vrijdag 1 december 2017

Tot bloed op het droge (Jerry Goossens)


Het zou zomaar kunnen: een toekomst waarin het klimaat veranderd is en Nederland voor een groot deel een moeras geworden is. Renate Dorrestein schreef er bijvoorbeeld de roman Weerwater (2015) over. Je kunt je voorstellen dat bij zo'n verandering het land voor veel mensen minder aantrekkelijk is en dat een deel van de Nederlanders het land zou ontvluchten om een plek te vinden in een streek waar geen wateroverlast is.

Dat is de situatie in de roman Tot bloed op het droge van Jerry Goossens: een groep Nederlanders is neergestreken in een omgeving die bijvoorbeeld in Marokko zou passen. De wijk waarin ze wonen noemen ze Klein Amsterdam en een van de straten hebben ze omgedoopt tot de Johan Cruijffstraat.

Hoewel het verhaal zich in de toekomst afspeelt, is er weinig te merken van technische ontwikkelingen. Smartphones kom je in het boek bijvoorbeeld niet tegen en de computer speelt ook niet een prominente rol. De Nederlanders rijden niet in auto's. Eén jongere kijkt thuis films, in andere gezinnen wordt er gekeken naar Hart van Holland; voor de rest spelen technologie of media geen rol.

De Nederlanders leven traditioneel, ze lopen in kleren die wij tot de klederdracht zouden rekenen. Zo dragen ze klompen (waarop de jongeren dan wel weer doodskoppen hebben geschilderd hebben) en ze slapen in bedsteden.

De plaatselijke bevolking zag enkele decennia geleden de Hollanders komen:
Nog veel later kwamen de vrouwen, bleek als deeg en gehuld in traditionele gewaden: zwarte, enkellange jurken met schouderstukken als gehalveerde buizen, kanten kragen en raadselachtig stijve mutsen waarvan de randen omhoogplooiden en waaraan ogenschijnlijk functieloze spiegels en kralen waren bevestigd. En klompen. Bijna allemaal droegen ze klompen. Comfortabel kon het niet zitten, dat primitieve holbewonersschoeisel.
De Kazen, zoals ze genoemd worden, zijn orthodox christelijk. De dominee neemt een belangrijke plaats in de gemeente in, zeker de nieuwe dominee, die ineens opduikt als de oude overleden is en die zegt door God gezonden te zijn. De bijbelkennis van de gelovigen is groot: op de vreemdste momenten schieten hun bijbelteksten te binnen, in de versie van de Statenvertaling. Dat zijn soms bekende teksten, maar ook teksten die bij de gemiddelde gelovige van nu absoluut niet bekend zijn.

De Nederlanders in de roman hebben een grote bijbelkennis, maar ze lezen niet veel in de Bijbel. Ook wordt er niet of nauwelijks gebeden. Bij momenten van schrik, gebeurt het geregeld dat de gelovigen vloeken, wat weinig waarschijnlijk overkomt.

Het geloof wordt het meest tastbaar als Hans van Bestevaer, de vader van de hoofdpersoon Christiaan, werkloos wordt en zich afvraagt waarom God hem zo beproeft.

Het aardige van Tot bloed op het droge is de omkering: de Nederlanders zijn een minderheid, ze hechten sterk aan hun tradities en integreren nauwelijks. Het is een karikatuur van de minderheden in het huidige Nederland, maar het werkt wel. Als witte, Nederlandse lezer, identificeer ik me toch met de Nederlanders in de roman. Ik word gedwongen in een rol die ik in het dagelijkse leven niet heb.

Ik moest daarbij denken aan de roman De godskinderen van de Zuid-Afrikaanse schrijver Dan Jacobson, die een maatschappij beschrijft waarin Joden in de meerderheid zijn en de christenen een minderheid vormen die het moeilijk heeft.

De autochtone bevolking is vaak vriendelijk tegenover de Nederlanders, als ze maar niet te veel praatjes krijgen. Een goede baan vinden is voor Nederlanders lastig en ze kunnen ook gemakkelijk ontslagen worden. Soms worden ze uitgescholden voor 'kutkazen' naar analogie van de manier waarop Rob Oudkerk ooit over Marokkanen sprak. En als de Kazen een kerktoren gaan bouwen die misschien wel hoger zal worden dan de minaret van de moskee, heb je de poppen aan het dansen.

De plaatselijke columnist, Driss Zrika, gooit daarbij olie op het vuur. Het zijn zeer vermakelijke stukjes, die verraden dat Jerry Goossens ervaring heeft in het schrijven van columns. Driss Zrika neemt vooral de godsdienst van de Kazen op de korrel, zeker nadat ze met het stoffelijk overschot van de oude dominee door de straten zijn getrokken en nog wel op vrijdag, vlak voor het gebed. Zrika schrijft:
Maar moeten wij accepteren dat onze gastvrijheid misbruikt wordt voor hun morbide praktijken? Moeten wij toestaan dat zij op de dag die ons heilig is met een lijk door onze straten paraderen? Wij verjagen de raven uit onze boomgaarden, bekogelen ze met stenen of richten de buks op ze. Maar in ons dorp hippen ze hees krassend door de straten, op de maat van hun onophoudelijk dreunende klokken terwijl ze hun geliefde dood eren. Ongehinderd door wie dan ook. 
Hoofdpersoon is Christiaan van Bestevaer, die veel optrekt met zijn vriend Willem III. Christiaan heeft stiekem een relatie met een niet-Nederlands meisje, Layla. Zijn vader maakt hem duidelijk dat dat niet de bedoeling is.
'Je moet me beloven dat je haar niet meer zult zien, Chris. Een huwbaar meisje is een Hollands meisje. Als wij ons vermengen met de Arabieren, dan bestaan we binnen de kortste keren niet meer, dat moet je begrijpen. Dan worden we uitgewist, Christiaan, als sporen in het zand. In dit land zijn wij niets dan onze afkomst, ons geloof, onze cultuur en geschiedenis. Vergeet dat nooit. En beloof me, nee, zwéér mij dat je dat meisje uit je leven bant.'
Er is wel wat aan te merken op Tot bloed op het droge. De titel is mij niet duidelijk, maar misschien heb ik niet nauwkeurig genoeg gelezen. Maar hij is bovendien lastig te onthouden. Dat is niet handig voor een boek, al hebben daar meer schrijvers last van. Ook bijvoorbeeld Thomas Verbogt lukt het keer op keer om een titel te bedenken die iedereen zo weer vergeten is.

Er zijn verder wat losse eindjes in de roman: het verhaaltje over de sabel die Christiaan en Willem vinden wordt nauwelijks voltooid en het associëren van de dominee met de duivel wordt aangestipt, maar niet uitgewerkt. Bij sommige verhaalelementen vroeg ik me af of die wel klopten: er is in Nederland een gigantische wateroverlast, maar Amsterdam en Rotterdam bestaan bijvoorbeeld nog gewoon.

Aan de kleding is al te merken dat de Hollandse gemeenschap uit allerlei streken wat heeft meegepikt. De kleding van de vrouwen heeft bijvoorbeeld elementen uit Bunschoten, Volendam en Zeeland. Ik kan me voorstellen dat dat in den vreemde allemaal wat minder nauw luistert. Maar dat oma naar goed Fries gebruik geen beppe genoemd wordt maar Mem, heeft mij telkens weer verbaasd als ik het las.

Heel erg kan ik dat soort mankementen niet vinden. Meer moeite heb ik met de verteller. Soms ligt het vertelperspectief bij de personages. Dan leven we bijvoorbeeld met Christiaan mee. Maar vaker zit er een verteller tussen, die het verhaal kleurt. Hij spreekt ons rechtstreeks toe in zinnen als 'Dat een toevallige ontmoeting met een dorpsgenoot aan de basis van dat inzicht lag, was een paradox die hen beiden ontging.'

Als de oude dominee aan het woord is, lezen we:
Hij zuchtte, steunde en jeremieerde. In zijn linkerhand hield hij permanent een zakdoek ter grootte van een kussensloop, waarmee hij zijn voorhoofd en de plooien in zijn nek depte.
Dit lijkt me niet de observatie van een kerkganger. Die zal niet het woord 'jeremieerde' gebruiken (er spreekt ook een negatieve waardering uit) of de hyperbool van het kussensloop. De verteller ironiseert hier en daar en schept daarmee afstand.

Ik verdenk Goossens ervan dat hij als verteller afstand wilde nemen van de personages die hij beschrijft, maar het is wel jammer. De lezer heeft het oordeel van de verteller namelijk niet nodig en kan prima zelf zijn positie bepalen. Het boek was ongetwijfeld dichter op de huid van de lezer gaan zitten als de verteller niet zo nadrukkelijk aanwezig was geweest. Het zou erbij gewonnen hebben.

Zoals gezegd, er is wel wat aan te merken op de afwerking in Tot bloed op het droge, maar de kern blijft wel staan: een gespiegelde werkelijkheid, waarin nu eens de Nederlanders (de Kazen) in de minderheid zijn en zich moet zien te verhouden met een dominante cultuur. Dat is een interessant gedachte-experiment, dat blijft werken tot aan het dramatische slot van het boek.


Hier vind je een kort filmpje waarin de auteur spreekt over Tot bloed op het droge.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten