vrijdag 15 augustus 2025

Brand in het bos (Kathleen Luycks / Raf Luyckx)

Het boek, Brand in het bos, van Kathleen en Raf Luyckx, was mij ongevraagd toegestuurd en ik wist niet goed wat ik ermee moest. Daarom heb ik het een aantal weken laten liggen. Maar nu heb ik het toch gelezen en dan kan ik er net zo goed wat over schrijven. 

Bij uitgeverij Menlu kwam al eerder een prentenboek uit, Stamcellen voor Beer, dat aan de ene kant bedoeld is om kinderen te vertellen wat stamceltherapie inhoudt, maar aan de andere kant ook een goed verhaal moet zijn. Zoiets is ook aan de hand met Brand in het bos. Aan de ene kant is het een verhaal over dieren die met een bosbrand te maken krijgen, aan de andere kant geeft het boek informatie over dieren die Australië leven en over de bosbranden daar. 

Bosbranden

De problematiek van bosbranden is groot, zeker in bepaalde delen van de wereld. Nog deze week moest een van mijn kinderen, die in Griekenland woont, geëvacueerd worden. Die brand bleek ook nog eens aangestoken. 

In Brand in het bos blijft de oorzaak van de branden een beetje in de lucht hangen. Aan de ene kant is er een draakje dat vonken niest en daarmee brandjes veroorzaakt, maar de grote brand is een eindje verderop. Mensen worden niet gezien als de oorzaak: die doen namelijk alles om de brand te bestrijden en de ene mens die met name genoemd wordt, Tonia, doet haar best om te zorgen dat dieren te drinken hebben. 

Tekeningen

De meeste tekeningen van de brand zijn redelijk goedmoedig: de kleuren zijn helder, bijna vrolijk, en de vogels blijven op een takje zitten om toe te kijken. Dat de rook verstikkend is wordt goed uitgebeeld en waar de brandweermannen druk bezig zijn met blussen is de brand hevig. Ze kunnen die brand wel naderen zonder hun gezicht te beschermen, wat me weer niet zo realistisch lijkt. Dat een koala in een boom klimt en de brand overleeft, is prettig voor de lezertjes, maar ik weet niet of het beestje het in de werkelijkheid gered zou hebben. 

Wel goed is dat Brand in het bos niet alleen maar een goed gevoel wil geven: niet met alle dieren loopt het goed af. Dat daar aan het eind toch nog een soort positieve draai aan wordt gegeven, is goed voor de tere kinderziel, maar ook wel wat gewild positief. 

Eigenlijk is de lijn van het verhaal me niet helemaal duidelijk. Er is het probleem van de branden, dat heel reëel is, dan komt er een draakje om te hoek dat natuurlijk niet realistisch is en daardoor wordt het probleem misschien toch ook gerelativeerd. Zeker als er aan het eind ook nog magische tranen zijn die voor nieuw leven zorgen. Het lijkt erop dat de makers op twee gedachten gehinkt hebben: aan de ene kant een probleem aan de orde stellen en aan de andere kant een aardig dierenverhaal vertellen en die twee lijken niet goed samen te gaan. 

Australische dieren

Aan het begin en aan het eind van het boek worden de dieren voorgesteld. Het zijn alleen maar dieren die aan de Australische oostkust leven: een koala, een kangoeroe, een kookaburra, een kikkerbek, een possum en een geeloograafkaketoe. Over al die dieren worden interessante weetjes verteld. Zo wist ik niet dat er meer dan achthonderd soorten eucalyptusbomen zijn, waarvan koala's er maar zes gebruiken als voedsel en dan nog alleen de oude bladeren. 

De tekst had wel wat strenger geredigeerd mogen worden. Bij de beschrijving van drie van de zes dieren wordt naar het dier zowel in het enkelvoud als het meervoud verwezen. Dat levert zinnen op als: 'Hij wordt ook wel 'lachvogel' genoemd, vanwege de ietwat kakelende 'lach' waarmee ze hun territorium afbakenen (over de kookaburra). 

Brand in het bos is een sympathiek boek en het geeft zeker aanleiding om een gesprek met jonge kinderen te voeren over bosbranden en de gevolgen daarvan voor de dieren. De tekeningen, van Raf Luyckx, zijn aantrekkelijk. Het is ook slim dat er gekozen is voor jonge dieren, die een hoog schattigheidsgehalte hebben. Zelfs Tonia is getekend met een groot hoofd, zodat ze eerder doet denken aan een kind dan aan een volwassene. Kinderen zullen zich goed met de personages kunnen identificeren. 

Ik blijf wel zitten met de gedachte dat het verhaal beter had gekund en wat mij betreft had het draakje er dan uit gemoeten. Ook dan kun je nog een verhaal schrijven over het probleem van de branden met als tegenwicht de vriendschap tussen de dieren die met elkaar samenwerken. Maar goed, een kind zal misschien juist het draakje wel een aantrekkelijk personage vinden. Ik zal het eens testen op mijn kleinkinderen. 

Titel: Brand in het bos
Tekst: Kathleen Luyckx
Tekeningen: Raf Luyckx
Uitgever Menlu
2025, 40 blz. € 14,99 (hardcover)

spread, met weggelaten tekst






donderdag 14 augustus 2025

Afgestoft: Beeldenstorm (Michaël Zeeman)

Het wordt weer tijd om een oude recensie af te stoffen. Die van de dichtbundel Beeldenstorm (1991) van Michaël Zeeman. Ik vermoed dat ik de naam van Zeeman wel eens gehoord had. Hij was verbonden aan de Volkskrant en ik had toen ongetwijfeld wel eens een recensie of essay van hem gelezen. Later zou Zeeman presentator worden van het tv-programma Zeeman met boeken dat van 1996 tot 2002 te zien was. Ik heb daar indertijd verschillende afleveringen van bekeken. Er waren ook mensen die het een elitair programma vonden. 

Zeeman is niet oud geworden, vijftig jaar slechts. Hij overleed aan een hersentumor. Voor zover ik weet heb ik nooit iets anders van hem gelezen dan deze dichtbundel. Die werd in 1991 bekroond met de C. Buddingh'-prijs. Ik weet niet of dat al gebeurd was toen ik de recensie schreef. Soms zaten er maanden tussen schrijven en publicatie. Voor in de bundel schreef ik met potlood: '29/10/91, Kreatief', maar het is niet duidelijk of ik op die datum de bundel ontving of de recensie op de post deed. Als Zeeman de prijs al had, wist ik dat waarschijnlijk niet. Ik verwijs er in ieder geval niet naar. 

Onderstaande recensie verscheen in Kreatief, jaargang 26 nummer 1, april 1992. In hetzelfde nummer schreef Hans Renders over Céline en Koen Vermeiren over Walter van den Broeck. Er waren ook nog gedichten van Victor Vroomkoning en Mark Bruynseel te lezen en recensie van werk van Doeschka Meijsing, J. Bernlef (twee keer), Frits van Noord en Pol Hoste. Het nummer dat ik bezit, heeft lichte waterschade, maar ik weet niet hoe dat gebeurd is. 


Woon in mijn woorden

Vaak zegt het openingsgedicht van een bundel veel over de gedichten die nog volgen. Een dichter plaatst dat gedicht natuurlijk ook niet voor niets op zo'n in het oog lopende positie. Het is het gedicht dat ons kennis laat maken met de bundel en, als het een debuut betreft, met de dichter. De eerste bundel van Michaël Zeeman, Beeldenstorm, opent met 'Fossiel':
Te vinden wat er niet meer is:
een luchtbel in de steen. En 
dagenlang een weg gehakt in deze
rots, die al die tijd geduldig bleef
en zweeg in al die eeuwen dat
een doorn haar vlees weerhield.

Nu scheurt zij op haar best, 
maar schreit nog niet.

Men vindt er wereldoude lucht;
een lichaam heeft zich als een 
voetstap neergelegd, een litteken
van levensgrote wonden.

Van wat voorgoed verging rust nu
een stenen spiegelbeeld plomp als
een dode in mijn handen hier. Weg
slijp ik het gewicht totdat het
spoor in zand vervalt. Mij rest 
een weg te hakken naar het beeld. 
Een fossiel is een teken, een beeld, van wat er was en verbindt op die manier het heden met het verleden. Maar voor de dichter maakt het duidelijk dat iets er niet meer is. Alleen het beeld resteert. De voetstap, niet het lichaam. 
Dit gegeven komt in de rest van Beeldenstorm veelvuldig terug. Het tweede gedicht begint al met: 'Namen noemen: vermoeden van wie er ooit was.' Ook hier weer is de naam een beeld, een spoor, niet de persoon zelf. Maar uit het spoor laat de persoon zich misschien, met moeite reconstrueren:

In sneeuw of slijk vind ik de afdruk;
met veel geduld en alle kans op misverstand
bouw ik uit wat de voetzool achterliet
een theorie op over naam en aard. 

Het materiaal van de dichter is de taal. Maar niet alles kan in taal uitgedrukt worden, 'omdat er altijd minder taal dan toestand is.' De taal is gebrekkig, is zelf ook niet meer dan een beeld, een spoor van wat zij betekent. In 'Onafscheidelijk' kijkt de dichter met weemoed terug naar de tijd dat taal en betekenis samenvielen. 
Voor elk soort eenvoud is de tijd voorbij. 
Geen jaren meer waarin ik over vogels,
bomen, bloemen, kan spreken als zonne-
klare tekens van mijn band met hen, 
geen zorgen ken om waarheid
of om geldigheid.

Hartstocht klonk zonder een spoor van 
bedrog in mijn stem, zonder een rest
van bejag in mijn woord. Men zag
de marionetten van zijn taal. 

Als olie nu, kleverig en onafwasbaar,
een niet te stillen geur van oude woorden. 
Een geur van oude woorden. Ook woorden raken versleten. in een interview in Trouw zei Zeeman: 'Op je zestiende kun je nog tegen een meisje zeggen: ik houd van jou. Na je vijfentwintigste krijg je een dergelijke tekst niet meer uit je mond.' In 'Voorzichtig' formuleert hij het zo: 'Als ik je nu een brief schrijf kozen / mijn woorden zoveel eerder een gehoor, / schrijf ik een palimpsest van hartstocht, / die zich met argwaan moet verstaan.'

Uit veel gedichten spreekt een verlangen naar harmonie, naar veiligheid en dus een gevoel van disharmonie, onveiligheid. ('De reis gaat nooit meer ergens heen: / men wordt verjaagd van dag tot dag.'). Aan de ene kant is er de kloof tussen de dichter en het verleden, aan de andere kant de kloof tussen de dichter en zijn geliefde. Graag had hij haar met zijn woorden willen troosten ('Woon in mijn oude woorden, die je / troosten kunnen als een kinderrijm.'), maar we weten al dat de taal ontoereikend is: 'Het is geen huis dat ik voor jou / heb kunnen bouwen (...) // het staat er niet er waren enkel / letters, leestekens, een regel of / wat.' Enkele liefdesgedichten worden dan ook 'Drie zinloze liefdesgedichten' genoemd. Ze beginnen met de woorden 'Onvindbaar', 'Onbereikbaar' en 'Ongrijpbaar'.

Niet alleen van de geliefde is de dichter gescheiden, ook van de inwoners van zijn geboorteplaats ('Ons sjibbolet is mij reeds lang ontschoten'), de mensen in een kerk ('Zij raken mij niet aan') en mensen in de zijn nabijheid die in hun leven heel andere dingen belangrijk achten dan hij in het zijne: 'Die rond mij woonden bouwden ginds een straat, / een brug, leidden de abc-formule af jaar in, / jaar uit, of rekenden accijnzen door.'

Zeeman is een romanticus en dat laat hij merken ook. Soms doet hij dat in beheerste, ingehouden gedichten, zoals in de reeks 'Wad', maar soms ook maken zijn gedichten grote gebaren, worden ze langer, krijgen ze een hoger tempo, meer volume. Voor enige retoriek schrikt Zeeman dan niet terug. Hij mag graag woorden gebruiken die een beetje galmen en ik moet zeggen dat ik me daar niet aan gestoord heb. Ook onnauwkeurige formuleringen ('Het is er verwaarloosbaar stil') neem ik graag voor lief, als ik maar af en toe een regel mag lezen als de slotregel van deze terzine:

mijn machteloze tederheid versmaad tot sentiment
mijn ernst haar tijdverdrijf - dat ik haar liefhad
een vergeten knikker in het verregende zand. 

woensdag 13 augustus 2025

Michelle, Het daagt in het oosten (Marine Alvarez / Olivier Marin)

Een jonge vrouw wordt wakker op een kamer op een schip. Ze herinnert zich niets, niet eens haar naam. We schrijven 26 september 1965, ten tijde van de Koude Oorlog dus, het schip (de Admiraal Nakhimov) vaart op de Zwarte Zee. 

Dat is het intrigerende begin van de strip Michelle, Het daagt in het oosten,  scenario Marine Alvarez, tekeningen door Olivier Marin. Marin kennen we van de serie De avonturen van Betsy (links: onder aan deze bijdrage), maar zijn tekenstijl is in deze strip heel anders: gestileerd, op het statische af. Van de mimiek van de personages zijn de emoties nauwelijks af te lezen. 

De tekeningen zijn ingehouden en dat schept een zekere afstand, wat niet direct een nadeel is, maar het betekent wel dat in het begin vooral je hersenen aan het werk gezet worden, net als de hersenen van de vrouw, die Michelle blijkt te heten. 

Op zoek naar een verleden

Het moeten leven in een wereld waarin je je niet kunt oriënteren is een bekend gegeven. Enkele jaren geleden schreef ik over de roman Het huis der onbekenden van Jos Vandeloo: een man herkent zijn vrouw en kind niet en herkent ook zichzelf niet meer op oude foto's. Iets soortgelijks gebeurt er in een verhaal van Meint R. van de Berg uit zijn bundel De aardbeving en andere verhalen, waarin iemand administratief niet meer lijkt te bestaan. 

Michelle vindt een briefje waaruit blijkt dat ze naar een hotel moet. Daar ontmoet ze Dimitri, die ze niet herkent. Hij vertelt haar dat ze samen zijn ontsnapt uit het kamp in Volgograd en dat hij haar verlost heeft van de chip in haar nek. Ze heeft een vreemd apparaat in haar koffer, waarvan ze samen de herkomst proberen te achterhalen. De getallen die erin gegraveerd staan, interpreteren ze als coördinaten. 

Ze komen terecht bij een archeologische opgraving en krijgen de aanwijzingen dat het apparaat een oude Griekse computer is. Michelles verleden komt soms terug in dromen en op andere momenten ziet ze flitsen van herinneringen. Ze ontmoet iemand van wie ze zeker weet dat die ooit belangrijk voor haar geweest is. Maar wie is ze echt en hoe zit het met haar verleden? Daarnaar moet ze op zoek. 

Verhaallijnen

Dat is het 'heden' in het verhaal, maar er zijn nog andere verhaallijnen.  Een speelt zich af aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, 30 april 1945, en een in het verleden van Michelle, zodat we te weten komen wat een paar jaren eerder is gebeurd. Michelle kwam er toen achter dat ze veel niet wist van het leven van haar vriend en vroeg zich af in hoeverre ze, net als de hoofdpersoon in de The Truman show, in een illusie heeft geleefd. Ze komt in de problemen door wat ze ontdekt. 

Het scenario van Michelle is ingewikkeld, maar Marine Alvarez weet de lijn toch redelijk helder te houden. Michelle wil alles uit haar verleden ontraadselen en daarin is ze nog niet ten volle geslaagd aan het eind van het verhaal. De strip heeft een open einde en voor mijn gevoel wordt er wel erg veel opengelaten. Maar vergeleken bij het begin is ze duidelijk verder gekomen en ze weet wat ze wil. De lezer snapt haar situatie ook beter, doordat hij weet wat er in de oorlog gebeurd is, en welk spanningsveld de Koude Oorlog opgeleverd heeft voor Michelle. 

De tekeningen van Olivier Marin zijn helder en die helderheid heeft het verhaal ook wel nodig. Wel zijn ze ook een beetje houterig hier en daar, maar daar is goed doorheen te lezen. Het scenario houdt de aandacht van de lezer goed vast en het verhaal zakt nergens in. Dat zorgt ervoor dat Michelle aangenaam leest. Interessant verhaal. 

Titel: Michell, Het daag in het oosten
Scenario: Marine Alvarez
Tekeningen en inkleuring: Olivier Marin
Uitgever: Silvester Strips
2025, 64 blz. € 22,95 (hardcover)

Ook getekend door Olivier Marin:







dinsdag 12 augustus 2025

Het licht aan het einde van de loop (Martin Michael Driessen)


Weer terug van vakantie, dus de recensies komen weer op gang. Over het algemeen hou ik een ritme aan van drie nieuwe recensies per week en dat betekent dat ik wel een schrijfachterstand heb. Aan de ene kant is dat prettig: ik kan doorlezen zonder me te haasten. Aan de andere kant is het op het moment van schrijven soms al wel een paar weken geleden dat ik een boek las. Juist bij boeken die minder indruk op me gemaakt hebben, is dat lastig. Maar goed, daar hoef ik jou niet mee lastig te vallen. Ik zal binnenkort wel een keer een vooruitblik geven, zodat je weet wat je nog te verwachten hebt. 

Al een tijdje vind ik dat ik eens wat moet lezen van Martin Michael Driessen en ik ben wel benieuwd naar zijn roman De pelikaan (2017), maar ook naar zijn meest recente boek, Liefde in het Derde Rijk (2025). In de bibliotheek - je kunt niet alles kopen - was De pelikaan niet voorradig en daarom nam ik mee wat er wel was: Het licht aan het einde van de loop (2022)

Autobiografie van een kogel

De ondertitel van deze novelle is Autobiografie van een kogel. Op het voorplat is de inslag van een kogel te zien en in elke pagina van het binnenwerk van het boek zit een rond gat, alsof er een kogel doorheen gegaan is. Die kogel ging dan weer niet door de kaft en dat is een beetje jammer, maar het zal wel technische problemen opgeleverd hebben. 

Het verhaal biedt wat de ondertitel al aangeeft: een kogel vertelt hoe hij in een laatje is opgeborgen, in een kartonnetje met andere kogels, en met de Colt .38, Henry, en het wachten is op het moment dat de kogel gebruikt zal worden. 

Voor in het boek staat een mooi gedicht van A.E. Housman over een gevonden kogel. Eentje die dus nooit gebruikt is. De laatste strofe:
Het ding dat zijn bestaan betreurt
Is even eenzaam als de mens. 
Een hart te treffen was zijn wens.
En dat is hem noch mij gebeurd. 
Hier vinden de kogel en de beschouwer elkaar, in liefde en dood, allebei op het zoek naar het hart van de ander. 

Andere boeken

Het gegeven van Het licht aan het eind van de loop deed mij aan twee andere werken denken, die ik geen van beide onder handbereik heb, dus wat ik erover beweer, breng ik met een zeker voorbehoud. Het eerste is een gedicht van Ivo de Wijs over een kogel die de loop verlaat en in een mensenlichaam (een hoofd?) dringt. Minutieus beschreven. Aan het eind blijkt het de verklaring van de dader voor de rechtbank te zijn. 

Het andere is een strip, Kaliber .38 (1989), getekend door Franz op een scenario van Jean-Luc Fromental en José-Louis Bocquet, in het Nederlands uitgegeven door Arboris in 1991. Hierin volgen we niet een kogel, maar een pistool. Ik heb het niet gelezen, maar ik las erover in het dossier over Franz, opgenomen in het eerste deel van de integrale uitgave van Lotusbloem, waarover ik volgende week ga schrijven. 

Van Het licht aan het einde van de loop vind ik vooral het idee leuk. Je volgt een kogel die in het begin nog rustig in de la van een nachtkastje ligt, in handen terechtkomt van misdadigers, gevonden wordt door een kind en zelfs nog gebruikt dreigt te worden bij een spelletje Russische roulette. 

Driessen weet het verhaal wel de hele tijd boeiend te houden. Natuurlijk moet de kogel verplaatst worden om wat mee te maken. De manieren waarop dat gaat, volg je als lezer wel, al zou je ze ook hier en daar gezocht kunnen noemen. Maar omdat Driessen het verhaal laat spelen in Amerika wordt het al aannemelijker. Daar is wapenbezit gebruikelijker dan bij ons.
 
Dat je wilt weten hoe die kogel gebruikt zal worden (en of hij wel gebruikt zal worden) houdt je gaande tijdens het lezen. 

Wat weet een kogel?

Je moet wel een beetje meegaan in het verhaal. Je kunt je afvragen hoe een kogel aan zijn kennis komt. Hoe weet hij dat iemand zijn gereedschap naar zijn Dodge heeft gebracht. Als je ervan uitgaat dat een kogel kan horen, ben je al een eind. Maar hoe weet de kogel dat het een Dodge was? En hoe weet een kogel of muziek van Kenny Rogers, Barry Manilow of Robert Schumann is?

Maar goed, dit soort dingen heb je wel nodig om een beetje verhaal te krijgen. 

Mooi is dat de kogel zich af gaat vragen waarvoor hij nodig is. Hij is nieuwsgierig naar het gebruik, maar misschien is het beter als dat niet gebeurt:

Ik begin hoop te koesteren dat er een wereld bestaat die mij niet meer nodig heeft. (...) Misschien is het hoogste wat voor een kogel is weggelegd: geen noodlot te hebben. Misschien spelen we dan een soortgelijke rol in de familietraditie als sieraden die van moeder op dochter overgaan: gekoesterd en gewaardeerd maar zelden gedragen, omdat de mode nu eenmaal verandert. 

De kogel overweegt verder zichzelf een naam te geven, om zijn individualiteit te benadrukken, al snapt hij dat niemand hem ooit Ishmael of Pete zal noemen. 

Bijbeltaal

Henry, de colt dus, heeft ook een beeld van zichzelf en op een bepaald moment neemt hij zelfs het woord:

Jullie zijn mijn uitverkoren discipelen. Ik heb voor jullie vele dozijnen patronen uit alle windstreken in mijn trommel gedragen en hen uitgezonden, zoals ik ook met jullie zal doen als de volheid des tijds gekomen is. Sommigen van jullie zullen als zaadkorrels in vruchtbare voren vallen, sommige op stenige bodem, andere zullen verkommeren in de schuur. 

Dat is religieuze taal, die verwijst naar die van de Bijbel. Maar Henry benadrukt zo ook de verhouding tussen de revolver en de kogels. Ook de kogel gebruikt bijbeltaal om de verhouding met Henry aan te geven. Hij noemt Henry 'een gestrande ark met niet meer dan zes exemplaren van één en dezelfde soort en van dezelfde kunne in zijn zware metalen romp.' De bezitter van de revolver zal de kogel uiteindelijk zijn bestemming geven. Die wordt aangeduid met 'verlosser'.

Onverwachte ontwikkelingen

Henry (met zijn kogels) komt in het bezit van Lenny, die niet gewelddadig is. Hij krijgt een Nederlandse schrijver op bezoek, die met hem en zijn gezin een boottocht maakt. Dat is het enige moment waarop er van alles verteld wordt dat de kogel absoluut niet kan weten. Dat is inconsequent, maar het is wel een passage waarin het verhaal vaart krijgt en waarin er onverwachte ontwikkelingen zijn. 

De schrijver is bezig aan de roman Liefde in het Derde Rijk, de roman die Driessen een paar jaar later zelf zou schrijven. 

Hoe het afloopt, ga ik hier natuurlijk niet vertellen en ook niet of de kogel wel of niet gebruikt wordt. 

Het licht aan het einde van de loop is een aardig boekje. Vooral het idee is interessant en Driessen heeft het goed aangepakt, maar voor mijn gevoel blijft het wel een beetje steken in het experiment. Leuk om tussendoor te lezen, maar dat is het dan ook wel. Ik zal toch een roman als De pelikaan moeten gaan lezen om een beter oordeel te kunnen vormen. Maar eens kijken wanneer het in de bibliotheek op de plank staat.  


Naschrift: Iemand maakte me erop attent dat het gat wel degelijk door het hele boek en dus ook door de kaft gaat. Dat dat bij mijn exemplaar niet het geval is, komt doordat het een bibliotheekexemplaar is. 

maandag 11 augustus 2025

Jeff Mistral 1: Uittreding (Olivier Andrieu / Alain Julié)


Van nieuwe series word ik altijd een beetje blij: je weet nog niet wat het wordt, maar het houdt al een belofte in; er kunnen nog jarenlang delen verschijnen waar je elke keer weer naar uitkijkt. 

Bij zo'n nieuwe reeks is de cover van het eerste album belangrijk: die moet je duidelijk maken in wat voor serie je terechtgekomen bent. Bij Jeff Mistral vallen meteen de auto's op. Ik ben absoluut geen kenner, maar ik weet wel dat we een Peugeot 404 zien, een Citroën en een heel rijtje Renaults 4. Bovenaan zien we een afbeelding van de kop van Jeff Mistral: deukhoedje, sigaret op de lip. Het is duidelijk: we bevinden ons in het verleden, om preciezer te zijn: in 1962. 

Dat ik met welwillendheid aan het verhaal begin, heeft natuurlijk te maken met mijn leeftijd. Ik was een klein jongetje in de jaren zestig en toen reden die auto's overal nog rond. Bij het lezen van een verhaal, en ook van een stripverhaal, lees je ook altijd je eigen leven. 

Er zijn al veel stripreeksen die zich afspelen in het verleden en waarin auto's een belangrijke rol spelen, zoals de avonturen van BetsyCarbeau en Brian Bones. Vaak komt daar speurwerk bij kijken en dat is bij Jeff Mistral ook het geval: er is een beroemde diamant, Lucie, gestolen en niemand snapt hoe dat kan. 


