vrijdag 25 juli 2025

Afgestoft: Zeehond in wormgat (Lucas Hüsgen)

Deze keer stof ik een recensie af van een boek dat al een beetje weggezakt was in mijn geheugen: Zeehond in wormgat van Lucas Hüsgen. Ik heb indertijd wel met dat boek geworsteld, want ik vond het niet zo toegankelijk, maar ik raakte er toch door geboeid. 

De recensie verscheen in Dietsche Warande & Belfort, 137e Jaargang nr. 6, december 1992. Al eerder haalde ik uit dat nummer de recensie van een boek van Robert Vernooy. Indertijd is de roman van Hüsgen nauwelijks besproken, lees ik in het Lexicon van literaire werken. Ook door andere recensenten werd het als een niet gemakkelijk moeilijk ervaren. 

Hüsgen werd indertijd vergeleken met M. Februari en Atte Jongstra. Februari had ik toen nog niet gelezen, maar van het werk van Atte Jongstra ben ik erg gaan houden. Hij is een van de auteurs die ik zou gaan interviewen voor Dietsche Warande & Belfort. Ik had een lijstje gemaakt met jonge auteurs die ik wel wilde bevragen. De eerste vier op dat lijstje waren: Marcel Möring, Nelleke Noordervliet, Atte Jongstra en Margriet de Moor. 

De eerste twee heb ik daadwerkelijk geïnterviewd, maar toen kreeg DW&B net een nieuwe redactie en die vond dat interviews niet in het blad thuishoorden. Ik weet niet eens meer of ik mijn kosten wel vergoed heb gekregen. Het interview met Möring heb ik nog kunnen verkopen aan De Gelderlander. Möring kreeg namelijk de AKO-prijs voor Het grote verlangen en zo had de krant meteen een interview. Het moest nog wel bewerkt worden, maar daarin heb ik ze de vrije hand gegeven. Het interview met Noordervliet heb ik nooit kunnen gebruiken. 

NRC Handelsblad, 22 mei 1995

Het requiem van Hüsgen

Ondertitels zijn niet altijd veelzeggend. Aanduidingen als 'Roman', 'Een liefdesgeschiedenis' of 'Een leesboek' kunnen ook wel gemist worden. Lucas Hüsgen heeft zijn debuutroman Zeehond in wormgat een ondertitel gegeven die hij blijkbaar van belang acht, want hij heeft hem zelfs op de voorkant laten afdrukken: 'Een requiem voor één stem'. 

Met die ondertitel verwijst Hüsgen naar de muziek en niet alleen daarmee. De zes hoofdstukken dragen als titel muzikale tempoaanduidingen ('Adagio', 'Largo', 'Andante', 'Allegro', 'Presto' en 'Andante con silenzio') en door het hele boek heen worden geregeld muziekstukken genoemd. Verschillende keren wordt nadrukkelijk verwezen naar Verklärte Nacht van Arnold Schönberg, een stuk voor zes strijkers. Het zal dan ook wel niet toevallig zijn, dat Zeehond in wormgat zes vertellers heeft, die elk hoofdstuk lang hun partij spelen. 

Ze zes vertellers verschillen onderling nogal. Met 'Requiem' voor één stem' kan dan ook niet in de eerste plaats bedoeld zijn dat het requiem uitgevoerd dient te worden door één stem, al is er wel steeds slecht één stem tegelijk te beluisteren. Het lijkt me aannemelijker dat het requiem opgedragen is aan één stem. 

Die stem is de dichter Kaspar Tuindorp. Hij is dood als het boek begint en zijn werk is vernietigd. Men gaat ervan uit dat hij dat zelf gedaan heeft, voordat hij ook zelf een einde aan zijn leven maakte, maar duidelijk is dat niet. De zes vertellers hebben allen op een of andere manier te maken gehad met Kaspar Tuindorp, maar veel informatie geven ze niet over hem. Ze zijn voornamlijk met zichzelf bezig en Tuindorp komt meestal slechts terloops ter sprake. Misschien vond Hüsgen achteraf dat hij in het boek niet duidelijk genoeg geweest was, want op de flaptekst geeft hij ons informatie over Tuindorp die in het boek slechts gedeeltelijk is terug te vinden. 

