donderdag 21 mei 2015

Wij hadden het leven lief (Janne IJmker)


Voor op het nieuwe boek van Janne IJmker, Wij hadden het leven lief, staat 'Roman'; we zouden dit boek dus als fictie moeten beschouwen. Bij nadere beschouwing blijken de zaken toch wat ingewikkelder te liggen.

Wij hadden het leven lief bevat drie soorten teksten. Allereerst hoofdstukken waarboven 'Tape' of 'De tape' staat. In die hoofdstukken is een schrijfster (Josje) in gesprek met haar moeder. Die moeder (Riekie) haalt herinneringen op aan haar kindertijd, toen ze vlakbij een Joods werkkamp woonde. Elke vrijdag werd er een pannetje eten klaargezet voor een van de Joodse arbeiders, Samuel.

Die kennen we nog uit het jeugdboek waarmee IJmker debuteerde in 2002: Mijn vriend Samuel, dat in grote lijnen hetzelfde verhaal vertelt. Verder hebben we de hoofdstukken 'Notities' waarin een schrijfster vertelt over wat ze leest over de Tweede Wereldoorlog en hoe ze aan de hand daarvan haar positie wil bepalen. Die schrijfster is natuurlijk Josje, maar ze krijgt ook wel trekken van Janne IJmker. Ten slotte zijn er nog de brieven die Samuel aan zijn vrouw Sarah schrijft.

Achter in het boek is een verantwoording opgenomen, waarin IJmker onder anderen haar moeder ter sprake brengt. Daaruit blijkt dat moeder als kind daadwerkelijk schuin tegenover een werkkamp heeft gewoond. Dat zal kamp Kremboong in Tiendeveen zijn geweest. Over het jeugdboek uit 2002 zei moeder: 'Dat meisje ben ik niet meer.' IJmker legt uit dat de schrijver in haar vervloeide met het personage en dat dat nog meer geldt voor dit boek. Dat zorgt er waarschijnlijk ook voor dat we dit boek een roman moeten noemen.

IJmker heeft verder de vroegere buren van haar moeder geïnterviewd en ze las onderzoeken en ooggetuigenverslagen. Die komen terug in de hoofdstukken 'Notities'. In deze hoofdstukken komen lijken IJmker en Josje nagenoeg samen te vallen.

De brieven van Samuel stelde IJmker samen uit authentieke brieven van verschillende Joodse dwangarbeiders. Hun namen zijn achter in het boek opgenomen, evenals een lijstje met bronnen die IJmker geraadpleegd heeft. Daar staan boeken bij die ik niet ken, zoals die van Niek van der Oord en een site over Joodse werkkampen. Interessant.

Een paar keer komt in IJmkers boek de vraag terug wat de mensen indertijd geweten kunnen/zullen hebben over het lot van de Joden. Het ligt voor de hand om dan Wij weten niets van hun lot, van Bart van der Boom te lezen, maar dat is niet gebeurd. Over Ellecom (Kamp Avegoor, later kamp Palästina) las IJmker wel het dunne boekje Joods Monument Ellecom, maar ze raadpleegde niet de radiodocumentaire van Herbert Bitter uit datzelfde jaar (Avegoor, poort naar de hel (1998), met daarin een interview met twee overlevenden. Onlangs, op 16 mei, werd de documentaire opnieuw uitgezonden in het radioprogramma Woord.

De grootste verdienste van Wij hadden het leven lief lijkt me dat IJmker aandacht vraagt voor de werkkampen, waarvan er tientallen geweest zijn en ik vrees dat ze door velen vergeten of nooit geweten zijn. Zo was ik niet op de hoogte van kampen in Ede en Ochten, hoewel ik daar toch in de buurt heb gewoond. Een boek als dit van IJmker zal zeker kunnen helpen om kennis over die werkkampen te verspreiden onder een breder publiek.

In de hoofdstukken 'Notities' geeft IJmker weer wat ze leest en wat ze ervan vindt. Ze citeert uit boeken als Om erger te voorkomen van Nanda van der Zee en Het fatale dilemma; de Joodsche Raad voor Amsterdam '41 - '43, van Willy Lindwer. Ze parafraseert delen uit de boeken of vat die samen, zodat we een beeld krijgen van wat er bekend is in de literatuur. Dat zijn delen die het lezen zeker waard zijn.

Naast het particuliere verhaal van het meisje Riekie, die vriendschap sluit met de Joodse arbeider Samuel, wordt het grotere verhaal verteld, zodat de context duidelijk wordt. De schrijfster worstelt met de vraag wat zij zelf gedaan zou hebben. Het antwoord is natuurlijk dat je dat niet kunt weten en dat is niet zo verrassend. IJmker koppelt er wel een interessante vraag aan vast: doen we nu, zoveel jaar na de oorlog, goed aan onze medemens?

De emoties die bij haar opkomen tijdens het lezen over de oorlog, zorgen voor zinnen als:
Ik zou de omwonenden willen aansporen hulp te bieden. Ik zou de Grünen willen verjagen. Ik zou hen in woede willen toeschreeuwen op te rotten. Blijf met je fikken van een ander af. Donder op. Ik zou...
Dat soort uitbarstingen zijn begrijpelijk en zelfs prijzenswaardig, maar ze maken het boek niet beter. Natuurlijk getuigen ze van een gevoel van machteloosheid, maar ik kan mij niet onttrekken aan de indruk dat de auteur ook als schrijver in die fragmenten te weinig macht heeft. Dat je moet aangeven dat je die zinnen 'in woede' zou willen schreeuwen, lijkt me al een zwaktebod.

De ontzetting van de schrijfster maakt meer indruk op mij in de fragmenten waarin ze de feiten geeft. Ook zonder dat ze vertelt wat het kennisnemen van die feiten haar doet, is duidelijk hoe ze begaan is met de slachtoffers en hoe ontdaan of verward ze is over het feit dat het allemaal maar kon gebeuren.

Enkele keren komt ter sprake dat het lastig is om het bestaan van God te rijmen met de gruwelen in de Tweede Wereldoorlog. Veel verder dan het stellen van vragen en het uiten van twijfel komt IJmker niet, maar misschien is dat voor dit boek ook wel genoeg.

De houding van Gods personeel, de kerken/de gelovigen, tijdens de oorlog staat op dit moment weer volop in de belangstelling. Jan Bank publiceerde onlangs een omvangrijke studie over de houding van de kerken (in Europa): God in de oorlog en E.G. Bosma bracht ook zo'n dik boek op de markt: Oude waarheid en nieuwe orde, waarin hij de houding van de bevindelijk gereformeerden tegen het licht houdt.

Kees van Setten bepleitte in de brochure Mea culpa dat gelovigen alsnog schuld zouden moeten belijden over de houding van de kerken ten opzichte van wat er in de oorlog is gebeurd. In 1995 is daar door enkele protestantse kerken een aanzet toe gegeven.

Is Wij hadden het leven lief een goede roman? Daarvoor moeten we vooral kijken naar het verhaal over Riekie. Het probleem is dat er nogal wat 'deugende'  mensen in voorkomen, op wie weinig aan te merken is: Riekie, Samuel, Riekies vriendin Jent, Riekies vader, haar onderwijzer - allemaal zijn ze vooral 'goed', wat het verhaal, ondanks de gruwelen, iets zoets geeft. De karaktertekening van de personages is niet direct het sterkste punt. Moeder is in het begin vooral moeilijk tegenover Riekie, later krijgt Riekie meer begrip voor haar en laat moeder ook toe dat Riekie haar nadert.

Meer dan 'aardig' wil het verhaal niet worden en dat is me te weinig. Wanneer er een droom in een roman voorkomt, vooral tegen het einde, word ik wantrouwig. Vaak moet in die droom duidelijk gemaakt worden wat de schrijver niet op een andere manier rond kon krijgen. Ook IJmker zoekt haar toevlucht tot zo'n droom. Die had er van mij wel uit gemogen.

In het verhaal van Riekie en hoe ze het vertelt aan haar dochter zit nog wel een twist, waarover ik niet veel kan zeggen. Het is wel een vondst. Al in de eerste zin van het boek wordt die aangekondigd, maar in de loop van het boek zakt dat weg uit je geheugen.

Aan het eind komt een deel van het boek op losse schroeven te staan en dat maakt duidelijk dat we niet altijd af kunnen gaan op herinneringen. Mensen kunnen dingen vergeten of bewust de werkelijkheid verdraaien. In een 'notitiehoofdstuk' vraagt de schrijfster zich dan ook af: 'Wat ís de werkelijkheid?' Waar ze overigens meteen aan toevoegt dat de feiten over de werkkampen, voor zover zij weet, niet verzonnen zijn.

Die feiten zijn erg genoeg. In veel kampen moesten de Joden hard werken en ze kregen te weinig te eten. In het begin wordt nog beloofd dat er geld naar hun vrouwen gestuurd zal worden, maar daar komt weinig tot niets van. Uiteindelijk mogen ze weg uit het kamp, maar dan worden ze vervoerd naar Westerbork en velen van hen zijn daarna naar een vernietigingskamp gedeporteerd.

De brieven van Samuel maken duidelijk hoe lang de hoop nog is blijven leven en hoe men geprobeerd heeft er het beste ervan te maken. In de documentaire van Herbert Bitter houdt een van de arbeiders zichzelf voor dat hij niet moet nadenken, om zich maar niet te realiseren hoe gruwelijk de werkelijkheid is.

Wij hadden het leven lief past om verschillende redenen in het oeuvre van IJmker. Natuurlijk omdat het de volwassenversie is van Mijn vriend Samuel, maar ook omdat IJmker speelt met wat fictie is en wat niet. Zit het verhaal van Riekie nog dicht bij het verhaal van IJmkers moeder? Aan het begin van elk hoofdstuk over de gesprekken lijkt er een stukje opname letterlijk uitgetikt, maar al gauw daarna zit je in een verhaal zoals het door een schrijver op papier gezet wordt en zeker niet zoals het letterlijk door moeder verteld is.

Dat spelen met feit en fictie deed IJmker ook al in vorige boeken. Zowel in Achtendertig nachten als in Afscheid van een engel nam ze een historische gebeurtenis als uitgangspunt en fictionaliseerde die. In Kanaleneilandjes plaatste ze tussen de hoofdstukken met jeugdherinneringen door tussenhoofdstukjes waarin familieleden (maar in hoeverre zijn die verzonnen?) commentaar gaven op de betrouwbaarheid van de schrijfster als verteller.

In veel boeken van IJmker speelt de relatie tussen ouders en kinderen een rol. Die relatie is niet per definitie goed. Hier is de verhouding tussen Riekie en haar moeder problematisch. Vader is een soort tegenwicht geworden, waardoor hij nogal braaf goed is. Moeder overlaadt Riekie met taken en blijft voor haar op een afstand. Zo'n jeugd kan ook gevolgen hebben voor hoe de volwassen Riekie met haar kinderen omgaat.

IJmker schrijft:
Soms voel ik me zo plaatsvervangend rot. Over mijn moeder, over Samuel. Plaatsvervangend? Het zegt natuurlijk ook iets over mijn eigen alleen zijn; soms vroeger, soms nu. Het was goed om mijn moeder te omhelzen, maar hoeveel aanleiding er ook toe was, zoals gewoonlijk hadden we het niet over mijn (tijdelijke) scheiding.
Schrijft Josje dit? Schrijft IJmker dat? Is er wel verschil tussen die twee? Afzijdigheid of isolement is handige positie voor wie een verhaal wil vertellen: je kunt van een afstandje bezien wat er gebeurt. Die afzijdige positie, dat verlangen naar daadwerkelijk contact, komen we in meer boeken van IJmker tegen. In dit boek heeft niet alleen Riekie zo'n positie, maar ook Wicher (haar NSB-klasgenootje. Het is een interessant figuur, die naar contact lijkt te verlangen maar zich daar tegelijkertijd agressief voor afsluit. Roelf uit Afscheid van een engel heeft ook al die afzijdige positie. De verhouding tussen hem en zijn oma is moeizaam.

Het zou me niet verbazen als IJmker nog meer te zeggen heeft over ouders en kinderen en over de geïsoleerde positie van de hoofdpersoon. We wachten het af. In elk van haar boeken zit wel iets wat boeit en iets wat beter kan. Het is blijkbaar de weg die ze gaat. Die weg is interessant genoeg en ik ben benieuwd waarnaar die leidt.

Auteur: Janne IJmker
Titel: Wij hadden het leven lief
Uitgever: Brevier
Kampen 2015, 256 blz. € 17,90

Geen opmerkingen:

Een reactie posten