Niet alleen de bakker, de kolenboer, de kruidenier en die zes andere mensen die ik eerder hier noemde kwamen aan de deur, ook de visboer. Wij hielden wel van vis, al had mijn vader een hekel aan de graten. Op mijn verjaardag (23 juni) aten we bij de nieuwe aardappels nogal eens kabeljauw met 'boterjus' en mosterd.
Van tijd tot tijd kwam een oom een maaltje vis brengen. Mijn ooms gingen soms op makreel vissen op de Noordzee en ook werd er in de buurt wel gevist. Wat voor vissen gevangen werden, wist ik als kind niet. Nou ja, een paling herkende ik natuurlijk wel en ik hoorde ook wel eens van vissen dat het voorns waren. Maar ik kon geen brasem van een karper onderscheiden.
De vis die in de buurt gevangen werd, smaakte soms lichtjes naar modder. Ik geloof niet dat wij ons daardoor lieten afschrikken. Toen ik volwassen was hoorde ik, in terugblikken, ook wel dat mijn ooms vis stroopten, maar dat heb ik indertijd nooit geweten. Ik ken het verhaal van een oom die een fuik lichtte en naderhand de eigenaar ervan een maaltje vis ging brengen.
Zelf heb ik maar één keertje gevist, met een vriendje in 'de zwarte kuil'. De hengel was van hem. Ik weet niet eens meer of we iets gevangen hebben. Ik zag er de lol niet zo van in. Niet omdat ik medelijden had met de visjes; dat kon me niet zoveel schelen. Het stond mij meer tegen dat je eigenlijk niks te doen hebt: deegje aan het haakje en dan maar wachten.
Ik weet dat er mensen zijn die niets liever doen dan een dag aan de waterkant zitten. Martine Bijl bracht er ooit een treffende conference over en Eli Asser schreef er een liedje over dat iedereen kent. Het werd gezongen door Piet Römer en Leen Jongewaard.
Als kind leerde ik een rijmpje van mijn opa: Pissen gaat voor 't vissen / al staat het net gereed, /kakken gaat voor 't bakken, / al is de oven heet. Ik weet niet meer zeker of nu eerst de regels over het vissen komen of eerst de regels over het bakken.
Toen wij verhuisd waren, kwam er een witblauw busje aan de deur. Ik weet niet of dat meteen in 1969 was. Ik heb het idee dat er wel een paar jaar overheen gingen voordat wij klant werden. Dat busje, het was een Ford, vermoed ik, was van Fieret. In mijn herinnering stond er op de zijkanten en de achterkant: 'Fieret' en daaronder 'zeebanket'.
Nu ik eraan terugdenk, vraag ik met af of dat niet 'Fieret's zeebanket' is geweest. Fieret bestaat nog steeds, merk ik als ik ernaar ga zoeken. In Amersfoort is nog een zaak die de slogan 'Fieret voor zeebanket' heeft. De winkel stamt uit 1966, maar ik kan niets vinden over het venten van de vis. En zou de visboer helemaal vanuit Amersfoort naar de Betuwe getrokken zijn?
De visboer was een man met krullend, donker haar. Hij droeg een witte jas en had een forse neus. Als mijn moeder op zijn aanbellen opengedaan had, liep ze me met hem mee, het bruggetje over naar de weg, waar zijn auto stond. Hij deed de achterdeuren open en liet zien wat hij allemaal had. Ik herinner me de stokvissen, die we nooit kochten, maar die ik wel opmerkelijk vond.
Geregeld kocht mijn moeder zure haring, soms ook braadharing in het zuur, van tijd tot tijd een paar lekkerbekjes, soms een paar stukjes kabeljauw. Af en toe een makreel. Dat was het, denk ik. Ik herinner me niet dat mijn moeder wel eens scholletjes kocht bijvoorbeeld.
In mijn herinnering was het nooit zoveel wat ze kocht en vaak vond ze het ook nogal duur. Later kwam er een vrouwelijke visboer aan de deur. Of die ook van Fieret was, weet ik niet. Ik heb niet veel herinneringen aan haar. Ik heb het idee dat we toen nauwelijks nog vis kochten en dat mijn moeder vaak oversloeg. Ik vermoed dat de vis toen te duur was en dat mijn moeder er het geld niet voor overhad.
Vis ben ik blijven eten. Omdat we het maar af en toe hadden, hangt er voor mij nog steeds de sfeer omheen van luxeproduct en delicatesse. Ooit had ik het geluk dat ik een half jaar lang tweemaal in de week zalm moest eten, omdat ik deelnam aan een onderzoek van de Wageningen Universiteit. De details ervan heb ik niet meer nagekeken, maar volgens mij werd de invloed van het eten van vis op de darmflora onderzocht. Een van de onderzoeksgroepen at zalm, de andere groep kabeljauw, de derde groep hield zijn normale menu. Het maakte allemaal uiteindelijk weinig verschil.
Op internet vind ik verschillende foto's van houten viskarren die langs de deur gingen. Daar herinner ik me niets van. We woonden waarschijnlijk te ver van een vissersplaats af. Ik herinner me ook geen enkele vishandel in ons dorp of in een van de omringende dorpen. Later, toen ik op een internaat zat, heb ik wel van die karren gezien die fungeerden als visstalletje . De haring werd ter plekke schoongemaakt. Daar heb ik wel eens een haring of een broodje haring gekocht.
Er is een tijd geweest dat ik wekelijks naar de bibliotheek in Arnhem ging. Voor het station bevond zich een viskraam, waar ik af en toe een sambalmakreel kocht. Die heb ik nooit gezien bij de visboer aan de deur.
Er wordt tegenwoordig weinig meer gevent en ook de visboer is van de straat verdwenen. Zijn kraam staat nog op markten, maar hij gaat niet meer langs de deuren.
Vis eten we nog steeds. Uit cijfers van het Visbureau maak ik op dat mensen vooral vis kopen in de supermarkt. Pangasius wordt het meest gegeten, gevolgd door tonijn en vissticks. Het zijn cijfers over 2013. Dat vis, vooral vette vis, gezond is, heb ik al verschillende keren gelezen. Maar ik zie dat in ziekenhuizen, verpleeghuizen of bejaardenhuizen maar weinig vis wordt gegeten. Of zitten er zo weinig mensen in die huizen dat het logisch is dat daar laag op gescoord wordt? Ik weet het niet.
Misschien zitten in die bejaardenhuizen ook wel mensen die met weemoed terugdenken aan de tijd dat de visboer langs de deur kwam. Of aan de tijd dat ze zelf hengelden of misschien wel vis stroopten. Mistroostig kijken ze naar de vissticks op hun bord.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten