maandag 27 juli 2020

Taal voor de leuk (Paulien Cornelisse)


In 2009 debuteerde Paulien Cornelisse met Taal is zeg maar echt mijn ding, een boek met stukjes over taal, dat gigantisch goed verkocht werd, als mijn geheugen mij niet bedriegt. Ik las het en vond het amusant. Leuker dan ik verwacht had, geloof ik, al was die verwachting nauwelijks op iets gebaseerd. 

Het volgende, soortgelijke boek, En dan nog iets (2012) liet ik aan mij voorbijgaan. Het derde boek, De verwarde cavia (2016) probeerde ik als podcast. Ik ben nog wel een hoofdstuk of tien ver gekomen, maar daarna bracht ik het niet meer op. Het is het verhaal van een cavia, die verder praat en doet als een mens en zich moet zien te redden in de kantoortuin. Ik zag de satirische trekjes wel, maar uiteindelijk vond ik het niet meer dan 'leuk' en dat was voor mij te weinig. 

In 2018 verscheen er weer een boek met taalstukjes, Taal voor de leuk. Ik zag het in de winkel liggen, maar kocht het niet. Dit jaar kreeg ik het echter cadeau. Het was een dag waarop ik meer cadeaus kreeg en eerlijk gezegd weet ik niet meer of dit van een van mijn kinderen of van alle kinderen kreeg. Mijn jongste dochter overhandigde het en intussen heb ik het gelezen. 

Korte stukjes

Zoals gezegd, het zijn korte stukjes. Voor in het boek staat dat de meeste stukken, in iets andere vorm eerder zijn gepubliceerd in NRC Handelsbld en nrc.next. Sommige stukjes zijn heel kort, soms maar vier regels. Soms kunnen die gezien worden als een soort naschrift bij een ander stukje, maar soms ook staan ze op zichzelf. Ze zouden als bladvulling gebruikt kunnen zijn. Niet alle bijdragen gaan overigens over taal, maar het overgrote deel wel. 

Taal voor de leuk is bijzonder aangenaam om te lezen. Ten eerste zijn het korte stukjes, die je even tussendoor kunt lezen. Maar een heel stel achter elkaar blijkt ook te kunnen: ook dan verveelt Cornelisse niet. 

Ten tweede is het prettig dat je dingen herkent, soms van taalgebruikers om je heen en soms van jezelf. Paulien Cornelisse heeft een scherp oor, dat gespitst is op taalgebruik. Ze signaleert nieuwigheden, die een tijdje later alweer gebruikelijk zijn (of verdwenen, maar ook dan is het goed dat het gesignaleerd is). Bij elk verschijnsel verzint Cornelisse voorbeeldzinnen, die altijd duidelijk zijn en grappig zijn ze meestal ook. 

Over het 'de' in de titel: 'We zijn met kerst met z'n allen naar een huisje gegaan, gewoon voor de gezellig.' En als een voorbeeld van een constructie die niet kan: 'Die man wíl gewoon niet gelukkig zijn - volgens mij werkt hij bij die kippenslachterij voor de stom.' Het woord 'kippenslachterij' doet het hem: een concreet woord, waarbij gemakkelijk associaties op te roepen zijn. Je kunt je voorstellen dat iemand daar niet voor zijn plezier werkt. Ook worden er in citaten soms eigennamen gebruikt, waardoor je je meteen een persoon voorstelt: 'De sierkarpers van oom Herman zijn helaas allemaal vershredderd.' Goed gedaan. 

Geen oordeel

Verder is het sympathiek dat Cornelisse vooral signaleert en niet oordeelt. Nergens wordt de vinger geheven, waardoor de leessfeer prettig blijft. Ze komt geregeld zelf in haar stukjes voor, maar nooit in een glansrol. Die bescheidenheid, die misschien af en toe ook best minder had gemogen, zorgt ervoor dat de lezer het idee heeft dat hij niet tegen de schrijfster hoeft op te zien en dat zij net zo'n krabbelaar is als hijzelf. 

Soms maakt een beeldspraak veel duidelijk. Bijvoorbeeld in het stukje over de typering 'capabel': 'Capabel is een grijze archiefkast op een beige tapijt.' Je snapt meteen waarom iemand niet capabel genoemd wil worden. 

Aangestreept

Nog enkele dingen die ik aangestreept heb. Bij het lezen woord 'shredder' realiseerde ik me dat ik dat altijd als 'schredder' heb uitgesproken. Ik vermoed dat mij dat ingegeven is door het personage Storm, in Debiteuren/crediteuren van Jiskefet. Waarschijnlijk hoorde ik hem dat woord uitspreken toen ik het nog niet kende en daarna heb ik het overgenomen. 

Cornelisse citeert een juf van de basisschool, die de kinderen aansprak met 'Dames! Heren ook!' Die juf is in de leer geweest bij Koot en Bie, van Het Simplisties Verbond. 

'Ik weet niet wie 'een blik' is gaan gebruiken in overdrachtelijke zin, maar het is er wel al een hele tijd,' schrijft Cornelisse. Volgens mij is Wim Kan de bedenker van 'een blik'. Als ik het mij goed herinner ging het in een van de oudejaarsshows over 'een blik agenten opentrekken.'

Bij het merk Fristi verwondert de schrijfster zich over de 'i' aan het eind van het woord. Die komt inderdaad niet veel in het Nederlands voor, maar bij 'tosti' wel. 

Super

In een zinnetje vertelt ze dat voor het woord 'supermarkt' nog niets super was, maar dat klopt niet: bij het tanken van benzine ('Kijkglas moet vol zijn! Afleveren zonder luchtbellen') kon je kiezen tussen 'normaal' en 'super'. Er was zelfs indertijd een flauw mopje waarin op de vraag 'Vind je dat normaal?' het antwoord was: 'Nee, ik vind het super!'

Ach, het ene stukje is natuurlijk meer geslaagd dan het andere, maar over het algemeen weet Cornelisse goed de aandacht vast te houden. Aan het eind is er vaak een zin die het stukje stevig afrondt. Een enkele keer lukt dat minder. In een stukje over verkeerd verstaan ('Anders nog niets') zegt een moeder 'Blote benen'. Voor de lezer is al duidelijk dat ze eigenlijk 'nota bene' zegt. Het is jammer dat dat aan het eind ook nog uitgelegd wordt. 

Verder moet ik eraan wennen dat Cornelisse 'sex' schrijft in plaats van 'seks' een (een enkel keertje) 'vleien' als ze 'vlijen' bedoeld. 

Wat me vooral bijblijft is de oplettendheid die uit de stukjes blijkt. Nieuwigheden hebben de neiging geleidelijk in de taal te sluipen en voor je het weet, gebruik je die, zonder dat je je ervan bewust bent. Het is mooi dat iemand je dan laat zien wat er gebeurt en dan ook nog op een onderhoudende manier. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten