zaterdag 16 januari 2016

Weg met de literaire canon?


In NRC Handelsblad van donderdag 14 januari las ik een artikel van Christiaan Weijts: 'Ontlezing? Geen wonder met zo'n stoffige boekenlijst'. Weijts vertelt daarin dat hij een boekenlijst heeft gezien die gehanteerd wordt op een gymnasium. Hij is zich 'kapot' geschrokken. Op die lijst staat namelijk niet alleen hedendaagse literatuur, maar ook historische. Als voorbeeld noemt Weijts Karel ende Elegast, Vondel, Hooft, Bilderdijk, Rhijnvis Feith.

Mij verbaast het dat Weijts zo geschrokken is. Als iemand een beeld wil krijgen van de Nederlandse literatuur zal hij toch ook een beetje moeten weten wat er voorafgegaan is aan Peter Buwalda, Maartje Wortel, Niña Weijers en Marente de Moor.

Maar volgens Weijts is aandacht vragen voor historische literatuur misdadig. 'Die docent hoort in een strafkamp'. Ik ben overigens zo'n docent en ik verdien volgens Weijts straf. Maar waarom eigenlijk? Omdat de historische boeken, en vooral Max Havelaar, geloof ik, elke literaire interesse de kop indrukken. Weijts zegt het anders, hij heeft het over een vonkje dat sluimert en dan vermoord wordt, maar hij bedoelt hetzelfde, neem ik aan.

'Fuck de literaire canon', schrijft Weijts. Geef ze Gimmick!, Tirza, Joe Speedboot. Geef ze Kartonnen dozen, Giph of De helaasheid der dingen.
Er zijn zoveel geweldige boeken geschreven - ook door de jongere generaties tjokvol talent. Het ontbreekt alleen aan de juiste gidsen. Maar met de moderne technologie moet het verdorie toch een eitje zijn om de juiste lezers aan de juiste boeken te koppelen?
Aan het slot van zijn artikel schrijft Weijts nog een keer 'Fuck de literaire canon' En:
Lezen is vrijheid, avontuur. Geen enkel boek is geschreven om als afschrikwekkend museumstuk te eindigen dat genot doet omslaan in angst en weerzin. Geen enkel boek hoort het geestelijk equivalent te zijn van een besnijdenis. 
Die laatste vergelijking snap ik niet, maar dat zal wel aan mij liggen.

Tja. daar is nogal wat op te zeggen. Laat ik eerst mijn situatie duidelijk maken. Ik geef les op een middelbare, particuliere school, waar literatuur nog als apart vak op het rooster staat en mijn vwo-leerlingen moeten inderdaad ook historische literatuur lezen. Soms doen ze dat zelfstandig, soms doen we dat klassikaal. We lazen dit jaar bijvoorbeeld Opkomst en val van een koffiehuisnichtje van Jacob Campo Weyerman. Daarvan kun je zeggen dat het oud is, maar niet dat het stoffig is en ook niet dat leerlingen zich er niets bij kunnen voorstellen.

En Karel ende Elegast? Nog nooit een leerling over horen klagen. De lezers vinden het leuk om kennis te maken met een boek uit een andere tijd en met de propaganda die erin te vinden is; de niet-leeslustigen zien het als een dun boekje waar ze snel doorheen zijn. Ja, ze lezen het tegenwoordig in hertaling.

Dat interesse in literatuur belemmerd wordt door historische literatuur, daar geloof ik niets van. Als die oudere literatuur goed wordt aangeboden, blijkt elke keer weer hoeveel mensen met elkaar gemeen hebben, ook al zitten er eeuwen tussen hen. We lezen in de klas de drie  grafschriften van P.C. Hooft op Brechje Spiegel, waarvan het laatste luidt:
Groot van geest en klein van leden,
groen van jaren, grijs van zeden,
lieflijk zonder lafferij,
goelijk zonder hovaardij,
rein van hart inzonderheid
was zij, die hieronder leit.
Het is nooit wat geworden tussen Hooft en Brechje. Ze hielden van elkaar, maar de familie was ertegen. Brechje sterft jong en Hooft schrijft de grafdichten. Pas veel later hoort hij dat Brechje zelfmoord gepleegd heeft. In zijn rijmkladboek begint hij aan een gedicht, maar hij krijgt het niet voltooid. Iedereen in de klas kan zich dat geworstel van Hooft voorstellen. De eeuwen tussen Hooft en ons zijn weggevallen.

'Het ontbreekt aan de juiste gidsen', schrijft Weijts. In sommige gevallen gaat dat op, maar de beste gids lijkt mij een enthousiaste docent, die de leerling wijst op alles wat vonkt en gloeit in de literatuur, zowel in de historische als de hedendaagse.

Maar dat soort docenten komt Weijts blijkbaar niet tegen en ook niet de leerlingen die van zo'n docent les hebben. Weijts haalt een onderzoek aan dat aantoont dat veel kinderen na groep 6 een weerzin tegen lezen ontwikkelen. 'Ik hoor maar al te vaak over basisschoolleerlingen die nog gretig in hun Thea Beckmans en Tonke Dragts verdwijnen en dan ineens met lezen stoppen op de middelbare school.'

In zijn uitstekende reactie wijst Jan Dirk Snel erop dat er nog wel iets zit tussen groep 6 en de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en dat het causale verband dat Weijts suggereert tussen het aanbieden van historische literatuur en het verdwijnen van leesplezier waarschijnlijk niet bestaat.

