donderdag 11 april 2013

Ik kreeg het op mijn hart




Wel eens bij een 'ieder-heeft-iets-dienst' geweest? Ik niet. Ik had zelfs nog nooit gehoord van zo'n dienst. Maar ik ben dan ook niet opgegroeid in een evangelische kerk. Daar hebben ze zoiets, leerde ik van Maarten Vermeulen, die het boekje Ik kreeg het op mijn hart schreef.

In dat boekje legt hij termen en uitdrukkingen uit die gebezigd worden door evangelicalen, zoals 'een gebedskoepel plaatsen', 'onder de bedekking van de zalving komen', 'in het vlees schieten', 'een knoop in je gebedsleven', 'hemelse gewesten', 'soaken'. Daartussendoor behandelt hij ook lemma's die niet typisch voor evangelischen zijn, zoals 'de bediening van het avondmaal' en 'een mishagen aan jezelf hebben'. Die laatste uitdrukking zou zelfs prima passen in een boekje over 'de tale Kanaäns', de geheimtaal die in traditionele orthodoxe kerken gesproken wordt.

Over die tale Kanaäns is al heel wat geschreven. Het standaardwerk is De weg in woorden (1972), van dr. C. van de Ketterij. Over de taal in evangelische kerken is mij geen boek bekend, maar eerlijk gezegd heb ik de publicaties daaromtrent niet bijgehouden.

Het boek van Vermeulen is zeer humoristisch. Een van de hoogtepunten is de bijgeleverde poster, met een beschrijving van de houdingen die men tijdens de kerkdienst kan aannemen, zoals de bungeejumper, de pinguïn, de taartdraagster. Als je die poster eenmaal goed bekeken hebt, kun je de zangers alleen nog maar zien als stereotiepen.

Vermeulen presenteert zichzelf als buitenstaander, die scherp oplet en zich geregeld verbaast over wat hij ziet en hoort. Ook geeft hij wel zijn oordeel. Zo heeft hij kritiek op voorgangers die hun preek niet voorbereiden en ook nog schaamteloos zeggen: 'Toen ik vanochtend hier naartoe reed, had ik nog geen idee waar deze preek over zou gaan.' Of in dit zinnetje: 'Ook erg: tijdens het zingen van een lied zwaaien met een denkbeeldig (tweesnijdend) zwaard.'

De ironische toon overheerst en die houdt Vermeulen het hele boekje vol. Dat betekent dat hij behoorlijk wat afstand neemt. Bij het lemma 'in de genade gaan staan' vraagt hij zich bijvoorbeeld af: 'krijg je het wel van je schoenen?' Tegelijkertijd laat hij merken dat hij geen buitenstaander is, maar aardig wat van dit soort diensten heeft meegemaakt, waarbij hij heeft meegezongen en meegebeden.

Dat geeft Ik kreeg het op mijn hart wel wat tweeslachtigs. Je vraagt je af hoe serieus de schrijver zijn onderwerp neemt. Aan de andere kant is het wel verfrissend om iemand vanuit de groep zelf te horen, die de eigen opvattingen en gedragingen kan relativeren.

Veel dingen zijn scherp waargenomen, zoals het dwingende gebruik van het werkwoord laten ('laat ons bidden', 'laten we onze dank tot uitdrukking brengen in de collecte'). Dat hij daarbij de uitdrukking 'de laatsten zullen de eersten zijn' als illustratie geeft, snap ik dan weer niet. Ook heeft hij het ergens over een bijbelvertaling uit 1953. Ik denk dat hij in de war is met de watersnood.

Er is een facebookpagina aangemaakt waarop mensen nog meer uitdrukkingen kunnen plaatsen. Een leuk idee, maar het loopt nog niet zo hard.

Als voorproefje van Ik kreeg het op mijn hart: het eerste lemma:
Een fijne preek
De oliespuit na afloop van elke kerkdienst: 'fijn'.
'Het was een fijne dienst', 'wat een fijne preek' en 'fijne zondag nog' behoren tot het standaardvocabulaire van elke gelovige (zeker als de voorganger gewend is het volk bij de uitgang een hand te geven). Ook ontmoetingen tijdens het koffiedrinken achteraf worden ermee gered: je hebt eigenlijk niets te zeggen, maar vindt elkaar in de constatering dat het 'fijn'is. Overigens lijkt 'fijn' terrein te verliezen op 'mooi'.
Wat betreft vragen van mensen die de dienst niet hebben bijgewoond en willen weten hoe het was, volstaat 'goed'. Een betekenisvol knikje erbij en iedereen is tevreden (verwar 'goed' niet met 'leuk', want dan valt er heel wat uit te leggen). 



Geen opmerkingen:

Een reactie posten