vrijdag 7 februari 2025

Afgestoft: Kroniek van een karakter 1, De Achterhoek, 1976 - 1981 (Jeroen Brouwers)

Mijn eerste recensies schreef ik voor het Vlaamse tijdschrift 't Kofschip (1973 - 1992). Voor zover ik mij herinner was er weinig overleg over wat ik te recenseren kreeg. Af en toe kwam er een pakketje boeken binnen en dan ging ik aan het lezen en schrijven. Ik kreeg alle ruimte. 

Mijn contactpersoon was Hervé J. Casier, een aardige man, die ik ooit sprak in Blankenberge. Hij dichtte ook, maar ik heb zijn gedichten nooit gelezen. 

De recensie hieronder, van een brievenboek van Jeroen Brouwers, werd gepubliceerd in jaargang 16, nummer 1 uit 1988. Met potlood schreef ik eronder dat ik het stukje op 23 april 1987 schreef. Er zat dus aardig wat tijd tussen schrijven en publicatie. 

Ik weet niet goed wat ik moet vinden van de recensie van toen. Is die niet een beetje aanstellerig? Of kan het nog? Daar moeten anderen maar over oordelen. Het is een van de voetstappen die ik indertijd gezet heb, al droeg ik toen misschien andere schoenen. 

In hetzelfde nummer stonden meer recensies van mijn hand: van boeken van Pol Hoste, F.B. Hotz en Ton Lensink en over een gedichtenbundel van Joost Zwagerman. Die stukjes hoop ik in de toekomst opnieuw te plaatsen. De namen van Hoste en Hotz mogen wel weer eens genoemd worden. 


Brieven uit de Achterhoek

In 1976 verlaat Jeroen Brouwers Vlaanderen en vestigt zich in Nederland, in de Achterhoek. Vanaf die tijd is hij full-time schrijver, hij schrijft een plankvol mooie boeken. 

Dat is al heel wat, maar Brouwers schrijft meer. Om het contact met vrienden en kennissen te onderhouden schrijft hij hun brieven, tientallen, honderden. Brieven aan Tom van Deel, Jaap Goedegebuure, Johan Plak, Walter van den Broeck, Maarten 't Hart, Angèle Manteau en Julien Weverbergh, om de bekendsten slechts te noemen.

Wie die brieven zou willen lezen, moet Kroniek van een karakter, Brouwers' nieuwste boek kopen. Deel 1 van dit werk (De Achterhoek, 1976 - 1981) is nu verschenen en het bestaat geheel uit Brouwers' brieven, voorafgegaan door een inleiding, waarin Brouwers uiteenzet hoe hij het boek samengesteld heeft. 

Het boek is geen simpele bundeling van alle door Brouwers geschreven brieven in de periode 1976 - 1981. Eerst heeft Brouwers een keuze uit de brieven gemaakt. Voorts is hij gaan schrappen en verschuiven. Dit was niet belangrijk, dat kon beter in een andere brief ondergebracht worden, hier moest van verschillende brieven één brief gemaakt worden, daar moest een nieuwe passage toegevoegd worden. Met andere woorden Brouwers is druk aan het monteren, structureren, componeren geweest. Hij noemt het resultaat 'een montage van teksten in briefvorm'.

Zo goed als niets heeft Brouwers echt herschreven. 'De stijl, de woordkeus, de spelling, de toonaard, (...) heb ik onaangeraakt gelaten', schrijft hij. 

In de brieven vinden we verschillende aanzetten tot de verhalen en romans die Brouwers later zal schrijven. Zo vertelt hij aan Tom van Deel (30 januari 1981) over de dood van zijn moeder. In die brief komt enkele keren de zin voor 'Niets bestaat, dat niet iets anders aanraakt.' Deze zin zal later weer opduiken in Bezonken rood

Ook geven de brieven soms de verschillen aan tussen de werkelijkheid in de door Brouwers geschreven boeken en de werkelijkheid daarbuiten. In bovengenoemde brief aan Van Deel schrijft Brouwers, dat hij zijn dochtertje op zijn arm heeft als hij telefonisch op de hoogte gesteld wordt van zijn moeders dood. Dit dochtertje is buiten Bezonken rood gelaten, want daarin zou ze niet gepast hebben. 

Ik ben mij bewust, dat ik nu details noem, maar ik bedoel ze dan ook slechts als illustraties die laten zien hoe 'werkelijkheid' en 'literatuur' soms samenvallen, parallel lopen of juist met elkaar in tegenspraak zijn. 

Niet is het zo, dat Brouwers de waarheid geweld aandoet als hij in zijn boeken afwijkt van zijn brieven, of voor mijn part: van zijn leven. Hij vervalst niet de waarheid, maar hij schept een nieuwe waarheid, een nieuwe werkelijkheid. Misschien vind ik dat wel het boeiendste van het lezen van die brieven: het zien van die twee waarheden, die twee werkelijkheden, van elkaar verschillend en toch beide authentiek. Elkaar citerend, elkaar aanvullend, elkaar spiegelend, elkaar corrigerend. Tweelingbroers. 

Zoals Brouwers' boeken zijn vormgegeven leven zijn, zo zijn zijn brieven dat nog meer. Ze staan nog dichter bij hem, zijn nog meer hemzelf, zodat Brouwers zelf spreekt over 'een autobiografie in briefvorm'.

Zo lees ik het ook wel, als een zelfbeschrijving van de mens Brouwers, zijnde tevens de schrijver Brouwers, (wat nagenoeg hetzelfde is), maar tegelijkertijd lees ik dit boek alsof het niet een autobiografie is, alsof het geen werkelijke brieven zijn. Ik leest het ook als literair werk, als fictie. 

Ook hier gaat het om de gelijktijdigheid; het een niet zonder het ander. Als autobiografie is dit boek niet alleen interessant omdat het over Brouwers' leven gaat, maar tevens omdat het goed geschreven is. Dat Brouwers 'een begaafd stilist' is, hebben er al tientallen voor mij geroepen en graag sluit ik me bij hen aan. 

Ook al zijn de brieven in een gave stijl geschreven, vanuit literair oogpunt kunnen ze niet alleen daardoor waardevol zijn, maar moeten ze ook iets te zeggen hebben. Alleen mooie stijl is een vedertooi zonder vogel. 

De eerlijkheid tegenover anderen waarmee Brouwers schrijft, dat is: de eerlijkheid tegenover zichzelf, kan de lezer niet onaangeraakt laten. Hij laat zich meetrekken dat Brouwersleven in, om daarin met de schrijver rond te wandelen, te huppelen soms, vaak te struikelen. Niets heeft dat te maken met voyeurisme. We staan niet stiekem te gluren, Brouwers schuift de gordijnen ver open: zo is mijn leven. En Brouwers beschrijft dat leven op zo'n manier dat je er haast niet aan ontkomt Brouwers' leven gelijk te stellen met het leven. 

Daardoor kan dit boek ook gelezen worden als een literair werk. Het persoonlijke krijgt voor de lezer algemene geldigheid. Waardoor dat komt, is mij eigenlijk niet helemaal duidelijk. Het zou kunnen zijn door de veralgemeniseringen die Brouwers zelf invoegt ('Alles gaat kapot. Nu m'n nietmachine weer.'), maar ik denk dat het meer komt door het consistente wereldbeeld dat uit de brieven (en ook uit Brouwers' andere boeken) spreekt, waarbij ik met 'consistent' niet bedoel: geen tegenstrijdigheden bevattend, maar zichzelf gelijk blijvend, of: steeds dezelfde paradoxen bevattend. 

Dit alles maakt voor mij Brouwers' brievenboek tot een 'goed' boek, waarvan ik derhalve vind dat het door iedereen gelezen dient te worden, wat trouwens voor de meeste andere boeken van Brouwers geldt. Als we een goed schrijver hebben, lees hem verdikkeme dan ook!

Het boek als boek, als voorwerp. ziet er goed uit: mooi papier, goed gebonden. Weverbergh dient hiervoor geprezen. 

In het najaar komt deel 2 uit van Kroniek van een karakter. Dat zal heten: De oude Faust (1982 -1986)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten