Het literaire tijdschrift 't Kofschip bevatte in nagenoeg elk nummer een afdeling 'Van de hak op de tak', waarin boeken kort besproken werden. Soms was dat wel heel kort. Vooral Ugo Verbeke verstond de kunst om een hele stapel boeken weg te werken op een enkele pagina. Of de lezers veel aan die signaleringen hebben gehad, weet ik niet.
Zo schreef Verbeke over Fractaal van Leo Vroman:
Bijna jaarlijks verschijnt van Vroman een dichtbundel. De poëzie van deze auteur heeft te maken met ruimte, hoeveelheid, dimensie. Vanuit die optiek benadert de auteur tastbare onderwerpen waarmee ieder te maken heeft: liefde, natuur.
Die bundel had misschien wel een wat uitgebreidere bespreking verdiend.
Ik denk dat Verbeke zijn stukjes in hoog tempo schreef en dan ging er ook wel eens wat mis. Doeschka Meijsing noemde hij tot twee keer toe Droeschka Meijsing en over De route van de rondvaartboot van Lenze L. Bouwers schreef hij dat het een debuut was (Het is zijn vierde bundel).
Ik dacht dat ik geregeld zo'n kort stukje had geleverd, maar ik vind er maar een paar.
Twee korte besprekingen
A. Moonen, De wurger van Delft
Volgens de ondertitel staan er verhalen in het nieuwste boek van A. Moonen, De wurger van Delft. In het boek lezen we ergens: 'Mijn verhalen voor De Wurger zijn als een roman te lezen.' Inderdaad ervoer ik dit boek meer als een geheel dan als een verzameling stukjes. Voor deze stukjes is 'verhalen' niet altijd een doeltreffend woord. Soms zijn het brieven, soms dagboekachtige notities, soms een soort columns en soms -jazeker- heuse verhalen. Uit al deze stukjes krijgen we een beeld van de verteller, zijn bezigheden, zorgen, angsten, grappen.
De stijl van A. Moonen is markant. Sommige passages heb ik, juist vanwege de stijl, met bewondering gelezen. Andere daarentegen ergerden mij. Ook vanwege de stijl. Vooral de vele neologismen, die vaak veel te duidelijk grappig bedoeld waren, wekten die ergernis op. Als geheel vind ik het boek niet bijster interessant. De vele trivialiteiten maken het lezen niet altijd tot een pretje. Niet vanwege hun stuitende omschrijving, maar vanwege hun overbodigheid. 'Waarom moet ik dat in vredesnaam allemaal lezen?' vroeg ik me vaak af.
('t Kofschip, vijftiende jaargang nr. 3, (mei/juni 1987)
Koen Vermeiren, De vrolijke eenzaamheid
Kurt, een man van ruim dertig jaar, schrijft al vanaf zijn zeventiende. Hij besluit zijn leven op papier te zetten. Hij merkt dat er steeds meer spanning komt tussen wat hij schrijft en de werkelijkheid. Aan het einde van het boek komt hij achter zijn schrijftafel vandaan. Hij zal een reis gaan maken.
Dit is in het kort de inhoud van De vrolijke eenzaamheid van Koen Vermeiren. Vermeiren toont in dit boek dat hij weet wat schrijven is; ik heb boeiende, goed geschreven passages aangetroffen
Ik heb me echter ook geërgerd. Zo gauw Vermeiren begint te filosoferen of te psychologiseren wordt het gezeur. Mijns inziens hadden heel wat van die zeurgedeelten domweg geschrapt kunnen worden. Laat Vermeiren zich maar beperken tot wat hij kan: een goed verhaal vertellen.
('t Kofschip, Zeventiende jaargang nr. 1, (januari/februari 1987)
Knobbelgeschiedenis
Bijzonder zijn de lotgevallen van mijn stukje over de roman Knobbelgeschiedenis van Bert Decorte. Het is goed om te bedenken dat indertijd alles per post ging. Het was nog de tijd van voor de e-mail. Ik kreeg van tijd tot tijd een stapeltje boeken toegestuurd, ik las ze, tikte mijn recensies en stuurde die in een grote envelop terug. Na verloop van tijd werden er dan een stel geplaatst, andere schoven door naar een volgend nummer.
Ik hield het allemaal niet zo bij, ik zou wel zien wanneer er wat gepubliceerd werd. Tot ik mij realiseerde dat het toch wel erg lang geleden was dat ik het stukje over Knobbelgeschiedenis had opgestuurd. Juist toen ik dat bedacht had, ontmoette ik mijn redacteur, Hervé J. Casier, in Blankenberge en ik vroeg hoe het met dat stukje was. Hij antwoordde: 'Gij weet niet wie Bert Decorte is.' Dat wist ik inderdaad niet. De beste man bleek over het uitdelen van de subsidies te gaan.
Daarop vertelde ik Casier dat hij van tevoren had kunnen zeggen dat de recensie positief had moeten zijn. Dan had ik kunnen weigeren. Maar ik had de vrije hand, dacht ik, en ik heb het boek besproken zoals ik gedaan heb. Dat was inderdaad nogal negatief.
Casier dacht even na en zei toen dat hij het zou regelen. In het volgende nummer stond mijn stukje over Knobbelgeschiedenis, maar niet bij 'Van de hak op de tak', niet bij de besprekingen van prozawerken (waar ook wel eens en kortere bespreking tussendoor glipte), maar bij de poëziebesprekingen, ergens onder aan een bladzijde, als een soort bladvulling. Iedereen tevreden, denk ik.
Dit is tenminste zoals ik het onthouden heb. Ik hoop dat het ook echt zo gebeurd is. Casier (ik hoop van harte dat hij nog leeft en dat hij nog heel lang zal leven) zal het kunnen bevestigen of ontkrachten.Bert Decorte, Knobbelgeschiedenis
Knobbelgeschiedenis bevat Decortes herinneringen aan de mobilisatie van het Belgische leger in 1939 en de Duitse Blitzkrieg in 1940. Volgens de achterflap zou dit boek 'doortrokken' zijn 'van afkeer voor militair geweld en wapengekletter'. Dat is nogal overdreven. Wel ademt het boek een geest van 'geen zin hebben in de oorlog', maar dat is nog geen anti-militarisme. Waar het anti-militarisme duidelijker naar voren komt, maakt het op mij een gekunstelde indruk. Bij die passages moet ik sterk denken aan modieus geklets. Het boek is overigens voor het grootste gedeelte gevuld met onbenulligheden en oninteressante feiten. Dit alles geschreven in een matige tot redelijke stijl, maar er zijn ook passages aan te wijzen die stilistisch zo slecht zijn, dat ik ze een middelbare scholier niet vergeven zou hebben. Laat deze Babbelgeschiedenis de lezers bespaard blijven.
('t Kofschip, vijftiende jaargang nr. 4, (september-oktober 1987)


Geen opmerkingen:
Een reactie posten