'Maar al te vaak' hoort Weijts over deze basisschoolleerlingen. Zou het? Gezien de namen van Thea Beckman en Tonke Dragt vermoed ik dat het over generatiegenoten van Weijts gaat. Beckman is al overleden, Dragt schrijft nog steeds, maar al in de jaren zestig, zeventig en tachtig schreef ze boeken die door veel kinderen gelezen zijn. De basisschoolleerlingen van nu lezen andere auteurs. Daan Remmerts de Vries bijvoorbeeld. Prima schrijver.

Er zouden moderne boeken gelezen moeten worden, vindt Weijts, want dan houden de leerlingen hun leesplezier. Natuurlijk, maar waarom denkt Weijts dat die moderne boeken niet gelezen worden of dat de docenten die niet gelezen hebben? Weijts noemt een stel voorbeelden, maar het opvallende is dat een deel van die boeken meer dan vijftien jaar oud is: Gimmick!Kartonnen dozenGiph. Het zijn wellicht de boeken die Weijts las toen hij jong was.

Als examinator bij de staatsexamens krijg ik een indruk van wat er landelijk gelezen wordt. Joe Speedboot wordt veel gelezen, Tirza ook en De helaasheid der dingen is niet zeldzaam op boekenlijsten van leerlingen, maar scoort minder dan Het diner of Mama Tandoori. Bij mijn leerlingen doen op dit moment Philip Huff en Karin Amatmoekrim het goed. Er zijn ook jaren geweest dat Nest van Sanneke van Hassel, Achttien van Graa Boomsma of De mooiste dagen zijn het ergst van Anke Scheeren ineens veel gelezen werden.

Volgens Weijts moet het met de moderne technologie een eitje zijn om de juiste lezers aan de juiste boeken te koppelen. Er bestaat al tijden een site waarop leerlingen kunnen opzoeken hoe moeilijk een boek is en waarover het gaat. Niet alle boeken van die site mogen leerlingen van mij lezen, maar er is nog altijd heel veel waaruit ze kunnen kiezen.

De meeste leerlingen vragen trouwens tips. Ze hebben genoten van enkele boeken (of vonden ze 'wel te doen') en willen nu weten welke boeken nog meer voor hen geschikt zouden zijn. Er zijn ook leerlingen die komen met boeken die ik nog niet gelezen heb. Dat overkwam me met Herman Stevens. En deze week nog vroeg een leerling me of ik Haruki Murakami had gelezen. Daar had ze toch zo van genoten.

Die leerling is niet representatief, dat weet ik, maar dat soort leerlingen is er dus nog steeds. Leerlingen die erachter komen wat er te ontdekken is in de literatuur.

Ook in de historische literatuur is veel te ontdekken. Wie dat niet weet, hoeft alleen maar hier en daar wat te lezen in De leeslijst. Soms moeten beginnende lezers een handje geholpen worden. Ze moeten ingeleid worden in de context en misschien moeten ze sommige boeken niet lezen. Maar dat laatste geldt net zo goed voor recentere literatuur. Er zullen ook leerlingen zijn die afhaken bij Erwin Mortier, Saskia de Coster of Joost de Vries.

'De helft van alle tieners leest niet voor zijn plezier', schrijft Weijts. Als dat impliceert dat de andere helft wel voor zijn plezier leest, zie ik het probleem niet. Het lijkt me een geweldige score. Niet iedereen houdt van lezen; dat lijkt me een gegeven, in bijna alle leeftijdscategorieën. Maar elke bevlogen docent Nederlands is wel een lezer en hij zal elke week enthousiast vertellen over wat gelezen heeft. Daar hoort ook de oude literatuur bij.

Ik ben ervan overtuigd dat leerlingen nog steeds net zo goed ontroerd kunnen raken door het Egidiuslied als door 'Egidius' van Jan Eijkelboom en dat ze Lucifer van Connie Palmen meer gaan waarderen als ze ook Lucifer van Vondel lezen.

Weijts kent de namen van de schrijvers uit de canon, dus hij weet iets af van literatuurgeschiedenis. Maar blijkbaar kijkt hij met weinig enthousiasme terug op de tijd dat hij De wiskunstenaars, De uitvreter of Karakter las. Dat is jammer. Wie die boeken wel ooit met plezier las, wil dat verder vertellen. De film Dead poets society geeft een goed voorbeeld van zo'n docent. Zo'n docent is geen misdadiger en ik zie niet in waarom die in een strafkamp zou moeten. Het enthousiasme van zo'n docent fnuiken door hem een deel van zijn vakgebied af te nemen is erger. Daarmee doet Weijts docenten en leerlingen tekort.

2 opmerkingen:

  1. Klopt Teunis, Bordewijk, Nescio en Elsschot hebben mij op het pad van de literatuur gezet. En op de hbs vond ik het gezamenlijk bestuderen van de Gijsbrecht en daarna de opvoering bijwonen in Amsterdam een onvergetelijke belevenis. De lessen van Kees fens op de bibliotheekschool waren hoogtepunten. Het is inderdaad de bevlogenheid van de leraar die het moet doen.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Flauw stuk van Weijts. Klassiekers lezen kun je leren, om aan het geschrevene vervolgens veel plezier te beleven. Ik hoop dat niet teveel bevlogen docenten Nederlands zich door zijn stuk ontmoedigd voelen.

    BeantwoordenVerwijderen