Uittreding

Maar voor dat verhaal, dat zich afspeelt in 1962, is er een proloog, spelend in 1955. Aristide Klein, vertegenwoordiger, raakt met zijn auto van de weg als er een hert oversteekt. Hij heeft een bijna-dood-ervaring, waarbij hij uit zijn lichaam treedt. Maar hij overleeft het. 

Het eerste deel van Jeff Mistral heet Uittreding en dat is niet voor niks: bij het plegen van de misdaad helpt de mogelijkheid om uit zijn lichaam te treden Aristide Klein. Je moet als lezer wel meegaan met het idee dat er zoiets als uittreding bestaat en dat je geest waarnemingen zou kunnen doen buiten je lichaam om. Dat is niet zo waarschijnlijk en er is, voor zover ik weet, geen wetenschappelijke grond voor. 

Fysiek kan zo'n uitgetreden geest natuurlijk niets: het lichaam is immers elders. Maar de veronderstelling van de scenarioschrijver Olivier Andrieu is dat de geest (getekend als het wat vage lichaam van Aristide Klein) wel zich vrij kan bewegen zonder opgemerkt te worden en dat die waarnemingen kan doen. De meeste striplezers zullen daar geen moeite mee hebben. Ze accepteren ook dat Obelix, Jerom en Steven Sterk onmenselijk sterk zijn. Wat in werkelijkheid niet kan, blijkt binnen het verhaal wel mogelijk te zijn en als je dat kunt accepteren, kun je erin meegaan. 

Jeff Mistral komt in contact met Julie, de echtgenote van Aristide Klein, die vertelt wat haar man kan. Mistral is bepaald niet meteen overtuigd en en Julie snapt zijn scepsis maar al te goed. Dat is een goede manier om de lezer mee te krijgen, die net zo sceptisch zal zijn als Jeff Mistral. 

Julie roept de hulp van Jeff in, omdat ze weet dat haar man zich in de problemen gewerkt heeft en dat er nu mensen achter hem aan zitten. Je snapt het al: ook Jeff en Julie, die trouwens voor geen kleintje vervaard is, zitten al snel tot hun nek in problemen. Achtervolgingen, ontsnappingen en uiteindelijk komt alles goed. 

Scenario en tekeningen

Andrieu weet goed vaart in het verhaal te houden en er zitten voldoende wendingen in die je niet voorziet, zodat je lekker doorleest. Dat aan het eind in enkele pagina's nog eens uitgebreid uitgelegd moet worden waarom de zaken gegaan zijn zoals ze zijn gegaan, is wat vervelend, maar het is een klein ongemak. Uittreding is een onderhoudend verhaal, dat goed in elkaar zit. 

De tekeningen zijn van Alain Julié, die ook het tekenwerk verzorgde in De avonturen van Urbain Pujol, een reeks die qua setting te vergelijken is met Jeff Mistral, zelfde tijdperk, ook achtervolgingen met auto's, ook een mysterie dat opgelost moet worden. 

Beide strips kennen een zekere goedmoedigheid: het is spannend, maar je hoeft als lezer nooit echt in te zitten over het lot van de helden. Die zullen zich wel redden, ook als de kogels hun om de oren fluiten. Ze bieden een veilige leesomgeving en dat maakt de reeksen geschikt voor een groot publiek. 

Achter in het album is nog een mooi dossier opgenomen, van tien pagina's met 'the making of', met aandacht voor de synopsis en het scenario, de documentatie, het schetsen en inkten en de inkleuring (door Claire Dumas). Dat is een mooi extraatje. 

Serie: De avonturen van Jeff Mistral
Deel 1: Uittreding
Scenario: Alivier Andrieu
Tekeningen: Alain Julié
Vertaling: Kees-Willem Bruggeman
Uitgever: Arboris
2025, 56 blz. € 11,95 (softcover), € 21,95 (hardcover)

vrijdag 1 augustus 2025

Wegens vakantie gesloten

Het oorspronkelijke plan was om vanavond nog een recensie te schrijven over het eerste deel van de strip Jeff Mistral, Uittreding. Maar ik laat het zitten. In de maand juli heb ik veel dagen mondelinge examens afgenomen voor de Staatsexamens, soms vijf dagen in de week en daarnaast nog de donderdagse diensten bij 113. Gisteren had ik een avonddienst. Dat betekent om 00.30 uur thuis en dan duurt het toch altijd nog een uur voordat ik daadwerkelijk op bed lig.  

Vandaag heb ik mijn laatste examineerdag van dit seizoen gedraaid en ik vind het best zo. Morgen pak ik mijn koffer en zondag vertrekken we voor een bezoek van een week aan Duitsland. Niet zo ver weg, ergens aan de Rijn. Ga er dus maar van uit dat je hier volgende week niks nieuws leest. Het streven is om daarna weer gewoon drie nieuwe recensies per week te plaatsen en waarschijnlijk ook enkele oude. 

Wat kun je verwachten? Eerst Jeff Mistral dus. Daarna een vrij dunne roman van Martin Michael Driessen, Het licht aan het einde van de loop. Ik was naar de bibliotheek gegaan om De pelikaan te lenen, maar die was er niet. Toen nam ik dit boek mee. 

Daarna weer een strip, want ik wil strips en boeken zoveel mogelijk afwisselen. Deze keer is het Michelle. Het verhaal speelt zich zowel in de Tweede Wereldoorlog als in de jaren zestig af. Het begint meteen intrigerend: iemand wordt wakker (of komt bij), ziet dat ze een wond aan haar hals heeft, maar herinnert zich niets, zelfs niet haar eigen naam. Hoe zit dat?

En dan is het tijd voor non-fictie: Een vrije geest. Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff, door Marita Mathijssen. Ik had heel erg genoten van haar biografie van Jacob van Lennep, dus ik verwachtte veel van dit boek. Ik ben niet teleurgesteld. 

Vanavond lees ik Luister van Sacha Bronwasser uit en ik ben ook bezig in Tijd is een leeuwerik van Hilbrand Rozema. Over beide boeken zal ik schrijven. 

Wat ik aan strips meeneem naar mijn vakantieadres, moet ik nog beslissen. Iets wat lekker leest, lijkt me. Verder ligt klaar: Lysbeth van Marlies Medema. Ligt er al een tijdje, domweg omdat ik nooit wat van Medema gelezen heb en toch een indruk van haar werk wil hebben. Hopelijk is het iets. 

Verder het jeugdboek Oever van Ludwig Volbeda en het al door iedereen gelezen Beladen huis van Christien Brinkgreve. Man maakt stuk van Maurits de Bruijn heb ik ook nog liggen, maar ik kan niet alles meenemen en ik wil van tijd tot ook wat ouder werk lezen. 

In 2024 las ik De redding van Fré Bolderhey van Simon Vestdijk. Eigenlijk vind ik dat ik elk jaar een Vestdijk moet lezen, om de norm weer scherp te hebben. Ik heb er een stel liggen, waarvan De ziener me nu het meest aantrekkelijk lijkt. Het boek gaat over een voyeur en een collega bij de Staatsexamens, die veel Vestdijk gelezen heeft, gaf me de tip om in het achterhoofd te houden dat het eigenlijk ook over het schrijverschap gaat. Dat zal ik doen. 








donderdag 31 juli 2025

Afgestoft: Paradijs verloren (Cees Nooteboom)

Een paar maanden geleden sprak ik een fanatieke lezeres, die vertelde dat ze nog nooit iets van Nooteboom gelezen had. Omdat ik twee exemplaren van Rituelen (1980) had, gaf haar er eentje van. Wel bedacht ik dat ik ook al lang niets van Nooteboom gelezen had. In de jaren dat ik hier schrijf, heb ik alleen Allerzielen (1998) besproken en dat is ook al meer dan tien jaar geleden: in 2013. 

In de loop der jaren las ik zeker vijftien boeken van Nooteboom en dan nog zijn poëzie. Een aantal van zijn reisboeken en romans/novellen als Rituelen, Een lied van schijn en wezen (1981), Mokusei! (1982), In Nederland (1984), De boeddha achter de schutting (1986). In de eerste helft van de jaren tachtig las ik veel van wat er van Nooteboom verscheen, met tussendoor zijn oudere werk: Philip en de anderen (1954), De verliefde gevangene (1958), De ridder is gestorven (1963). 

In de jaren negentig deed ik mee met de tv-quiz De conaisseur. Toen Rituelen aan de orde kwam, dacht ik te kunnen scoren met het citeren van de beginzin van de roman: 'Op de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde stonden de aandelen Philips 149,60'. Maar ik wist niet meer hoe hoog de aandelen nu precies stonden en de punten gingen mijn neus voorbij. 

Van wat Nooteboom na 2000 geschreven heeft, heb ik alleen 's Nachts komen de vossen (2009) gelezen en Paradijs verloren (2004). Over dat laatste boek heb ik geschreven. De recensie stond op 3 december 2004 in het Nederlands Dagblad

Nu ik de bespreking teruglees, vind ik het schandalig dat ik de laatste decennia zo weinig aandacht aan Nooteboom heb besteed. Hij is een van onze grote schrijvers en een slecht boek van hem heb ik nog nooit gelezen. Ik heb ook wel zin in boeken als De omweg naar Santiago (1992) of In de sporen van Don Quichotte (2016). Maar even zien of het daar ook van komt. Maar als Nooteboom toch een keer de Nobelprijs mag winnen, zullen veel van zijn boeken herdrukt worden en dan (her)leest iedereen zijn werk. 

 


Wie schrijft ons leven? 

Begin jaren tachtig werd in de literaire tijdschriften gediscussieerd over verbeelding en werkelijkheid. De zogeheten Revisorauteurs hadden het onderwerp zo ongeveer tot hun gezamenlijke thema gemaakt en iemand als Maarten 't Hart moest niets van de ingenieus in elkaar gezette boeken hebben. 'Kroonluchters die niet branden kunnen' noemde hij ze. Nooteboom hield zich buiten de discussie, maar antwoordde met een roman: Een lied van schijn en wezen, waarin hij liet zien hoe een personage groeit, hoe een roman ontstaat. De werkelijkheid van de schrijver en de werkelijkheid die de schrijver verbeeldt in wat hij schrijft, groeien in deze roman steeds dichter naar elkaar toe en gaan uiteindelijk door elkaar lopen: de schrijver komt in zijn eigen roman terecht.

Met zijn nieuwe roman Paradijs verloren verwijst Nooteboom naar Een lied van schijn en wezen, maar ook naar bijvoorbeeld Mokusei. De fotograaf die een ongelukkige liefde beleefd heeft in Japan, komt ook in Nootebooms nieuwe roman nog even om de hoek kijken. Het eigenlijke verhaal (als we daarvan tenminste mogen spreken) gaat over Alma, die in Sao Paulo de verkeerde wijk in rijdt en slachtoffer wordt van groepsverkrachting. Ze gaat later met haar vriendin Almut naar Australië, waar ze een week lang intensief samenleeft met een Aboriginal kunstenaar. Uiteindelijk komt ze aan in Perth, waar ze in een kunstproject een engel speelt. In het tweede deel staat de criticus Erik Zondag centraal. Hij volgt een gezondheidskuur in Oostenrijk en ontmoet Alma, die hij drie jaren daarvoor in Perth als engel heeft ontmoet.

De twee delen van het verhaal worden omsloten door een proloog en een epiloog waarin de schrijver van het verhaal centraal staat. Hij ontmoet Alma, of de vrouw die het personage Alma in hem gewekt heeft.
De roman besluit met een citaat uit Paradise lost, het epos van Milton dat de zondeval tot onderwerp heeft. In het geciteerde gedeelte uit de twaalfde zang zijn Adam en Eva net verdreven uit het paradijs, waarbij ze getroost worden door de gedachte dat God ook op aarde bij hen zal zijn: 
Zoo gaan zij hand aan hand, zij 't ook met trage schreden,
Gebukt en 't oog gevest op 't eens zoo Zalig Eden, 
Een vreemde Wereld in, die hun als woonplaats beidt.
De schepper van een boek doet hetzelfde: hij stuurt zijn personages de wereld in. 
Een, twee jaar heb je met mensen geleefd, je hebt ze namen gegeven die al dan niet bij ze passen, je hebt ze laten lijden of lachen, ze hebben jou laten lijden of lachen, en daarna heb je ze op weg gestuurd, de wijde wereld in. Je hoopt dat het ze goed gaat, dat ze genoeg adem hebben om nog een tijdlang te bestaan. Je hebt ze alleen gelaten, maar het gevoel dat je hebt is dat zij jou alleen hebben gelaten.

De personages worden uit het paradijs verdreven en de schrijver heeft hun gang bepaald. Binnen het universum van het boek is de schrijver alwetend. Hij kan dus zinnen schrijven als: 'Wij gunnen hem deze nacht waarin hij droomloos slaapt (denkt hij).' Erik Zondag denkt dat het een 'krankzinnig, idioot toeval' is dat hij Alma in Oostenrijk na drie jaar weer ontmoet. Maar wij weten dat de schrijver het zo bedacht heeft. 

Alma verliest het paradijs als slachtoffer van een groepsverkrachting. Met haar vriendin Almut gaat ze naar Australië, op zoek naar 'iets wat Sickness Dreaming Place heette', omdat ze zich dat altijd als iets paradijselijks hebben voorgesteld. Maar een paradijselijke toestand is op deze aarde niet te bereiken. Juist in de woestijn, als ze alles achter zich gelaten heeft, komt Alma het dichtst bij een gevoel van harmonie, alsof ze haar bestemming heeft gevonden: 'Ik ben aangekomen. En als ik wegga hoef ik niets mee te nemen, ik heb alles al bij me.' 

In de wereld zullen mensen en personages het moeten zien te redden en volgens de schrijver is dat ook niet zo erg. Hij laat zijn personage in de epiloog zeggen: 
Heeft u weleens nagedacht over degene die het paradijs bedacht heeft? Een plek zonder misverstanden? De mateloze verveling die daar moet heersen kan alleen maar als straf bedoeld zijn. Zoiets kan alleen een heel slechte schrijver verzinnen.

Dezelfde coupé

De schrijver is natuurlijk ook maar een personage. Dat hij zijn personage in de epiloog ontmoet is geen toeval: 'Natuurlijk zitten we in dezelfde coupé. Wie dat bedacht heeft wist wat hij deed.' De lezer weet wie dat bedacht heeft: de schrijver van Paradijs verloren, Cees Nooteboom. Of het Nootebooms bedoeling is geweest, weet ik niet, maar meteen komt bij mij de vraag op wie de regie heeft over het leven van Nooteboom, van mij, van iedereen. Toch mooi dat Milton al in het boek van Nooteboom het antwoord mag geven:
Heel de Aarde was hun toch, door God, ter woon gegeven, De Algoede was hun daar, als Leidsman, bijgebleven, Hij zal hun vader zijn, wat heil hun ook ontviel.

Dat is het antwoord dat de gelovige geeft. De ongelovige zal ongetwijfeld willen weten wie Gods leven schrijft. Nooteboom speelt een geraffineerd spel met verbeelding en werkelijkheid, met de scheiding tussen engelen en mensen, met toeval en voorbeschikking en dat ook nog in een stijl die zo elegant is, dat de meeste schrijvers die slechts kunnen benijden. Paradijs verloren is 'een vreemde wereld' die de lezer een aangename tijd lang 'als woonplaats beidt'.