donderdag 5 januari 2017

De ruiter (Jan van Mersbergen)


Een verhaal wordt meestal verteld door een menselijke hoofdpersoon, maar er zijn meer vertelstandpunten mogelijk. De verteller kan een geraamte (Maarten 't Hart) zijn, een hond (Gerbrand Bakker) of een schilderij (Willem Jan Otten). Jan van Mersbergen laat het verhaal in De Ruiter vertellen door een paard - een groot paard en niet zo'n dwergviervoeter als er op het voorplat van de roman staat.

De verteller is een oude hengst, die eigendom is van een oude man. Nadat zijn vrouw overleden is, is de man verhuisd naar het platteland. Hij heeft het paard aangeschaft, ook omdat een paard een goede biechtvader is: je kunt alles aan hem vertellen, zonder dat hij iets terugzegt.

De oude man verleent onderdak aan zijn kleindochter Sandra. Ze komt schuilen, omdat ze een vriendje heeft dat niet deugt. Hij en zij zijn lid van een bende die de stad onveilig maakt. Vader zag geen andere mogelijkheid dan haar bij opa onder te brengen, ver van het vriendje.

Het is zomer, en opa en kleindochter zijn veel buiten, zodat de hengst hen kan zien en kan horen wat ze zeggen. Deze hengst heeft bovendien een bijzondere begaafdheid: hij heeft een sterk ontwikkeld reukvermogen en de geuren vertellen hem hele verhalen. Hij ruikt bijvoorbeeld de angst in de brieven die bezorgd worden. Als iemand hem aanraakt, 'ziet' hij bovendien voor zich wat die persoon heeft meegemaakt.

Je weet als lezer dat dat niet kan en toch aanvaard je het. Van Mersbergen vertelt het met een vanzelfsprekendheid die blijkbaar onontkoombaar is.

Alle personages hebben een verleden, zowel Sandra, opa als het paard. Vaak denkt het paard nog terug aan de manege en aan de merries. Alle drie moeten ze in het reine komen met hun levensverhaal. Sandra rijdt op de hengst. Ze wil hem laten zweven.
Ik denk aan het lopen en aan het rennen, aan zweven. Aan het meisje dat licht is. Ik steek mijn nek uit om haar verhaal te kunnen voelen. Omdat ik ouder ben? Of omdat ik mijn eigen verhaal weten?
De verhalen lopen soms door elkaar, er zijn parallellen. Het paard ziet tijdens het rijden voor zich hoe Sandra behandeld wordt door haar vriendje.
We zijn weer bij mijn geribbelde afdakje en ze klopt een paar keer kort tegen mijn hals en zegt ho.
Hij stopt.Ik stop. Ze glijdt van me af.
Hij glijdt van haar af.Heel warm haar lijf tegen me aan, kleverig, zo staat ze naast me en ze zegt: Geweldig. 
Sandra heeft een verleden, maar ze moet ook beslissingen nemen voor de toekomst. Haar opa helpt haar erbij, vooral door haar de ruimte te geven, maar soms ook door wat hij tegen haar zegt. Hij jaagt geregeld en hij vertelt haar dat een haas altijd weet welke kant hij op moet vluchten. Ook Sandra zal te weten moeten komen, wat ze wil en wat dus haar vluchtrichting zal zijn. Opa legt nog een verband tussen de personages:
Ik heb het over jou en over sprookjes. En eigenlijk heb ik het over mezelf, geloof ik. Ik vroeg je alleen maar hoe het zat, en nu denk ik aan wat ik zelf nog wil. Wat ik nog te willen heb. Jij denkt aan wat jij wilt en die jongen van jou denkt aan wat hij wil en zelfs een oude knol denkt aan wat hij wil. Ik denk niet meer en wil niet meer, ik mis mijn vrouw, ik wil alleen bij haar zijn. Daar wacht ik op.
Het hele verhaal speelt zich binnen een week af en toch heb je het idee dat de gebeurtenissen zich rustig ontwikkelen. Dat komt waarschijnlijk door de verteller, het paard dat dingen van een afstandje bekijkt en dat op zijn gemakje in de wei staat. De verteltrant is vrij eenvoudig; je kunt bij een paard niet al te ingewikkelde gedachten verwachten. De manier van vertellen deed me wat denken aan De dia's van Andrea van Geert van Beek, waarin een veertienjarig(?) meisje vrij eenvoudig een verhaal vertelt.

Sandra kan zich niet blijven verbergen en het is ook maar de vraag of ze dat wil. Haar vriendje is een loverboy, onder wiens invloed je maar moeilijk uit komt. Uiteindelijk neemt ze een besluit: 'Deze haas weet welke richting ze uit moet'.

Haar beslissende tocht naar de stad, maakt ze op de rug van het paard, zodat de lezer alles mee kan maken. Van Mersbergen bouwt de spanning uitstekend op en houdt die ook goed vast: we willen weten wat er gaat gebeuren tussen Sandra en haar vriendje.

Niet alles in de roman is trouwens even geloofwaardig. Als de oude hengst na bijna vijftien jaar terugkeert naar de manege blijken alle merries er nog te zijn. Die moeten intussen al stokoud zijn en het is onwaarschijnlijk dat een deel ervan intussen niet vervangen is door jongere merries.

De functie van de gebeurtenissen op de laatste tocht (Sandra neemt bijvoorbeeld een rolstoel op sleeptouw) snap ik wel. Ze laten zien hoe Sandra nu in het leven staat. Maar ze maakten het verhaal er niet sterker op.

Een groot deel van De ruiter speelt zich af op het platteland, net als bijvoorbeeld het debuut van Van Mersbergen, De grasbijter. Er lijkt een tegenstelling te zijn tussen het gemoedelijke platteland en de onveiligheid van de stad. Maar zo heel gemoedelijk is dat platteland nu ook weer niet. Met de dood is men daar vertrouwd en de onveiligheid van de stad blijkt ook het plattelandsleven binnen te dringen.

Misschien staat de stad meer voor gebeurtenissen, omstandigheden, uiterlijkheden; op het platteland word je met jezelf geconfronteerd en word je gedwongen tot introspectie. Als Sandra uiteindelijk op het paard naar de stad rijdt, blijkt ze anders te zijn dan toen ze de stad verliet. Je zou kunnen zeggen dat ze op het platteland innerlijke rust gevonden heeft. In ieder geval is ze erachter gekomen wat ze wil.

De ruiter is een ontroerend boek. Je ziet personages worstelen met wat ze aanmoeten met het leven en uiteindelijk nemen ze beslissingen, waarin ze zichzelf overwinnen en resoluut hun richting kiezen, ongeacht wat dat voor gevolgen heeft.


Eerder schreef ik over Naar de overkant van de nacht: hier en hier. En over De laatste ontsnapping.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten