vrijdag 26 oktober 2012

Plant u niet voort... (1959)



Wat is Jac. van Hattum toch een rare dichter! Neem nu het bundeltje Plant u niet voort... uit 1959. Laten we achterin beginnen.

Aan het slot van de bundel staat wat light verse. Bijvoorbeeld de serie 'Dierlijk', met daarin dit gedicht:
Een pimpelmees, het pimplen zat,
of zat van 't pimplen mooglijk, had
besloten abstinent te leven,
door al het pimplen op te geven;
't zal niet lang duren, naar ik vrees;
want sindsdien heet hij droogweg: mees.
Tja. Het gedichtje heeft nog wel iets grappigs, maar erg verrassend is het allemaal niet. Het leukste vond ik het woord 'droogweg', wat ik wel aardig vond bij zo'n drooggelegde pimpelmees.

Leuker is een kwatrijn 'Voor een rooms geworden vriend'. Op de vraag waarom hij verder wil gaan 'aan 's Priesters hand' antwoordt hij: 'Ik ging aan rokken ook door het kinderland'.

Daarvoor staat 'De vreugden van het land', een lofzang op Nederland. Het ronkt aan alle kanten, het staat vol met clichés, het is schaamteloos chauvinistisch. Geen idee waarom Van Hattum het geschreven heeft. Was het werk in opdracht? Een liedtekst wellicht? Maar dan nog! 'O, Holland is een beeldschoon land / met brede duinen, goud-geel strand / en zee, en wolkendekken'. Het is allemaal even erg.

En daarvoor weer: een paar luchtige gedichten, helemaal niet onaardig. Een strofe uit een lang gedicht over twee haringen:
Wie haring is geboren,
belandt in fles of vat;
de liefde eindigt zout of zuur,
zo blijft ze houdbaar op den duur;
ei, Lief, versta je dat?
Het eindigt al in mootjes
en in een ruggegraat;
wie weet, hoe ras het uur genaakt,
dat òns de Grote Visser kaakt;
en dan is het te laat.
En op de eerste vijftien pagina's hebben we dan de echte poëzie. Waarschijnlijk is 'Laatste brief' bij een aantal mensen nog wel bekend. De beginstrofe:
Ik hield wellicht van allebei
en ken ook  niet het minst berouw;
vaak sliep je jongste zoon bij mij,
maar vaker sliep ik toch bij jou.
Van Hattum kwam pas op latere leeftijd uit de kast, herinner ik me van wat ik over hem gelezen heb. Op welke leeftijd dat was, weet ik niet. Hier is de ik-figuur een man die zowel de moeder als de zoon liefheeft: 'En jij was schoon en hij was schoon / en beiden was je haast volmaakt'.

Het gedicht eindigt in een drama:
En het tumult: jij en de zoon
en hoe ik toen tot steen vervroor
en alles, wat ik minde aan schoon,
aan goed en liefs voorgoed verloor.
En wat er verder is gebeurd
en nu dit schrijven, vóór m'n dood
en dat z'n bloed zo donker kleurt,
zo onuitwisbaar purperrood.
En dan hebben we nog het begin van de bundel, die opent met het titelgedicht, waarvan de eerste strofe luidt:
Plant u niet voort, de wereld is te boos;
de wolven jagen tot de horizon;
knip alle knoppen, bottend aan de roos;
wee, wie vandaag zich nageslacht gewon.
Die eerste gedichten lijken geschreven te zijn door iemand die weinig goeds (meer) van het leven en van de wereld verwacht. Niet voor niets roept hij mensen op om zich niet voort te planten: 'En, vrouw, verkies een ongeploegde schoot'. De vrouw als akker voor het zaad van de man dus.

Het leven kan maar het best zo snel mogelijk over zijn, lijkt het wel: 'Bestormen veertig winters uw gelaat, / zeg dan: 'God lof', en: 'Het is haast voorbij'.

Opwekkend is het niet, maar in de gedichten proef je wel een gedrevenheid, de wil om mensen te overtuigen. Dit lijken gedichten die niet zomaar voor de aardigheid geschreven zijn. Hierin klopt het bloed van de dichter.

Die eerste gedichten uit Plant u niet voort... zorgen ervoor dat ik meer van Van Hattum wil lezen. De rest is niet onaardig, maar ik zie de noodzaak van de gedichten (nog) niet in. De dichter is voor de aardigheid wat aan het kleien geweest met woorden, maar hij heeft er zelf niet zoveel mee te maken. Denk ik.

De gedichten in de bundel zijn zo divers, dat het voor mij lastig is om er een lijn in te zien. Ik vermoed dat die er ook helemaal niet is en dat Van Hattum de gedichten die hij had in één bundel heeft gezet. Hij heeft ze nog wel geordend, maar de ene soort gedichten lijkt niets te maken te hebben met de andere soort. Rare jongen, die Van Hattum.

2 opmerkingen:

  1. Dit bundeltje ben ik mee opgegroeid, ik denk dat het 1 van de eerste dichtbundels is die ik ooit onder ogen kreeg. Het werd uitgegeven toen ik pas 1 jaar oud was. Hoe weet ik niet, maar van mijn ouderlijk huis is het uiteindelijk in het mijne terechtgekomen. En ik ken bijna de hele inhoud (nog altijd) uit mijn hoofd!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ach wat leuk. Van Hattum is dus nog niet voor iedereen onder het stof verdwenen. Dank!

      Verwijderen