maandag 6 november 2017

Hoor nu mijn stem (Franca Treur)


Franca Treur heeft in haar debuut Dorsvloer vol confetti uitvoerig geschreven over het milieu waarin ze is opgegroeid: een orthodox christelijke plattelandsgemeenschap. Blijkbaar was ze daar nog niet klaar mee, want ze neemt het onderwerp opnieuw onder handen in haar roman Hoor nu mijn stem. Tot mijn plezier, trouwens.

Geraldina (Ina) Wisse groeit, net als Kathelijne in Dorsvloer, op in een reformatorisch gezin in Zeeland: bij haar opa en diens zusters tante Ma en tante Sjaan. Tante Ma is 'bekeerd' en voor de jonge Ina is ze een voorbeeldfiguur. De verhaallijn over Ina, die zich in het verleden afspeelt wordt in de ik-vorm verteld.

Later zal Ina gaan studeren en nog later zal ze bij de radio gaan werken. Ze noemt zich dan Gina en interviewt gasten bij het programma 'Kennis & Kunde'. Haar verhaal wordt in de even hoofdstukken in de zij-vorm verteld. Dat schema houdt Treur strak aan. Deze periode, waarin Ina/Gina geconfronteerd wordt met een andere wereld dan de haar bekende is nieuw in vergelijking met Treurs debuut.

Opa overlijdt en de tantes worden oud. Gina keert terug naar het huis van haar jeugd, omdat tante Sjaan 'op haar uiterste' ligt. Ze is dan al opgenomen in een verzorgingshuis. Met tante Ma blijkt het overigens ook niet goed te gaan. Gina verzorgt haar.

Gina heeft zich ontwikkeld van het milieu en het geloof van haar jeugd af, maar ze is nu weer terug op het beginpunt. Van die ontwikkeling weten de tantes niets af; Gina heeft de wereld waarin ze opgegroeid is en de wereld waarin ze terechtgekomen is altijd zoveel mogelijk gescheiden gehouden. Als ze terug is, denkt ze:
In dit huis had nog nooit een stem uit de ether geklonken, nooit een andere dan de stem van God.
Ze was weer terug bij af.  
Voor een goed doel heeft Gina haar haar af laten knippen. Daarom draagt ze een pruik. Die wordt in de loop van het verhaal een symbool van het ophouden van de schijn. Pas als tante Ma overleden is, zet Gina haar pruik af, alsof ze dan pas kan laten zien wie ze werkelijk is. Ook dan pas kan ze zeggen dat ze van tante Ma houdt. Ze is zich in de loop van haar leven ook bij tijden aan haar oudtante gaan ergeren.

Zoals al gezegd: Franca Treur houdt een strakke opbouw aan, die ook inhoudelijk verantwoord is: doordat Gina terugkeert naar de plaats van haar jeugd, wordt ze bepaald bij haar vroegere leven. Binnen het heden speelt het verleden een onontkoombare rol. Ze wordt gedwongen om over zichzelf na te denken, vooral ook omdat haar relatie met Jean-Paul net afgelopen is.
Als Jean-Paul voor iemand anders had gekozen, betekende dat dat hij bezig was haar te vergeten. Maar als zij vergeten was, wie was ze dan nog?
Als interviewster is Gina behoorlijk succesvol, maar nu ze een tijdje niet beschikbaar is, lijkt er meteen gezaagd te worden aan de poten van haar stoel. Die verhaallijn laat Treur nogal versloffen. Gina ziet op een gegeven moment dat ze op haar telefoon de datalimiet heeft bereikt en dan laat ze ook verder het contact met de radiowereld achterwege. Dat is niet zo geloofwaardig.


Zelfbeeld

Gina denkt niet zo positief over zichzelf. Ze ziet zichzelf als een aanstelster en zo zag ze zich al vanaf haar jeugd. In die lijn zit nog een plotje, als ze tot de ontdekking komt dat ze zichzelf die aanstellerij aangepraat heeft.

Afgezien van de aanstellerij heeft Gina geen hoge dunk van zichzelf. Met betrekking tot God denkt ze al in haar jeugd:
Diep in mijn achterhoofd was er altijd dat knagende besef dat Hij mij nooit zou vergeven omdat Hij mij niet moest. Ik begreep dat heel goed. Ik moest mezelf ook niet.
Volgens het geloof waarin Gina is opgegroeid is er weinig goeds in de mens; die is immers geneigd tot alle kwaad en zelfs als het de mens zou lukken zonder zonden te leven, dan is hij nog maar een onnutte dienstknecht die alleen maar doet wat hem opgedragen is. Maar de mens schiet altijd tekort en zal altijd zonde op zonde stapelen. Die opvatting zal zeker debet geweest zijn aan het zelfbeeld dat ze ontwikkeld heeft.

Ook in relatie speelt dat Gina parten. Over een eerdere vriend, Gerard, vertelt Gina bijvoorbeeld:
Ik had lang over hem nagedacht en geconcludeerd dat ik van hem hield met een mengsel van medelijden en minachting, voortgekomen uit zijn betrouwbaarheid en zijn goedheid, die ik beide niet verdiende want zelf was ik betrouwbaar noch goed.

