woensdag 8 mei 2024

Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023 (Herman Roozen)


Sinds 2017 kennen we het verschijnsel Stripmaker des Vaderlands. Margreet de Heer nam toen die functie op zich. Ze was overal aanwezig als gezicht van de stripwereld en ze heeft onder andere geijverd voor graphic novels op de literatuurlijst. 

In 2021 werd zij opgevolgd door Herman Roozen, die de functie eind 2023 overdroeg aan Jan Vriends. Over de belevenissen van Roozen is er nu een mooi boekje, uitgegeven door Syndikaat, met de heldere titel Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023.

Roozen heeft zich, net als De Heer, een slag in de rondte gewerkt. Zo heeft hij aandacht gevraagd voor doelgroepstrips, de Dag van de Stripmaker georganiseerd en vooral heeft hij de centsprent in ere hersteld. Het boek over zijn belevenissen bevat meer dan tachtig van die prenten. 

Centsprenten

Voor wie niet weet wat een centsprent is: hier is een mooie verzameling te zien. Centsprenten zijn houtsneden die samen een verhaal vertellen. Je zou ze een van de oervormen van de strip kunnen noemen. Soms verhaalden ze over een actuele gebeurtenis, maar ze konden ook bijvoorbeeld een heiligenleven weergeven. Soms werden ze ingekleurd. Onder de afbeeldingen stond een rijmende tekst. 

Roozen maakt geen houtsneden, maar pentekeningen die er wel zo uitzien. Vooral de arceringen doen denken aan de oude prenten. Verder dwingt de prent tot vereenvoudiging. Je kunt niet heel veel kwijt in een tekening die je met een vrij dikke lijn maakt en de decors mogen niet te ingewikkeld zijn. De afbeeldingen moeten ook vrij statisch zijn. Roozen kleurde ze met losse hand in, zoals ook bij de vroegere centsprenten gebeurde. 

Bovendien zet hij ze op een achtergrond achter die doet denken aan oud papier, soms compleet met aantekeningen, slijtranden, vlekken, aantekeningen. Dat werkt erg goed. Alleen de kringen die moeten suggereren dat er een wijnglas op het papier heeft gestaan (meestal niet op de centsprent, maar op de bladzijde met uitleg) stoorde me. De cirkels zijn te klein, waardoor gesuggereerd wordt dat de wijn geschonken is in borrelglaasjes. 

Rijmpjes

Boven elke centsprent van Roozen staat een tekst in twee regels, die het onderwerp aangeeft. Bijvoorbeeld: 'Drie jaar gevuld met luim en laag. / Tot slot een sprint, tot aan vandaag!' over de overdracht van het potlood door Margreet de Heer. 

Over het algemeen zijn de rijmpjes van Roozen goed gelukt. Hij werkt veel met elisies, zoals dat ook in de oude rijmpjes gebeurde: 'Weet u wat 't is? Hij 's 't allemaal. / In touw voor 't bet're stripverhaal. Dit is het slot van een prent over Jan Vriends en hier is het wel erg overdadig gebeurd, maar omdat het met een knipoog geschiedt, is het goed te verteren. Ook in de oude centsprenten moesten er wel lettergrepen weggemoffeld worden om het metrum recht te trekken en sommige van de oude rijmpjes hebben een zekere knulligheid. Die knulligheid veinst Roozen wel eens, maar hij valt dan toch door de mand: hij is een daarvoor een te goede rijmer. 

Bij de elisies zoekt Roozen wel de grenzen op door afkortingen te gebruiken in bijvoorbeeld 'd' zender' of 'd' rug'. In oude teksten zou zoiets alleen acceptabel geweest zijn als het tweede woord met een klinker begint, bijvoorbeeld 'd' ander'. 

De rijmen van Roozen zijn helder en vaak erg leuk. Een enkele keer valt hij terug op stoplappen ('U zult 't wel weten', 'U kent vast'), maar dat gebeurt dan ook in een prent die onder hoge tijdsdruk is gemaakt. 

Uitleg

Dat lezen we in de uitleg die naast elke prent staat. Die uitleg is beknopt en toch verhelderend. Vaak verwijst Roozen naar subtiliteiten in de prenten die we niet zomaar opgemerkt zouden hebben. In een prent over Aimée de Jongh zien we de hoofdpersoon in het eerste plaatje in een trein, omdat de strip Snippers jarenlang in Metro verscheen en soms zit er ook een diepere gedachte achter de keuze van de kleuren. Voor de niet oplettende lezers legt Roozen ook uit welke beperkingen hij zich soms in het rijm opgelegd heeft (steeds rijmen op 'terras' of 'festivallen'). 

Verschillende keren heeft Roozen een nummer uit de Top-2000 vercentsprent. De manier waarop hij te werk gegaan is, verduidelijkt hij in de tekst: eerst de liedtekst in delen verdelen en bij elk deel een cent met een rijmpje maken. Omdat zowel tekst als tekening eenvoudig moeten zijn, moet de tekst tot de essentie worden teruggebracht. Dat blijkt Roozen goed te kunnen. Niet alleen bij deze prenten, maar bij alle. 

Artikelen

Naast de prenten met uitleg bij het boek enkele langere artikelen. Allereerst de toespraak die Roozen hield bij de aanvaarding van het ambt. Die is nog grappiger gemaakt door de aantekeningen Roozen toegevoegd heeft in een andere kleur. Sigge Stegeman vertelt over een hoopvol project om meer strips in de Arnhemse bibliotheek te krijgen, Jos van Waterschoot schrijft over het stripdocumentatiecentrum Nederland en Marc de Lobie laat ons kennismaken met de oudste ballonstrip, uit 1493!

Een smetje op heb boek is dat er redelijk wat fouten in zijn blijven staan. Meestal zijn die niet storend. Het is wel duidelijk wat er wordt bedoeld met 'klaverjamarathon' of 'webite', maar 'doche' had ik niet meteen herkend als 'douche' en 'wevende woorden' zijn echt wat anders dan 'wervende woorden'. Er zijn ook wat regelrechte spelfouten in blijven staan ('In Haarlem bevind zich een museum'), wat het naarst is bij een introductietekstje voor een spreker op de dag van de stripmaker 2022: 'Dat de ander jouw vertrouwd is nog knapper.' Foutloos krijg je een boek eigenlijk nooit, maar hier had de corrector van de uitgever wel wat nauwkeuriger naar mogen kijken. 

Tijdsbeeld

Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023 is een mooi boekje geworden, dat rijk geïllustreerd is, vooral met centsprenten. Je hoeft het niet in één keer uit te lezen, het is ook leuk om wat in te grasduinen. Uit het boek blijkt wel hoe druk Roozen is geweest met zijn ambt en hoe hij door het land is gereisd om alle uithoeken te bereiken. 

Daarnaast geeft het boek ook een beeld van een paar markante jaren. In die tijd leed ons land onder een pandemie, waardoor veel evenementen niet door konden gaan of alleen onder aangepaste omstandigheden. Die omstandigheid is bij een deel van de prenten op de achtergrond aanwezig. Zo geeft het boek niet alleen een beeld van de belevenissen van de stripmaker, maar ook van het vaderland. 

Herman Roozen, Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands. Uitgeverij Syndikaat, 2024, 200 blz. € 35,- (softcover, met flappen)




dinsdag 7 mei 2024

Reis naar het vaderland in de verte (Beb Vuyk)


Er is veel oudere Nederlandse literatuur die ik nog niet gelezen heb. Niet uit desinteresse, maar omdat het er gewoon niet van gekomen is. Van tijd tot tijd lees ik een wat ouder boek om de gaten in mijn kennis iets minder groot te maken. 

Van de schrijfster Beb Vuyk (1905 - 1991) heb ik bijvoorbeeld maar een onvolledig beeld. Twee van haar bekendere boeken, Duizend eilanden (1937) en Het laatste huis van de wereld (1939) las ik nog niet. Wel las ik haar Kampdagboeken (1989) en Gerucht en geweld (1959). Onlangs nam ik Reis naar het vaderland in de verte (1983) van de stapel. 

Het boekje is een reisverslag. Beb en haar man Fernand de Willigen, samen ongeveer honderdzestig jaar oud, reizen in de winter van 1980 - 1981 naar het eiland Boeroe, een van de Molukken, waar ze vroeger gewoond hebben. In 1971 waren ze er voor het laatst. 

Indische achtergrond

Beb en haar man hebben een Indische achtergrond. Haar opa, Klaas Vuijk (Beb schreef haar achternaam afwijkend als Vuyk), woonde in Nederlands-Indië. Hij had twee kinderen bij een Javaanse njai en eentje, Bebs vader, bij een Madurese njai. Dat kind, Wilton Rudolf werd in 1872 op de boot naar Nederland gezet, nadat er cholera was uitgebroken op Semarang. 

In 1929 nam Beb de trein naar Genua, om daar de boot te nemen naar Nederlands-Indië. In die trein ontmoette ze Fernand. Hij was in 1899 geboren in Oost-Java als zoon van een Nederlandse vader en een Molukse moeder. Ze trouwen en nadat Fernand zijn baan kwijtraakt, verhuizen ze naar het Molukse eiland Boeroe, waar Fernand een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Zijn ouders hadden daar een kajapoetihplantage. Uit de schors van de struiken werd olie gewonnen die een medicinale werking zou hebben. 

Vuyk en haar man doorstonden de oorlog in Nederlands-Indië en na de souvereiniteitsoverdrag namen ze de Indonesische nationaliteit aan. In 1958 zagen ze zich toch gedwongen om terug te keren naar Nederland. 

Verf

We volgen Vuyk en haar man niet alleen op Boeroe, maar ook op de weg daarnaartoe. Vuyk observeert scherp en met kennis van het land. Ze vergelijkt wat ze ziet met wat ze zich herinnert. In Menteng (een onderdistrict van Jakarta) ziet ze bijvoorbeeld dat de lage hekjes en struikjes die vroeger dienden als erfafscheidingen vervangen zijn door omheiningen van halve bamboes, netjes geverfd. 'De hele buurt leek opgebouwd uit eengezinsconcentratiekampjes of getto's.' Die schuttingen doen haar denken aan het Japanse kamp waarin ze drie jaar opgesloten zat. 

'Verf is een statussymbool geworden', constateert ze. Door de Indonesische verfindustrie is de verf goed betaalbaar. 

Alle bamboeschuttingen zien er dan ook netjes uit, maar onder de verflaag is de bamboe aangevreten door witte mieren en ander ongedierte; met beide handen kun je er gemakkelijk een opening in drukken. Alleen bij de Chinese woningen bevindt zich dikwijls achter de bamboe een stevig ijzeren hek. Daar is ook alle reden voor zo'n beveiliging, want al enkele malen zijn er anti-Chinese rellen geweest. 

Medische zorg

Op veel gebieden is de ontwikkeling doorgegaan. Toen Bep en haar man op Boeroe woonden, moest ze bijvoorbeeld naar Ambon om te bevallen, omdat op Boeroe (een eiland ter grootte van een derde van Nederland) geen dokter was. In 1936 arriveerde dokter Soetrisno die de medische zorg had voor het gehele gebied, dat twintigduizend inwoners telde. De bevolking concentreerde zich in en rond Namlea in het noorden en rondom Leksoela in het zuiden. In het midden en langs de kusten woonden ook nog mensen. 

Nu, in 1982, zijn er tien artsen op Boeroe. Op de kwaliteit van de artsen is soms wel wat aan te merken, horen ze van Indonesiërs. 

Toch blijven wij het zien als een grote vooruitgang. Wij hebben immers vier jaar lang met twee peuters geleefd in een plaats waar geen enkele dokter beschikbaar of bereikbaar was. Waar een eenvoudige beenbreuk een man voor zijn leven invalide maakte, waar een bijziend kind zonder bril bleef en kiespijn gecureerd werd met een in kapoetolie gedrenkt propje watten, wat helse pijn veroorzaakte tot tenslotte de zenuw was gedood. (...) Wij baseerden ons oordeel op wat we zelf om ons heen hadden zien gebeuren. 

Overstromingen

De reis werd niet uit nostalgie ondernomen, 'maar om onze oude wat pijnlijke botten aan de zon te verwarmen.' Maar Vuyk heeft altijd een betrokken blik. Als het maar blijft regenen en er overstromingen zijn, vraagt ze zich bezorgd af of dat gevolgen zal hebben voor de rijstoogst. 

Drie weken later, toen we per trein naar Bandoeng reisden, stond de padi te gelen, de toppen gebogen onder de zware aren. Overal werd aan de sawahdijkjes gewerkt. De overstroming was gelukkig op een 'gunstig' tijdstip gekomen, vóór de rijst droog moest staan om te rijpen. Alleen de kleine veldjes met jonge zaailingen waren weggespoeld; de oogst had geen schade geleden. 

Niet alleen is er liefde voor het land, maar Vuyk heeft ook een soort ecologisch bewustzijn. Wat ze ziet, vergelijkt ze ook met hoe we hier in het westen leven.

In het overwegend agrarisch Indonesië is de toenemende erosie even levensbedreigend als hier in West-Europa, en in het bijzonder in Nederland, de lucht-, water- en bodemverontreiniging. Wereldwijd is de mensheid bezig het aardrijk te bederven. 

Batikhemden

Het is prettig om mee te kijken met iemand die veel kennis van het land heeft en je kan wijzen op de bijzondere dingen. Dingen die een buitenstaander zou ontgaan, ziet zij wel. Bijvoorbeeld dat er op de Molukken nu ook gebatikte hemden gedragen worden. Ze interpreteert haar observatie ook: ze ziet dat als een teken dat Indonesië steeds meer een eenheid wordt. 

De groeiende eenheid van Indonesië demonstreert zich in bankstellen en batikhemden, van Sabang tot Merauke. Mannen in gebatikte hemden; elf jaar geleden werden ze al op Java gedragen en mijn man droeg ze ook, maar tot de Molukken waren ze toen nog niet doorgedrongen. 

Verwondering en vervreemding

Voor wat ze ziet, gebruikt ze verschillende keren de woorden 'verwondering en vervreemding'. Er zijn dingen hetzelfde gebleven, maar er is ook veel veranderd. Op Ambon noteert ze:

Trouw, 26 maart 1983

Ik ben terug in het heden in een Ambon dat ik niet meer herken, zoals ik Jakarta niet meer herken. 

Maar het blijft een bijzonder land, met een bijzondere natuur en er zijn hartelijke ontmoetingen met mensen: een neef van haar man en zijn gezin en ook een vrouw die ze sinds 1940 niet meer gezien heeft. 

Haar reisverslag publiceerde Vuyk in het dagblad Trouw. Toen Reis naar het vaderland in de verte verscheen, konden de lezers van Trouw zich verzekeren van toezending van een exemplaar. 

Zonder sentimentaliteit

Verschillende besprekingen in de kranten zijn kort, maar positief. In het Nieuwsblad van het noorden van 26 april 1983 schrijft Froukje Hoekstra:

Zonder illusie over de politieke situatie maar in de hoop zoveel mogelijk oude vrienden terug te zien werd de reis terug gemaakt, die Beb Vuyk zonder sentimentaliteit maar soms emotioneel beschrijft. Een schitterend geschreven, veelzijdig en persoonlijk beeld van het huidige Indonesië, vermengd met herinneringen aan het verleden. 

Gerrit Jan Zwier bespreekt het boek van Vuyk in de Leeuwarder Courant van 29 april 1983 samen met boeken van Rob Nieuwenhuis en F. van den Bosch (leest iemand In een plooi van de tijd nog wel eens?).  Ook hij signaleert het ontbreken van sentimentaliteit. 

Het verschil tussen Nieuwenhuys en Beb Vuyk blijkt ook uit de toon die in haar proza doorklinkt. Haar toon is flink, kordaat, beslist en soms kortaangebonden. 

Gekleurd

Hij vindt haar reportages wel wat gekleurd. Volgens hem worden 'Indonesische toestanden' soms 'goedgepraat.'  

Het zal wel verband houden met wat al op de eerste bladzijde te lezen staat, over de ergernis die ze al jaren heeft over de eenzijdige berichtgeving over Indonesië in de Nederlandse pers, 'variërend van kwaadaardige vervalsing en aandikking tot welwillende neokoloniale betutteling'. 

In Trouw van 9 juli 1983 wijdt Rob Schouten een bespreking aan het boek van Vuyk. Haar verhouding tot Indonesië typeert hij als een van kritische liefde: 'Ze ontziet het [land] niet als het haar niet bevalt.' Hij noemt het boek 'zeer lezenswaardig': 'Het mist alle kritiekloze folderachtigheid en maakt niks mooier dan het is.' Daarmee staat hij dus tegenover Zwier. 

Na zoveel jaren is Vuyk nog steeds goed te lezen en haar observaties zijn interessant. Misschien moet ik toch maar eens op zoek naar Duizend eilanden of Het huis aan het einde van de wereld. 

Beb Vuyk in 1934 op Boeroe, met haar kinderen Hans en Ru. Bron: KITLV

Eerder schreef ik over Gerucht en geweld (1959)
Er is verder een mooi artikel van haar te lezen op Historiek.net van de hand van Ronald Frisart. Daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. 

maandag 6 mei 2024

Wagners nalatenschap (Stephen Desberg / Emilio van der Zuiden)


Natuurlijk heb ik wel eens muziek van Wagner (1813 - 1883) gehoord en ik weet dat er jaarlijks Festspiele in Bayreuth zijn, maar hoe het zit met de nazaten van componist was mij tot voor kort niet bekend. In de strip Wagners nalatenschap krijg je daar een beeld van. 

Wagner was getrouwd met Cosima, dochter van Liszt en samen kregen ze drie kinderen, Isolde, Eva en Siegfried. De eerste twee waren buitenechtelijk, maar werden erkend door Cosima's eerste echtgenoot. Dat Wagner al eens getrouwd was en de geschiedenis met Mathilde Wesendonck laat ik hier even rusten. 

Zoon Siegfried Wagner (1869 - 1930) trouwde met Winifred Williams (1897 - 1980). Ze kregen vier kinderen: Wieland, Friedelind, Wolfgang en Verena. Wieland trouwde met Gertrude Reissinger en Verena met Bodo Lafferenz. 

Voor de Tweede Wereldoorlog was Adolf Hitler al een graag geziene gast in Bayreuth, waar hij Winifred en de kinderen van Siegfried en haar ontmoette. 

Hitler met Verena en Friedelind Wagner

Wieland Wagner en Anja Silva

In Wagners nalatenschap gaat het vooral om Wieland die in het begin van de jaren zestig de artistieke leiding heeft over de Bayreuther Festspiele. Hij heeft een buitenechtelijke relatie met de zangeres Anja Silva (geboren in 1940).

Anja Silva in 1968. Bron: Wikipedia
De scenarioschrijver van Wagners nalatenschap, Stephen Desberg, laat Anja Silva in Bayreuth haar debuut maken in 1961, wat niet helemaal klopt. Ze zong daar in 1960 al in Der fliegende Holländer. In de strip zingt ze in Tristan en Isolde, wat natuurlijk mooier is voor het verhaal. 

Welke bronnen Desberg gebruikt heeft, wordt niet vermeld, maar een daarvan zou De Wagnerclan (2007) van Jonathan Carr kunnen zijn.  Het verscheen in 2009 in het Nederlands. Daarin is te lezen dat Wagner wel populair was bij Hitler, maar dat de opvoeringen van zijn werk gedurende de periode van het Derde Rijk juist afnamen. Een geur van antisemitisme bleef altijd aan Wagner kleven, ook door diens uitlatingen. In de strip geeft Winifred, de dochter van de componist, de verklaring dat die uitlatingen voortkomen uit de rivaliteit van Wagner met Mendelsohn en Meyerbeer.

Wieland, die een uitmuntend regisseur zou blijken, wil met het werk van Wagner nieuwe wegen inslaan, maar hij heeft te kampen met krachten die de traditie koesteren. Later zal Katharina, dochter van zijn broer Wolfgang, definitief de modernisering door kunnen voeren. 

Kamp Flossenbürg

De strip begint met een scène uit de oorlog: een ontsnapping uit kamp Flossenbürg, vlak voor de bevrijding. Wieland heeft op dat moment een functie in het kamp. Bij de ontsnapping worden verschillende gevangenen gedood. Na de oorlog wordt Wieland geconfronteerd met dat verleden. Hij was volgens de strip niet een van de daders, maar hij is ook nooit veroordeeld voor alles waarbij hij betrokken was. Anja dwingt Wieland om zijn oorlogsverleden onder ogen te zien. Dan pas zal hij verder kunnen. 

In Wagners nalatenschap ligt de sympathie bij Anja en Wieland. We krijgen de indruk dat Wieland ten diepste wel deugt en dat is misschien net iets te gemakkelijk. Zijn tegenpool is Bodo Lafferenz, de man van zijn jongste zus, Verena. Aan hem lijkt niets te deugen. 

Die zwartwit-tekening van de karakters doet wel wat afbreuk aan het verhaal, maar het onderwerp is interessant. Het werk van Wagner is beladen en Wieland is vastbesloten met dat werk nieuwe wegen in te slaan. Ook wil hij werk uitvoeren dat Hitler verafschuwd zou hebben, zoals opera's van Alban Berg. 

In het scenario is er overigen een enkele keer een rare wisseling van perspectief. In twee opeenvolgende tekstblokken is de 'ik' de ene keer Wieland, de andere keer Anja. 

Tekeningen

De tekeningen van Emilio van der Zuiden zijn gemiddeld genomen wel goed, maar er zijn wel wat missers. De scène waarin Wieland, een jongen nog, botst met zijn toekomstige zwager Bodo, moet behoorlijk gewelddadig zijn, maar als lezer voel je dat geweld niet. De verhouding zijn net niet goed, de bewegingen zijn niet vloeiend, de houdingen net te houterig. Er is ook een vrijscène die veel te afstandelijk blijft. 

Maar over het algemeen zijn de tekeningen heel behoorlijk en het verhaal boeit ook. Van de nalatenschap van Wagner wist ik weinig af en het was prettig om daar in een strip kennis mee te maken. Silvester heeft er verder weer een mooi album van gemaakt, met op de binnenkant van de stofomslag in het groot de tekening waarop Hitler met de familie Wagner poseert voor het beeld van de componist. 

Titel: Wagners nalatenschap
Tekst: Stephen Desberg
Tekeningen: Emilio van der Zuiden
Inkleuring: Jack Manini
Vertaling: Mariella Manfré
Uitgever: Silvester Strips
2024, 80 blz. € 29,95 (hardcover, stofomslag)


Eerder schreef ik over ander werk van Desberg en Van der Zuiden:
De rivieren van het verleden (Desberg / Corboz)

vrijdag 3 mei 2024

Afgestoft: De stomme zonde (Anja Sicking)

Weer een oude recensie. Deze stond op 9 december 2005. Ik heb alles maar laten staan zoals het er stond, al zou ik nu hier en daar andere woorden gekozen hebben. Met het oordeel ben ik het nog wel eens, vermoed ik. 

De stomme zonde (2005) was het eerste boek dat ik van haar las. Ik vond het een interessante historische roman en besloot meer van haar lezen. Het Keuriskwartet (2000) las ik daarna. Als mijn geheugen mij niet bedriegt, vond ik dat ook weer een heel aardig boek, over een strijkkwartet waarbinnen spanningen zijn ontstaan. 

In 2009 verscheen Sickings derde boek, De tien wetten der verleiding. Dat boek stelde me enigszins teleur. Het speelt zich af op een middelbare school in 1977 en het leest weer vlot, maar het viel me tegen. Ook over dat boek schreef ik een recensie.

En daarna verloor ik het werk van Sicking uit het oog. Nu lees ik dat er nog twee romans verschenen zijn: Ferrari's in de hemel (2016) en De visionair (2022). Ze zijn me ontgaan. Maar als ik ze tegenkom, ga ik ze wel lezen. 


De beperkte menselijke blik

Enkele maanden geleden was er enige ophef over De stomme zonde, een historische roman van Anja Sicking over de homovervolging in 1730. Sicking heeft voor haar boek gebruik gemaakt van het boek Sodoms zaad in Nederland van theo van der Meer. De bron waaruit Sicking geput heeft, heeft ze niet vermeld in haar roman en ook in interviews heeft ze er niet naar verwezen. 

Eerlijk gezegd ken ik Sodoms zaad niet, dus ik kan niet controleren in hoeverre Sicking leentjebuur gespeeld heeft, maar de beschuldiging dat iemand voor het schrijven van een historische roman gebruik gemaakt heeft van een boek dat handelt over de periode die zij beschrijft, is curieus. Het zou raar zijn als de schrijfster dit boek niet gebruikt had. 

Dat zij er feiten aan ontleend heeft, dat zij stukken geparafraseerd heeft - wat zou het? Al had zij alles bij elkaar geknipt en geplakt en het had een roman opgeleverd die er daarvoor nog niet was, dan zou dat toch haar eigen knip- en plakwerk geweest zijn en het resultaat uiteindelijk haar eigen boek. De schrijver moet er dan natuurlijk ook niet geheimzinnig over doen als er naar de bronnen van het boek gevraagd wordt. 

Lagere stand

Al in de titel lijkt De stomme zonde te verwijzen naar homofilie. Het meisje Anna, buiten haar schuld aan lager wal geraakt, moet zich als dienstmeisje aanmelden bij een muziekuitgever in Amsterdam, de heer De Malepert. Ze vat genegenheid voor hem op en maakt zichzelf soms wijs dat dat wederzijds is, maar dat is niet het geval, want De Malapert geeft zich over aan 'de stomme zonde' en kijkt dus niet naar vrouwen om. 

Anna zoekt achteraf nog een verklaring voor wat zij als een afwijking van haar heer ziet. Ze vermoedt dat hij ten diepste op haar verliefd is geweest, maar omdat zij van een lagere stand was, was hij onbereikbaar en die onmogelijke liefde zou de homofilie van De Malapert veroorzaakt kunnen hebben. 

Dat Anna zich na zoeveel jaren (de hele toestand heeft zich twaalf jaren daarvoor afgespeeld) nog zo met De Malapert bezighoudt, is wel logisch. Zij is er mede de oorzaak van dat het uiteindelijk slecht met hem afliep. Maar De Malapert had ook een fraudeur of een andersoortige crimineel kunnen zijn, die uiteindelijk door Anna's toedoen opgepakt had kunnen worden. Met andere woorden: de homofilie is, zeker in Anna's ogen, bijzaak, omstandigheid. En dat maakt de beschuldiging van plagiaat nog wonderlijker. 

Spiegel

De titel lijkt me dan ook eerder te verwijzen naar het 'verraad' van Anna, waarover zij nooit iemand heeft verteld: 'Mijn zonde is altijd  stom gebleven.' Ze zegt erbij dat haar schuldgevoel enorm is, al lukt het Sicking niet goed om dat schuldgevoel ook over te brengen. 

Meer dan over homofilie lijkt De stomme zonde te gaan over de beperktheid van de menselijke blik. Al op de tweede bladzijde van de roman zegt Anna over zichzelf: 'Ik ben een nuchtere vrouw die in de eerste plaats naar de feiten kijkt', maar in de loop van het verhaal blijkt dat haar fantasieën met haar op de loop gaan. Ook haar visie op De Malapert (als een mogelijke partner) klopt niet. 

Meer personages hebben een visie op zichzelf of anderen die aantoonbaar onjuist is. De slampamper van een knecht, Pieter, vindt dat zijn meester blij mag zijn met een knecht zoals hij. De hopeloze vrouw Brigitte, die Anna ontmoet in een verlopen logement, heeft ook een veel te positieve kijk op zichzelf en de patriciër Borgholt schat zijn zoon Everard, minnaar van De Malapert, volstrekt verkeerd in. 

De personages zijn niet in staat zichzelf en de wereld te zien zoals die zijn. Het zal dan ook niet toevallig zijn dat Anna een van de weinige bezittingen die ze heeft, een spiegel, de deur uit doet om aan geld te komen. Juist een spiegel verraadt ons de dingen die we liever niet over onszelf weten, maar Anna zal er niet meer in kijken. 

Innerlijke wereld

Anna leidt een tragisch leven. Het zit haar allemaal niet mee en ze heeft weinig invloed op wat er gebeurt. 'Nu ik alles in gedachten opnieuw meemaak, besef ik dat het misschien lijkt alsof mijn leven grotendeels bestond uit het gadeslaan van de levens van anderen. Dat is wat overdreven gesteld, maar toch niet geheel onwaar', zegt ze zelf. Anna staat aan de zijlijn en op het moment dat ze wel tot handelen overgaat, wordt dat meteen haar meester en daardoor ook haarzelf fataal. 

Tegenover Anna staat haar zus, met wie ze alleen nog via brieven contact onderhoudt. Zij is iemand die wel beslissingen neemt, wel deelneemt aan het leven, in plaats van het alleen maar te ondergaan. Ook haar blijft de ellende niet bespaard, maar uiteindelijk loopt het beter met haar af. Zij houdt er een liefhebbende man aan over en haar kind is op komst. 

Juist zo'n spiegelfiguur maakt Anna tragischer: het had blijkbaar anders gekund. Maar Anna is niet verder gekomen dan de vrouw die afgebeeld staat op het voorplat: die staat met de rug naar het leven toe en wendt haar hoofd af. We kunnen haar ogen niet zien, maar het zou me niet verbazen als haar blik naar binnen is gericht. Die innerlijke wereld is uiteindelijk alles wat iemand als Anna overhoudt. 

woensdag 1 mei 2024

Milde klachten (Sanneke van Hassel)

Verse moeders weten het: je krijgt kraambezoek en je denkt dat iedereen komt om je kind te bewonderen, maar de bezoekers vertellen over hun eigen bevalling. 

Iets soortgelijks kan ik me voorstellen bij de verhalenbundel Milde klachten van Sanneke van Hassel. De tien verhalen in die bundel spelen zich af in de tijd van de coronapandemie en wie ze leest, denkt terug aan die tijd. Gebeurtenissen en omstandigheden die we half vergeten waren, staan weer scherp in ons geheugen.  En hoe voelden we ons ook alweer? 

Aan de ene kant is dat onvermijdelijk: alle verhalen spelen zich af in de tijd dat corona het nieuws en het leven beheerste. Aan de andere kant is een verhaal meer dan zijn decor of zijn onderwerp. Het gaat er niet in de eerste plaats om of Van Hassel netjes verslag heeft gedaan van de recente geschiedenis, maar of ze goede verhalen heeft geschreven. 

Verbanden

De tien verhalen staan niet helemaal los van elkaar. In het eerste verhaal, 'Niemand die het ziet' stuurt Mariloe een ansichtkaart naar haar oude opa (hij is over de negentig), in het derde verhaal 'Zwevend balkon' bezoekt ze hem met een hoogwerker. In 'Illuminati' is de hoofdpersoon een schrijfster, met de kinderen Essie en Gijs. Dat is dezelfde persoon als de hoofdpersoon in 'Dochters', een verhaal waarin de dichter Hans Sleutelaar centraal staat. In 'Geduld' denkt iemand: 'Een paar deuren verder had die beroemde dichter gelegen.' Dat zou Sleutelaar kunnen zijn. Er is meer dat de verhalen samenbindt dan alleen het onderwerp. 

Het woord 'onderwerp' klopt eigenlijk niet. Het zijn geen verhalen over de coronatijd, maar ze spelen zich in die tijd af. Door die omstandigheid worden mensen op zichzelf of hun kleine kringetje teruggeworpen en moeten ze er iets van zien te maken. 

In het openingsverhaal houdt Mariloe een dagboek bij.

Ik wil zo precies mogelijk opschrijven wat ik meemaak. Omdat ik later anders vast denk dat het niet is gebeurd. Omdat ik geen zak te doen heb. Omdat schrijven goed voor je schijnt te zijn, rust in je kop. 

Bezig zijn met jezelf

Ze wil uitzoeken wat ze echt wil. De enige in haar omgeving is haar huisgenoot Toby, maar ze is zo met zichzelf bezig, dat ze zich eigenlijk niet af kan vragen hoe het met hem gaat. Als haar ouders niet vragen hoe zij het maakt, signaleert ze dat. Je proeft erin dat ze eigenlijk vindt dat die ouders dat wel hadden moeten vragen. Ze voelt zich een vogel met een geknakte vleugel. Die ziet ze en de vogel wordt bijna meteen een metafoor voor haarzelf. 

Dat gebeurt ook bij Grace, hoofdpersoon in het verhaal 'Speeltijd'. Grace maakt kantoren schoon. Als ze van een schoonmaakmiddel ziet dat het biologisch afbreekbaar is, denkt ze:
'Afbreekbaar', het woord raakt haar, ja zo is het, het leven, moeilijk op te bouwen, makkelijk in elkaar te laten donderen, af te breken. 

En al eerder in het verhaal:

 'Het gaat niet slecht, maar zeker ook niet goed genoeg,' zeiden ze op tv, de perfecte samenvatting van haar leven. 

Voor wie zo bezig moet zijn met het eigen leven lijkt alles in de omgeving een afspiegeling van dat leven.  

Doordat het kringetje zo klein is, kan het leven benauwend zijn en liggen irritaties op de loer. Veel van de personages doen hun best, maar soms moeten ze eruit breken, dingen doen die ze anders niet gedaan zouden hebben. Mariloe gaat met haar huisgenoot naar bed, Elissa (in 'Berensporen') doet dat met een willekeurige bouwvakker, Karin (in 'Speeltijd') ontvlucht het gezin en overnacht op kantoor.

Die Karin zou overigens dezelfde kunnen zijn als de vriendin van mevrouw Vuursteen (in '1 april'), die het in dier ogen allemaal zo goed voor elkaar heeft. 

Confrontatie vermijden

In 'Haarden' bezoekt Irene haar broer Frits in Antwerpen. 'Ze gaat niets zeggen over alle jaren dat hij er voor hun ouders niet was.' Mensen zijn voorzichtig en proberen irritaties te vermijden.  Mevrouw Vuursteen merkt de agressie op in de toon waarop haar man spreekt. 

Ze wil zich niets van hem aantrekken, en toch komt er een spanning in haar lichaam die ze moeilijk weg krijgt. Ademhalen, denkt ze, bij het keukenraam in de avondzon gaan staan, en dan voelen wat er is, zonder oordeel, zoals ze op yin yoga leerde. 

De schrijfster die in 'Illuminati' een vriend bezoekt om bij hem te kunnen werken, verdenkt hem van complottheorieën, maar ze laat het niet tot een confrontatie komen. 

De hoofdpersoon in het slotverhaal ('Panic room'), een arts, kan de confrontatie niet langer ontlopen. Ze heeft alleen maar informatie willen geven over vaccinaties, maar dat riep veel agressie op, tot doodsbedreigingen aan toe. Ze durft daardoor de straat niet meer op en overnacht al anderhalve maand niet meer thuis. 

En verder

De pandemie zorgt er dus voor dat je op jezelf teruggeworpen en dat de omgang met anderen verandert, maar hoe gaat daarna het leven verder? Dat lezen we in het verhaal 'Geduld' waar oudere mensen naar een stuk gaan dat een moderne variant op de Matthäus Passion is. De regels zijn versoepeld en mensen ontmoeten elkaar weer. 

Hoewel we niet meteen konden opnoemen wie er niet waren, wisten we dat we bekende gezichten misten. 

De tekst van de Matthäus krijgt zwaarte door de omstandigheden. De dood is dichterbij gekomen de laatste jaren. Er zijn vrienden verdwenen, niet alleen door corona, maar ook omdat de mensen al wat ouder zijn. In het verhaal zijn perspectiefwisselingen, zodat we in de hoofden van verschillende bezoekers kunnen kijken. 

Die weten niet hoe gauw ze de nare periode achter zich moeten laten. De gesprekken gaan weer over de dagelijkse dingen, 'En nooit over het geworstel van de mensen met zichzelf, met elkaar, en de behoefte aan een zondebok.' 

De tijd die voor hen ligt vraagt om een zinvolle invulling. Marja is de laatste jaren maar doorgegaan en nu heeft ze nog een tijdje om verder te leven met Hans. Maar de problemen zijn niet achter de rug. 

De somberte van Hans, die moest accepteren dat hij niet alles meer kon. Het waren hun laatste jaren samen. Ze wilde er wat van maken. 

Je best doen

Veel van de verhalen van Van Hassel, ook in eerder bundels, gaan over mensen die een beetje goed door het leven moeten zien te komen, maar die beseffen dat ze dat nooit helemaal in eigen hand hebben. Ze doen hun best en sommigen doen aandoenlijk hard hun best, maar dat is zeker geen garantie voor het grote geluk. 

Een goed voorbeeld is het grappige verhaal '1 april' waarin mevrouw Vuursteen het leuk wil houden voor haar hele gezin. Het knappe van dit verhaal is dat het niet alleen grappig, maar vooral ook schrijnend is. De luchtige kant maakt het alleen maar schrijnender. 

Sleutelaar

Bijzonder is het verhaal 'Dochters' over de dichter Hans Sleutelaar, die in coronatijd moederziel alleen op een kamertje zijn laatste dagen doorbracht. Aan de ene kant is het een aspect van die tijd dat belicht wordt. Maar het is niet alleen een mens die in eenzaamheid sterft, zoals in zoveel verzorgingshuizen gebeurde, het gaat ook over een auteur die voor een deel vergeten is. 

Tijdens de coronatijd kon de verteller, die waarschijnlijk veel op Van Hassel lijkt, hem niet bezoeken, maar met dit verhaal bezoekt ze hem eigenlijk alsnog en geeft ze hem de aandacht die ze hem aan het eind van zijn leven niet kon geven. Het is een bijzonder liefdevol verhaal, juist omdat de ik-figuur ook zo haar vragen heeft bij het werk van Sleutelaar. Waar zijn bijvoorbeeld de vrouwen in dat werk? Ze zijn bijna afwezig en wat zegt dat?

Wie Milde klachten (wat een geweldige titel trouwens!) leest, kan niet om de eigen herinneringen heen. O ja, de pompjes met ontsmettingsmiddel, de QR-codes, de perspex schermen, de avondklok en de rellen erover, de tijd dat 'lockdown' een nieuw woord was. Daar is niks mis mee en deze verhalenbundel is dan ook een mooi tijdsdocument. 

Algemeen menselijk

Maar het is vooral een bundel met goede verhalen, waarin niet alleen een tijd beschreven wordt, maar het algemeen menselijke gepeild wordt, wat alleen kan door de individuele mensen te beschrijven. Met empathie, met welwillendheid, maar ook eerlijk, met oog voor de lastiger kanten van mensen. 

Veel van het leven in coronatijd speelde zich binnenshuis af. Sanneke van Hassel geeft ons een kijkje achter de gordijnen. De cover toont zo'n gordijn, aangevreten door vocht. Het is een geweldige foto van Bianca Sistermans, van wie ik alleen portretfoto's kende. De titel slaat vooral op de symptomen van corona, maar misschien zijn we door die tijd allemaal een beetje aangedaan en hebben we op een of andere manier allemaal milde klachten. Gelukkig hebben we de verhalen nog.


Onlangs toegevoegd op Bunt Blogt mijn bespreking van IJsregen.

dinsdag 30 april 2024

NoBody deel 1: Onbekende soldaat (Christian De Metter)


2007 Een man wordt gearresteerd bij het dode lichaam van zijn partner Henry. Hij heeft het in stukken gesneden. Een jaar later krijgt een jonge vrouw, Beatriz Brennan, de opdracht een psychologisch rapport van de dader op te stellen. Ze lijkt zijn vertrouwen te winnen. Dat is de situatie in de graphic novel NoBody van Christian De Metter


De setting doet denken aan die van de film The silence of the lambs (1991). Daarin zit de seriemoordenaar Hannibal Lecter (gespeeld door Anthony Hopkins) in een zwaar beveiligde psychiatrische inrichting. Hij wordt door de jonge agente Clarice Starling (Jodie Foster) gevraagd mee te werken aan de zoektocht naar een andere seriemoordenaar. 

In beide gevallen is er een jonge vrouw en een gevaarlijke man. De jonge vrouw maakt indruk op de man, maar weet niet in hoeverre ze hem vertrouwen kan. 

In deel 1 van Nobody, Onbekende soldaat krijgt de man de gelegenheid om zijn verhaal te doen. Daar heeft hij aanvankelijk weinig zin in. Hij acht zich verantwoordelijk en zegt de doodstraf verdiend te hebben. Uiteindelijk begint hij te vertellen, te beginnen bij zijn jeugd. 

Infiltreren

Als hij nog jong is, in 1968, doodt hij bij een inbraak een oude man. De FBI vraagt de jongen om met hen samen te werken. Daarvoor moet hij wel een bekentenis ondertekenen. Hij moet infiltreren in een groep jongeren die tegen de Amerikaanse inmenging in Vietnam is. De jongen moet niet alleen verslag uitbrengen aan de FBI, maar ze ook geleidelijk brengen tot een gewapende strijd. 

Waar dat toe leidt, lezen we in dit eerste deel, dat de vorm heeft van een biecht, te vergelijken met die in de geweldige graphic novel Blast van Manu Larcenet. In hoeverre is het verhaal van de dader betrouwbaar? Beatriz Brennan wordt gewaarschuwd dat de man haar probeert te manipuleren, maar ze zegt dat ze een grote meid is en dat ze dus geen advies nodig heeft. 

1 februari 1968 Executie van Vietcongsoldaat
De biecht van de man zal nog een tijdje duren. Hij heeft alleen nog verteld over zijn jeugd: de dood van zijn broer in Vietnam, de kennismaking met de leider van de groep jongeren, wiens vader explosief materiaal had: een dossier waarin duidelijk zou worden wie de campagnes van Lyndon B. Johnson hadden gefinancierd en wat ze te verbergen hadden. Er is een link met de moord op president Kennedy. 

Beelden

De groep jongeren waarbij hij zich aansluit is in principe geweldloos. Ze weten hoe beelden invloed kunnen hebben. Eerder dat jaar is de iconische foto van Eddie Adams gepubliceerd waarop een
Vietcongsoldaat wordt geëxecuteerd.  Verder heeft iemand portretfoto's gemaakt van alle dode soldaten die gerepatrieerd zijn naar de Verenigde Staten. De jongeren wilden foto's maken van politiegeweld bij demonstraties. Maar de FBI is intussen van alles op de hoogte. 

De gevangen man weet alles van manipulatie, omdat hij de opdracht daartoe kreeg, maar ook omdat hij zelf gemanipuleerd is. Welk beeld van hemzelf wil hij overbrengen? En wat is zijn uiteindelijke doel?

NoBody is een intrigerend verhaal. Je hebt als lezer de neiging om de man te geloven, maar je weet niet of dat verstandig is. Eigenlijk zit je in dezelfde positie als Beatriz Brennan, de eerste die de man aan het praten heeft gekregen. 

Vragen

Hij zegt dat hij zijn partner Henry heeft vermoord omdat die zijn vrouw Anne vermoord heeft. Maar ook dat hij Henry eigenlijk al een keer gedood heeft in een missie in de woestijn. En dan heeft de man ook nog een verleden bij de politie. Hoe zit dat allemaal?

Er zijn veel onbeantwoorde vragen. Uiteindelijk wil je als lezer natuurlijk wel weten wat er gebeurd is, maar belangrijker is dat je iets wilt snappen van de man die een gruwelijke moord begaan heeft, maar die daar vrij rustig onder is en zelf vraagt om de doodstraf. 

De maker van de strip, Christian De Metter heeft weer goed werk afgeleverd. Eerder besprak ik van hem De kleuren van de brand en Tot ziens daarboven. De links naar die besprekingen vind je hieronder. 

De graphic novel wordt uitgegeven in vier delen, waarvan Onbekende soldaat het eerste is. 

Serie: NoBody
Deel 1: Onbekende soldaat
Tekst en tekeningen: Christian De Metter
Vertaling: Studio K
Uitgever: Lauwert
2024, 76 blz. € 24,95 (hardcover)


Eerder schreef ik over ander werk van Christian De Metter:

Over Blast:
Deel 3 Halsoverkop

maandag 29 april 2024

De meisjes (Annet Schaap)


Zouden er kinderen zonder sprookjes opgroeien? Het is voor mij maar moeilijk voor te stellen, maar mijn moeder kon dan ook spannend vertellen. Over Roodkapje, Hans en Grietje en de wolf en de zeven geitjes. Griezelig en veilig tegelijk. 

Juist omdat sprookjes zo bekend zijn, kan er naar hartenlust op gevarieerd worden: door het nieuwe verhaal schemert altijd het bekende sprookje. Driek van Wissen, Jan Kal en Ivo de Wijs vertelden sprookjes na in poëzie en waarschijnlijk is er een dikke bloemlezing samen te stellen van nog meer van zulke gedichten. Zij gaven daarbij ook wel een draai aan het oorspronkelijke sprookje. 

Van Wissen laat Assepoester met de prins trouwen, maar ze schiet er niet veel mee op:
Nu is het teerbeminde bruidje
de voetveeg van haar echtgenoot:
ze doet zijn wasje, lapt zijn ruitje, 
ze boent zijn vloer, ze werkt zich dood. 

Och heden, in haar huw'lijksboot
zit zij weer in hetzelfde schuitje.
Godfried Bomans verzon nieuwe sprookjes, maar andere schrijvers varieerden op de bestaande. De eersten die me daarbij te binnen schieten zijn Louis Paul Boon met Blauwbaardje in Wonderland. En andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen (1962) en Rudy Kousbroek met Het rijk van Jabeer (1984). Die beide boeken zijn al behoorlijk oud, dus intussen zullen er nog wel meer van dergelijke boeken verschenen zijn. Recent verscheen En ze leefden nog (2023) van Elisabeth Lucie Baeten. 

Vlampijp

In 2021 publiceerde Annet Schaap De meisjes, dat meteen behoorlijk wat aandacht kreeg. Ik sprak de auteur kort daarna toen ik samen met mijn lief de Vlampijpateliers bezocht. We wilden in ieder geval de sieraden van een collega bekijken en we wipten op die open dag ook aan bij de andere ateliers, waaronder dat van Annet Schaap. 

Het was op dat moment rustig en we knoopten een genoeglijk praatje aan met Schaap, die niet alleen haar kunst toonde, maar ook exemplaren van De meisjes verkocht en signeerde. Maar ik vergat zo'n boek te kopen. Waarschijnlijk had ik nog veel boeken liggen en misschien wist ik niet zeker of ik het boek wilde lezen en zo zijn er nog wel meer slechte redenen te bedenken. In ieder geval ging ik zonder boek naar huis. 

Twee jaar later zouden de Vlampijpateliers om veiligheidsredenen ontruimd moeten worden. 

Maar de verhalen van Schaap kwam ik steeds weer tegen. Collega's verwezen ernaar en werkten ermee in de klas. Ik snapte dat ik een gat in mijn kennis zou houden als ik ze niet ging lezen. Ik nam De meisjes mee uit de bibliotheek. 

Zeven sprookjes

De meisjes bevat zeven sprookjes, volgens de ondertitel. In de openingszin van elk sprookje komt 'het meisje' of 'de meisjes' voor. Het draait, zoals de titel al zegt, om de meisjes. We kruipen in hun hoofd. De sprookjes waarnaar verwezen wordt, zijn gemakkelijk te herkennen. 

Een enkele keer dacht ik nog een andere verwijzing te zien. In het openingsverhaal, 'Meneer Pelsteel' lees ik:
Er komt een prins, denkt ze, zoals ze dat heel vaak denkt. Een prins van ver, die me komt halen. Zijn paard zo wit als zijn gebit. En ik mag achterop. Zo rijden we dan in galop, zijn armen warm, zijn haren lang, als stro zo geel zo goud, en dan laat hij me nooit meer los, de man van wie ik houd. 

Het slot van die alinea doet me denken aan de standard The man I love

Someday he'll come along
The man I love
And he'll be big and strong
The man I love
And when he comes my way
I'll do my best to make him stay

Dat lied is al vaak uitgevoerd. Ik hoorde het ooit bij Cultureel café Dante, waar het gezongen werd door Jessica Koomen, die het met heel veel ironie deed. Dat lijkt me een gepaste interpretatie. 

In het lied wordt al duidelijk dat die droomprins misschien niet zal komen:

Maybe I shall meet him Sunday
Maybe Monday, maybe not
Still I'm sure to meet him one day
Maybe Tuesday will be my good news day

In 'Meneer Pelsteel' blijft het meisje niet langer op haar geluk wachten. Ze wikkelt haar kind in een dekentje en verlaat het paleis. 

Buiten het hek beginnen de bossen al. Er zijn korenvelden, er drijven schapenwolkjes in de lucht. De zon verwarmt haar gezicht, de middag is zacht. 
Zo zacht dat het lijkt of hij haar omhelst.
Zo zacht dat je je handen er gemakkelijk doorheen zou kunnen steken en aanraken wat erachter ligt. 
Dat is een prachtig slot. Dat de middag zo zacht is dat je je handen er eenvoudig doorheen kunt steken naar wat erachter ligt, kwam al eerder voor in het verhaal. Toen lukte het het meisje om van haar gedachten een gouden draad te spinnen. Met het weglopen pakt ze die draad weer op. 

Verlangen en gedroom

Er is veel verlangen en gedroom in de verhalen. In 'Wolf' wil het meisje een wolf ontmoeten; in 'Kikker' wil het meisje een prins als partner; in 'Koekjes' wachten Griet en Haasje lang op hun vader, maar dan gaan ze zelf op zoek; in 'Monstermeisje' moet een prinsesje klaargemaakt worden om haar prins onder ogen te komen. 

Maar de meisjes leggen zich niet bij voorbaat neer bij hun lot. Ze komen erachter wat ze echt willen en volgen een eigen pad, ook als dat niet gemakkelijk is. In sprookjes hoeven meisjes alleen maar af te wachten. Dan is er wel een prins die zich met een zwaard een weg naar hen toe kapt. 
'Je kan moeilijk verwachten dat er een prins aan komt zeilen op een dag, die alles weer goed kust, nietwaar?'
De koning zuchtte weer.
'Je zus kan er moeilijk aan wennen...'
'Ach, die zus van mij. Die denkt nog dat het leven een sprookje is. Wij weten wel beter, toch?'
Dat is een passage uit 'Monstermeisje', een variant op Belle en het beest. En in 'Kikker' zegt iemand al: 'Het leven is nu eenmaal geen sprookje.' Het zijn maar sprookjes dat je rustig moet afwachten. Ga aan de slag en maak wat van je leven. 

Hedendaags

Aan de ene kant zijn de verhalen in De meisjes sprookjes gebleven, met prinsen en prinsessen, monsters en paleizen, aan de andere kant zijn het hedendaagse verhalen. De wolf bevindt zich in een soort reservaat, in de buurt van een woonwijk en Griet en Haasje moeten mager blijven, want dat komt beter uit op de foto. 

Ik snap dus ook wel dat collega's deze verhalen in hun lessen gebruiken. Je kunt iets uitleggen over sprookjes en tegelijkertijd kun je leerlingen na laten denken over de tijd waarin ze leven. Maar bovenal zijn het gewoon goede verhalen, geschreven in een fijne stijl en mooi geïllustreerd. 

Lezen dus en tijdgebrek is geen goed excuus om het na te laten. Je kunt altijd wel tijd vinden om een enkel verhaal te lezen en later in de week nog een verhaal en dan nog eentje en dan ben je al bijna halverwege. 

vrijdag 26 april 2024

Afgestoft: Hamerstukken (Jeroen Brouwers)

Het is bijna Koningsdag en dat roept Koninginnedag in herinnering. Op die dag verjaarde niet alleen mijn collega Duits, maar ook de schrijver Jeroen Brouwers. Ik begon Brouwers in 1980 te lezen. Zijn Kladboek trof me midscheeps. Zo geestig, zo goed geschreven, zo persoonlijk ook. Ik moest daarna alles van Brouwers lezen dat ik maar te pakken kon krijgen. 

Toen Brouwers overleed in 2022 had ik eigenlijk over hem moeten schrijven, maar het kwam me niet uit. Precies herinner ik het me niet meer, maar ik zal het druk gehad hebben en ik wilde niet een kort flodderstukje over hem schrijven. Daarom stelde ik het even uit en van dat uitstel kwam afstel. Misschien moet ik alsnog een keer mijn leesgeschiedenis van het werk van Brouwers schrijven. 

Op Literom vond ik verschillende recensies die nog niet op Bunt Blogt staan. Onderaan plaats ik de links naar de bijdragen die er wel staan. Recensies van bijvoorbeeld Datumloze dagen (2007) en Het leven, de dood (2003) hou je nog tegoed. 

Hieronder een recensie van Hamerstukken - alle polemieken en korzeligheden (2010), het verzamelde polemische werk van Brouwers, een heerlijk boek, van meer dan 750 bladzijden. In mijn recensie noem ik ook nog het nummer van De Parelduiker over Brouwers. Het stuk verscheen op 25 juni 2010 in het Nederlands Dagblad.


Confettiregens van hoon

Op Koninginnedag dit jaar werd Jeroen Brouwers zeventig jaar. Of het journaal daar die dag aandacht aan besteedde, weet ik niet. Als het niet zo is, had het gemoeten. Brouwers behoort immers tot onze grote schrijvers. 

In de ruim van vijfenvijftig jaar dat hij publiceert, heeft hij een oeuvre bij elkaar geschreven dat omvangrijk is (de bibliografie beslaat enkele pagina's), coherent en van hoog niveau. Als zo iemand een mooie ronde leeftijd bereikt, dient er gezorgd te worden voor saluutschoten, vuurwerk en champagne. 

De redactie van De Parelduiker begreep dat en wijdde een themanummer aan Brouwers. Brouwerskenner Johan Vandenbroucke interviewde de schrijver, Stefan Brijs en Benno Barnard schreven fraai over hun contact met Brouwers en -om niet meer te noemen- er is een prachtig artikel van Arjen Fortuin over Brouwers en Geert van Oorschot. 

Ook de uitgever van Brouwers zag in dat er wel weer eens op de trommel geslagen mocht worden: er is een herdruk van de roman Bezonken rood, de drie Indiëromans werden uitgegeven in één band en Brouwers' polemieken werden gebundeld in Hamerstukken

Na de dood van Willem Frederik Hermans zijn er eigenlijk maar twee auteurs die een pennenstrijd kunnen voeren op het niveau van Mandarijnen op zwavelzuur: Gerrit Komrij en vooral Jeroen Brouwers. Diens stukken waren verspreid over meer dan vijftien bundels en het is mooi dat ze nu bij elkaar in één boek staan. 

Brouwers' polemieken behoren tot de kern van zijn werk. Hij is daarin stilistisch minstens even virtuoos als in zijn fictionele werk, hij maakt erin duidelijk waarvoor hij staat en wat hij afwijst en hij weet daarin ook nog eens aansluiting te vinden bij de rest van zijn oeuvre. Wie werk van Brouwers leest, van welk genre dan ook, leest niet alleen dat werk, maar leest een auteur wiens handschrift altijd herkenbaar is. 

Sommige van Brouwers' strijdschriften zijn bij zo'n beetje elke literatuurliefhebber bekend: de polemiek met Rudy Kousbroek over Japanse oorlogsmisdaden; zijn stukken over Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur; De nieuwe Revisor, over de 'jongetjesliteratuur' aan het eind van de jaren zeventig; zijn 'feuilletons' over redacteur Ronald Dietz en nog niet zo lang geleden over Ronald H. Plasterk. 

Waarheidsgetrouw

Dat die polemieken zo bekend geworden zijn, heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid stof die de publicatie ervan deed opwaaien. Dat stof is intussen wel gaan liggen, maar nog steeds blijken de stukken bij herlezing te fonkelen en ze staan nog als een huis. Brouwers is een uitmuntend polemist. 

In 'Plasterk in plakjes', een vervolg op 'Sysiphus' bakens', legt hij nog maar eens uit aan welke eisen een goede polemiek moet voldoen. 

Zij moet geestig zijn: polemiek moet spetteren van vrolijkheid, de per polemiek aangevallen persoon, instantie, toestand (het onderwerp als het ware) dient te worden bedolven onder confettiregens van hoon, dient taarten in het gezicht te krijgen, dient te sidderen van het gesis, geknal, geknetter van vuurwerk dat alle misstanden en stommiteiten in het sproeilicht zet en met lawaai extra accentueert. Net als bij cabaret. 

Verder moet polemiek waarheidsgetrouw zijn. Brouwers is (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de door hem op dit punt aangevallen Karel van het Reve) altijd precies in het geven van citaten, vindplaatsen, data. Alles moet te controleren zijn. 

Daarom ook is Brouwers altijd overtuigend. Zelfs een onwillige lezer kan niet onder de argumenten uit die Brouwers staaft met exacte gegevens. Brouwers is niet alleen overtuigd van zijn eigen gelijk, ook wie zijn dwingend geschreven stukken leest, kan niet anders zeggen dan: Brouwers heeft gelijk. 

Uitslaande vlammen

Natuurlijk is Brouwers soms kwaadwillend of kwaadaardig. Maar dat neem je voor lief, aangezien hij daarnaast altijd voldoende degelijke argumenten aanvoert. Bij het voetbal zou men in zo'n geval spreken van 'noodzakelijke overtredingen'. 

Brouwers polemiseert buitengewoon geestig, maar hij doet het niet voor de lol. Je merkt dat hij zijn onderwerpen serieus neemt. Als bijvoorbeeld Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur hem niet zoveel hadden kunnen schelen, had hij toch niet de moeite genomen er zo uitputtend over te schrijven? Je krijgt er immers alleen maar gedoe van. Maar de zaak is het gedoe blijkbaar waard. Het is heerlijk om een schrijver te lezen waarin het vuur met uitslaande vlammen brandt. Geen lezer zal er koud onder kunnen blijven. 

Eerder schreef ik over:

Restletsels (2012)
Het hout (2014)

woensdag 24 april 2024

De Buizerd 2 - Voor de eeuwigheid (Jean-Yves Delitte)

In de kinderboeken die ik in de jaren zestig van de vorige eeuw las, waren piraten altijd een gevaar. Kapers, zeerovers - de handelsschepen naar en van de koloniën moesten er weinig van hebben. Je moest ze bestrijden of aan hen ontkomen en het liefst blijf je bij hen uit de buurt. 

In verschillende strips spelen piraten de hoofdrol en leef je juist met hen mee. In die verhalen heeft het piratenleven iets aantrekkelijks. Het zal wel te maken hebben met de autonomie van piraten. Ze gehoorzamen geen overheden, kiezen hun eigen weg, doen wat hun goeddunkt. De zee, waar je zelf je route kunt kiezen, roept ook al een associatie op met vrijheid. Misschien leeft die drang naar vrijheid in ieder van ons, maar doen we daar niets mee. Maar we bewonderen wel de vrijbuiters die de grenzen van hun vrijheid verkennen. 

Zeerovers zijn uit op buit, dus er moeten schepen beschoten en geënterd worden. Dat daarbij doden en gewonden vallen is een gegeven. De piraat kan er niet zo mee zitten. Hij moet ook uitkijken voor zijn eigen hachje, want vaak wordt er op hem gejaagd. Het nemen van de vrijheid heeft zo zijn prijs. Dat nemen we voor lief als we ons vereenzelvigen met de zeeschuimers. 

Olivier Levasseur

In strips en films varen veel piraten rond, van Roodbaard tot Pirates of te Caribbean en van Brammetje Bram tot Black Sails. In het striptweeluik De Buizerd staat Olivier Levasseur (ca. 1680 - 1730) centraal, een legendarische piraat, die naar verluidt een gigantische schat verzamelde. Hij werd uiteindelijk gevangengenomen en veroordeeld. Op het schavot pakte hij zijn ketting met medaillon en wierp die in het publiek. Het medaillon zou een code van zeventien regels bevat hebben. Wie die zou kunnen kraken, zou de schat kunnen vinden. 

Als grootste verovering van Levasseur/de Buizerd geldt het schip Nossa Senhora do Cabo, De maagd van de Kaap, dat bezit was van de Portugese onderkoning van de Indiën, Xavier de Meneses. Het schip zat vol goud, robijnen en juwelen. Als het tweede deel van de strip begint, is dat schip al veroverd, maar de buit moet nog geborgen worden. 

Graf van Levasseur op Reunion
herkomst beeld: Wikipedia

Libertalia

We bevinden ons in Libertalia, een staatje in het noorden of noordoosten van Madagaskar. De vertaler van de strip maakt daar 'ten noorden van Madagskar' van, wat in ieder geval niet klopt. De verhalen over Libertalia zijn niet te controleren en we weten niet eens zeker of het wel bestaan heeft. Volgens het verhaal zou de kolonie gesticht zijn door piraten. De zeerovers vielen schepen aan, lieten gevangenen leven en bevrijdden slaven. 

De schatten worden verborgen, er wordt gevreesd voor samenzweringen, er wordt een schip veroverd en aan het eind van het album wordt De Buizerd gevangengenomen. Dat zou spannend genoeg kunnen zijn, maar het verhaal is duidelijk niet op de spanning geschreven. Zelfs bij de passages die spannend zijn, blijf je als lezer wat op afstand. De gruwelijkheid van de verovering van een schip, waarbij ook met schroot wordt geschoten, komt wel over, maar voor de rest heeft het verhaal een vrij laag verteltempo. 

Er is ook niet een dwingende verhaallijn door het album heen. Het lijkt er eerder op dat er afzonderlijke scènes na elkaar zijn geplaatst. Tussen de stukken verhaal in, wordt in vrij grote tekstblokken uitleg gegeven. Daarbij heb je meer het idee dat je in een boek over de geschiedenis aan het lezen bent in plaats van piratenstrip. 

Waarschijnlijk vindt de stripmaker Jean-Yves Delitte die historische werkelijkheid belangrijk, maar daarbij had het verhaal wel wat meer aandacht mogen krijgen. Meer vaart zou ik prettig gevonden hebben. Nu kabbelt het voort. Niet onaangenaam, maar de lezer had meer meegesleurd mogen worden. 

Tekeningen

Het tekenwerk van Delitte is trouwens heerlijk. Uit zijn tekeningen blijkt de liefde voor schepen, die ongetwijfeld historisch zullen kloppen. Als je de zeilen ziet die Delitte tekent, merk je hoe schematisch die van veel andere tekenaars zijn. De stofuitdrukking is bij Delitte echt heel goed. 

Er zijn veel vrij donkere tekeningen, wat passend is voor een strip waarin veel zaken het daglicht niet kunnen verdragen. Aan de lichtval is altijd veel aandacht besteed, waarbij Delitte nooit voor de gemakkelijke oplossing kiest. Hij schrikt niet terug voor veel werk en tekent bijvoorbeeld een gedetailleerde schaduw van een boom op een huis of licht dat door kleine ruitjes in de kajuit valt. 

Het zijn de details die indruk maken: een sloep waarvan je ook een stukje onder water ziet, omdat water nu eenmaal doorzichtig is, water dat nog in straaltjes van een schip druipt,  katrollen en touwen die allemaal precies kloppen. 

De houding van de mensfiguren is ook altijd natuurlijk, maar ik moest altijd goed kijken welk personage er getekend was. Ook dat zorgt ervoor dat je als lezer toch wat op afstand blijft. 

De Buizerd is een geweldig getekende strip, maar het verhaal heeft weinig vaart en het sleept de lezer niet echt mee. Dat is wel een minpunt. 

De Buizerd deel 2 - Voor de eeuwigheid. Tekst en tekeningen Jean-Yves Delitte. Vertalling: James Vandermeersch. Standaard Uitgeverij; 48 blz. € 19,99

dinsdag 23 april 2024

Alles wordt lichter (Janke Reitsma)


Begin 2022 schreef ik over Niets ontgaat ons van Janke Reitsma. Over dat boek was ik behoorlijk enthousiast. Nu is haar tweede roman uit en daar was ik dan ook nieuwsgierig naar. Ik heb het boek meteen gelezen.

De titel is Alles wordt lichter en hoewel 'alles' en 'niets' tegenstellingen zijn, vind ik toch dat de twee titels erg op elkaar lijken, misschien ook omdat ze allebei uit drie woorden bestaan. Die drie woorden vormen beide keren een zinnetje dat begint met het onderwerp en de persoonsvorm. En dan lijken de covers ook nog een beetje op elkaar. De plaats van handeling verschilt wel per boek: vlak bij de Waddenzee en in Noorwegen. De overeenkomst is dat de locaties vrij afgelegen zijn. 

Verhaallijnen

Net als de eerste roman heeft Alles wordt lichter twee verhaallijnen, een in het heden (2022) en een in het verleden (2012/2013). Ylva, eenendertig jaar oud, werkt in 2022 's nachts: ze maakt treinen schoon. Met Lehla. Ze moet bijvoorbeeld de wc's in die treinen boenen. Maar er is meer op te kuisen, waarover ze altijd gezwegen heeft. 

Dat kan ze ineens niet meer voor zich houden en ze bekent aan Lehla dat ze een kind heeft, een zoontje van negen jaar oud. Nu ze dat verteld heeft, staat de deur naar haar verleden opeens wagenwijd open en moet ze ook iets met wat er in dat verleden gebeurd is. Ze besluit om op reis te gaan, naar de boerderij waar ze haar eerste liefde heeft ontmoet. 

In 2011 overleed de moeder van Ylva. Aan haar had ze beloofd dat ze niet alleen zou blijven. Een jaar lang probeert ze haar leven op orde te krijgen of te houden en daarna stapt ze zomaar in een bus, niet wetend waar ze naar toe zal gaan. Ze komt terecht op de afgelegen boerderij van Jakob. Op het erf staat een huisje dat ze betrekt. Ze ruimt het erf en het huis op, terwijl Jakob onverstoorbaar verder gaat met zijn werk. 

Jakob voert een gemengd bedrijf: hij heeft schapen, maar doet ook aan tuinbouw. Daarover is Reitsma wat vaag, ze spreekt steeds over 'de gewassen'. In ieder geval zijn er aardbeien, uien en venkel en er zijn kassen met exotische planten en cactussen. Ylva heeft vooral oog voor de ram, die een deel van het jaar in een klein hok moet verblijven. 

Magnus

Of Jakob de ware Jakob is, is lange tijd niet duidelijk, ook voor Ylva en hem niet, denk ik. Uiteindelijk krijgen ze wel samen een kind, Magnus. Blijkbaar valt er iets voor, want Ylva laat haar kind bij Jakob achter. Het is een open plek die de lezer graag ingevuld ziet. Dat houdt de gang in het verhaal. 

In 2022 gaat Ylva terug naar de boerderij. Het is maar vijf uur rijden van haar woonplaats, maar ze doet er verschillende dagen over, omdat ze een deel van de tocht te voet maakt, door de bergen. Op die tocht vergezelt haar een jongetje, van wie je je al in het begin afvraagt hoe werkelijk hij is. Al gauw blijkt dat hij vooral in haar hoofd bestaat. Dat deed Toine Heijmans in Op zee geraffineerder. 

Die tweede tocht wil tijdens het grootste deel ervan maar niet boeiend worden. Er wordt in het begin bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan een hooiwagen, een spinachtig dier, dat Ylva vervoert in een koffiebekertje. Vanaf het begin voel aan je water dat het beestje alleen van belang is vanwege de symboliek. 

Nadrukkelijke symboliek

Dat geldt overigens ook voor de ram, die steeds maar weer terugkomt in het verhaal. Die overnadrukkelijke symboliek stoort me wel en eigenlijk geldt dat ook voor dat imaginaire jongetje, het jongetje dat ze in haar hoofd heeft, en dat een beeld is van wie haar zoontje nu zou kunnen zijn. 

Ylva wil terug naar de boerderij, maar er is ook genoeg dat haar tegenhoudt en dat haar laat twijfelen. Daarom moet de tocht een tijdje duren. Het gevolg is wel dat ook de lezer, deze lezer althans, moeite moet doen om door dit deel van het verhaal te komen. Natuurlijk zijn er wel wat ontmoetingen onderweg, maar veel vaart zit er niet in deze lijn. 

Het verleden is een stuk interessanter. Dat komt ook door Jakob, een intrigerend personage. Hij is bepaald geen prater en heeft een hoekige onverstoorbaarheid. Een stil water, waarbij je moet raden naar de diepe grond. Dat werkt goed. Er is een zekere afstand tussen Ylva en Jakob van wie het in het begin helemaal niet duidelijk is of hij de ware Jakob wel kan zijn. Door zijn stabiliteit verschaft hij wel de rust waar Ylva naar op zoek is. 

Huilbaby

Magnus wordt geboren en na een tijdje blijkt hij een huilbaby te zijn. Aanhoudend babygehuil kan gekmakend zijn. Niet voor niets is er in Nederland een hulplijn speciaal voor ouders van huilbaby's. Jakob werkt overdag op het land en Ylva wordt soms wanhopig van Magnus. Waartoe is ze in haar wanhoop in staat? Dat is de vraag die de lezer voortdrijft door het verhaal. 

Om het leesplezier niet te bederven ga ik daar niet nader op in. Ik zal ook niet vertellen hoe Jakob reageert als Ylva terug is en of Magnus zijn moeder nog herkent. 

In het slot van Alles wordt lichter wordt het een en ander afgerond, maar die afhechting vind ik net te netjes en eigenlijk ook een beetje te zoet. Dat einde had voor mij wel wat meer open mogen zijn. 

Gedachtestroom

Alles wordt lichter bevat goede passages. Reitsma is op haar best als ze een gedachtestroom beschrijft. Daarin voert ze de lezer gemakkelijk mee, welke vreemde sprongen de gedachten ook maken. De zinnen worden dan aan elkaar geregen, zonder punten, zodat er geen adempauze valt en je laat je maar meedrijven met de stroom. 

Ook is ze goed in laatste zinnen van alinea's, die soms net een tikje meer lading krijgen dan wat daarvoor beschreven is. Een voorbeeld:

Op het moment dat ik de tent weer dichtrits zodat hij nog even kan slapen, voel ik het verdriet van de afstand tussen hem en mij in mijn lijf. Ik moet niet te veel hopen. Hopen is voor mensen die daar recht op hebben. 

Uit het verhaal raken 

Maar soms lukt het me niet om lekker in het verhaal te blijven. Meestal komt dat doordat ik me afvraag of het wel klopt wat ik lees. Haar moeder komt kijken bij de dierentuin die Ylva als kind gemaakt heeft. Er zijn geen apen en giraffes, maar wel insecten, omdat die 'betekenisvol' zijn. Dat hoor ik een kind nog niet zeggen of denken. 

De schapen lopen nog buiten als de sneeuw al bijna een meter dik op het land ligt. De kou zullen ze wel kunnen verdragen, maar hoe komen ze aan hun eten? Is het niet logischer dat ze in een soort schaapskooi verblijven? Dat soort vragen haalt me uit het verhaal. 

Soms heeft de verstoring te maken met stijl en taalgebruik. Ylva kan zeggen dat iets haar geen fuck uitmaakt, maar ook dat ze bij de ram de uitwerpselen uit het verblijf schept. Iemand op een boerderij schept stront en geen uitwerpselen, denk ik. 

Storende zinnen

Rare zinnen en zinsneden zijn er geregeld in deze roman en ze zijn altijd storend: 'We zijn een draadloze verbinding die we niet kunnen waarnemen', 'een landschap dat vleiend naar de horizon beweegt', 'zo geruisloos mogelijk', 'Als ik mijn gezicht naar achter kantel', 'Het was te groot voor een wolf, dus gevaarlijk is het zeker niet.' Grappig vind ik: 'Ik sluip langs het huis, dat een groot in slaap gevallen dier lijkt, dat waakt over het land.' Vergelijkingen zijn niet het sterkste punt van Reitsma. 

De corrector heeft veel steken laten vallen of gevallen steken niet opgeraapt. Heel vaak gaat het mis met constructies als 'Hij is een eindje het bos ingelopen', 'een zandpad dat de heuvel oploopt', 'Als ik de badkamer uitkom', 'hoe hij met zijn ogen de bergen opklimt'. Het gaat in deze voorbeelden niet over inlopen, oplopen, uitkomen en opklimmen, maar over lopen, komen en klimmen. Zie ook hier.

En dan zijn er nog verschillende verwijsfouten. Ik neem ze niet de auteur kwalijk, maar de uitgever had hier beter werk moeten leveren. Misschien zijn de fouten op zich niet zo erg, maar ze verstoren het verhaal en zetten me op afstand van wat er gebeurt. 

IJsberen en wegrennen

Over het algemeen zijn de personages in Alles wordt lichter interessant, juist doordat je ze niet helemaal doorgrondt. Aan de andere kant kiest Reitsma soms ook voor een gemakkelijke oplossing. Dan ijsbeert Jakob heen en weer of Ylva trapt tegen een stoel of rent hard weg. Ik zie dan slechte acteurs voor me in plaats van dat ik met de personages meeleef. 

De beste gedeelten in Alles wordt lichter zijn heel goed; Reitsma kan goed schrijven en ze kan de lezer daarbij helemaal meesleuren. Maar voor mij waren er te veel gedeelten waarbij ik uit het verhaal raakte of hoofdstukken waar ik mij doorheen moest worstelen. 

Maar misschien zijn dit gewoon de stappen die de auteur moet zetten op het schrijverspad en het is mooi dat ze daarvoor de gelegenheid krijgt. Hoe dat pad verder zal verlopen, moeten we afwachten, maar ik ben wel benieuwd. 

Janke Reitsma, Alles wordt lichter. Uitg. Mozaïek, 2023. 288 blz. € 23,99