woensdag 12 november 2025

Adat (M.A.M. Renes-Boldingh)

 

Het is zo'n naam die je wel eens voorbij hebt zien komen, misschien, maar waaraan je verder geen aandacht hebt geschonken: M.A.M. Renes-Boldingh (1891 - 1968). Op de Wikipediapagina die aan haar gewijd is, staat dat ze meer dan 75 stichtelijke romans, jeugd- en andere boeken en veel tijdschriftartikelen heeft geschreven en dat haar roman Het oude posthuis (1953) misschien haar meest gelezen boek is. Verder staat er ook niet zo heel veel meer. 

De eerste titel die mij van haar te binnen schiet is Bandjir (1935), een boek dat ik overigens niet gelezen heb. In een kringloop zag ik Adat (1939) en dat heb ik maar eens gekocht en gelezen. 

Hoewel ze dus vooral 'stichtelijke' boeken heeft geschreven, werd ze niet christelijk opgevoed. Toen het gezin waarin ze opgroeide verhuisde van Ameland naar Apeldoorn, werd de christelijke schrijfster Wilma Vermaat (die schreef onder de naam Wilma) haar buurvrouw. Door haar kwam ze in aanraking met het christelijk geloof en liet ze zich dopen. 

Sumatra

In 1927 trouwde ze met Jan Renes en in 1930 verhuisden ze met hun kinderen naar Sumatra en in 1936 keerde het gezin terug naar Nederland. 

Adat speelt zich af op Sumatra. Daar wonen het meisje Sitti en de jongen Moedin, in de stad Medan. Ze zijn beiden overgegaan tot het christelijk geloof. De vader van Moedjin is zelfs dominee, de ouders van Sitti zijn ook christelijk, maar ervaren nog steeds de sterke invloed van het traditionele geloof. 

De titel Adat verwijst naar de traditie, de gewoonten, die voor de inheemse bevolking het gedrag bepalen. Sitti denkt vaak aan de 'grijparmen' van de adat, waaraan ze zich wil ontworstelen en dat is lastig genoeg. 

Haar ouders willen haar namelijk niet zomaar laten trouwen met Moedin. Sitti is al beloofd aan haar neef Loebis, die al een deel van de bruidsschat betaald heeft. Als Sitti niet met hem trouwt, zal haar vader Loebis moeten terugbetalen en dat is financieel niet mogelijk. Ook de rest van de bruidsschat zal onderhand betaald moeten worden, want haar oudste broer kijkt ook uit naar een huwelijk en daar is geld voor nodig. 

Het dorp van haar jeugd

Sitti gaat terug naar het dorp waar ze opgegroeid is om met haar ouders te praten. Vooral haar oma wil haar in het gareel van de adat krijgen. Haar tas en haar westerse kleding worden in beslag genomen en oma roept traditionele bezweringen te hulp om haar kleindochter te beïnvloeden. 

Veel langer dan afgesproken blijft Sitti in het dorp. Haar brieven aan Moedin worden niet beantwoord of de antwoorden worden achtergehouden. Ze weet niet of hij op haar zal wachten. Als hij haar gaat zoeken, raakt hij mogelijk zijn baan kwijt. Ze lijkt zich in een uitzichtsloze situatie te bevinden. 

Het einde zal ik toch maar alvast verklappen. Als je dat niet wilt weten omdat je het boek nog wilt gaan lezen, moet je de volgende alinea's maar overslaan. 

Sitti ontvlucht het ouderlijk huis en komt in een andere plaats terecht in het huis van een zendeling. In dat dorp ontmoet ze Moedin en samen trekken ze naar het dorp van zijn ouders. Daar trouwen ze en ze vestigen zich in een huis buiten het dorp, dat bij de dorpsbewoners verdacht is vanwege de magische krachten die er zouden werken. Door daar te gaan wonen, laten ze zien dat wie God vreest van niets of niemand iets te duchten heeft. 

Bloemrijk

Het begin van het boek viel me niet mee. Renes-Boldingh houdt van bloemrijke taal en de beelden die ze gebruikt, vertragen het lezen nogal. Ik had ook niet het idee dat de krullendraaierij in dienst stond van het verhaal, maar dat het vooral mooischrijverij was. Na een bladzijde of twintig had ik niet zo heel veel vertrouwen in het verdere verloop van het verhaal. 

Een passage over een uitblijvende bui:

Tegen zonsondergang hebben alle wolken zich om haar te zamen getrokken; als grauwe bedelaars komen ze, als koningskinderen in veelvervige klederen wijlen ze een poos, dan verdwijnen ook zij, èn dreiging èn kleurenpracht meenemend naar het land van overzij. 

Maar zo gauw er zich iets ontwikkelt tussen Sitti en Moedin, komt er vaart in het verhaal. Het aarzelende begin en de toenadering worden goed beschreven, waarbij me te binnen schoot hoe Anton Koolhaas in Vanwege een tere huid beschrijft hoe de relatie tussen Jokke en Takkie begint. 

Als Sitti eenmaal terug is in het geboortedorp, wordt het verhaal zelfs beklemmend. Je hebt het idee dat ze vastzit in een leven dat ze niet gekozen heeft en ook helemaal niet wil. De afloop van het verhaal vind ik minder boeiend. 

Zendingswerk

Indertijd werd Adat niet alleen op de stijl, maar ook op de inhoud beoordeeld, vooral in de christelijke media. In het Christelijk sociaal dagblad voor Nederland De Amsterdammer van 13 oktober 1939 wordt het boek geprezen omdat het oog heeft voor de moeilijkheden van het Zendingswerk (met een hoofdletter). 

De Amsterdammer, 13 oktober 1939

Een bandjir van woorden

De stijl, die mij vooral in het begin van het boek niet zo aanspreekt, wordt 'kleurrijk' genoemd. In andere media is men kritischer op de stijl, zoals in de Nieuwe Utrechtsche Courant van 26 augustus 1939. De zin waarin verteld wordt dat Renes-Boldingh 'een ware bandjir van woorden' gebruikt, zal wel een verwijzing zijn naar haar roman Bandjir. Een bandjir is een overstroming, een vloed. 

Nieuwe Utrechtsche Courant, 26 augustus 1939

Adat werd niet alleen in enkele kranten besproken, maar ook in het literaire tijdschrift Opwaartsche Wegen, waar Willy Strijt het boek bespreekt in de zeventiende jaargang (1939 - 1940) op bladzijde 576. 

Strijt heeft lof voor de manier waarop het leven in een Bataks dorp geschetst wordt, maar vindt dat het geloof wel oppervlakkig beschreven wordt. De stijl wordt als te beeldrijk en als gemaniëreerd beoordeeld. Daar kan ik het wel mee eens zijn, al geldt dat vooral voor een deel van het boek en niet voor het geheel. Een stukje uit de bespreking:

De gedeelten, waarin het leven in een Bataks dorp wordt geschilderd, zijn bijzonder goed geslaagd; de beklemmende sfeer, die het meisje Sitti gaat beïnvloeden, zodra zij door haar ouders terug is geroepen uit Medan, wordt ook tot werkelijkheid voor den lezer. Ongetwijfeld heeft mevrouw Renes-Boldingh het doel, dat zij met haar boek beoogde, bereikt; het is echter jammer, dat het Christendom van de mensen in dit boek, zowel waar het de zendelingen, als de gekerstende inlanders betreft, zo weinig diep gaat, zo weinig is geworden tot de bodem, waarin hun leven en hun daden wortelen. De invloed van het Christendom bestaat bijna uitsluitend uit het doden van bijgeloof en het verbeteren van levensomstandigheden; werkelijk herboren is van alle Christenen alleen Marcoes, de vader van Moedin.

In een enkel opzicht is er een opmerkelijk verschil tussen mevrouw Renes-Boldingh en het merendeel van onze Christelijke schrijvers: zij spreekt met vrijmoedigheid over onderwerpen en toestanden, die meestal niet worden aangeroerd. Maar waar zij dit doet op een zuivere wijze, met tactvol gekozen bewoordingen, kan men dit niet anders dan verblijdend vinden.

Het boek is met zorg geschreven; de stijl is rijk aan beelden, al te rijk zelfs, zodat het soms wat hinderlijk en gemaniëreerd aandoet. Bovendien is de beeldspraak niet steeds juist, een reden te meer voor de schrijfster om een volgend maal wat zuiniger te zijn met haar taalversieringen.

Westerse superioriteit

Adat heb ik al met al ervaren als een aardig boek, dat in ieder geval een goed inzicht geeft in de botsing tussen de westerse cultuur en de inheemse cultuur en tot welke verscheurdheid dat leidt. Wat me ronduit tegenstaat in het boek is de westerse superioriteit, die als min of meer vanzelfsprekend wordt gepresenteerd. De traditie, de adat, wordt altijd als 'oud' beschreven en het christendom of het Westen als 'nieuw' en het nieuwe is beter dan het oude. Soms zijn de bewoordingen nog forser:

En verder: ook het Christendom, dat men slechts ten dele begrijpen en slechts zeer ten dele beleven kan, is een gouden schat vergeleken bij de duivelse duisternissen, welke eeuwen lang land en volk hebben ombroed. 

De schrijfster heeft af en toe ook oog voor de positieve uitwerking van de adat:

De een zegt: de adat moet je vasthouden. Die heeft ons volk tot een taaie en vaste eenheid gemaakt. Laat je die los, dan ga je er aan. Dan zet je de deur open voor alle dingen, die we niet willen. En eigenlijk is 't ook zo. Er hoeft bij ons geen bedelaar te zijn en geen zwerver. Geen verlaten vrouw en geen onverzorgd kind. Kom daar in Europa eens om!

Maar dat zijn toch uitzonderingen. De Sumatranen treffen het maar voor zover ze geen heidenen meer zijn. Het komt nu vreemd over, maar in 1939 heeft waarschijnlijk niemand ervan opgekeken. Het komt in ieder geval niet terug in de recensies die ik las. 

M.A.M. Renes-Boldingh was voor mij slechts een naam en nu heb ik toch een beeld van haar. Mogelijk moet ik ook een ander boek van haar een kans geven. Maar eerst ga ik een stel andere boeken lezen. De stapels groeien alleen maar.  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten