vrijdag 7 november 2025

Afgestoft: Vormen van herinnering (Ernst van Alphen)

Deze keer haal ik een recensie van een non-fictieboek onder het stof vandaan. Een boek over Armando, geschreven door Ernst van Alphen, Vormen van herinnering. Het is een boeiende studie van het werk van Armando, waarbij het als een geheel wordt gezien. Zowel zijn literaire als zijn beeldende werk wordt meegenomen. 

Indertijd vond ik het geen gemakkelijk boek, maar omdat ik gefascineerd was (en ben) door het werk van Armando, wilde ik het graag lezen. Van Alphen dringt diep door in Armando's werk en helpt om dat werk beter te begrijpen. 

De recensie verscheen in Nederlands Dagblad van 11 mei 2001. Ik heb op Bunt Blogt al verschillende keren over Armando geschreven. De laatste keer ging het over de bundel Gedoe. Onderaan die bijdrage vind je links naar de andere stukken over Armando waaronder het uitgebreide in memoriam dat ik schreef na zijn overlijden in 2018. 


 

Sporen van de oorlog


Wie over het werk van Armando praat, kan niet om de oorlog heen. Zijn schilderijen en tekeningen dragen titels als Gefechtsfeld, Feindbeobachtung en Kriegsverwendungsfähig. Zijn boeken noemt hij bijvoorbeeld Krijgsgewoel en Aantekeningen over de vijand. Dat de oorlog Armando zo bezighoudt, is niet verwonderlijk: hij groeide als kind op in de buurt van kamp Amersfoort. Later, toen hij al in Berlijn woonde, schreef hij daarover: 
Het gebeurt wel eens dat ik midden in deze hardhandige stad plotseling de hei ruik. Dat is natuurlijk maar verbeelding, toch ruik ik duidelijk de hei. Dan komen de herinneringen: knarsende grintpaden en vrolijke familieleden. De hijgende vijand ook, die daar ronddoolde om te oefenen, hij moest, hij kon niet anders. De kruitdamp. De dorst. De verborgen wapens, de resten van uniformen en de speurtocht naar soldatenlaarzen. Buit. Roof. De dreiging. En de geuren van de namiddag, het versterven. De vermoeide zon. De galm.
Zowel in zijn literaire als in zijn beeldende werk heeft hij een heel eigen kijk op de oorlog ontwikkeld. Armando verklaart het landschap en vooral de bosrand schuldig. De bomen hebben alles gezien, ze zijn getuigen en ze hebben niets verteld. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het werk van Armando door veel analisten autobiografisch geduid is.

Ernst van Alphen, hoogleraar literatuurwetenschap aan de universiteit van Leiden, vindt die opvatting te beperkt. Hij staat sterk als hij zegt dat Armando zich zelf altijd verzet heeft tegen een expressionistische opvatting van zijn werk. Van Alphen beschouwt Armando's oeuvre als een geheel. 

Het is niet nieuw om Armando's schilderijen en boeken met elkaar te vergelijken, maar Van Alphen betrekt ook de tekeningen en de bronzen in zijn analyse. Bovendien beschouwt hij niet alleen het recentere werk, maar ook het oudere, toen Armando betrokken was bij experimentele literaire tijdschriften en bij nieuwe bewegingen in de beeldende kunst, zoals de Nul-groep en de Informelen. In plaats van een breuk tussen het vroege en het latere werk, ziet hij juist de grote lijn. 

Armando wordt vaak als een eenling in de kunst gezien. Van Alphen laat zien dat Armando niet zo alleen is. Op elk deelgebied heeft hij verwanten en voorgangers. Voor de schilderijen noemt Van Alphen Caravaggio als verwant kunstenaar wat betreft de aandacht voor de oppervlakte, de huid van het schilderen. De vergelijking is interessant en maakt veel duidelijk over de werking van de schilderijen van Armando, al lijken mij de verschillen tussen Armando en Caravaggio ook evident. 

Ook bij de bronzen gaat Van Alphen in op het oppervlak. Het oppervlak van Armando's beelden lijkt veroorzaakt te zijn door krachten van buitenaf, zoals die van water of wind. Wat dat betreft zijn ze verwant met de bronzen van Per Kirkeby. De vervagende vormen zorgen ervoor dat je bij Armando eerder van figuren dan van mensen spreekt. Een figuur kan dan een 'persoon', een 'menselijk figuur' zijn, maar het kan ook 'vorm' of 'structuur' betekenen. 

Van Alphen plaatst Armando daarin tegenover bijvoorbeeld Giacometti wiens beelden altijd mensen blijven. In zijn tekeningen vertoont Armando verwantschap met Cy Twombly, wiens werk kalligrafische trekken heeft. De verwijzing naar het schrijven heeft hierin niets van doen met de vorm en al helemaal niet met de boodschap, maar met het gebaar dat ermee gemoeid is. Twombly heeft geen soepele manier van 'schrijven', eerder lijken zijn tekeningen met de linkerhand gemaakt. Diezelfde 'linkshandigheid' is versterkt terug te vinden bij Armando, wiens lijn een enorme spanning kent, alsof er een gevecht is tussen potlood en papier.

In Armando's tekeningen zit geweld, zou je kunnen zeggen en dat gaat ook op voor zijn schilderijen. Geweld is hier niet alleen onderwerp, in het tekenen zelf zit geweld, Het gewelddadige, de vernietiging, zit in het maken. 

Dat Armando met het gewelddadige de oorlog wil tonen is een wijd verbreide opvatting. Armando spreekt echter vaak in algemene zin over 'de vijand', 'de plek', 'het krijgsgewoel' waardoor het lijkt alsof oorlog voor hem een metafoor voor de menselijke conditie geworden is. 

Van Alphen spreekt die opvatting tegen. Wanneer de Tweede Wereldoorlog alleen gebruikt zou worden als metafoor, is dat een nivellering van alle gruwelijkheden van toen. Volgens hem wil Armando ons juist doordringen van het volstrekt unieke van oorlogservaringen. Armando's taal is niet metaforisch maar indexicaal. Zoals rook een indexicaal teken is voor vuur en een voetspoor van de aanwezigheid van de mens, zo schildert en tekent Armando indexen van de oorlog. Armando laat sporen zien. 

De schuld van de bomen, waarover ik eerder schreef, ligt dan ook daarin dat zij de sporen niet laten zien, dat ze niet getuigen. Ze groeien gewoon door en verraden daardoor hun indexicale betekenis. Dat alles maar doorgaat komt natuurlijk door de tijd die maar doorgaat alsof er niets gebeurd is. 

Van Alphen laat zien dat Armando ook de voorbijgaande tijd zelf als 'vijand' ziet. Armando is in zijn werk op zoek naar de verleden tijd: niet naar zozeer naar de verloren tijd maar eerder naar de tijd die alles verloren doet gaan. Armando's werk is dan ook geen herinnering aan wat gebeurd is. Eerder is er sprake van wat men in het Engels re-enactment noemt, het opnieuw ten uitvoer brengen. In het schilderij gebeurt, op een indexicale manier, wat al gebeurd is. Vandaar het gewelddadige in Armando's werk, zowel wat onderwerp als wat werkwijze betreft. De titel van Van Alphens boek, Vormen van herinnering, lijkt me dan ook niet helemaal terecht. Juist in de herinnering wordt geaccepteerd dat de tijd er is, dat je terugdenkt aan dat wat gebeurd is.

Wat Armando doet, is iets anders dan herinneren. Armando's inzet is indrukwekkend en natuurlijk schiet hij tekort in zijn werk. Daarom acht hij ook zijn eigen werk schuldig. Ook zijn werk kan niet getuigen zoals het zou moeten. Ook daarom is het begrijpelijk dat de agressie in het werk zich tegen zichzelf keert. 

Al tijden ben ik gefascineerd door het werk van Armando. Via zijn literaire werk ben ik bij zijn beeldend werk terechtgekomen en het heeft me niet meer losgelaten. Door het boek van Van Alphen is mijn bewondering voor wat Armando doet alleen maar toegenomen. Tegelijk voel ik me als kijker en lezer schuldig: mag ik zoiets wel mooi vinden? Das unschöne Schöne noemde Armando het en das Furchtbar-Schöne. Inderdaad, Armando's werk is tegelijk mooi en verschrikkelijk in de meest letterlijke betekenis van het woord. Verontrustend werk met alleen maar schuldige kijkers en lezers.

donderdag 6 november 2025

Altijd zondag (Kees Versluis)

Bram Bosman groeit op met zijn broertje Daan, dat twee jaar jonger is, en zijn ouders Jasper en Johanna. Ze wonen in Pijnacker, een dorp tussen Delft en Zoetermeer. Vader Jasper is wetenschappelijk hoofdmedewerker bij de TH in Delft en moeder is daar secretaresse van de vakgroep scheepshydromechanica. 

Dat zijn de belangrijkste personages in de roman Altijd zondag van Kees Versluis. Wat de aanleiding was voor het kopen van het boek weet ik niet helemaal zeker. Stond er een bespreking in de Boekenkrant? In ieder geval kocht ik het, daarna lag het nog een tijdje op een stapel en uiteindelijk ben ik het gaan lezen. 

Een groot deel van het boek speelt zich af aan het begin van de jaren tachtig als Bram en Daan respectievelijk 11, 12 en 9, 10 jaar oud zijn en de paar jaren erna. Het huwelijk van vader en moeder is niet goed en ze hebben vaak ruzie. Moeder kan zich niet meer verenigen met wat er op zondag in de dorpskerk verkondigd wordt en gaat ter kerke bij dominee De Bie. 

Later kan ze het ook daar niet vinder en shopt verder, waarbij ze de kinderen elke zondag meeneemt naar een andere kerk. Het geloof, dat een scheiding aanbrengt tussen moeder en vader, is ook waar moeder zich aan vasthoudt. 

Bram gaat niet alleen fysiek mee naar de kerk, maar hij neemt ook de opvattingen van moeder over. Zo beoordeelt hij mensen in zijn omgeving en vraagt zich af of ze de hel zullen ontlopen. 

Roze koeken

De titel van de roman verwijst naar een passage waarin Bram zijn moeder bevraagt over het hiernamaals, over de hemel, die door moeder het paradijs wordt genoemd. Hij vraagt aan moeder wat op aarde ermee te vergelijken is. 

Mijn moeder dacht even na. 'De zondag komt denk ik het dichtst in de buurt. De hele dag niet hoeven werken en alleen bezig zijn met God en je geloof. 

Bram stelt zich de hemel voor als altijd zondag.

Ik dacht aan onze zondagen. De ruzies die er dan vaak waren, de dubbele kerkgang. De roze koek schoot me te binnen. De hemel was waarschijnlijk het gevoel dat ik had als we na de ochtendkerkdienst een roze koek en een glaasje cola kregen. En dan dus altijd; dus als die koek op was, dan weer eentje, en weer een, zonder dat je misselijk werd. Ja, de hemel was inderdaad een fijne plaats. 

Scènes

Een groot deel van het boek bestaat uit scènes. Er worden situaties en gebeurtenissen beschreven die samen een beeld geven van de omgeving waarin Bram opgroeit. Die scènes zijn scherp beschreven, met details die je voor je ziet. Bijvoorbeeld dat dominee De Bie als hij op bezoek komt zijn broekspijpen optrekt voordat hij gaat zitten. Dat zie ik eigenlijk nooit meer iemand doen. 

Versluis blijft wel lang hangen in die fase. Er is niet een heel duidelijke doorgaande lijn, dat komt pas verderop in het boek. 

Gereformeerde Bond

Moeder zweert bij de Gereformeerde Bond, een wat meer orthodoxe stroming binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. Ze ziet dat ook zo'n beetje als het enige ware geloof, dat bovendien verdedigd moet worden, want er komen aanvallen op van buitenaf. Dat ziet moeder groot. Zelfs de dreiging van de Russen heeft ermee te maken. 

De Russen hadden een bloedhekel aan iedereen in het Westen, maar aan christenen in het bijzonder, wist mijn moeder. En daarbij ging het ze natuurlijk niet in de eerste plaats om de Dorpskerk, daar moesten ze vooral om lachen, waarna ze er evengoed een paar handgranaten naar binnen zouden gooien. Nee, het ging de Russen in de allereerste plaats om de Gereformeerde Bond. De bezetting van West-Europa had als voornaamste doel de Gereformeerde Bond onschadelijk te maken. Want de Russen wisten ook wel wie de enig ware God was: die van de Gereformeerde Bond. 

Moeder draaft steeds verder door in haar geloofsijver, zeker als Bram het huis uit gaat en steeds minder van het geloof moet hebben. Als hij openlijk tegen moeder zegt dat het hem niet meer lukt om te geloven, begint moeder te krijsen en te huilen. Ze zal alles blijven doen voor het zielenheil van haar zoon. 

Ze stalkt hem en valt mensen in zijn omgeving lastig. Als hij een vriendin krijgt, Rachel, lijkt moeder geen enkele rem meer te hebben. Als Rachels vader overlijdt, schrijft moeder een kaart met de tekst:

Goed dat je vader dood is. Hij was een slechte man. Jij bent een intens slechte vrouw, want je hebt mijn zoon definitief in het verderf gestort. 

Australië

Uiteindelijk vertrekt Bram naar Australië, maar dat wordt pas duidelijk in het laatste hoofdstuk, als hij terugkeert na het overlijden van zijn moeder. 

Toen Bram zijn geloof kwijtraakte, raakte hij ook de vaste punten kwijt op grond waarvan hij zijn keuzes kon maken. Tegen Bram zegt hij daarover: 

Weet je wat mijn biografie was bij aankomst in Australië? Een verzameling dogma's waar ik me eerst aan had vastgeklampt en die ik daarna bij het grofvuil had gezet. Nettoresultaat: niets. Ik was niemand. 

In het begin heeft Altijd zondag weinig vaart, maar dat is niet direct erg, want het leest prettig en je krijgt een goed beeld van hoe het is voor een jongetje als Bram om op te groeien aan het begin van de jaren tachtig in een dorp met een moeder die houvast zoekt in het geloof. Al die losse scènes completeren het beeld, maar je krijgt het idee dat het er ook minder of meer hadden kunnen zijn. 

Paardenmiddel

Als het boek later een duidelijker verhaallijn krijgt, gaat moeder zich wel extreem gedragen. Het kan natuurlijk zijn dat dit boek een autobiografische achtergrond heeft en dat het in werkelijkheid ook zo gebeurd is, maar, zoals Reve al zei: echt gebeurd is geen excuus. Je snapt daardoor wel dat Bram afstand neemt, maar ik had ook het gevoel dat er wel een paardenmiddel was gebruikt om dat aannemelijk te maken. 

Het slot, waarbij ineens Australië in beeld kwam, kwam voor mij vrij onverwacht, maar wellicht heb ik eerdere hints gemist. Daardoor heeft het boek wel een duidelijke afsluiting, maar het voelt ook een beetje als een deus ex machina. 

Maar goed, dat alles neemt niet weg dat Altijd zondag een heel aardig boek is over een jongen die opgroeit onder bijzondere omstandigheden. 

woensdag 5 november 2025

Ghostmoney (Smolderen / Bertail)

Van de vijfdelige reeks Ghostmoney zijn de eerste twee delen tegelijk verschenen in het Nederlands: 1. De dame uit Dubai en 2. De ogen van Chamza. De delen verschenen oorspronkelijk in 2008 en 2010 en slechts een enkel deel kwam uit in het Nederlands en dat moest toen ongelukkigerwijs uit de handel gehaald worden omdat de laatste vier bladzijden ontbraken. Nu verschijnt toch de hele reeks. Het scenario is geschreven door Thierry Smolderen, de tekeningen zijn gemaakt door Dominique Bertail

Het eerste deel begint in 2004, tijdens de slag om Falluja (in het album gespeld als 'Falludja'), waar de Amerikanen zich te buiten gingen aan geweld. In een Italiaanse documentaire uit 2005 (Falluja, The Hidden Massacre) verklaarden twee veteranen dat er witte fosfor en napalm door de Amerikanen gebruikt was, ook tegen burgers. 

In de strip leren we enkele militairen kennen, die verderop in het verhaal een rol zullen spelen. Een groot deel van de strip speelt zich twintig jaar later af. Dat betekent dat het in de toekomst speelt: het eerste album verscheen immers in 2008. Er zitten dus scifi-achtige elementen in. De ontwikkelingen die geschetst worden blijken (nog steeds) geen realiteit te zijn. 

De schat van Al Qaida

Alles draait om de schat van Al Qaida. Er wordt gefluisterd dat die bestaat en dat die zo groot is, dat de wereldeconomie ermee ontwricht zou kunnen worden. Op die schat wordt gejaagd. Daarmee wordt ook een soort tegenstelling tussen het westen en de oosterse wereld geschapen, al ligt de sympathie zeker niet onverdeeld bij het westen. 

Als er in Londen een zelfmoordaanslag gepleegd wordt, zet een massa zich in beweging. Daarin bevindt zich het meisje Lindsey, dat behoorlijk in het gedrang komt, maar ze wordt het raam in gehesen door een jonge vrouw, Chamza, die schatrijk blijkt te zijn. Ze kan iemand die contact met haar zoekt niet vertrouwen, omdat er altijd bijbedoelingen kunnen zijn. Maar Lindsey is bij toeval op haar pad gekomen, zodat er van opzet geen sprake kan zijn.  Er ontwikkelt zich een relatie tussen hen. 

Chamza reist over de hele wereld en blijkt met veel hooggeplaatsten contact te hebben. Is zij degene die de schat van Al Qaida bezit? Dan is ze haar leven niet zeker. Dat blijkt ook wel als in het tweede deel de jagers op de schat het voor elkaar krijgen om haar dag en nacht te volgen. 

Thriller

Hoe dat allemaal gaat, ga ik niet verklappen, maar deze reeks is echt iets voor mensen die houden van thrillers met manipulaties, spionage en wereldwijde netwerken. 

De eerste twee delen maken je nieuwsgierig naar de rest. Het verhaal zit redelijk ingewikkeld in elkaar en soms moest ik mijn best doen om alles goed te volgen, maar je wilt weten hoe het nu in werkelijkheid zit en daar mag je best een beetje moeite voor doen. 

Van het science-fictionkantje, met allerlei technische vernuftigheden hou ik niet zo en ik vind die ontwikkelingen al gauw ongeloofwaardig. Daar had ik nu ook wel last van, maar ik bleef toch in het verhaal. 

Lindsey

Lindsey is een prima personage om je mee te vereenzelvigen. Zij is bij toeval in deze wereld terechtgekomen en weet ook niet wat haar allemaal overkomt. Je kunt met haar gemakkelijker meeleven dan met een stel harde Amerikaanse militairen. Chamza heeft iets raadselachtigs, ook voor Lindsey.

Je moet niet terugschrikken voor geweld, want daar is scenarist Smolderen scheutig mee. Ghostmoney is een harde strip, waarin mensen koste wat het kost hun doel willen bereiken en niet malen om menselijk leed. 

Tekeningen

De tekeningen van Dominique Chamza zijn soms een beetje stijfjes, maar ze bezitten ook enige elegantie. Achter in elk album zijn extra tekeningen opgenomen en zo'n toetje is altijd welkom. Het contrast tussen het geweld en de soms jetset-achtige omgeving weet hij goed te treffen. 

Het genre van Ghostmoney is niet meteen mijn eerste keus en ik werd ook niet omvergeblazen door deze twee albums, maar ik heb ze toch geïnteresseerd gelezen. Voor wie door de reeks gegrepen wordt: de volgende delen verschijnen al snel. Je kunt deel 3 al bestellen. 

Reeks: Ghostmoney
Deel 1: De dame uit Dubay
Deel 2: De ogen van Chamza
Scenario: Thierry Smolderen
Tekeningen: Dominique Bertail
Vertaling Hans van den Boom
Uitgever: Arboris
2025, 64 blz. € 11.95 (softcover), € 21,95 (hardcover)




Deel 1


Deel 2

dinsdag 4 november 2025

Afgestoft: Tropische jaren (Cornets de Groot)

Weer een oude recensie, deze keer uit 't Kofschip, vijftiende jaargang, nummer 2 (maart-april 1987). In hetzelfde nummer stond ook mijn recensie van Eigen schuld van Maarten Spanjer. 

Voor mijn gevoel is het uit een tijd die een eeuwigheid terug is. Ik was zevenentwintig toen en ik had nog weinig gerecenseerd. Het was mooi dat ik voor 't Kofschip kon schrijven en zo het bespreken wat meer in de vingers kon krijgen. Ik wachtte gewoon op wat mij toegestuurd werd en ging dan aan de gang. Of ik ook boeken kon aanvragen, weet ik niet meer. Daar ging in ieder geval altijd veel tijd overheen: de communicatie ging nog per post. 

De onderstaande recensie is die van Tropische jaren van Cornets de Groot, die eigenlijk Rudy Cornets de Groot heette, maar de voornaam werd bij deze roman niet vermeld. Daarvoor had ik nooit iets van hem gelezen en daarna is het er ook niet van gekomen. Toch was ik best positief over deze roman. Geen idee waarom ik het werk van deze schrijver verder genegeerd heb. Ik kan wel zeggen dat ik dat nog goed ga maken, maar ik weet niet of het daarvan komt. 

Over het werk van Rudy Cornets de Groot is veel online te vinden, vooral doordat zijn zoon dat bijeengebracht heeft. Recensies van deze roman vind je hier.

Bruggen naar een verdwenen stad

Sommige schrijvers zijn erop uit je een hak te zetten: ze nemen je aan hun hand mee een werkelijkheid in die achteraf helemaal geen realiteit blijkt te zijn, maar bijvoorbeeld een droom, een toekomstfantasie, een hersenschim. De lezer heeft zich dan laten neppen, hij wordt naast zijn bed op het koude zeil wakker, hij is bedrogen.

Meestal heeft de lezer zich laten bedriegen. hij heeft niet nauwkeurig genoeg gelezen, niet alle aanwijzingen opgemerkt die hem moesten vertellen dat hij op een dwaalspoor was. Eigen schuld. 

Het is het leukste wanneer de lezer de schrijver doorziet. Dat hij ziet waar hij op het verkeerde been gezet wordt, zodat hij stiekem weer goed kan gaan staan, terwijl hij geniet van de manoeuvres van de schrijver. Hij speelt mee. Dit 'literaire' lezen, dit genieten van de vorm, is voor mij een van de plezierigste manieren van lezen. In het boek Tropische jaren  van Cornets de Groot kwam ik ruimschoots aan mijn trekken. 

Het verhaal lijkt vrij simpel: een Indo, Leo de Brauw, verkeert met zijn (heel wat jongere) vrouw Narda een week in Istanboel. Die dagen zijn ze vergezeld van een gids, Mr. Edip. De Brauw vertelt herinneringen aan zijn jeugd in Indonesië en inzonderheid aan een jeugdvriendin, Carla. Het boek eindigt met een brief, die De Brauw op de terugweg schrijft aan Mr. Edip. 

Bij nauwkeurige lezing blijken de zaken toch iets ingewikkelder te zijn. Het verhaal is namelijk niet afgelopen als De Brauw met Narda in het vliegtuig zit, ook al zijn we aan het einde van het boek. Uit enkele, wel bijzonder kleine, aanwijzingen blijkt dat De Brauw later teruggegaan is naar Istanboel.

We zien hem daar zitten op een terras (in het begin van het boek) en we komen erachter dat hij het boek dat wij in handen hebben later geschreven heeft. 'Zulke dingen kan ik opschrijven (...). Het is heel moeilijk autobiografisch te zijn', lezen we een eindje over het midden van het boek. 

Deze extra tijdlaag met de schrijvende De Brauw zet het hele boek op losse schroeven. Voor de lezer is bijvoorbeeld niet meer na te gaan wat De Brauw werkelijk aan herinneringen verteld heeft en wat hij er later bij geschreven heeft. Realiteit en verzinsel, schijn en werkelijkheid, zijn niet uit elkaar te houden. De lezer kan het verhaal 'mee-construeren', maar hij weet nooit of het klopt. 

De Brauw zit trouwens met hetzelfde probleem als de lezer. Hij probeert zijn vroegere ik te reconstrueren, met behulp van zijn herinneringen, wetend dat het beeld nooit compleet zal zijn:

Maar wat zijn die dingen, wat kunnen zij anders zijn dan bruggen naar die verdwenen stad, die ik zelf werd? Een samenraapsel van beelden, parken, geuren en klanken, ontworpen naar de natuur van de vrouw?

Zo zouden we dit boek kunnen karakteriseren: een poging met bruggen een verdwenen stad te bereiken. Bruggen van heden naar verleden, van Istanboel naar Batavia, van Narda naar Carla.

Als je erop let, zie je hoe geraffineerd Cornets de Groot dit boek opgezet heeft. 'U maakt van Batavia een spiegelbeeld van Istanboel', zei Mr. Edip. 'Is die Carla dan ook een spiegelbeeld van uw vrouw?' De Brauw geeft dan een ontwijkend antwoord, maar intussen zijn de parallellen tussen Narda en Carla al heel onopvallend in het verhaal verweven. Zo worden ze beiden beschreven, zittend op een bed met opgetrokken knieën en slechts gekleed in een slipje. Het is maar zo'n geringe overeenkomst en de lezer moet zelf de verbanden leggen. Met zulke subtiliteiten zit het boek vol. 

Met parallellen en contrasten kan de schrijver goed overweg. Ze zijn niet opgelegd, maar vloeien voort uit het verhaal. De militairen in het Istanboel van Ecevit doen denken aan de Jappen in Batavia, de 'seniele aftakeling' van Istanboel staat in contrast met de jeugd van Carla enzovoort. 

Maar er zijn meer fraaie dingen. Bijzonder mooi vond ik het fragmentarische laatste hoofdstuk. Dat bestaat uit korte alinea's (soms niet meer dan een regel lang), waarin de schrijver herinneringen en ideeën als gedachtenflitsen weergeeft. Een litanie noemt de schrijver het. 

Hoe fraai dit hoofdstuk ook is, toch doet het (evenals de brief aan Mr. Edip) de homogeniteit van het boek afbreuk. Ook vind ik de brief en het laatste hoofdstuk onderling te veel verschillen van sfeer, terwijl ze wel op dezelfde dag geschreven zouden moeten zijn. Dit neemt niet weg dat de brief heel mooie passages bevat, zoals het slot. 

Minder te spreken was ik over sommige politieke discussies in dit boek. Dat hadden er wat mij betreft best wat minder en die hadden best wat korter mogen zijn. Voor het emotionele leven van de jonge De Brauw zijn ze toch van veel minder belang dan de mensen met wie hij omging en dan vooral de vriendinnen. 

Ten slotte wil ik opmerken dat ik de titel Tropische jaren niet zo best vind. Hij raakt mijns inziens niet de kern van het boek en hij is bovendien (vind ik) nogal saai. Ook over de omslag ben ik niet enthousiast.

Het is niet gebruikelijk nog een alinea te schrijven na een alinea die met 'Ten slotte' begint, maar ik vind het gewoon vervelend om een recensie van een goed boek te besluiten met een negatieve opmerking. Daarom nogmaals: lof!

maandag 3 november 2025

Ik, de ander (Jante Wortel)

De titel van de nieuwe roman van Jante Wortel hield me al bezig voor ik het boek had gelezen: Ik, de ander.  Is het een opsomming (ik en de ander) of is 'de ander' een bijstelling bij 'ik'? Dan is de ik de ander. Toen ik het boek eenmaal begon te lezen, werd de titel alleen maar raadselachtiger: er komt namelijk geen 'ik' in voor. Het vertelperspectief ligt bij een 'zij', die op de nieuwjaarsborrel van het werk kennis maakt met een 'hij'. Die 'hij' blijkt later ook een relatie te hebben met 'een ander'. 

Dan begint hij erover. Hij zegt: maar er is ook een ander. Het voelt oneerlijk om daar niet over te vertellen. Hij houdt van de ander, maar hij zegt: misschien ga ik ook wel van jou houden. Dat kan. Ik sluit dat niet uit. 

Vorig leven

De 'zij', de vertelster, en de 'hij' blijken in elkaar geïnteresseerd. De vertelster snapt niet dat hij juist in haar belang stelt. Ze noemt zichzelf een duivelin. Ze weet dat de 'hij' nog een vorig leven heeft, dat niet met 'de ander' te maken heeft, iets wat nog groter is. Daarover zal hij haar vertellen als de tijd daarvoor gekomen is. Ze vraagt er niet naar. 

Maar zij heeft ook zo'n leven, dat ze nog bij zich draagt. 

Natuurlijk denkt ze er nog aan. Zou ze zichzelf toestaan het opgeborgene weer omhoog te halen, dan zou ze erin stikken. Ze zou verdrinken in zelfhaat. Omkijken naar wat ze kapot en voor dood heeft achtergelaten. Ze kan het zichzelf niet vergeven, maar op de momenten dat hij met haar is vergeeft hij haar voor haar. 

Ze glijdt min of meer een relatie met hem in. In die relatie is hij bepalend, dominant. Hij bepaalt wanneer er contact is en wat er wel of niet gebeurt. Je zou hem een narcist kunnen noemen en misschien is hij dat ook wel. Hij kan lief voor haar zijn, maar er is ook altijd iets waarvoor ze op haar hoede moet zijn en ze weet dat ze uit moet kijken om geen fouten te maken. 

Hij zegt dat hij haar het liefst zou willen opsluiten. Ergens waar niemand bij haar kan, alleen hij. Hij vraagt of het haar beangstigt dat hij dat zegt. Ze zegt nee, en dat meent ze. Pas als hij een tijdje naar haar nek blijft staren en toegeeft dat hij soms de neiging heeft om haar daar net zo lang te bijten tot ze begint te bloeden, tot ze het uitschreeuwt van de pijn en hem smeekt om te stoppen, begint ze zich af te vragen of dit wel normaal is. Of het normaal is om zoiets uit te spreken, laat staan om het te voelen. 

Ze realiseert zich wat er gebeurt en tegelijkertijd kan ze zich er niet aan onttrekken. Haar leven staat in het teken van hem. Als hij vraagt: 'Wie mag jou kapotmaken?' antwoordt ze: 'Alleen jij'. Hij heeft haar vooraf gewaarschuwd: 'Als ik jou toelaat in mijn leven, kom je er niet zomaar uit.' 

Eruit stappen

Hij zal bepalen hoe lang de relatie duurt, zij kan er niet zomaar uit stappen. Hij bepaalt immers alles en ze gaat erin mee, ook als ze weet dat ze dat niet moet doen. 

Jij moet oppassen, zegt hij. Ik begin moe van je te worden, en ik hou er niet van als ik ergens moe van word. 
Ze denkt: ik moet helemaal niets. Ik moet godverdomme helemaal niets. 
Maar ze knikt en kijkt hem niet meer aan. 

Hij gaat ver over haar grenzen, maar het is nooit zijn schuld. Hij stelt het zo voor dat zij het daar naar gemaakt heeft. 

Ik zegt toch: néé. Dit is wat je dan krijgt, zei hij. Hij schreeuwde het bijna. Is dat wat je wilt? Dat ik je zo behandel?
Dat deed me denken aan Van dode mannen win je niet van Walter van den Berg, waar zo'n ongezonde relatie vanuit de man, misschien moet ik schrijven: de dader, beschreven is. 

Tijdens het lezen zie je hoe de 'zij' steeds meer vast komt te zitten in de relatie en hoe de 'hij' controle krijgt en houdt over haar. Dat ze dat laat gebeuren heeft te maken met het beeld dat ze van zichzelf heeft. 
Misschien omdat hij het beeld bevestigt dat ze ergens, diep vanbinnen, van zichzelf heeft. Dat ze het niet waard is om goed behandeld te worden. Dat ze dit verdient. De vernedering. De mislukking. 

Korte stukjes

Jante Wortel schrijft in korte stukjes, scènes. Weinig gepsychologiseer, weinig uitleg. Ze geeft weer wat er gebeurt en voor mijn gevoel werkt dat heel goed. Je kunt je voorstellen hoe iemand in zo'n relatie belandt en daarin steeds meer verstrikt raakt, ook als ze zich realiseert dat dit niet goed is en dat ze hierin niet verder moet gaan. 

Het lijkt erop dat ze wacht tot hij haar de deur uit zet. Dat suggereert hij soms ook, maar hij geeft haar ook de opdracht om zich zo te gedragen dat ze door kunnen met de relatie. 

Als je je niet zo gedraagt als ik wil dat je doet, dan zal ik van je af moeten. En ik wil niet van je af, want je bent belangrijk voor me. Maar doe er iets mee. Ik begin het zat te worden. 

 Hoe het werkt in zo'n relatie, dat je iets tegelijkertijd wel en niet wilt, dat je ziet dat iets niet goed voor je is, maar dat je je er toch niet aan kunt onttrekken, dat laat Wortel in Ik, de ander wel erg goed zien. Uiteindelijk (spoiler!) weet de 'zij' zich uit de relatie te wurmen. Als ik zeg dat dat misschien net te gemakkelijk ging, is dat wel een beetje wrang, omdat het juist veel moeite kostte, maar de vraag kwam toch bij me op of het realistisch is dat iemand zo uit een relatie weet te komen. 

Dat een relatie niet over is als ze elkaar niet meer zien, ligt voor de hand en er moet nog heel wat gebeuren voor de 'zij' echt vrij is. 

Het boek eindigt met:

Hij heeft niets achtergelaten. Hij is weg, en dat is het. Er is stilte. Er blijft stilte. Zou je naar de feiten kijken, dan is het net alsof hij er nooit geweest is. Alsof het altijd alleen maar zij was. 

Intrigerend

Ik, de ander is een intrigerend boek. Ik struikelde niet alleen over de afloop van de relatie, maar ook over kleine dingetjes als de zin 'Ze heeft nog nooit zo letterlijk een klik gevoeld'. Maar eigenlijk doen die dingen niet zoveel af aan deze roman, die een geloofwaardig beeld neerzet van een ongezonde relatie. De verstikking en de afhankelijkheid zijn geloofwaardig en je wilt maar door blijven lezen om te weten of de 'zij' toch vrij weet te worden, omdat je haar dat heel erg gunt. 

Eigenlijk dacht ik dat Ik, de ander heet debuut van Jante Wortel is, maar ze blijkt in 2022 ook de roman Weerlicht geschreven te hebben. Het gaat over een verstikkende gezinssituatie en een meisje met een eetprobleem. Dat boek ga ik zeker lezen, maar ik heb nog heel wat boeken die ik nu even voor laat gaan. Komt wel. 

vrijdag 31 oktober 2025

Tarare (Ken Broeders)


Mensen eten de gekste dingen. Mogelijk ken je de begrippen coprofagie en onychofagie, die respectievelijk het eten van uitwerpselen en van nagels aanduiden. Maar wat is 'polyfagie'? Dat moest ik opzoeken. Je zou het kunnen uitleggen als vraatzucht, of, in een iets vriendelijker omschrijving: overmatige eetlust. 

Dat laatste klinkt nogal mild, al kun je er flink van last van hebben. Ik las meer informatie op de site van een ziekenhuis, waar polyfagie wordt beschreven als een aandoening waar nog wel wat aan te doen is. Maar er zijn ook extreme gevallen, zo lezen we in de strip Tarare, Het ongelofelijke verhaal van een veelvraat van Ken Broeders. Hij neemt ons mee naar de achttiende eeuw. Tarare eet werkelijk alles: van dode ratten tot levende palingen. Hij treedt ermee op in een soort kermistent, waar mensen uit het publiek zich soms walgend naar buiten moeten spoeden. 

Gebaseerd op de werkelijkheid

Het is een wonderlijk verhaal, maar het is wel gebaseerd op de werkelijkheid. Nou ja, we hebben een enkele bron, de arts Pierre François Percy. Hoe betrouwbaar zijn beschrijving is, zullen we nooit weten. 

Tarare werd waarschijnlijk ongeveer 26 jaar oud. Op zijn lichaam werd autopsie uitgevoerd, waaruit blijkt dat hij hij een abnormaal brede en flexibele slokdarm had. De stank van het dode lichaam was echter zo hevig dat de autopsie vroegtijdig afgebroken moest worden. 

Maar goed, als je een merkwaardige hoofdpersoon hebt, heb je nog geen verhaal, maar gelukkig heeft Broeders ook daar voor gezorgd. Aan het begin van het album ontsnapt Tarare aan de kermisbaas voor wie hij werkt. Hij verstopt zich bij Benjamin en zijn zus. Later neemt Tarare dienst in het leger, waar ook Benjamin weer opduikt, ten gevolge van een tragische geschiedenis. 

Tekeningen

Omdat je wilt weten wat er met de personages gebeurt, blijf je wel doorlezen. En natuurlijk ook door de prachtige tekeningen, die ook nog eens prachtig ingekleurd zijn. Broeders weet geweldige karakterkoppen te tekenen, maar hij is ook een meester in het neerzetten van een setting die de sfeer van het hele verhaal bepaalt, zodat je je onder kunt dompelen in het avontuur. 

Dat heeft zowel luchtige kanten als ronduit tragische, het roept afschuw en genot op en toch houdt het je erbij. Eerder las ik van hem Driftwereld (link onderaan) en dat verraste me al, maar misschien ben ik van dit bijzondere verhaal nog net iets meer onder de indruk. 

Titel: Tarare, Het ongelofelijke verhaal van een veelvraat
Tekst en tekeningen: Ken Broeders
Uitgever: L
2025, 64 blz. € 24,95 (hardcover)

Eerder schreef ik over:
Driftwereld 



donderdag 30 oktober 2025

Afgestoft: In de zon kijken (Anne Provoost)

Anne Provoost is een interessant auteur, van wie ik, ik zeg het maar meteen, te weinig gelezen heb. Zo gaat het soms. Haar vroege werk heb ik aardig bijgehouden, maar daarna kwam er de klad in en dat is zeker niet omdat ik niet benieuwd was naar haar boeken. 

Van Vallen (1994) was ik behoorlijk onder de indruk. Het gaat om een jongen die langzaam in de greep komt van mensen die een extreem rechts gedachtegoed aanhangen. Het zou misschien goed zijn als het herdrukt werd. Het is, vrees ik, zeer actueel. 

Na dat boek las ik Mijn tante is een grindewal (1990), De roos en het zwijn (1997) en De arkvaarders (2001). In mijn herinnering was ik wat minder positief over In de zon kijken (2007), maar uit de recensie hieronder blijkt dat niet. Het geheugen is per definitie onbetrouwbaar. 

In 2008 publiceerde Anne Provoost Beminde ongelovigen, een 'atheïstisch sermoen', dat ik pas in 2011 las. Het is gratis te downloaden. 

De recensie van In de zon kijken stond op 25 mei 2007 in Nederlands Dagblad. Het is een vrij beknopte bespreking. Ik neem aan dat ik een aantal woorden had waaraan ik me moest houden. 


Kijken voor twee


Wanneer besluit je dat een boek een jeugdboek is? In de meeste gevallen zal de hoofdpersoon de leeftijd hebben van de beoogde lezer en het taalgebruik zal niet al te moeilijk zijn. Maar er zijn ook boeken voor volwassenen die aan die criteria voldoen. Anne Provoost schreef tot nu voor jongeren. Vermoedelijk zijn boeken als Vallen (1994) en De arkvaarders (2001) ook door veel volwassenen gelezen. Niet alleen omdat het gewoon goed geschreven boeken zijn, maar ook omdat ze niet kinderlijk, laat staan kinderachtig zijn.
Haar nieuwe roman In de zon kijken is uitdrukkelijk niet bedoeld als jeugdboek en dat is ook wel te begrijpen. Weliswaar is de hoofdpersoon een kind, maar het verteltempo is zo traag dat middelbare scholieren waarschijnlijk al snel afhaken.

Provoost heeft het tempo zo laag gehouden om uitgebreid te kunnen beschrijven wat er te zien is. De hoofdpersoon, het meisje Chloë, observeert aandachtig haar omgeving. Ook als lezer heb je voortdurend het gevoel dat je aan het kijken bent. Je ziet hoe buurman Rockie zijn overall hoog dichtgeknoopt heeft, hoe smal hij is, hoe de naden van de mouwen laag voor zijn schouders hangen. Maar ook hoe desolaat het landschap is. Provoost wijkt in haar boeken vaak af van het hier en nu. De arkvaarders en De roos en het zwijn (1997) speelden zich af in een ver verleden, Mijn tante is een grindewal (1990) heeft een baai aan de oostkust van de Verenigde Staten als decor. Chloë leeft op het platteland van Australië, met haar vader, haar moeder en haar halfzus. Even verderop wonen de buren en verder is er niets. Een leeg landschap, waarin de personages als vanzelf verlaten lijken.

Kijken

Al in het begin van het boek overlijdt Chloës vader ten gevolge van een val van zijn paard. Moeder moet het vanaf dan alleen zien te redden, wat niet gemakkelijk is. Door een oogziekte is moeder blind aan een oog en ook het zicht in het andere gaat hard achteruit. Soms kijkt ze door negatieven naar de zon, om haar oog te testen. Misschien dat juist daarom Chloë zo aan het kijken is. Ze moet immers voor twee mensen tegelijk kijken. Ze ziet, wellicht eerder dan haar moeder, dat het niet kan: verder leven op het platteland met zulke slechte ogen. Als moeder met de auto een wombat doodrijdt (ze heeft hem domweg niet gezien), fluistert Chloë tegen het beest: 'Hé, wombat? Wat was je van plan? Het is bijna donker, zie jij wel goed? In het donker op pad gaan met slechte ogen is niet slim!' Moeder kijkt of de wombat geen kleintje in zijn buidel heeft, dat in zijn eentje verder moet. Dat blijkt gelukkig niet het geval. Maar Chloë is ook een kleintje en zij moet door, met een dode vader en een bijna blinde moeder die het niet gaat redden. Net als in andere boeken van Provoost is het kind degene die het moeilijk heeft. Zo'n kind is eigenlijk nooit zielig, maar juist dapper in haar wanhopig pogen zich staande te houden. Tanden in de lip, rug recht.

Op zoek

Hoe oud Chloë precies is, is niet duidelijk. Ze wordt 'het kleintje' genoemd en ze hoeft blijkbaar nog niet naar school, in tegenstelling tot Ilana. Wat ze zegt, klopt ook wel met hoe een kind dat zegt, maar haar gedachten ontstijgen die van een kind van haar leeftijd. 'Ik wil niet dat ze probeert me te troosten. Mijn angst is me dierbaar. Het is een van de weinige dingen waar ik zeker van ben omdat het me nooit verlaat.' Een kind kan zoiets wel voelen, maar niet beseffen, laat staan verwoorden. Chloë krijgt er iets ouwelijks door. Ze blijft als personage wel geloofwaardig, waaruit blijkt hoe stevig Provoost haar neergezet heeft. 

Eigenlijk is iedereen in het boek op zoek naar liefde, zonder dat de personen dat verlangen verwoorden. Ze weten ook wel dat je liefde niet van de anderen kunt verlangen. Die hebben immers hun eigen sores, waarmee ze druk bezig moeten zijn. Uiteindelijk verlaat moeder het platteland om in de stad te gaan wonen. Dan is er ruimte om de genegenheid voor haar dochter ook daadwerkelijk te tonen: 'Mijn bovenlip voelt nat en warm. Uit mijn neus druppelt bloed. Ik druk mijn mouw tegen mijn neus. Ik wring me als een poezenjong uit haar greep, draai mijn romp naar haar toe, mijn hoofd tegen haar schouder. Ze slaat haar armen om me heen, drukt zich tegen me aan, deint zachtjes met me heen en weer. Ze komt onder de vlekken, van chocolade en van bloed, maar ze zegt er niets over, ze merkt het niet.'

Eerder schreef ik over: