredigend ervaart, maar het slot van het boek is wel goed.

    BeantwoordenVerwijderen