Op de foto lijkt Bloknoot 20 (jaargang 6 nr. 2, mei 1997) blauw, maar eigenlijk is deze aflevering van het tijdschrift paars. In dat nummer besprak een verhalenbundel die ik eigenlijk alweer een beetje vergeten was: Dood meisje en andere verhalen van Piet Los.
Pas toen ik de recensie van toen herlas, begon het me weer een beetje te dagen. Geen wereldschokkende verhalen, maar ik noemde ze indertijd charmant en sommige ervan zijn zeker intrigerend. Ik heb niet meer opgezocht wat er van Piet Los geworden en of hij nog meer geschreven heeft. Zijn werk is nooit meer op mijn pad gekomen.
In dit nummer van Bloknoot staan gedichten van René van Loenen, Harmen Wind, Jaap van der Molen, Kees Hermis en Johan Christiaan Snel, een verhaal van Jajan van Daag. Er zijn drie lezingen in opgenomen, van Hans Ester, Dirk Hanssens en Robert Lemm. Verder schrijft P. Hijmans over onbekende poëzie van J.W.F. Werumeus Buning en Katrien Ruitenburg-de Bonte over Anna Maria van Schurman.
Eigenlijk bevat het best interessante bijdragen, denk ik. Indertijd maakte ik deel uit van de redactie. Ik ging over het verhalende proza, maar daarvan was er niet zoveel in die tijd. Later zou het blad met Woordwerk fuseren tot Liter.
Daar was laatst een meisje dood
Van Piet Los las ik voor het eerst iets in Woordwerk: enkele verhalen over 'Het meisje van Yde' en het het verhaal 'Timmerman'. Opmerkelijke verhalen, vond ik.
'Timmerman' gaat over een merkwaardige timmerman. Hij lijkt heel ijverig, maar bij zijn zaak is nooit het lawaai te horen dat bij een timmerbedrijf hoort. Toch is het werk altijd op de juiste tijd klaar. Iemand beweert dat de timmerman helemaal geen timmerman is: 'Hij praat te veel'.
In de oorlog komt de vijand om de ik-figuur op te pakken. Dan staat echter de timmerman voor de deur met de jas van de ik-figuur aan. Hij laat zich arresteren. Een vriend van de ik-figuur beweert dat hem hetzelfde overkomen is.
De timmerman heeft veel weg van Jezus. Niet voor niets is het zootje ongeregeld dat hem komt arresteren gewapend met zwaarden en stokken. Dat is dan ook de enige verwijzing naar het bijbelverhaal.
Het mooie van dit verhaal ligt voor mij in de vanzelfsprekendheid waarmee het verteld is. Aanvankelijk lijkt het een 'gewoon' oorlogsverhaal, maar dat twee mensen beweren hetzelfde meegemaakt te hebben, klopt niet met onze menselijke logica. Het verhaal dwingt daardoor de lezer geen genoegen te nemen met wat er verteld wordt, maar er meer achter te zoeken.
'Timmerman' is opgenomen in de bundel Dood meisje en andere verhalen, waarin meer opmerkelijke verhalen te vinden zijn. In 'Een mens van gelijke beweging als ik' wordt de ik-figuurt op de vrijdagnacht voor Pasen op de afdeling van een ziekenhuis in consult geroepen bij de heer J.I. De man is boekhouder en hij heeft zijn baas bedrogen. De overheid had ook zo haar verdenkingen tegen de baas (linkse sympathieën) en de baas werd gearresteerd.
Na de biecht bij de psychiater pleegt de patiënt in een onbewaakt ogenblik zelfmoord dor een drain uit zijn lijf te trekken. De oplettende lezer heeft dan al aan de initialen gezien dat het hier om Judas gaat.
In dit soort verhalen, waarin de bijbelverhalen geactualiseerd worden, vind ik Los op zijn best. Ook de verhalen over het meisje van Yde vind ik goed. Ook daarin actualiseert Los de historie. Het meisje van Yde is als 'veenlijk' te zien in het Drents museum in Assen. Maar Los laat haar ook in de trein zitten in deze tijd, hij geeft haar een incestverleden en hij laat haar model staan bij een tekencursus. Dat de verhalen erg van elkaar verschillen en toch allemaal over hetzelfde onderwerp gaan, maakt ze des te intrigerender.
Het is jammer dat Los bij sommige verhalen een toelichting geeft. Dat hebben ze helemaal niet nodig. Het interesseert me ook helemaal niet of ze werkelijk gebeurd zijn of niet.
De meeste verhalen zijn niet veel meer dan wat overdenksels, columnachtige stukjes. Soms is de schrijver erg betuttelend:
Het is trouwens een mooie kerk, mar ik zal u niet verklappen, waar het is. Ik wil u niet in verleiding brengen. U hoort in uw eigen kerk.
De stijl van de verhalen is niet opzienbarend en het onderwerp is dat meestal ook niet. Dat is geen bezwaar, want de verhalen hebben ook geen enkele pretentie. Ze zijn bescheiden van opzet en bescheiden van toon. Juist daardoor zijn het charmante verhalen.