dinsdag 3 mei 2016

De zomer haalt nog één keer uit


Breukers was ooit de spil van de site De Contrabas, ooit lid van het Utrechtse dichtersgilde, verschillende keren onderwerp van gegons over buitenliteraire zaken. Maar vooral is hij iemand die altijd tot zijn nek in de literatuur heeft gestaan, als redacteur, dichter, essayist, romanschrijver, uitgever.

Over zijn boeken heb ik eerder bericht. Hieronder staat een lijstje met links. Ik was bijvoorbeeld erg tevreden over Het eerste gedicht, waarin Breukers naar voren komt als een nauwkeurig poëzielezer. En ook heb ik waarderend geschreven over Een zoon uit Limburg.

Nu is er een gedichtenbundel, De zomer haalt nog één keer uit. Graag had ik ook daar waarderend over geschreven, maar eerlijk gezegd deden de meeste gedichten me niet veel. Ze zitten aardig in elkaar, met hier een treffende vergelijking en daar een rake zin. Degelijke gedichten, waarbij een slot soms verwijst naar het begin van het gedicht, de schroefjes keurig aangedraaid, zodat er niets rammelt.

Veel melancholie, soms iets olijks, nu en dan wat knorrigheid of wat verdriet. Haat zelfs: 'Ik weet niet waar ik met mijn haat naartoe moet', schrijft Breukers. Nou, niet naar het gedicht blijkbaar. Want hoewel de haat ook aan het slot genoemd wordt, is die niet voelbaar. Er wordt een barbecue op een schoolplein genoemd. De 'ik' in het gedicht zal daar niet gezellig zijn braadworst om gaan keren. Maar haat? Ik haal het er niet uit.

Dat geldt zo'n beetje voor de hele bundel. De gedichten komen op me over als maakwerk. Niet slecht gemaakt, maar ik mis de ziel, ik mis de noodzaak, de inzet. Met één uitzondering:
Dochters
Voed mijn dochters op en maak er vrouwen van.
Stuur ze naar me toe, bewapend, ruisend, klaar.
De vader die ik zelf niet had, de vader die ze missen,
de vader met de lege handen en het bange hart.
Voed mijn dochters op en lever hellevegen af.
Pook het vuur dat in hen sluimert op. Het kan, 
het lukt je wel. Je moederhaat als aanmaakblok,
je vrouwentoorn als lucifer. Je minnaressenhoon.
Voed mijn dochters op en laat ze in de wereld los.
Straks gaan ze. Dat ze mannen, ooit, tot vader slaan,
hoe ze ongelukkig zijn of niet, grenzeloos, ontaard.
Voed mijn dochter op en jaag ze naar me toe. 
Je kunt dit gedicht pathethisch noemen. Dat bange hart is misschien een beetje te, en dat sluimerende vuur is misschien clichématig en misschien zitten er meer vlekjes op. Maar ik geloof dit gedicht wel en dat geldt voor veel van de andere gedichten niet.

Nogmaals gezegd: dat zijn helemaal geen slechte gedichten, maar ze zijn me te veilig. Er lijkt nooit echt iets op het spel te staan. Aangename gedichten, maar juist dat heb ik erop tegen.

Soms blijf ik haken aan een zin. Over een kat: 'Ze droeg / een muizenlijkje als ging het om haar kind.' Soms is er een strofe die bij herlezing geheimzinnig wordt:
Een hond werd al gebiedender geroepen. Voor een huis
stond iemand iets te roken, een man die sprekend op mijn
vader leek. Hij stond te dromen met het ganglicht achter zich.
Het is me te weinig. Ik kan me voorstellen dat anderen wel genieten van de bundel, dat ze het mooi vinden dat er verwijzingen naar Nijhoff, Rilke en Ian Dury in zitten, dat ze de toon in veel gedichten prettig ingehouden vinden. Ik kan het begrijpen en misschien ligt het wel gewoon aan mij en ben ik niet de goede lezer voor deze gedichten. De meeste zijn aan mij in ieder geval niet besteed.

Chrétien Breukers, De zomer haalt nog één keer uit. Gedichten.
Uitgeverij Marmer, Baarn 2016. 48 blz. € 15,-

Andere bijdragen over Breukers
Lot
Een zoon van Limburg
Naar een einde waar niemand ons bijstaat
Het eerste gedicht
Chrétien Breukers en de paus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten