woensdag 1 mei 2019

Vallen is als vliegen (Manon Uphoff)


In haar werk heeft Manon Uphoff altijd aandacht gehad voor het kwaad dat in mensen huist. In bijvoorbeeld haar gesprek naar aanleiding van haar Brief aan mijn jongere ik (Trouw, 31 juli 2010) observeert ze het kwaad in zichzelf net zo nauwkeurig als dat in anderen. Dat heeft tot gevolg dat haar romans en verhalen altijd een scherp randje hebben, dat de pijn er niet in verdoezeld wordt.

Dat geldt zeker voor Vallen is als vliegen. De setting kennen we uit eerder werk: een onoverzichtelijk gezin: vader had kinderen, moeder had kinderen en samen krijgen ze ook weer kinderen. We komen dat gezin ook tegen in eerder werk, zoals Koudvuur (2005). Het grote leeftijdsverschil zorgt ervoor in die roman voor de hoofdpersoon (Ninon) zelfs niet altijd weet of die grote mannen nu halfbroers zijn of niet.

De oudere zussen, de oudere broer die verstandelijk beperkt is, kennen we ook uit eerdere boeken. Een van de zussen (Toddie) komt zelfs onder dezelfde naam voor. Ook enkele gebeurtenissen, zoals het verbranden van lakens, keren terug.

Ondergetekende

Maar er is ook veel nieuw in Vallen is als vliegen. Achter in het boek is een soort stamboom opgenomen, om orde aan te brengen in het onordelijke beeld van het gezin. De ik-figuur heet nu niet Ninon. Eigenlijk heeft ze geen naam. Ze verwijst soms naar zichzelf als 'ondergetekende' waardoor ze zich ook duidelijk positioneert als degene die het allemaal opschrijft. Dat is dan ook de opdracht die ze zichzelf gegeven heeft, gezien het motto, dat aan Faust ontleend is. Het laatste deel daarvan luidt:
't Is gruwelijk wat je te zien zult krijgen,
men zal zich haasten om het dood te zwijgen,
noteer dus heel precies wat je hier ziet.
Elders in het boek noemt ze zichzelf een zelfbenoemde archivaris. Zij zal verslag doen van wat er gebeurd is in het gezin. Dat betekent dat ze het verleden moet aankijken en de kamer in haar geheugen moet openen die ze al die tijd gesloten heeft gehouden. Wij zijn daar als lezers als het ware 'live' getuige van. De vertelster spreekt die lezer ook aan, juist op het moment dat ze komt tot het beschrijven van het meest duistere:
een soepachtig, hecht en van iedere menselijkheid ontdaan 'zwart' in een ruimte waar we ons dadelijk -Bitte noch ein wenig Geduld - zullen begeven.
En iets verderop:
Ja, lezer, nu moet ik het binnengaan...

Henne Vuur

De aanleiding voor de tocht van de vertelster naar de duisternis, of zo je wilt het labyrint, is de dood van haar halfzus Henne Vuur. Die viel in 2015 van de trap. Ze was negenenzestig jaar oud, was ernstig ondervoed en uitgedroogd. De ambulancemedewerkers wilden haar laten opnemen in het ziekenhuis, maar ze weigerde. Ze overleed kort daarna.

De vertelster wil het verhaal vertellen van Henne Vuur, wat voor een deel ook het verhaal is van zus Toddie, van haarzelf en van zusje Libby. En het verhaal van de vader, Henri Elias Henrikus Holbein, vaak aangeduid als HEHH, maar ook wel als de Minotaurus.

Minotaurus

Het mythische verhaal van de Minotaurus is bekend: hij leefde op Kreta in een labyrint en jaarlijks werd daar een aantal jongens en meisje in gedreven, als een offer aan de Minotaurus. Het is een treffend beeld: het labyrint, het (op)offeren van kinderen, het wezen dat half man en half stier is. Of misschien moet ik zeggen: het wezen dat zowel man als stier is.

De vader is degene die de kinderen misbruikt, maar hij is ook de vader van wie gehouden wordt en die zelfs vereerd wordt. Dat is het verwarrende: het prikkeldraad van de loyaliteit houdt alles bij elkaar en zorgt ervoor dat niets eenduidig is. Natuurlijk, er is een dader en er zijn slachtoffers, maar dat is een veel te simpele weergave van de gecompliceerde werkelijkheid.
Ja, mijn vaderpapa was de Minotaurus, de Enige Echte en Ware. Dus waag het niet om hem neer te halen.
Een god, noemt ze hem, en goden worden vaak zowel vereerd als gevreesd. Het is gruwelijk om dicht bij een god te moeten komen, maar het geeft tegelijkertijd een gevoel van uitverkoren zijn.
Vernederd, zeggen jullie? Stelletje idioten! Ik werd niet vernederd, ik werd tot vlamhete zonnekoningin gemaakt!

Gespletenheid

De Minotauris en de vader bestaan beiden en het is verwarrend dat het niet twee verschillende figuren zijn, maar dat het dezelfde figuur is.
Breng ik dit tafereel voor mijn geestesoog terug, dan kan en wil ik weer geloven dat HEHH even gespleten was als ik en net als ik verlangde naar die splitsing waarin er werkelijk een vader en een monster was (en een vader in wiens armen ik me voor dit monster kon verschuilen) - en betwijfel ik of ik beter af ben met de wetenschap dat zij één waren.
Gespletenheid komt op allerlei momenten terug in het boek. Dat is dus wat anders dan splitsing, waarna er losse delen ontstaan. Bij gespletenheid ontstaan er twee delen die tegelijk een eenheid zijn. Zo kijkt de verstelster ook terug op zichzelf. Ze heeft zichzelf een zonnekoningin genoemd, maar als ze terugkijkt naar haar jongere ik is ze ook iets totaal anders.
Die ochtendbuikpijnjengelaar die niet kon zien met welke gaven ze werd toegerust en welke geschenken ze ontving. Wat moet ik met haar? Met deze duimzuiger, beddenpisser, pluizen-uit-de-wollen-deken-plukker... dit bleek en mollig kind dat nooit en in geen enkel opzicht op mij heeft geleken: de Volmaakt Gelijktijdig In- en Uitademende, de Eendrachtig Meebewegende, de Totaal Verstilde en Met het Nachtzwart Samenvallende.
Thuis is aan de ene kant een bedreigende omgeving en tegelijkertijd is er ook de kerstboom met de lichtjes, vader is een god, maar is ook een oude man die zich later zal beroepen op zijn slechte geheugen en juist in een situatie waarin je geen enkele zeggenschap hebt, kun je soms een gevoel van triomf hebben.

Tekortschietende karakteriseringen

Dat betekent dat elke eenvoudige karakterisering tekortschiet, dat het bijna onvermijdelijk is om maar een deel van de werkelijkheid te tonen in wat je schrijft en dat er altijd meer werkelijkheid zal zijn dan wat je in woorden kunt vangen.

Misschien is het doel van schrijven wel de hele wereld te vangen of misschien wel een wereld te creëren waarin de gespletenheid is opgeheven, waarin de tegenstellingen samen kunnen bestaan. Daarnaar verwijst ook de titel en de passage aan het eind van het boek. Ik veroorloof me een uitgebreid citaat, omdat de schrijfster het natuurlijk altijd beter formuleert dan je kunt parafraseren:
Deze geluiden van een wereld waarin alles gewoon is, en niet nadenkt over dit zijn, en waarin elk teken gelijk is aan zichzelf. Waar geen smaak is van zoet, zuur of bitter. En het enige verschil dat van de bit is, de 0 en de 1. De 1 betekent: het leven voedend, en de 0: het leven niet voedend. Waar vuur onder ijs gloeit, en het water warm is, lauwwarm, groen en drabbig, met de vissen, erdoor glijdend, al verlangend om te glijden door de lucht. Waar we ons bloed kunnen voelen stromen, of dit nu koud of heet is... en niets metafoor is, maar alles tegelijk, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant van de tijd bestaat, waar vallen hetzelfde is als vliegen. 
Binnen dit boek bestaat het allemaal en allemaal tegelijkertijd: de verering en de angst, het licht en het donker, het slachtofferschap en de triomf, de vader en de Minotaurus, het vallen en het vliegen.

Stijl

De stijl in Vallen is als vliegen is  anders dan in het voorgaande werk van Manon Uphoff: meer cadans, meer zangerigheid, meer beeldspraak. Er zit een golfslag in de zinnen die de lezer voortstuwt en op het gebied van taal lijkt de schrijfster alles te durven. Zo wemelt het van de neologismen: verbrandkookt, snipsnapsnippen, gruizelzang.

Bij een beschrijving van wat Toddie overkomen is, schakelt de vertelster over op archaïsch taalgebruik, dat ze zelf melodramatisch en ouderwets noemt.
Zo enen jager was ook deeze man. Een boosaardig en gevaarlijk wezen dat zich slechts kort vermomd als betrouwbaar menspersoon vergreep aan mijne zusters kinderen. Die aan ze frutschelde en wriemelde op den Kakdoosch (...).
En om aan te geven dat er voor iets eigenlijk geen woorden zijn, laat ze de gebruikelijke grammatica achter zich:
Zie je, dies was die kamer konnie van gesproken worden. 
De taal die ze gebruikt is rijk aan beelden. Soms verwijzend naar de mythologie en de sprookjes van Andersen (ze kreeg op haar zesde van haar vader een boek met die sprookjes). Juist sprookjes en mythen roepen werelden op die afwijken van de wetmatigheden in ons gewone leven.

Daarbij fonkelt de taal, alsof er lang op gepoetst is. Bijvoorbeeld bij het beeld dat gebruikt wordt om te vertellen hoe Henne van de trap viel:
Op die 13de november vonkte ze langs elke tree van die trap als een lucifer. 
Soms moest ik aan de taal van Jeroen Brouwers denken, die ook niet bang is om een beeld extra aan te zetten en om wat grotere gebaren te maken, soms aan die van Renate Dorrestein (in bijvoorbeeld Het perpetuum mobile van de liefde) en bij het poëtische en het ritme aan de taal van Fleur Bourgonje.

Benaderen en afstand houden

De functie van het taalgebruik lijkt me tweeledig. Aan de ene kant volstaat de rechttoe-rechtaantaal niet en is er een bijzondere taal nodig om dat wat er beschreven moet worden te benaderen. Aan de andere kant schept taal ook afstand, en ook die afstand is nodig om nauwkeurig te kijken.

Het voelt raar om te schrijven dat Vallen is als vliegen een prachtig boek is. Het doet denken aan wat Multatuli zei over een vrouw die roept dat haar kind in de gracht is gevallen. Iemand zegt haar dat ze zo'n mooie stem heeft en dat wil ze nu juist niet horen, zoals Multatuli niet wilde horen dat hij een goed boek had geschreven, maar dat er iets gedaan werd met wat hij geschreven had.

Ik ben diep onder de indruk van dit boek van Manon Uphoff, misschien omdat ze zo hoog gereikt heeft. Ze heeft niet het boek geschreven dat ze zou willen en kunnen schrijven, maar het boek dat ze eigenlijk niet kon schrijven, omdat er voor het beschrevene geen taal is die toereikend is. Het boek kon er alleen komen als ze zichzelf volledig op het spel zette en dat heeft ze gedaan.

Mededogen en bewondering, gruwel en schoonheid, troost en pijn, ondergeschiktheid en superioriteit, hemel en hel - die kunnen alleen maar samengaan in een boek waarin Vallen is als vliegen. Lezen dus. En daarna een tijdje je kop houden.


Eerder schreef ik over
De ochtend valt
De zoetheid van geweld

Geen opmerkingen:

Een reactie posten