Dat is jammer, want Zeehond in wormgat heeft die uitleg helemaal niet nodig. Het gaat in dit boek niet om een sluitend verhaal en waarschijnlijk zelfs niet om Kaspar Tuindorp. Veel belangrijker is de taal. Die is gewoonlijk niet veel meer dan middel, drager van het verhaal. Hüsgen heeft voor haar een belangrijker rol. 

Ook hier moet ik weer denken aan Verklärte Nacht. Schönberg liet zich bij het componeren van dit stuk inspireren door een gedicht van Richard Dehmel. Toen Dehmel de muziek voor het eerst beluisterde, probeerde hij de inhoud van zijn gedicht terug te vinden. Maar al gauw, zo schreef hij aan Schönberg, was hij zijn gedicht vergeten en kon hij alleen nog maar luisteren naar de muziek. Muziek kan het immers best stellen zonder betekenis. 

De taal die Hüsgen gebruikt, komt soms dicht bij de muziek. In het 'Presto' lezen we:

... en dan kwaak jij wiep is wabbibambee dan kooiwel in gastelle of rondikommom ja herbidas devil kwaazivevella je de spekewannennin gieverdille te kosjwel oe koesjmelna ja waita wait ja ...

De taal is hier ontdaan van de betekenis en heeft genoeg aan de klank. 

Dit soort zinnen is in Zeehond in wormgat een uitzondering. Meestal gebruikt Hüsgen subtielere manieren om de betekenis van zinnen te reduceren. Dat doet hij bijvoorbeeld door dezelfde zin verschillende keren te plaatsen in een omgeving waar hij geen aansluiting heeft. In het 'Adagio' gebeurt dat met de zin 'Ik drink koffie van onbekende merken even graag als koffie van bekende merken'. Hoe vaker we deze losse zin lezen, hoe minder betekenis hij krijgt. Uiteindelijk wordt de zin een motiefje, een melodietje dat geregeld in het stuk opklinkt. 


De herhaling is overigens een stijlmiddel dat Hüsgen vaak toepast. Soms herhaalt hij zinnen letterlijk, maar even vaak bedient hij zich van variaties en parallellismen. Het effect is niet altijd hetzelfde. Soms wordt de betekenis van de zin erdoor gereduceerd, maar soms ook geïntensiveerd. Door net niet letterlijke herhalingen kunnen nuanceringen aangebracht worden. 

Altijd vestigen zulke herhalingen natuurlijk de aandacht op de vorm. De gebeurt ook door de manier waarop Hüsgen de tekst over het papier verdeelt. In het 'Andante' zet hij soms korte zinnen onder elkaar, zodat ook het wit van de bladzij mee gaat spelen. In zulke fragmenten neigt zijn proza naar de poëzie. 

Dat de taal een centrale rol in het boek speelt, is al duidelijk als we in de gaten krijgen dat het gaat om een dichter, iemand die zich van de taal bedient en slechts zo kan bestaan. Maar ook de vertellers laten zich vaak expliciet uit over de taal. Ze geven te kennen dat ze heldere zinnen willen schrijven of ze filosoferen over het verschil tussen 'taal en ding'. Ze vragen zich af of de zin die ze net opgeschreven hebben correct is of ze hebben moeite met de bediening van hun typemachine en verbazen zich dan over de taaluitingen die er op het papier komen. 

Iedere verteller gebruikt de taal op zijn eigen manier. Dat loopt uiteen van vrij traditioneel tot enigszins experimenteel door weglatingen en ongebruikelijke woordvolgorde. Zo krijgen we niet alleen zes vertellers, maar ook zes manieren van vertellen. 

Het meest traditioneel is het laatste hoofdstuk, 'Andante con silenzio'. Het is veel korter dan de andere vijf hoofdstukken en de verteller blijft volstrekt anoniem. Het boek eindigt met de zinnen:

Hij was smoorverliefd. Arme Kaspar Tuindorp. Je bent zo simpel

geweest. Toen werd alles moeilijk.

Te wandelen over strandboulevards. De zee zal het vergeten. 
Misschien heeft Kaspar Tuindorp willen wandelen over strandboulevards of misschien heeft hij dat ooit gedaan. 'Et in Arcadia Kaspar Tuindorp', zegt de verteller in het 'Adagio'. Ook Kaspar was ooit in Arcadië, maar hij heeft het paradijs verloren. Dat lijkt te gelden voor alle vertellers. Het enige wat ze nog hebben is de taal. Als daaruit iets voortkomt als Zeehond in wormgat, kunnen ze daar best tevreden mee zijn. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten