In de loop der decennia heb ik wel het een en ander van Haasse gelezen, maar een stuk of tien titels uit een zo omvangrijk oeuvre is eigenlijk veel te weinig. Bekende romans als Het woud der verwachting (1949), De scharlaken stad (1952), De ingewijden (1957) en Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978) heb ik nooit gelezen. Dat zou ik toch eens moeten doen.
Oeroeg (1948) las ik al op de middelbare school, boeken als De verborgen bron (1950), Cider voor arme mensen (1960), Een nieuwer testament (1966) en Berichten uit het blauwe huis (1986). Las ik pas later. Enkele romans kocht ik meteen toen ze verschenen, zoals Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern (1989) en Heren van de thee (1992). Dat laatste boek herinner ik me nog steeds als een hoogtepunt, maar ik vermoed dat ik in die tijd nauwelijks oog had voor de koloniale verhoudingen.
Veel van Haasse heb ik nog te gaan en dat is wel een mooi vooruitzicht. Deze week kocht ik Fenrir (2000) en De scharlaken stad ligt ook op een van de vele stapels dringend te lezen boeken.
Laatste roman
Sleuteloog (2002) is de laatste roman die Haasse schreef. Het boek was een succes: zestien drukken in twee jaar en in 2003 goed voor de NS Publieksprijs. Dit jaar kwam ik het enkele malen tegen op boekenlijsten, dus het wordt nog steeds gelezen.
Waarom ik het indertijd niet gekocht heb, weet ik niet, maar gelukkig had mijn vriendin het in haar boekenkast staan en ik heb het intussen gelezen. Het is de negentiende druk, uit 2009, speciaal bedoeld voor leesclubs: er staan discussievragen achterin en een nawoord, door Margot Dijkgraaf.
De roman begint met een brief van de journalist Bart Moorland aan de oude Herma Warner, kunsthistorica. Hij zoekt informatie over Mila Wychinska, wier naam hij tegenkwam in een dossier over mensenrechtenactivisme in Zuidoost-Azië.
Mila Wychinska is een jeugdvriendin van Herma Warners, maar toen heette ze nog Dee (Adèle) Mijers. Herma is al op leeftijd en moet diep graven in haar geheugen. De documenten uit haar jeugd zijn opgeborgen in een ebbenhouten kist, maar daarvan ontbreekt de sleutel. Sommige dingen die in het verleden gebeurd zijn, zijn ook diep in haar opgeborgen. Eigenlijk zit ze niet te wachten op het wakkermaken van die herinneringen.
Dee, Taco en Non
Maar ze begint wel met het maken van aantekeningen, voor een deel in de verleden tijd. Maar als de herinnering erg levendig wordt, stapt ze over op de tegenwoordige tijd. Drie personen staan centraal in de aantekeningen: naast Dee zijn dat Taco Tadema, met wie Herma getrouwd was, en Non, de oudtante van Dee.
Dee, Non, Taco... die trits is bepalend voor me geweest. Ik kan niet aan vroeger denken zonder hen er alledrie bij te betrekken. In mijn verhouding tot hen ligt het antwoord op vragen die ik al zo lang uit de weg ga.
Die vragen gaat ze nu blijkbaar niet meer uit de weg. Maar wat denkt ze eigenlijk te bereiken met deze aantekeningen?
Breekt een lang onderdrukte behoefte zich baan om eindelijk te doen wat ik nooit gekund heb: mijzelf definiëren, klaarheid scheppen waar het de cruciale ogenblikken in mijn leven betreft?
Confrontatie
Herma en Dee groeien op als vriendinnen. Herma blijkt er geen enkel oog voor te hebben dat Dee niet wit is. Kleur doet er voor haar niet toe, maar voor Dee is die juist belangrijk. Er komt verwijdering tussen hen als Dee in de derde klas van het gymnasium blijft zitten en naar de hbs gaat. Ze krijgt in de loop der jaren steeds meer affiniteit met nationalistische studentengroeperingen. Op een dag confronteert ze Herma met de manier waarop die naar haar omgeving kijkt.
Ze vraagt zich af wat ik, Herma, eigenlijk af weet van die lui. Ik heb immers alleen te maken met bedienden die zich laten commanderen, of met de Javaanse regentendochters op school, die in een eigen elitaire wereld leven. Maar met mensen zoals de vrienden van Sula heb ik nooit gepraat. Ik heb geen benul van wat er in hen omgaat. Hoe zij over mij denken, en over alle Belanda's, en over de stomme Indo's die doen alsof ze Belanda's zijn. Verdiep ik me wel eens in de gevoelens van de inlandse intellectuelen die altijd als onmondige wezens behandeld worden? Kan ik me voorstellen wat het wil zeggen in je eigen land te behoren tot mensen van een mindere soort?
Taco houdt zich bezig met de verhouding tussen de overheersers en de inheemse bevolking. Hij werkt aan een studie over de bestuurder Lauren Reael (1616 - 1619), de derde Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Het bestuur van de VOC vond hem te toegeeflijk, zowel tegenover de Engelsen als tegenover de inlandse bevolking.
Non, die een vrij donkere huidskleur heeft, ziet in Herma, die ze Toet noemt, een verwante. Zij beiden zien zaken die anderen niet zien. Non zal later in het verhaal de islam aanhangen.
Pijnlijk
Herma gaat verder met het noteren van haar herinneringen. Ze komt steeds dichter bij zaken die pijnlijk voor haar zijn en die veilig opgesloten zijn in de kist. Daarin ligt bijvoorbeeld: 'een schoolschrift van Dee met dagboekaantekeningen die onze vriendschap -of wat ik daarvoor hield- op losse schroeven hebben gezet. '
Steeds meer is Herma zich ervan bewust waarom ze dat verleden afgesloten heeft als een kist.
Sinds ik, hoeveel jaar nu al geleden, gelezen heb wat zij schreef in de tijd toen wij nog vrijwel dagelijks met elkaar omgingen, wil ik blijkbaar niet meer naar binnen in dat 'Indië' waar de ebbenhouten kist voor mij het symbool van is.
Wat er precies gebeurd is, laat ik in het midden, zodat er voor nieuwe lezers nog wat te ontdekken valt.
Dan wordt de sleutel van de kist toch nog gevonden. Het oog van de sleutel (vandaar de titel), bevat een letterornament. De betekenis daarvan komt op het volgende neer: 'Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dan dat, maar anders.'
Dat is het inzicht dat Herma ook al opgedaan had zonder de sleutel en de inhoud van de kist. Uiteindelijk heeft ze vrede met haar verleden. Ze heeft zowel Dee als Taco niets te vergeven.
Bevragen van het verleden
Sleuteloog greep me steeds meer tijdens het lezen. Herma heeft veel weg van Hella Haasse, die ook haar jeugd in Nederlands-Indië doorbracht. Het bekendste boek dat ze daarover schreef is natuurlijk Oeroeg, waarin de verhouding tussen een Nederlandse en een inlandse jongen centraal staan. In Sleuteloog heeft ze die verhouding, nu tussen twee vrouwen, veel verder, en eigenlijk ook wel subtieler, uitgewerkt. Het gaat nu niet alleen om de verhouding tussen twee mensen, maar ook om een nieuwe blik op haar eigen positie.
Het meest was ik geschokt door de ontdekking dat ze mij soms haatte, niet om wat ik zei of deed, maar om wat ik in haar ogen blijkbaar was, iemand in wie ik mezelf niet herkennen kon. Is het waar dat ik wel degelijk behept was met het discriminerende 'blanke' zelfbewustzijn, zonder het te beseffen?
Toen Haasse Sleuteloog schreef, was ze al 84 jaar oud. Ze heeft een mooie roman geschreven, waarin ze verder gaat dan in eerdere romans met het bevragen van het koloniale verleden en van dat van haarzelf. Het is ook nog een roman die goed in elkaar zit en goed leest. Nu ik het uit heb, snap ik wel dat het nog op boekenlijsten voorkomt.
Deze roman zou de laatste zijn die Haasse schreef, al had ze nog wat jaren te gaan. Ze overleed in 2011, op 93-jarige leeftijd. Tot en met haar laatste roman is ze op niveau gebleven.
Hoi Teunis, ik heb "Sleuteloog" ooit gelezen voor een leesclub moderne Nederlandse literatuur waar ik lid van was. Ik vond het wel een aardig boek, maar ik heb geen behoefte om het te herlezen. Ik heb nog een paar boeken van Haasse gelezen, maar alleen "Oeroeg" wil ik nog graag herlezen. Ik ben geen fan van Hermans, Mulisch en Reve en eigenlijk ook niet van Haasse. Blijkbaar heb ik een afwijkende smaak. Groetjes, Erik
BeantwoordenVerwijderen