donderdag 2 april 2020

De roman van den schaatsenrijder (Cyriel Buysse)


In 1983 (als ik het mij goed herinner) deed ik examen Nederlands MO-A. Voor het vak Literatuur van de 19e en de 20e eeuw moesten we minimaal dertig boeken lezen. Wie meer las (en daarbij bijvoorbeeld meer boeken van dezelfde auteur las) had de hoop om daarmee het mondeling examen te beïnvloeden. Ik had verschillende boeken van Jeroen Brouwers op de lijst.

Bij het samenstellen van de lijst had ik ook boeken gelezen van auteurs die ik daarvoor niet kende. Ik las bijvoorbeeld Het recht van den sterkste (1893) van Cyriel Buysse (1859 -1932). Het is niet zijn sterkste roman, maar ik was wel onder de indruk van de zintuiglijke manier van schrijven. Als een cineast het in handen krijgt, kan hij het zo verfilmen, dacht ik.

Na het examen heb ik nog veel meer boeken van Buysse gelezen. Een greep: Het leven van Rozeke van Dalen (1905), 't Bolleken (1906), Het ezelken (1910) en Tantes (1924). Verder een paar toneelstukken, wat korter werk, hier een daar een roman. Ik kocht het verzamelde werk (dat intussen bij De Slegte lag) en werd lid van het Cyriel Buysse Genootschap, welk lidmaatschap ik na enkele jaren weer opzegde omdat ik niet toekwam aan het lezen van wat dat Genootschap uitbracht.

In mijn kast staat nog veel ongelezen werk van Buysse en in deze vreemde tijden trof ik mij ineens aan met De roman van den schaatsenrijder (1918) in mijn hand.

Roman?

Deze roman leest helemaal niet als een roman. Hij is geschreven in de ik-vorm en je kunt je bij die 'ik' iemand als Buysse voorstellen. Hij vertelt over de schaatsavonturen in zijn jeugd. In 1918 was Buysse negenenvijftig jaar oud en schrijft over de tijd dat de hoofdpersoon een jaar of achttien is. Hij brengt die herinnering op gang door te gaan kijken bij de tijd waar hij jaren geleden geschaatst heeft.
En een drietal jaren geleden, juist één jaar vóór den oorlog, die zoo schandelijk ons mooie land verwoest heeft, was ik toevallig 's winters weer op 't dorp en uit oude herinnering ging ik eens wandelen tot aan den "wal van 't Oarmhuis" waarop, naar men mij vertelde, schaats gereden werd.
De hoofdpersoon is redelijk welgesteld: hij wordt door boeren en arbeiders dan ook aangesproken met 'meniere'. Buysse was de zoon van een fabrikant en zal ook wel zo aangesproken zijn. Hij krijgt te horen dat sommige mensen die hij uit zijn jeugd kent al overleden zijn.

Hij verbaast zich ook over hoe oud mensen eruit zien. Iemand van tweeënvijftig, die jonger is dan de verteller, ziet er wel uit als was hij zeventig.

Als hij over dat heden (van enkele jaren geleden dus) vertelt, corrigeert hij zich: hij zou immers over het verleden vertellen.
Wat ben ik in mijn verhaal ver afgedwaald, of, beter gezegd, wat ben ik hard den tijd vooruitgeloopen! Want er ligt nog zooveel in mijn schaatsenrijdersleven tusschen dat ver verleden en de gebeurtenissen van den tegenwoordigen tijd. 

Figuren schaatsen

De hoofdpersoon kan goed schaatsen. Dat betekende in die tijd: kunstig kunnen schaatsen, waarbij je figuren op het ijs maakte. Op die manier maakte hij indruk en als jongeling probeerde hij natuurlijk vooral indruk te maken op de meisjes.

In deel 1 beschrijft hij twee van die pogingen, op twee verschillende ijsbanen. De natuurbeschrijvingen zijn nog altijd prettig om te lezen, maar er komt pas echt leven in het verhaal zodra het over mensen gaat en zeker wanneer ze beginnen te praten. De hoofdpersoon is geen held: zijn twijfels en zijn falen worden ook beschreven.

Amerika

Deel 2 speelt zich af in Amerika. Buysse bezocht Amerika verschillende keren. Dat waren zakenreizen. Ik herinner me ooit gelezen te hebben dat hij naar Amerika gestuurd was, omdat hij een arbeidersmeisje zwanger had gemaakt. Hij zou met haar hebben willen trouwen, maar dat werd hem niet toegestaan. Wel heeft hij haar altijd geldelijk ondersteund.

Zo herinner ik het me, maar ik kan op dit moment niet genoeg informatie vinden die dat bevestigt. Mogelijk word ik bedrogen door mijn geheugen.

In ieder geval was hij in Amerika. In De roman van den schaatsenrijder beschrijft hij hoe de hoofdpersoon onder de indruk raakt van een jonge vrouw, Maud. Haar familie ziet hem schaatsen, nodigt hem op de thee en langzaam wordt het contact nauwer. Hij kan echter niet zomaar zeggen dat hij verliefd op haar is. Dat moest in die tijd veel omzichtiger.

Illusie

We krijgen in de loop van het verhaal een kijkje in het hoofd van de hoofdpersoon. Soms gaan zijn gedachten met hem op de loop en achteraf moet hij constateren dat sommige dingen een illusie waren, een roman: de roman van de schaatsenrijder.

Nu wordt duidelijk waarom het boek niet leest als een roman. Het wordt ook niet gepresenteerd als een roman. Het kan net zo goed een autobiografisch geschrift zijn. Wat zich in het hoofd van de 'ik' afspeelt is de roman.

De roman van den schaatsenrijder is een boek dat net zo goed fictie als non-fictie kan zijn. Mogelijk berust de inhoud op wat Buysse heeft meegemaakt, maar wellicht heeft hij veel gefantaseerd. In een boek als dit kan dat ook, omdat het zo onduidelijk is qua genre. Eigenlijk doet het naar de vorm vrij modern aan. Misschien zouden we het nu 'autofictie' noemen.

Rozeke van Dalen

Buysse is een schrijver van wie je niet meer zo veel hoort. Dat is jammer. Hij verdient een groter publiek dan hij heeft. Mijn leerlingen hebben nog wel eens Het leven van Rozeke van Dalen gelezen in de Salamanderuitgave van 1983. Het is een mooi voorbeeld van een naturalistische roman. In het begin lijkt het Rozeke allemaal behoorlijk mee te zitten, maar haar man wordt ziek en om de zaak te behouden moet ze ook nog trouwen met de man voor wie ze bang is. Ook met haar vriendin de freule gaat het niet goed: die is getrouwd met een man die haar bedriegt.

Voor wie Buysse wil leren kennen, is Rozeke van Dalen misschien een goed begin. Maar de Schaatsenrijder lezen kan natuurlijk ook altijd.

Gedenkplaat aan Buysses voormalige woning in Nevele

2 opmerkingen:

  1. Het verhaal over Amerika klopt, hoor. https://www.dbnl.org/tekst/_med006199901_01/_med006199901_01_0005.php

    BeantwoordenVerwijderen