Geloof

Tijdens haar studie verliest Gina haar geloof. Of, zoals het in Hoor nu mijn stem staat:
Nee, ze had het geloof niet verloren, ze had het afgelegd. Of liever: het had haar verloren. (...) Ze was nog nooit zo opgelucht en tegelijkertijd gedeprimeerd geweest.
Ook als ze het geloof al kwijt is, spreekt ze nog over haar ziel. Met betrekking tot Jean-Paul:
Hij voorzag in de behoeften  van har ziel. De leegte in haar onderbuik kon niet door hem - of door welke man dan ook- worden opgevuld.
Het lijkt me te simpel om de leegte te zien als de plek die eerder het geloof heeft ingenomen. Het heeft ook te maken met hoe Gina zichzelf ziet: als iemand 'die het altijd weer verklootte'. Het geloof speelt een belangrijke rol in het boek, maar misschien is het belangrijker dat Gina uiteindelijk de onechtheid aflegt en nog meer zichzelf durft te zijn, zowel haar afkomst, haar achtergrond, omarmend, als wat ze nu is en wil.

Misschien geldt uiteindelijk voor haar wel, wat ze zegt over de schrijfster die ze interviewt: dat die een houding heeft die op een verontrustende manier omarmend is. Je kunt je afvragen of die schrijfster niet ook stiekem iets van Franca Treur wegheeft. De schrijfster legt overigens  verband tussen schrijven en religie:
Als je fictie schrijft, ben je bezig je een andere wereld voor te stellen, zei de schrijfster. Dat is het begin van religie. En de lezer is bezig betekenissen toe te kennen aan een verhaal. Ook dat vond ze een religieuze activiteit.
Dat klopt met hoe Gina de literatuur ervaart:
Literatuur lokte met de belofte haar iets terug te kunnen geven dat ze zelf was kwijtgeraakt.
Misschien is dat wel iets wat steeds terugkomt: Gina moet zich een nieuw leven verwerven na haar opvoeding, waarin ze alleen zicht heeft gehad op een klein wereldje. Ze wint nieuwe werelden, nieuwe inzichten, maar moet daardoor ook een wereld achter zich laten. Ze houdt de werelden gescheiden. Pas aan het eind van het boek lijkt die scheiding opgeheven te worden. Wat overigens niet wil zeggen dat alles nu gemakkelijk zal zijn. Het lukt haar in de slotzin al niet om naar het gezicht van tante Ma te kijken. Er is nog veel waarmee Gina aan de slag moet.

Hoor nu mijn stem is een interessante roman, die bovendien beter geschreven is dan Dorsvloer vol confetti. In de korte stukjes uit X en Y (zie de link onderaan) moest Treur to the point zijn. Dat heeft haar stijl vaart gegeven, waarbij ze vaak personages kernachtig weet te typeren:
Ze (...) had een gezicht dat je moeilijk kon onthouden. Maar je onthield haar motoriek, ze leek een beetje te zweven.

Tale Kanaäns

De constructie is ook hechter en dat is aangenaam. Verder vond ik het heerlijk hoe Franca Treur de reformatorische wereld weet op te roepen. Dat gebeurt in sterke mate door de taal die verwijst naar de tale Kanaäns, een taal doorspekt met bijbelteksten en vaste uitdrukkingen die voor buitenstaanders een soort geheimtaal vormen, maar het volk dat het geklank kent, weet meteen wat er bedoeld wordt.

Als Gina gaat studeren, bijvoorbeeld:
Ik hoor hier niet, dacht ik toen ik de collegezaal binnenliep, met mijn gedoopte voorhoofd. 
In gedachten hoor ik  nog de dominees die zeiden dat het verschrikkelijk is om met een gedoopt voorhoofd verloren te gaan.

En ook dit citaat riep meteen van alles wakker:
Zo hadden de tantes altijd geleefd, gegeten, gebreid, gebeden, in een tempo dat Gina nu heel onwaarschijnlijk voorkwam. Buiten dat leven was geen leven, maar een eeuwig zielsverderf, bestaande uit computers en amusement.
 Meteen was de passage terug uit het gedicht dat de dominees graag citeerden:
Geef mij Jezus, of ik sterf.
Buiten Jezus is geen leven,
maar een eeuwig zielsverderf.
Nog een voorbeeld: Opa ligt op sterven en Ina zit bij hem.
Aan mijn pols tikte mijn horloge zijn genadetijd voorbij.
De genadetijd, ook wel 'het heden der genade' genoemd, is de tijd dat we leven. Dan is er nog gelegenheid om tot bekering te komen, wat overigens geen verdienste is, maar genade. Tijdens het leven kunnen we die genade nog deelachtig worden. Daarna is het voor eeuwig te laat.

Dat soort subtiele verwijzingen naar de tale Kanaäns heeft Franca Treur voortdurend. Om de kritiek uit de hoek van reformatorische christenen maar voor te zijn: daarin zit geen spot, maar iemand die in orthodox-christelijke kring is opgegroeid, heeft zich die taal zo eigen gemaakt, dat het onnatuurlijk zou zijn om andere woorden te kiezen.

Met Hoor nu mijn stem heeft Franca Treur een mooi boek aan haar oeuvre toegevoegd. Doordat ik er veel uit herken, kan ik er misschien nog minder objectief over oordelen dan gewoonlijk het geval is. Dat is dan maar zo. Het is altijd goed om zelf het boek (te kopen en) te lezen, om te zien of je in het oordeel van een recensent mee kunt gaan. Naar de boekhandel dus!


Eerder schreef ik over X en Y en De woongroep, beide ook van Franca Treur.

2 opmerkingen:

  1. Hoi Teunis, met de reformatorische achtergrond die in het boek beschreven wordt heb ik helemaal niets, maar ik vind het wel een mooie bespreking. Groetjes, Erik

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Wat ben je toch een trouwe lezer en reageerder, Erik! Dank daarvoor.

      Verwijderen