maandag 20 maart 2017

Boven de straat hangt een witte lucht (Anne Büdgen)


Voor mij ligt de roman Boven de straat hangt een witte lucht van Anne Büdgen. Ook de ondertitel staat op het voorplat: 'Dagboek van Anna Meesink'.

Het boek opent met een wat aanstellerige tekst:
Neem een stapel notities. Laat ze lang rijpen in een donkere kamer. Kijk ze niet in om het proces niet te verstoren. Als ze voldoende vergeten zijn, weekt u voorzichtig de gedichten los. Dit moet met precisie gebeuren zodat er geen flarden fragmenten meekomen. Laat ze in hun geheel in een kom glijden, met of zonder titel. Kies nu enkele verhalen en slordig geschreven gedachten en giet ze erbij. Mocht u intussen personages tegenkomen, snijd ze gerust in een andere vorm. Laat herinneringen uitlekken. Voeg een flinke scheut fictie toe en een eetlepel dingen die gebeurd hadden kunnen zijn. 
Wie we als auteur van dit stukje tekst moeten zien, is niet helemaal duidelijk. Dat zou Anne Büdgen kunnen zijn, maar ook haar hoofdpersoon, Anna Meesink.  Ze maakt op wat omslachtige manier duidelijk dat een deel van het boek fictie is en een deel gebaseerd op 'notities'.  Dat losweken van de gedichten lijkt erop te duiden dat ook die in de notities te vinden waren. Of dat zo is of dat ze later zijn toegevoegd maakt voor het boek niets uit.

De rest van Boven de straat hangt een witte lucht is verdeeld in drie delen: 'Bewaar nooit', 'Sterf niet op een dinsdag' en 'Wie springt'. Elk deel begint met een stukje tekst dat niet de vorm heeft van een dagboek. De drie stukjes zijn in de je-vorm geschreven. De verteller is een schrijfster, die intussen al kinderen heeft. Ze kijkt terug op de dagboekentijd.

Net als het openingsstukje lijden de drie stukjes aan aanstellerigheid, aan de nadrukkelijke poging iets op een bijzondere of mooie manier te verwoorden. Wil Büdgen ons laten zien dat Anna schrijfster is geworden en dat ze nog steeds bij tijden de neiging tot dramatiseren heeft?

Over het algemeen laat Büdgen Anna in de dagboekgedeelten vrij sober schrijven. Af en toe schiet ze ook hier uit de bocht: '(...) en hoop ik zo dat er in de hemel ook milkshakes zijn of vriendinnen om mee te lachen tot er scheurtjes in ons geluk schieten.' Dat laatste stukje van de zin is mooischrijverij, die niet past bij de stijl waarin Anna gewoonlijk schrijft.

In de dagboekaantekeningen zijn Bijbelteksten opgenomen die passen bij wat Anna vertelt. Maar ook liedteksten, en gedichten die Anna geschreven heeft. Ze zijn, gezien Anna's leeftijd, niet slecht, maar ook niet interessant. Ze voegden eigenlijk niets toe aan wat het meisje al in proza verteld had. Ik merkte dat ik in de loop van het boek de neiging moest onderdrukken om de gedichten over te slaan.

Anna is bijna veertien jaar oud aan het begin van Boven de stad. Het begin van het dagboek ziet er niet uit als bij iemand die net aan een dagboek begonnen is. Blijkbaar schreef ze al eerder. Een dagboek bijhouden en ook nog gedichten schrijven: Anna moet wel van schrijven houden. Het is opmerkelijk dat ze in haar dagboek bijna nooit reflecteert op het schrijven.

Op bladzijde 66 vertelt ze dat ze een gedicht geschreven heeft en niet precies weet wat het betekent. Pas op de helft van het boek schrijft ze: 'De pen in mijn hand is de vijand. Elk woord dat ik schrijf is een leugen.' Even verderop lezen we over het schrijven van een sonnet. Dat is het wel zo ongeveer.

Een groot deel van het gemiddelde puberleven speelt zich af op school. Ook daarover schrijft Anna geruime tijd nauwelijks. Een vermelding dat ze geen Franse woordjes kan leren als ze moet huilen of dankbaarheid omdat God haar hielp bij het huiswerk. Daar blijft het aanvankelijk bij. Pas verderop in het boek krijgen we ineens te horen dat het op school niet goed gaat.

Anna groeit op in een orthodox christelijk gezin (Gereformeerde Bond van de Nederlandse Hervormde Kerk) in Gouda.  Haar ouders zijn gescheiden; de kinderen ontmoeten vader van tijd tot tijd bij een oom en tante thuis. Anna heeft een oudere broer, Han, een jongere zus (Ruth) en een broertje, Leo.

Moeder moet haar best doen om het gezin draaiende te houden. Daardoor schiet de aandacht voor de kinderen er wel eens bij in. Misschien zit het ook niet in het karakter van moeder om haar affectie te tonen. Han onttrekt zich steeds meer aan het gezin, Leo heeft gedragsproblemen en wordt uit huis geplaatst en Anna moet in haar eentje haar weg zien te vinden. Over Ruth lezen we niet zo heel veel.

Vooral vader heeft de orthodox christelijke opvoeding in het gezin gebracht. Moeder heeft een niet-kerkelijke achtergrond. In de loop van het boek beginnen de strakke regels waaraan het gezin zich gehouden heeft te verwateren. Er komt een piepkleine tv in huis, later draagt Anna van tijd tot tijd een broek en aan het eind van het boek laat ze haar haren knippen, wat voor haar voelt als het stellen van een daad.

Onder invloed van een buurvrouw gaat Anna meer en meer haar heil zoeken bij een evangelische gemeente. Met moeder treft ze een regeling: dat mag één keer per maand. Ze gaat ook aan aan het avondmaal, wat niet mogelijk geweest zou zijn in de kerk van haar ouders. Daar moet je belijdenis gedaan hebben voordat dat mag.

Er zijn perioden dat Anna veel met het geloof bezig is:
God niet vergeten. Soms merk ik dat ik een paar uur niet aan Hem gedacht heb en dan bid ik. Hoe kan Hij mij bereiken als ik Hem uit het oog verlies?
Ze kent daarin momenten van piekeren ('Waarom heeft God de mens niet zó geschapen dat hij zelf iets zou kunnen doen om zijn schuld op te heffen'), maar ook van blijdschap ('Ik sprong op en danste. Ik zong van Jeruzalem en de Messias verscheen boven de huizen van de Jasmijnlaan.').

Anna is een gecompliceerd persoon: ze wil graag geloven, maar ze wil zich ook afzetten tegen de 'refo's' op haar school. Ze is bij tijden somber, maar dat blijkt meestal niet uit het dagboek. Dat ze pillen slikt om er een eind aan te maken, is voor de lezer dan ook nauwelijks voorbereid. Er zijn wel wat fantasieën, bijvoorbeeld dat ze weg zou kunnen zweven uit het raam, maar dat kun je nauwelijks zelfmoordfantasieën noemen.

Op een gegeven moment gaat ze zich punkachtig kleden en opmaken. Dat wordt vermeld, maar verderop lijkt het geen rol meer te spelen. We krijgen een versnipperd beeld van Anna, alsof er nauwelijks doorgaande lijnen zijn in het boek. Misschien is dat typerend voor het gebrek aan cohesie dat Anna in haar leven ervaart; misschien heeft de schrijfster gewoon niet zo goed grip gekregen op haar personage.

Boven de straat hangt een witte lucht leest aardig vlot, maar het is niet een heel goed boek. Het moet het vooral hebben van de verschillende scènes, die soms goed getroffen zijn. De problematische relatie tussen Anna en haar moeder bijvoorbeeld komt gemiddeld genomen wel goed uit de verf.

Als een boek zich in een wat zwaarder christelijk milieu afspeelt, wordt het in de kringen die getekend worden altijd de maat genomen. Zijn de personages wel representatief? Is er wel recht gedaan aan het milieu? Het is een onzinnige eis. Personages moeten geloofwaardig zijn binnen de roman en goede personages zijn meestal niet representatief. In de Bijbel is Jona een interessante profeet: hij gehoorzaamt niet aan God. Hij is waarschijnlijk juist interessant doordat hij niet representatief is en dus niet een gemiddelde profeet.

Franca Treur is redelijk welwillend besproken, voor zover ik weet, maar zij heeft op dit punt wel vragen gekregen. Dat zal met Anne Büdgen ook wel weer gebeuren. De hoofdpersonen uit Dorsvloer vol confetti en Boven de straat hangt een witte lucht zijn wel met elkaar te vergelijken: meisjes uit een christelijk gezin die hun weg zoeken. Maar de verschillen zijn er ook: bij Treur wordt een plattelandsgemeenschap beschreven, terwijl de hoofdpersoon van Büdgen in een provinciestad opgroeit. De gezinssituatie van Anna Meesink is ook veel minder stabiel dan die in het boek van Treur.

Beide boeken missen een sterke verhaallijn en moeten het hebben van de afzonderlijke gebeurtenissen. Treur heeft wel veel duidelijker een karakter neergezet, waardoor er meer evenwicht in haar boek zit.

Boven de straat hangt een witte lucht is het prozadebuut van Anne Büdgen. Eerder publiceerde ze twee dichtbundels. Ik vind deze roman niet heel goed, maar ik heb me meestal niet verveeld tijdens het lezen. Laten we de volgende boeken van Büdgen maar afwachten.

2 opmerkingen:

  1. Hoi Teunis, kunt u mij uw e-mailadres sturen? Ik organiseer in juni een bloggersbijeenkomst in Utrecht en wil u daarbij van harte uitnodigen. Alvast bedankt, Erik

    BeantwoordenVerwijderen