zondag 6 mei 2018

Mensen van licht en steen (Frans Willem Verbaas)

De Tweede Wereldoorlog brengt vier inwoners van het stadje Heusden bij elkaar: een zakenman (Nard), een kleine middenstander (Gijs), iemand die op de scheepswerf werkt (Levien) en een docent geschiedenis (Evert). Door de omstandigheden ontwikkelt zich een vriendschap en de vrienden besluiten wekelijks bij elkaar te komen op wat je een hangplek zou kunnen noemen: een bankje bij de katholieke kerk. Dat houden ze vol tot ze hoogbejaard zijn en voor een enkeling van hen zelfs tot het eind van zijn leven.

Dat is het grondpatroon van de roman Mensen van licht en steen van Frans Willem Verbaas, die eerder de vrij goede roman De vierde vrouw, de redelijke roman  Sneeuw in Afrika en het minder geslaagde Engelenwoede schreef. Het zijn wel boeken waarin een auteur serieus iets probeert en ze lezen ook aardig weg.

Dat laatste is ook wel het geval Mensen van licht en steen. Verbaas gaat met soms grote, soms wat kleinere stappen door de tijd, waarbij we op de hoogte worden gehouden van het doen en laten van het viertal en van hun partners en nazaten. Intussen krijgen we ook de ontwikkelingen mee van het vestingstadje Heusden en de andere ontwikkelingen in onze maatschappij.

Daarbij heeft Verbaas het wel klein gehouden. Het boek loopt van november 1944 tot nazomer 2008, maar we krijgen weinig mee van bijvoorbeeld de moord op Kennedy, de oorlog in Vietnam, de treinkapingen in de jaren zeventig of de val van de Muur. De vrienden hebben vooral aandacht voor hun directe omgeving.

Ze kunnen zich niet onttrekken aan enkele ontwikkelingen of maken er gebruik van: Gijs heeft een tabakszaak, maar het roken komt gaandeweg in een kwade reuk te staan; de zoon van Nard begint een keten van videotheken als de videobanden in zwang komen en de dochter van Levien gaat in de computers.

Ook Heusden ontwikkelt zich. De stad wordt keurig gerenoveerd, wat gevolgen heeft voor de huizenprijzen (Nard zit in het vastgoed), maar je ziet ook hoe moeilijk de middenstand het heeft. Wat dat betreft is dit boek ook een beetje Geert Mak in Heusden (Hoe God verdween uit Heusden). Hoe belangrijk Heusden is, blijkt ook uit de plattegrond die opgenomen is in het begin van het boek.

Dat kaartje is een extra service, maar eigenlijk heb je het niet nodig. Ik heb het bekeken aan het begin van het boek, maar heb het verder niet meer geraadpleegd, zonder dat het boek minder goed te volgen was. Na afloop had ik wel zin om eens een kijkje in Heusden te gaan nemen; het lijkt me een aardig stadje.

Het boek van Verbaas begint met een proloog, waarin Evert aan het woord is. Er wordt gesuggereerd dat de rest van het boek bestaat uit zijn genoteerde herinneringen. Dat is merkwaardig, want uit het grootste deel blijkt absoluut niet dat Evert de verteller is. Het eerste hoofdstuk begint bijvoorbeeld met Gijs (in 1944) en al in de tweede regel lezen we: 'Hij verlangde naar beweging en frisse lucht.' Ik geloof niet dat Evert zich dit soort dingen herinnert. De proloog had dan ook beter achterwege kunnen blijven.

Natuurlijk is het tussen de vrienden niet altijd koek en ei. In het schetsen van conflicten is Verbaas niet op zijn best. Een paar keer wordt iemand ineens kwaad en loopt daarna weg van de groep, waarbij ik nauwelijks snap waarom iemand zo ineens zo boos wordt. Tegen het eind van boek is er 'een gewelddadig incident' zoals er in de proloog staat en dat is een absoluut dieptepunt. Niet alleen is de actie tamelijk ongeloofwaardig, ook stilistisch is Verbaas hier op zijn zwakst.

Hij heeft het boek door af en toe clichématige beschrijvingen, vooral als het over het uiterlijk gaat. Van de vrouw van Gijs wordt zo'n beetje elke keer dat ze opgevoerd wordt verteld dat ze 'opaalblauwe ogen'  heeft. Maar in het gevecht tegen het eind is meer mis. Het zou juist snelheid moeten hebben,  maar de schrijver strooit met vertragende zinswendingen en vreemde beschrijvingen. Zo krijgt iemand 'een trap tegen zijn knieschijven'. Ik ga ervan uit dat de bewuste man zijn knietjes keurig bij elkaar gehouden heeft, zodat ze in een enkele trap te raken zouden zijn.

De bedroevend slechte passage tegen het slot maakt veel kapot van een voor de rest aardig boek, waarin Verbaas laat zien dat iedereen een kind van zijn tijd is en dat mensen met verschillende achtergronden elk met hun eigen problemen hebben te kampen, zoekend naar geluk of succes of beide. En ook dat er over de verschillen heen werkelijk contact tussen mensen mogelijk is. Dat is wel prettig in een samenleving, waarin het benadrukken van verschillen gebruikt wordt om contact te vermijden.

Verschillende keren komt Verbaas uit de hoek met originele observaties. Als er twee huwelijken op een echtscheiding uitlopen:
Neem nou jouw Tommy en mijn Ada. Die dubbele echtscheiding was gewoon een ordinaire reorganisatie met bijbehorende ontslagronde: Irene en Albert vlogen eruit, Tommy en Ada fuseerden en werden nog rijker dan ze al waren. 
Relaties raakten in de loop van de decennia minder tijdbestendig. Ook in vorige romans kwamen echtscheidingen of huwelijkscrises al voor. Hier neemt een man de zorg voor de kinderen op zich en ook dat kwam al eerder voor in het werk van Verbaas.

Soms is het geloof onderwerp van gesprek. Vreemd is wel dat er nooit gesproken wordt over 'rooms-katholiek', maar alleen over 'rooms', ook door de katholieken zelf. Een pastoor kan zeggen: 'De roomse kerk kampt met een groot priestertekort'. Geen pastoor zegt hem dat na.

Bij het beschrijven van een kerkdienst is Verbaas weer origineel:
Zo'n kerkdienst is net als vrijen, geweldig als je er zelf mee bezig bent, maar als je er van een afstandje naar kijkt, dan geneer je je. 
Everts beste vriendin, Heleen, roept zichzelf uit tot de uitvindster van het vrij-conservatieve protestantisme.
Daaronder versta ik een geloofsrichting die enerzijds het geheel van de christelijke traditie respectvol wil bewaren, en die anderzijds iedereen de vrijheid toekent zich de afzonderlijke onderdelen van die traditie wel of niet persoonlijk toe te eigenen. 
Dat laatste is kenmerkend voor de gelovigen in Mensen van licht en steen, zoals de pastoor. Het zijn geen zeloten, maar ze bezitten een zekere mildheid tegenover hun medemensen, die ze graag de ruimte geven. De protestant Gijs is wel koppig, maar meer in zijn streven de kerktoren herbouwd te krijgen.

Het idee achter Mensen van licht en steen is aardig en het lukt Verbaas om ons mee te laten leven met de personages. Hoewel de beschrijvingen de ene keer beter geslaagd zijn dan de andere, willen we deze vier mensen toch wel volgen. De constructie met een proloog, en een gewelddadig incident aan het eind is ongelukkig. Daar waren betere oplossingen voor te bedenken geweest. Maar goed, een schrijver probeert eens wat en dan kan het ook mislukken. Een volgende poging, een volgende roman, ga ik wellicht toch wel lezen.

Frans Willem Verbaas, Mensen van licht en steen. Uitgeverij Mozaïek, Utrecht z.j. [2018]; 288 blz. € 19,99

1 opmerking:

  1. dag Teunis,

    toch wel buitengewoon handig: jouw recensie.
    De plussen en de minnen worden naast elkaar gelegd.
    Je leert al lezende de hoofdpersonen een beetje kennen.
    Maar net niet genoeg. Er blijft nog het één en ander te raden over.
    Ik denk dat ik het boek niet meer hoef te lezen.

    Groet van Dasja

    BeantwoordenVerwijderen