maandag 15 maart 2021

Kerk en staat



(Column voorgelezen in het radioprogramma Kerkvenster van Ede FM)

Het is verkiezingsweek en we gaan dus weer onze stem uitbrengen. Sommige ouderen doen dat per post, de rest doet het op de traditionele manier, in het stemhokje. Daarna is het wachten op de uitslag.

Maar moeten we het in een programma als dit wel hebben over politiek? Moet er geen scheiding zijn tussen Kerkvenster en staat? Misschien, maar bijna de helft van alle Nederlanders noemt zich gelovig en geloof en politiek hebben altijd veel met elkaar te maken gehad.

Op dit moment zitten er zelfs drie christelijke partijen in de Tweede Kamer, waarvan er twee deel uitmaken van de nu demissionaire regering. In het verleden hadden christelijke partijen zelfs wel de absolute meerderheid. Dat was het laatst het geval bij de verkiezingen van 1963: tachtig van de honderdvijftig zetels. Alleen al de drie partijen die nu het CDA vormen, hadden toen samen 76 zetels. Vijftig daarvan gingen er naar de KVP.

Wanneer geloof en politiek bij elkaar komen, roepen mensen al gauw iets over de scheiding van kerk en staat, wat echt wat anders is. Die houdt namelijk in dat de kerk, als instituut, zich niet mag bemoeien met regering en wetgeving en dat de overheid zich niet inlaat met wat er in de kerken gebeurt. Natuurlijk mogen gelovigen wel plaatsnemen in een regering of in een lagere overheid, zoals politici ook een functie kunnen vervullen in het kerkbestuur.

In de Kamer en zelfs in de regering hebben in de loop der jaren verschillende dominees en priesters zitting gehad. De eerste, in 1849, was overigens een liberaal.

Vrijheid van godsdienst

De scheiding van kerk en staat is niet in de grondwet terug te vinden. Wel de vrijheid van godsdienst (artikel 6), waarbij de beperking staat: ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’

Het afgelopen jaar bemoeide de overheid zich nadrukkelijk wel met de kerken, in verband met de coronapandemie. Dat gebeurde in voortdurend overleg, maar er zijn mensen die toch vinden dat die overheidsbemoeienis te ver is gegaan. Een massale opstand van het kerkvolk is uitgebleven.

Dat komt enerzijds voort uit de opvatting dat de overheden die over ons gesteld zijn gehoorzaamd moeten worden, anderzijds zagen velen wel in dat de voorschriften van het kabinet niet onredelijk waren. De vrijheid van godsdienst was niet in het geding. Iedereen mocht nog steeds zijn eigen religie hebben en uitdragen. De vorm waarin die beleden kon worden was niet meer helemaal vrij.

Roep om inmenging

Van buiten de kerk is er wel af en toe de roep om inmenging van de overheid, als er kerken of dominees zijn die opvattingen verkondigen die je in onze maatschappij als een minderheidsstandpunt kunt zien. Maar juist daarvoor hebben we de vrijheid van meningsuiting.

Die vrijheid moeten we koesteren. Het betekent ook dat mensen die de opvattingen van bepaalde kerken verafschuwen dat ook mogen uiten en dus ook mogen demonstreren in de buurt van een kerk. Dat is onaangenaam voor kerkgangers, maar de vrijheid van meningsuiting heeft nu eenmaal zijn prijs.

Zoals gezegd, geloof en politiek zijn niet te scheiden en dat is maar goed ook. Ieder moet vanuit zijn eigen levensovertuiging politiek kunnen bedrijven.

Mogen predikanten hun politieke voorkeuren uitdragen op de kansel? Er is geen wet die dat verbiedt, al zal de kerkenraad waarschijnlijk wel in de gaten houden of de dominee daarbij niet doorschiet. Ooit hoorde ik een kerkganger verzuchten: ‘Dominee zou meer uit de Bijbel moeten preken en minder uit de krant.’

Maar goed, eerst gaan we stemmen, daarna worden die stemmen zorgvuldig geteld en dan is er een uitslag. En geen kerk of regering kan daar iets aan veranderen.

Afbeelding gevonden op deze pagina, zonder verdere bronvermelding

Geen opmerkingen:

Een reactie posten