Wanneer las ik voor het eerst een boek van Arthur van Schendel (1874 - 1946)? Helemaal zeker weet ik het niet meer, maar ik vermoed dat ik op de middelbare drie van zijn werken las: Een zwerver verliefd (1904), Een zwerver verdwaald (1907) en Het fregatschip Johanna Maria (1930). Over Angiolino en de lente (1923) twijfel ik. Niet alleen over wanneer ik het gelezen heb, maar zelfs of ik het wel gelezen heb.
De eerste twee boekjes (zo dik zijn ze niet) vond ik heel aardig en ik genoot van Het fregatschip. Ik schat dat dat zijn bekendste boek geworden is. Het is het eerste boek dat mensen zullen noemen als ze de naam Van Schendel horen.
De waterman (1933) las ik (naar schatting) in de jaren tachtig en daarna nog Een Hollandsch drama (1935) en De wereld een dansfeest (1938). Voor zover ik nu kan bekijken, heb ik zijn boeken in chronologische volgorde gelezen. En onlangs las ik De mensenhater (1941), een roman die nog weer later verscheen.
Somber
De waterman is boek dat doortrokken is van een somber calvinisme. Ik liet me er door meevoeren. Een Hollandsch drama is een tragisch boek. Een jongen die misschien wel wil deugen, vervalt steeds in fouten. Zijn oom die hem aanvankelijk tuchtigt, probeert hem later op een mildere manier hem in het spoor te houden. De afloop is noodlottig.
Misschien staat De wereld een dansfeest mij nog het best bij. Ik kan mij voorstellen dat ook voor middelbare scholieren van nu dit nog een aantrekkelijk verhaal kan zijn. Een jongen en een meisje zijn briljante dansers, maar samen dansen gaat niet, door een verschil in ritme. Dat is niet alleen een dansritme, maar ook een levensritme. Ze kunnen niet zonder elkaar en niet met elkaar.
Verlangen
In veel van Van Schendels boeken zit een soort verlangen. Bekend is dat vooral van Het fregatschip Johanna Maria, waarin Jacob Brouwer zijn hele leven lang jaagt op het bezit van het fregatschip. Als hij het heeft, is zowel hij als het schip eigenlijk te oud.
Vooral de boeken uit de Hollandse periode (eerste helft jaren dertig) zijn door de kritiek gewaardeerd. De latere Van Schendel kreeg vaak het verwijt dat hij te veel een beschouwer zou zijn. Dat verwijt zal ook De mensenhater treffen.
Net als in verschillende voorgaande romans beslaat het verhaal in deze roman behoorlijk wat tijd. Hoofdpersoon is David Somerland. Hij is niet getrouwd, net als zijn zus Alethea. Vijf andere, oudere zussen zijn wel getrouwd en hebben kinderen. Een van de kinderen van Aagje, Willem Vroom is nog maar een kind bij het begin van het verhaal. Hij is de andere hoofdpersoon in De mensenhater.
Tegenstelling
David is die mensenhater. Hij is in zichzelf gekeerd en heeft weinig op met andere mensen. Maar hij heeft een zwak voor Willem, die zo'n beetje het tegendeel is van zijn oom. Hij is enthousiast en gedreven. Hij wil zich inzetten voor het verbeteren van het lot der mensen.
In de loop van de tijd verzamelt Willem een groep mensen om zich heen, die nogal eens van samenstelling wisselt. Hij blijft meestal zijn eigen inzichten trouw, maar niet iedereen om hem heen heeft goede bedoelingen. Dat doet denken aan de jongen Floris in Een Hollandsch drama, die wel makkelijk meegaat met het kwade. David vergelijkt Willem met hoe hij zelf was op een bepaalde leeftijd.
Ik was echter van jongsaf toegerust met een proper wantrouwen van de menselijke natuur, dat mij behoedde er de dupe van te worden, op mijn achttiende jaar een sceptische oude heer, terwijl Willem op zijn twintigste nog een jongenshart heeft, dat hij wel lang zal behouden, met de liefste wens te helpen en te verbeteren, een altruïst die al lerende nog menigmaal erin zal lopen.
Drie scenario's
David houdt zich zoveel mogelijk afzijdig van de wereld, maar hij wordt er wel geregeld door anderen bij betrokken. Hij ziet hoe Willem zich ontwikkelt en bedenkt hoe zich dat zal ontwikkelen.
Het schijnt dat Willem moeilijk zal wennen aan de conflicten die ontstaan tussen hem, met een goed geweten toegerust, en de wereld. Ik zie maar drie mogelijkheden voor iemand die zulk een aard heeft: ten eerste, hij moet wennen, nolens volens, met schade aan zijn karakter; ten tweede, hij laat zich niet wennen en gaat een leven van strijd tegemoet met nederlaag aan het slot; ten derde, hij komt tot mijn houding van afzijdigheid, maar dit acht ik voorlopig onwaarschijnlijk wegens zijn idealisme en toenemende strijdvaardigheid.
Het zal de tweede mogelijkheid worden, waarbij ik nog even in het midden laat of het bij Willem slecht afloopt. Hoewel Willem zich beijvert voor onderling begrip, roept hij veel tegenstand op. Bij zijn lezingen gaat er vaak iemand met hem mee. Niet helemaal als lijfwacht, wat misschien wel handig was geweest, want hij wordt ook fysiek bedreigd. Zelfs David lukt het niet altijd om zich te onttrekken aan de controverses die er ontstaan.
Wel zie je dat Willem geleidelijk aan ook invloed krijgt op David. Eigenlijk is David ook niet echt een mensenhater. Dat haten klinkt veel te actief. David heeft weinig verwachtingen van de mensen en daarom houdt hij zich afzijdig. Er is een periode dat hij wat meer onder de mensen komt. Dan gaat hij verschillende keren naar een café. Maar daar kan hij het uiteindelijk niet vinden.
Elsschot
Willem richt eerst met een stel vrienden een maatschappij op die zonder winstoogmerk huizen bouwt voor arbeiders, 'opdat ieder gezin kon beginnen met gezondheid en gerief in huis.' Het geeft allerlei zakelijke verwikkelingen en uiteindelijk wordt het geen succes. Het personage Parlevink zegt daarover: 'Dat hele plan van Willem is in de war gestuurd door knoeierij.'
Die zakelijke beslommeringen, het omgaan met sjoemelaars - het deed me denken aan Elsschot. Ook de stijl van Van Schendel lijkt soms verwant aan die van Elsschot. Misschien komt het ook door de hoofdpersoon, die zich afzijdig houdt en bescheiden over zichzelf denkt. Die lijkt op de verteller in bijvoorbeeld Tsjip. Veel ontgaat de hoofdpersoon. Mensen vertellen hem iets en hij knikt, maar hij weet niet altijd waar ze het over hebben. Hij wil niet onvriendelijk zijn tegenover anderen.
Geen held
De hoofdpersoon is bepaald geen held. Net als in Kaas heeft de vrouw vaak een scherper oordeel dan de hoofdpersoon. Die vrouw is hier zijn zus Alethea.
De juiste toedracht der gebeurtenissen, de verhoudingen en de verwikkelingen waarbij zoveel mensen betrokken waren, mensen nogwel die ik niet kende en die ik mij niet kon voorstellen, heb ik niet begrepen en dat bleek toen ik op een avond bij Alethea zat en het haar moest uitleggen. Je weet er niets van, zei ze, je deugt ook niet voor de samenleving.
De humor van Elsschot vind ik ook bij Van Schendel terug. Als David het huis van Willem bezoekt ontmoet hij veel mensen:
Ik heb nu een boekje in de zak waarin ik de namen opschrijf der personen aan wie ik voorgesteld word, want het geeft een gevoel van onbeholpenheid als men, van iemand sprekende, moet zeggen: die man met de deuk in de schedel, of die dame die telkens och kom zegt. Het staat ook aanmatigend, alsof men alleen een geringe eigenaardigheid heeft opgemerkt, terwijl het toch mensen met bijzondere gaven kunnen zijn. Nu kijk ik even in dat boekje wanneer ik iemand, die ik eerder heb ontmoet, hoor praten.
De vereniging waarvan Willem de voorman is, beoogt rechtvaardigheid door middel van onderling begrip. Dat blijft allemaal nogal vaag. Ook dat doet me Elschottiaans aan. De vereniging groeit aanvankelijk, maar zal later weer krimpen.
Verandering
David raakt er nauwer bij betrokken, wat laat zien dat hij toch wat veranderd is. Zelf zegt hij erover:
Ik word alweer gemengd in het geharrewar en het is gedeeltelijk mijn eigen schuld. In de loop der jaren ben ik in toenemende mate belang gaan stellen in de handelingen der mensen, ik denk omdat er sympathieën zijn ontwaakt en dat zij, hoewel gering in aantal, voorspoediger zijn gegroeid dan de antipathieën.
Daarover spreekt hij ook met Alethea. Hij meent dat hij geneigd is meer moois dan lelijks in zijn omgeving te zien. Dat was vroeger anders. Haar reactie:
Je bent wel achterlijk, maar het is beter zo de oude dag tegemoet te gaan dan met bitterheid in het hart.
Voor op de uitgave als Salamanderpocket (1974) staat de weerspiegeling van de Westertoren, die David vanuit zijn raam kan zien. Soms lijkt die toren zijn gesprekspartner. David vraagt zich af of tijd wel bestaat en wat het voortgaan van de tijd betekent.
Hoop
Als hij aan het eind van het boek uitkijkt op straat en ziet hoe het weer lente wordt, heeft hij hoop op de jongste generatie. Hij is werkelijk veranderd.
Wat ik vroeger zag was een grote bloem die stonk en wij de aasvliegen eromheen, in de mensen die ik nu zie durf ik te geloven. Een mensenschuwer was ik, idealist met haat en zonder hoop die, al was het langzaam, heeft geleerd de armen uit te spreiden voor de stoute kinderen die eigenlijk niets liever willen dan zoet te zijn.
Net als in Het fregatschip Johanna Maria is de uitkomst prettig, maar komt die wel laat en misschien te laat.
Het is wel raar dat het lot mij, juist nu ik bereid ben voor genegenheid, vriendschap, bewondering, in eenzaamheid laat zitten.
Oorlog
De mensenhater beslaat een lange tijd. De Eerste Wereldoorlog speelt er nog in mee, maar op de achtergrond. Dat geldt ook voor de Tweede. Waarschijnlijk gaat het alleen nog over de mobilisatie. Er is maar in een enkele passage sprake van.
Het is ook weer oorlog zoals het kort geleden was. Op straat zie ik bekende gezichten waar ik gisteren liever niet naar keek en die nu veranderd zijn, ik meen er de moed op te zien, de gestalten zijn jong en recht in de uniformen. Holland staat klaar (...).
Als het boek verschijnt is het eind 1941. Maar De mensenhater is geen somber boek. Je zou kunnen zeggen dat de hoofdpersoon zich naar het licht toe beweegt. Van veel idealen komt weinig terecht, maar hij houdt de hoop.
Knuvelder
Met heel veel plezier heb ik De mensenhater gelezen, al moest ik wel even aan het boek wennen. Er komen veel personen in voor, maar die hoef je niet allemaal te onthouden. Op den duur weet je wel wie er in welk kamp (voor of tegen Willem) thuishoren. Uit de passage over het boekje blijkt ook al dat David ze ook niet allemaal uit elkaar kon houden.
Gerard Knuvelder ergerde er zich aan:
Dat schrijft hij in De Tijd van 3 juli 1942. Het is grappig dat Knuvelder hetzelfde doet als de hoofdpersoon, maar de recensent ziet er de lol niet van in.
Ergernis
De roman mist diepte, volgens Knuvelder. Ik vermoed dat hij ook moeite heeft met de hoofdpersoon. Hij verwijst geregeld naar 'de katholiek', die 'diepere, bovennatuurlijke beweegredenen' heeft en dat de hoofdpersoon van Van Schendel blijft steken in 'het burgerlijke en het a-religieuze' lekenfatsoen.
De ergernis van Knuvelder druipt van zijn recensie af.
In het vierde deel van zijn Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letterkunde noemt hij de werken van Van Schendel na De wereld een dansfeest 'zijn zwakste periode'. Eigenlijk vindt hij Dansfeest ook al te afstandelijk en te weinig concreet.
Een schimmenspel noemt hij de romans, omdat de mensen slechts silhouetten blijven. En ook hier noemt hij wat hij al opmerkte in de recensie van De mensenhater.
Het menselijk leven, 's mensen natuur, zijn hartstochten, strevingen en idealen zijn teruggebracht in de sfeer van het burgerlijke; het lekenfatsoen komt in de plaats van hogere beweegredenen; nobele bedoelingen worden ontkracht en verliezen hun spanning. Daardoor wordt alles bleek en schemerig, hier en daar zelfs komisch om de quasi-diepzinnigheid. Zijn beeld van de mens krijgt iets schimmigs, zijn figuren wekken vaak de indruk van aan vlees en bloed ontstegen wezens.
Ik vind dat De mensenhater ook komische trekken heeft, maar niet omdat het boek belachelijke kanten zou hebben. De afstandelijkheid die Knuvelder signaleert past juist uitstekend bij de manier waarop de hoofdpersoon in het leven staat. Wat voor moreel oordeel je daarover kunt hebben, vind ik niet zo interessant.
Vestdijk
Simon Vestdijk was gunstiger in zijn oordeel gezien de titel van zijn recensie: 'Van Schendels reëelste boek'. Hij nam het stuk op in Muiterij tegen het etmaal. Ik heb het verder niet in kunnen zien.
Mij staat De mensenhater nogal aan: het verhaal is boeiend en de hoofdpersoon is dat ook. Zijn observaties hebben iets laconieks, hoewel hij bij Willem wel betrokken is. Langzaam raakt hij betrokken bij het leven in het algemeen.
Eigenlijk heb ik wel zin gekregen om nog eens wat van Van Schendel te lezen. Misschien moet ik maar eens kijken of ik in een kringloop Jan Compagnie (1932) of De grauwe vogels (1937) vind.
Van Schendel overleed in 1946. Postuum werd hem de eerste P.C. Hooftprijs toegekend voor Het oude huis (1946). Ook Amoene van Haersolte kreeg dat jaar de prijs, die toen nog gelinkt werd aan een enkel werk. De schrijfster is intussen geheel vergeten. Pas in 1956 zou het een prijs voor het hele oeuvre worden.
Omdat ik de Salamanderpocket heb gelezen heb ik de titel steeds als De mensenhater gespeld en niet als De menschenhater.
Eerder schreef ik over andere boeken uit de eerste helft van de twintigste eeuw:
Cissy van Marxveldt,
Rekel