Verhalenbundels - bij dat woord alleen al wordt vaak gezucht. Ze verkopen niet, ze hebben te weinig aanzien, we hebben geen verhalentraditie. Verhalen doen schrijvers erbij. Van Bernlef, Zwagerman of Brouwers kennen we de romans, maar wie weet een verhaal van hen te noemen? Er zijn maar een paar schrijvers bij wie we wel meteen aan het korte verhaal denken: Maarten Biesheuvel, Sanneke van Hassel.
Jamal Ouariachi (wiens boek Een honger ik nodig moet gaan lezen) schreef de verhalenbundel Herinneringen in aluminiumfolie. Bijna schreef ik, automatisch, 'waagde zich aan het korte verhaal'. Achter in de bundel laat Ouariachi zich pittig uit over het genre en het bejammeren ervan. Zo'n J.M.A. Biesheuvelprijs of de Week van het Korte Verhaal leggen volgens hem de schuld bij de lezer: die heeft niet begrepen dat korte verhalen wél de moeite waard zijn.
Maar volgens Ouariachi zijn lezers dol op korte verhalen. Hij geeft drie beroemde voorbeelden, weliswaar uit andere tijden, van andere plaatsen, om aan te tonen dat het niet aan de lezer ligt. De schrijver heeft het gedaan, volgens hem. Die levert af en toe een verhaal op bestelling en dat schrijft hij even tussendoor, wat resulteert in broddelwerk, bagger. Of hij neemt een stukje uit een roman in wording en noemt dat een verhaal.
'Charlatans', noemt Ouariachi die schrijvers en eentje noemt hij met name: A.L. Snijders, die zijn korte teksten 'zeer korte verhalen', dus 'verhalen' noemt, wat ze niet zijn. Ook Biesheuvel (een 'gekkie') krijgt nog even onder uit de zak, waarbij ik me afvraag of Ouariachi Biesheuvel wel gelezen heeft.
De schrijver moet de lezer weer geven wat hem of haar toekomt:
Gewoon een goed verhaal. Ambachtelijk opgeschreven. Artistiek fascinerend. Experimenteel voor mijn part. Maar wel met feiten, details, actie, zintuiglijke indrukken, boeiende overpeinzingen. Niet dat verkrampte reductionisme waar je mensen mee wegjaagt. Niet dat kijk-mij-eens-diepzinnig-bijna-niks-zeggen. Als je daarnaar streeft, houd dan liever helemaal je mond of klap je laptop dicht.Ouariachi geeft zelf het goede voorbeeld door ons een bundel degelijke verhalen te geven. Ze hebben niet altijd een plot en die hebben ze dan ook niet nodig: je raakt geboeid door de personages en leeft een tijdje met ze mee.
De diversiteit van de verhalen is groot. Soms loopt Ouariachi met grote stappen door de tijd ('De brug'); 'Keuze' begint als Koolhaasachtig dierenverhaal, verandert dan van perspectief en geeft een veel langere tegenhanger; 'De Moslim Sportvissers Club' begint als pure lol, maar krijgt gaandeweg een serieuzere lading; 'De Toeristenslager' lijkt een uitgesponnen Broodje Aap. Ouariachi heeft niet een vaste manier om zijn verhalen te vertellen, waardoor ze verrassend blijven. Toon en opbouw wisselen per verhaal.
Van de meeste verhalen heb ik genoten. Niet genoemd nog heb ik 'Come Together', dat begint als een weergave van een televisie-uitzending; 'Hoofd', waarin de verhouding tussen de personages anders is dan aanvankelijk lijkt; het titelverhaal, een mooi klassiek verhaal; 'Minder niets meer', waarin je geniet van hoe de hoofdpersoon met zichzelf marchandeert; 'Sabotage', dat zich afspeelt in een voor ons exotische omgeving en dat de (on)macht van personen laat zien. En dan is er nog 'Zopor', waar ik niet mee uit de voeten kon. Dat zal aan mij liggen.
Een verhalenbundel hoef je niet in één keer uit te lezen. Ook dat is een aardige kant aan zo'n boek. Het is een maaltijd die je per gang kunt genieten, waarbij je tussendoor kunt opstaan van de tafel en je benen kunt strekken.
Van de verhalen van Ouariachi heb ik genoten: goede verhalen, goede bundel. Voor wie meer verhalen wil lezen: eerder schreef ik over Elma van Haren en Sanneke van Hassel. Maar lees natuurlijk ook Belcampo, Bob den Uyl, Nescio, Anton Koolhaas en de korte verhalen van schrijvers die vooral als romanschrijvers bekend zijn: Maarten 't Hart, Ferdinand Bordewijk, Louis Couperus en vele, vele anderen.
Hoi Teunis, vergeet vooral Hotz niet als (korte) verhalenschrijver. Een prachtig verhaal van Hotz is "Proefspel". In mijn ogen zijn Biesheuvel en Hotz de twee grootste verhalenschrijvers in de Nederlandse literatuur die ik ken, op de voet gevolgd door Belcampo. De verzamelbundel van Joost Zwagerman "De Nederlandse en Vlaamse literatuur van na 1880 in 60 lange verhalen" bevat tal van mooie (wat langere) verhalen. Groetjes, Erik
BeantwoordenVerwijderenHotz had ik natuurlijk moeten noemen, Erik. Ik heb alles van hem gelezen. De bundel van Zwagerman ken ik, maar ik heb niet het idee dat het uiteindelijk iets uitgehaald heeft voor de positie van het korte verhaal. Maar het was een mooie poging.
Verwijderen