Toen vorig jaar De vergelding van Jan Brokken uitkwam, kreeg het uitgebreid aandacht. In het weekend lees ik drie kranten. In die kranten verschenen niet alleen recensies, maar ook interviews enartikelen, met foto's. Die las ik allemaal, zodat ik al een aardig beeld kreeg waarover De vergelding gaat. Over enkele Duitse soldaten die in oktober 1944 aan het stappen geweest zijn in Rhoon. Ze komen op de terugweg langs de vlasfabriek bij Het Sluisje. Een van de soldaten loopt er tegen een stroomdraad op en komt om. Zeven inwoners van het dorp worden als vergelding gefusilleerd. De vraag is of er wat de stroomdraad betreft sprake is van een ongeluk of van sabotage.
De vergelding leek me een interessant boek; ik hoorde er alleen maar goede berichten over. Aan het eind van het jaar nam ik het op in het lijstje van de beste boeken die ik niet gelezen had. Het boek leek me ook een goede mogelijkheid om opnieuw kennis te maken met het oeuvre van Brokken.
Eind jaren zeventig kocht ik regelmatig een nummer van de Haagse Post met daarin mooie interviews van Jan Brokken met schrijvers. Toen Brokkens debuutroman De provincie (1984) verscheen, kocht ik het boek meteen. De provincie is een degelijke en spannende roman over mensen die elkaar als jongeren hebben meegemaakt en daarna uit elkaar zijn geraakt. Ze komen weer bij elkaar en het verleden herleeft. Het is een formule waarvan veel gebruik wordt gemaakt. Een veelverkochte roman als Ventoux van Bert Wagendorp is op dat patroon geborduurd.
De provincie zag ik onlangs opnieuw bij de boekhandel liggen. Het verkoopsucces van De vergelding werkt blijkbaar ook door op de rest van Brokkens oeuvre. Zojuist kwam ik erachter dat het boek ooit verfilmd is, in 1991. Dat was mij geheel ontgaan. De film had een mooie bezetting: Thom Hoffman, Pierre Bokma, Gijs Scholten van Aschat, Tamar van den Dop.
Het tweede boek van Brokken, de verhalenbundel De zee van vroeger (1986) kocht en las ik ook. Mooi boek, in mijn herinnering. En daarna hield het op. Waarom dat zo ging, weet ik niet. Ik kreeg jaren later nog een exemplaar van De blinde passagiers (1995). Dat lag een aantal maanden op een stapel en daarna had ik dringend geld nodig, waardoor ik genoodzaakt was om met een paar tassen boeken langs antiquariaten te gaan. Ik vond een koper voor het boek.
De vergelding heb ik overigens niet gekocht; ik kreeg het van mijn kinderen. Mooie vakantielectuur, dacht ik en deze week las ik het. Inderdaad: een goed boek. Ten eerste blijkt uit alles dat Brokken goed weet waarover hij schrijft. Bert G. Euser heeft veel researchwerk gedaan en heeft met veel mensen gesproken en Brokken zal zelf ook veel opgezocht hebben. De lijst met geraadpleegde personen, boeken en archieven is indrukwekkend.
Om ergens uitputtend over te kunnen schrijven heb je in de eerste plaats informatie nodig. Die had Brokken. Verder heeft hij de betrokkenheid. Weliswaar kwam hij pas na de oorlog in Rhoon wonen, maar doordat hij zijn jeugd daar grotendeels heeft doorgebracht, is het wel zijn dorp. Dat blijkt ook uit De provincie. Niet voor niets situeerde Brokken dat in een dorp dat wel erg op Rhoon lijkt.
Ten derde is het boek gewoon goed geschreven, waarbij Brokken vertelt op een manier die we zouden verwachten bij een roman. Ik citeer het begin van hoofdstuk vijf.
Oberleutnant Karl Schmitz ging die avond vroeg naar bed. Zoals gewoonlijk had hij goed gegeten. Eten was belangrijk voor Schmitz, zo belangrijk dat hij zijn overplaatsing van Slikkerveer naar Hoogvliet alleen geaccepteerd had toen hij de schriftelijke garantie had gekregen dat hij zijn huishoudster - zelf zei hij: zijn keukenmeisje - mocht meenemen.Ik had ook andere delen van het boek kunnen citeren, maar dit is duidelijk genoeg. Zo'n passage zou prima in een roman kunnen staan. Er wordt een personage geïntroduceerd, door hem te laten zien: hij gaat naar bed. We kruipen in zijn hoofd, doordat ook zijn gedachten worden weergegeven ('Koken konden ze niet in Nederland; het was afschuwelijk wat je op je bord kreeg.') Zo leef je makkelijk met iemand mee.
Koken konden ze niet in Nederland; het was afschuwelijk wat je op je bord kreeg. Hij had zeker drie keukenmeisjes versleten voor hij Maria in dienst nam. Zij scheen in ieder geval het verschil tussen doorbakken en aangebrand op te merken. Hij had haar tien gulden opslag beloofd als ze een paar gerechten op zijn Duits leerde klaarmaken. Dat had ze gedaan. Sindsdien keek hij naar de avondmaaltijd uit als een hond naar zijn kluif.
Dat doet Brokken vaker: hij neemt de lezer mee, zodat die zich aanwezig waant bij wat er gebeurt. Als de vijf personen op het dijkje lopen en zonder dat ze het weten op weg zijn naar de stroomdraad, vertelt Brokken wie naast wie loopt: 'Ze liepen over de volle breedte van de dijk. Van links naar rechts Heinz Willems, Sandrien, Ernst Lange, Walter Loos, Dien.' Brokken vertelt er niet bij dat dat de volgorde is als je achter die personen loopt. Al gauw blijkt dat het geval te zijn, als hij vertelt dat Sandrien haar rechterhand op de heup van Ernst Lange heeft gelegd.
Waarschijnlijk heeft Brokken in gedachten meegelopen met de vijf, net als wij, de lezers. We lopen achter de soldaten en de twee meiden, zodat ons niets kan gebeuren: wij zullen niet als eerste op de draad trappen.
Een roman heeft ook een plot en dat heeft De vergelding ook. Al gauw blijkt dat Brokken ervan uitgaat dat er bij de vlasfabriek sprake was van sabotage. Maar wie heeft of wie hebben het gedaan? Eerst volgt Brokken een spoor, dat rechtstreeks naar de daders lijkt te leiden. Maar als we bijna zeker weten wie het gedaan hebben, blijkt er nog een andere mogelijkheid te zijn. En nog verderop in het boek laat Brokken zien dat er nog een derde mogelijkheid is. Omdat je als lezer wilt weten hoe het zit, blijf je doorlezen, hopend op een werkelijke ontknoping.
Van De vergelding zijn veel exemplaren verkocht. Hoeveel het er zijn, weet ik niet, maar het zullen er meer zijn dan honderdduizend. Bijna niemand koopt het boek omdat hij precies wil weten wat er Rhoon gebeurd is. We hebben gehoord dat De vergelding een goed boek is, en daarom lezen we het. Maar wie het gelezen heeft, heeft wel een mooi beeld gekregen van een dorp in de oorlog.
Rhoon is daarbij een atypisch dorp: er zaten wel erg veel Duitsers, zowel in het kasteel als ingekwartierd bij dorpsbewoners. Brokken beschrijft het dorp en heel veel dorpsbewoners. De informatie doseert hij goed. Ondanks het grote aantal personen, raken we de draad niet kwijt.
Het zou me niet verbazen als Rhoon intussen van tijd tot tijd toeristen trekt, al is er van de buurtschap Het Sluisje niets meer over: daar is een snelweg overheen gekomen.
Als ik De vergelding moet vergelijken met een ander literair werk, dan schiet me Brief aan Boudewijn (1980) van Walter van den Broeck te binnen. In dat boek leren we het plaatsje Olen kennen en onze gids neemt ons mee van huis tot huis in het buurtje dat 'de cité' wordt genoemd. Van den Broeck beschreef dat zo beeldend dat het toeristen aantrok. Toen ik het boek gelezen had, ben ik alles van Van den Broeck gaan lezen. Ik schreef een briefje aan de auteur (ik geloof naar aanleiding van Aantekeningen van een stambewaarder, 1977) en kreeg een heel aardig briefje terug.
Brokken heeft intussen een hele reeks interviews, lezingen, workshops, feestavonden en wat niet al achter de rug. Wellicht gaat dat nog een tijdje door. Ook hij zal wel zakken post krijgen en misschien beantwoordt hij die ook nog. Hopelijk komt hij ook nog toe aan het schrijven van een nieuw boek. Dat wachten we af.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten