woensdag 20 november 2024

Boudewijn de Groot oeuvreboek (Peter Voskuil / Boudewijn de Groot)

Het is niet zomaar een boekje, het is een boek. En wat voor een! Groot formaat, gebonden, vol met foto's en meer dan vijfhonderd pagina's dik: Boudewijn de groot oeuvreboek (2023), geschreven door Peter Voskuil en Boudewijn de Groot. Of beter: Peter Voskuil heeft het boek geschreven, maar hij heeft er veel gesprekken voor gevoerd met Boudewijn de Groot. 

Wat dit boek biedt, kun je lezen in de ondertitel: 'De verhalen van alle liedjes'. En dat zijn dan ook alle liedjes. Niet alleen de liedjes die Boudewijn de Groot gezongen heeft, maar ook die waarvoor hij de tekst of de muziek schreef en de liedjes die hij produceerde. Van populaire albums tot obscure singletjes, alles, alles, staat in het boek. Het is een geweldig overzicht geworden. 

Dat niet alleen, het boek ziet er ook nog eens aantrekkelijk uit, met veel foto's. De hoezen van de albums natuurlijk, maar ook foto's van Boudewijn en andere artiesten, van mensen aan het werk in de studio, nou ja, alle foto's die je in zo'n boek graag gezien zou hebben, staan erin. 

Vier delen

Het boek begint met een interview met Boudewijn de Groot. Daarna  is het verdeeld in vier delen: 1. Centrum, solowerk; 2. Periferie, samenwerkingen; 3. Achterland, producer; 4. Nawerk. In dat nawerk de hitnoteringen als soloartiest (met aandacht voor enkele bijzondere EP's). Verder een lijst met hitnoteringen en nog niet genoemde EP's uit de jaren zestig, met daarin ook genoemd de platen die in Engeland, België en Duitsland uitgebracht zijn. Bovendien alle promotiesingles, die in kleine oplage verspreid zijn met het oog op airplay. Dan nog een opsomming van de tournees en ten slotte een register, een lijst van alle personen en liedjes met de pagina's waar zij terug te vinden zijn. Wat je ook zoekt van Boudewijn de Groot, in dit boek is het gemakkelijk terug te vinden. 

Het eerste deel, over het solowerk van Boudewijn de Groot, beslaat het grootste deel van het boek, driehonderd pagina's. Het begon allemaal in 1964 met de single 'Strand' (met 'Referein voor...' op de B-kant), gevolgd door 'Élégie Prénatale (B-kant: 'Sexuele voorlichting'). Daarna volgde een EP met deze vier nummers, aangevuld met 'De morgen' en 'Delirium".

Top 40

In 1965 volgt 'Een meisje van 16', met 'De eeuwige soldaat' op de B-kant. Dat kwam in de Top 40 terecht, met als hoogste positie nummer 23. Daarna kende iedereen Boudewijn de Groot, zou je kunnen zeggen, maar niet alles ging van een leien dakje. In 1967 scoorde hij zijn eerste top-tienhit, 'Welterusten meneer de president' en bereikte 'Het land van Maas en Waal' de hoogste positie. 

Hoe de loopbaan van Boudewijn de Groot verliep, kun je op de voet volgen. Hoe hij dacht te stoppen met het zingen in het Nederlands, maar later de draad toch weer oppakte, bijvoorbeeld. Het zijn boeiende verhalen. 

Van elk nummer vertelt Boudewijn hoe het tot stand gekomen is. Hij wijst op muzikale en tekstuele bijzonderheden en geeft zijn huidige oordeel over de nummers van toen, waarbij hij soms zichzelf niet spaart, maar ook af en toe verrast is door een ouder nummer. Bij elk nummer staat vermeld wanneer het opgenomen is en waar, wat de releasedatum was en wie de auteurs zijn. 

Bij de LP's wordt ook nog vermeld wie de techniek gedaan heeft, de mixage en de mastering. Bovendien krijgen we uitleg over de hoes. 

Vormgeving

Het oeuvreboek is een prachtig boek geworden, dat verbazend is in zijn compleetheid. Bovendien is het prachtig vormgegeven. De pagina's zijn verdeeld in twee kolommen. Voor de meeste nummers is een enkele kolom gereserveerd, maar voor bekendere nummers soms enkele pagina's. De bladspiegel is rustig en overzichtelijk, wat bijzonder prettig leest. 

Het is niet een boek om achter elkaar uit te lezen. Nou ja, het kan wel, zo heb ik het niet gedaan. Ik kreeg het in juni op mijn verjaardag en ik heb er steeds een aantal pagina's uit gelezen. Soms zocht ik een nummer op op Spotify of ik keek naar de tekst in bijvoorbeeld een verzamelbundel van Lennaert Nijgh. 

Terug in de tijd

Het terughoren van de nummers en erover lezen verplaatste me ook terug in de tijd. Ook de foto's roepen de tijd waarin de nummers verschenen sterk op. Toen ik op de middelbare school zat, in de derde klas van de mavo, denk ik, draaide onze leraar Nederlands 'Verdronken vlinder'. Naast me zat een jongen die in een multomap teksten van nummers van Boudewijn de Groot en Herman van Veen verzamelde. Ik leerde ook al die nummers kennen en zong ze ook, bijvoorbeeld tijdens het melken. Als het mijn vader te gek werd, maande hij me om door te melken (dat ging in het begin nog met de hand), maar meestal liet hij me maar. 

Het waren de jaren zeventig. 'Jimmy' en 'Ik ben ik' kwamen in de top 40 en iedereen kende 'Het land van Maas en Waal' en 'Welterusten meneer de president' en misschien ook wel 'Als de rook om je hoofd is verdwenen'. 

In 1975 kwam ik op een internaat terecht, op een kamer bij een jongen die cassettebandjes draaide, waaronder een van Boudewijn de Groot. Later ging ik zelf cassettebandjes en LP's kopen. Toen ik voor de klas stond, las ik veel gedichten en liedteksten voor, waaronder teksten van Lennaert Nijgh. Die kende ik op den duur door en door. 

Dat bij het lezen van dit oeuvreboek jeugdsentiment een rol speelde, zal ik niet ontkennen. Vooral in het begin van het boek herkende ik veel. Juist over die nummers wil je graag meer weten en daar komt dit boek aan tegemoet. 

Voor mij onbekend

Maar ik merkte ook hoeveel nummers van Boudewijn de Groot ik niet kende, vooral van het werk van na de jaren zeventig. Van Maalstroom (1984) had ik een cassettbandje en Een nieuwe herfst (1996) kende ik ook. Maar er zijn ook albums waar ik maar een vaag beeld van had, zoals Het eiland in de verte (2004). 

En dan natuurlijk nog alles wat hij samen met Henny Vrienten en George Kooymans uitbracht als een van de Vreemde Kostgangers. Daar viel voor mij nog veel aan te ontdekken. Er zit veel moois tussen. 

Wat ik ook niet wist: hoe belangrijk Boudewijn als producer is geweest en hoeveel moois dat opgeleverd heeft. 

Boudewijn de Groot oeuvreboek is een boek waar je lang mee kunt doen. Niet alleen omdat het zo'n dik boek is, maar omdat je altijd stukjes kunt herlezen, bijvoorbeeld als je een album gaat beluisteren (ik zeg nog altijd 'draaien'). Boudewijn de Groot is intussen tachtig jaar en hij treedt niet meer op. In dit boek is zijn oeuvre prachtig geboekstaafd. Een mooi boek over een mooi oeuvre. 

Naschrift: Frans Brinkman maakte me erop attent dat we al in de vierde klas zaten, toen onze docent ons 'Verdronken vlinder' liet horen. 






dinsdag 19 november 2024

Sammie en Muis 1 (Andrea Kruis)


Sammie heet eigenlijk Lucretia Samuella van Beecke tot Bergh en dal, haar overgrootvader was een graaf. Een familie van stand, zou je kunnen zeggen, maar Sammie is een gewoon meisje in een gewoon gezin. Ze heeft een muis, Muis, en haar beste vriendin is Jip. 

Dat zijn de belangrijkste personages uit de strip Sammie en Muis, geschreven en getekend door Andrea Kruis. Haar manier van tekenen doet denken aan die van Jan Kruis. Ik heb drie mensen gevraagd aan welke stripmaker Sammie en Muis doet denken en de gevraagden noemden zonder nadenken Jan Kruis. Gelukkig is Andrea Kruis meer dan de dochter van. Je kent haar waarschijnlijk van de strip Vijftien en een ½, die in de jaren negentig verscheen in Margriet.  Eerder besprak ik van haar Alsnog, een graphic novel, waarvan Willem Ritstier de scenarist is. 

De verhaaltjes in Sammie en Muis beslaan steeds een halve pagina, meestal zo'n zes tot acht plaatjes. Soms zijn er geen kaders, soms zijn ze er wel en dan is altijd de tekenende hand te herkennen. Aan het eind van het album ontbreken soms de buitenkaders; de tekeningen zijn dan gemaakt in een soort grondplan voor boter, kaas en eieren. Er is dus variatie, maar het blijkt altijd bij elkaar te passen. 

De decors zijn eenvoudig gehouden, de achtergrond is vaak wit. De nadruk ligt daardoor sterk op de personages en die zijn vooral veel aan het woord. Niet alleen Sammie en Jip, maar ook Muis. In sommige verhaaltjes is alleen Muis aan het vertellen, een beetje zoals de rode kater bij Jan, Jans en de kinderen

Hoe oud Sammie is, is moeilijk te zeggen. Ze lijkt me ergens in het midden van de middelbare-schoolleeftijd. Maar school is in de verhalen geheel afwezig. Daar blijkt Sammie niet zo mee bezig te zijn. 

Kleding en jongens

Sammie richt zich meer op kleding en op jongens. Ze heeft veel verliefdheden (ik geloof dat ik die tegenwoordig crushes moet noemen, maar dat voelt nogal onwennig), die vaak vluchtig van aard zijn. Het is altijd getob: wat moet je doen om de aandacht van een jongen te trekken, zonder nadrukkelijk zijn aandacht te trekken, hoe zit het met zoenen, hoe moet je je kleden voor een feest - Sammie heeft het er maar druk mee. Het gedoe deed me terugdenken aan Eduard en Emily, maar daarin wordt minder gepraat.Verder is Sammie en Muis luchtiger, vrolijker. Er zit een zekere opgewektheid in de strip, die het lezen aangenaam maakt. 

Muis is het vaste maatje van Sammie. Ze praat tegen hem en Muis praat ook terug, maar dat kan Sammie natuurlijk niet verstaan. Er zijn dus nogal eens communicatieproblemen. Als Sammie met haar hoofd ergens anders is, moet Muis haar erop attent maken dat Sammie hem nog voedsel moet geven en dat kan dan niet met woorden. 

Ander perspectief

Muis is het andere perspectief, een visie van buitenaf. De perspectiefwisseling is vaak grappig. Tegelijkertijd is Muis een spiegel. Muis heeft namelijk soortgelijke problemen als Sammie. Hij wil graag indruk maken op het buurmuisje, Miesje, maar hij weet ook niet goed hoe hij dat moet aanpakken. 

Wanneer de strip speelt, is moeilijk te zeggen. Je kunt zeggen dat de hoofdbrekens van Sammie universeel en dus van alle tijden zijn, wat in zekere zin ook zo is, maar toch maakt de strip de indruk van een tijdje terug. Er zijn wel mobiele telefoons, maar daar wordt nog alleen maar mee gebeld en Sammie heeft geen smartphone waarop ze de hele tijd bezig is met de sociale media. Een playlist aanmaken voor een jongen op wie je gek bent, behoort weer wel tot de mogelijkheden. 

Vreemd genoeg wordt er in een enkel verhaal nog gesproken over Zwarte Piet, waarbij Sammie en Jip zich ook nog helemaal zwart schminken. Dat doet toch vermoeden dat we hier te maken hebben met stripje van meer dan tien jaar oud. Misschien was het ook meer kies geweest om dit verhaaltje maar even niet op te nemen. 

Sammie en Muis is goed afgestemd op tienermeisjes, die zich zullen herkennen in Sammie, die dezelfde problemen heeft als zij. De boodschap is dat je bij die beslommeringen in ieder geval je goede humeur kunt bewaren en dat er niets mis is met stunteligheid. Niemand heeft het ideale recept voor het leven en we moeten maar een beetje aanklungelen en ons er zo goed mogelijk doorheen slaan. Dat lijkt me een troostende gedachte. Zo'n gedachte is ook voor een bredere doelgroep aantrekkelijk. Daarom zal Sammie en Muis niet alleen gelezen worden door de Tinameisjes, maar ook door hun broertjes en hun ouders. 

Titel: Sammie en Muis 1
Tekst en tekeningen: Andrea Kruis
Uitgever: Personalia
2024, 48 blz. €9,95 (softcover)

Naschrift: Bas Schuddeboom maakte me erop attent dat Sammie en Muis van 2002 tot 2008 verscheen in Tina. Een selectie daarvan wordt nu herplaatst. 

maandag 18 november 2024

PAAZ (Myrthe van der Meer)


In 2012 verscheen PAAZ, van Myrthe van der Meer. Ik heb het indertijd gemerkt, maar ik zag geen aanleiding om het boek te gaan lezen. Waarom ik het links liet liggen, kan ik moeilijk nog nagaan. Mogelijk zette mijn hoofd het op dezelfde plank als Echte mannen eten geen kaas (2008) van Maria Mosterd en Het meisje met de negen pruiken (2009), boeken die dicht op de werkelijkheid zitten, maar die daar niet direct literatuur van gemaakt hebben. 

Maar de laatste jaren kom ik PAAZ af en toe bij de staatsexamens tegen op een boekenlijst en daarom kocht ik het toen ik het in een kringloop tegenkwam (voor 2 euro) evenals UP (2015), waarvan ik nog niets weet, maar dat ik aanzag voor een mogelijk vervolg. 

Op de cover van PAAZ staat ook nog 'psychiatrische roman', wat betekent dat het verhaal zich afspeelt in een psychiatrische instelling. PAAZ is namelijk de afkorting van Psychiatrische Afdeling van het Algemeen Ziekenhuis. Op zo'n afdeling is Emma Nieuwenhuis opgenomen. Ze is werkzaam als redacteur bij een uitgeverij en heeft een drukke baan. 

Niet alleen wordt die druk haar te veel, ze worstelt ook al haar hele leven met gedachten over zelfmoord, waarom ze voor haar veiligheid opgenomen wordt. Ze heeft het idee dat de behandeling weinig uithaalt: ze blijft kampen met slapeloosheid en haar gedachten gaan niet weg. 

Scherpe observaties

Emma observeert haar nieuwe omgeving scherp. Zo wordt ze geen patiënt genoemd, maar een cliënt. Dat betekent dus dat ze niet ziek is. 'En als ik niet ziek ben, word ik hier dan ook niet beter?' 

In het begin denkt Emma nog dat het maar voor korte tijd is. Ze heeft drie weken vakantie en ze gaat ervan uit dat ze daarna weer aan de slag kan. Uiteindelijk zal ze vijf maanden op de paaz verblijven. 

Het is geen opwekkend beeld dat Emma van haar omgeving heeft. Ze heeft oog voor wat verlopen en in verval is en wat iemand kan tegenstaan. Enkele voorbeelden:

Twee stoelen verderop neuriet een oudere meneer met een kapot brilletje en lange, vuilwitte haren zacht voor zich uit terwijl hij onophoudelijk aan een grote, ontstoken wond op zijn been pulkt. 

Tegenover hen zit een oude, onverzorgde man die onverstaanbaar praat en licht naar urine ruikt. 

Naast Marja zit een mij onbekende man met een verontschuldigend glimlachje en lang, vettig haar dat in een paardenstaart op zijn rug bungelt. 
Er wordt een kuipje smeerkaas uit 'een groezelig mandje' gepakt en iemand graait 'hysterisch door de resten van haar permanentje'. Misschien wordt die omgeving op deze manier ook wel een beetje makkelijk weggezet. 

Echte personages

Maar enkele medepatiënten en behandelaars worden wel echt personages, echte mensen, die je beter leert kennen in de loop van het verhaal. 

De negatieve beschrijvingen van de omgeving zullen ook te maken hebben met het besef van Emma van de omgeving waarin ze terechtgekomen is en dat ze dus nu ook tot deze groep mensen behoort. 
Als beesten in een terrarium leven we hier, weggestopt in een glazen huis zodat we veilig - voor ons, voor de wereld? - geobserveerd en bestudeerd kunnen worden. 
Emma heeft zich altijd gered en nu moet ze toegeven dat ze hulp nodig heeft. Dat betekent dat ze haar eigen leven onder ogen moet zien en ook haar verleden in een gezin dat moeilijk was, vooral doordat er veel aandacht nodig was voor haar broer. 

Onderbroken verhaallijn

Haar omgeving heeft in het begin nog niet zo door hoe slecht het met Emma gaat. Zo heeft ze nooit tegen haar vriend Sergei vertelt dat ze dood wil, omdat ze dacht dat hij dat wel wist. Aan het begin van de roman spelen de ouders en Sergei nog een rol en daarna verdwijnen ze een hele tijd uit het zicht, alsof die verhaallijn niet meer bestaat. Pas aan het eind neemt Van der Meer die draad weer op. Sergei stuurt veel kaarten, maar hoe het contact verder is, blijft een groot deel van het boek in het ongewisse. 

Het onderwerp is zwaar, maar de toon waarop Emma vertelt, is licht, wat PAAZ leesbaar houdt. Wel moet er vaak verteld worden dat Emma een grap maakt en dat de anderen daar zo om moeten lachen en dat wordt dan soms ook nog expliciet gemaakt door een zinsnede als 'grapte ik'. 

Van der Meer heeft de neiging om niet te volstaan met een beschrijving, maar er maar meteen een duiding bij te geven. Als iets aarzelend gezegd wordt schrijft Van der Meer: 'begin ik aarzelend', als medepatiënt Alice een droge opmerking maakt, lezen we 'merkt Alice droog op.' Die aanduidingen doen me denken aan de stijl van de kinderboeken uit mijn jeugd. Ze maken het lezen er niet prettiger op. 

Ook lezen we verschillende keren dat Emma iemand mag. Dat had ook duidelijk gemaakt kunnen worden zonder dat te benoemen, door het te laten zien in plaats van door het te vertellen. 

Van der Meer schetst het leven op de paaz als een reeks gebeurtenissen met daarin maar een dunne ontwikkelingslijn. Lange tijd lijkt er niet zo heel veel te veranderen in Emma en dan zijn het wel erg veel gebeurtenissen, zonder dat je weet dat het verhaal ergens heen gaat. Je kunt zeggen dat Emma ook niet het idee heeft dat het vooruit gaat en dat daarom zo'n vertelwijze alleen maar passend is, maar in de tweede helft van het boek is de vaart er voor mijn gevoel behoorlijk uit en wordt het lezen echt werk. Bij mij, tenminste. 

Dood willen

In het begin wordt om de haverklap gezegd dat Emma dood wil of dat ze niet meer wil, zonder dat dat invoelbaar wordt gemaakt. We moeten het maar aannemen. Later begrijp je daar iets meer van, ook omdat Emma een paar keer bij een behandelaar onder woorden probeert te brengen wat er in haar omgaat. 
Als je jarenlang elke dag op de een of andere manier denkt: 'ik wou dat ik dood was', dan draait je perspectief als het ware om: je bent niet meer bezig met leven, maar alleen nog maar met doodgaan. Of beter gezegd, met niet doodgaan. Dan is de vraag niet meer hoe je kunt stoppen met leven, maar hoe je kunt stoppen met doodgaan. 
Dat zijn verhelderende gedachten net als:
Dat ben ik dus. Niet goed genoeg. Iedereen tot last. Zelfs in een groep die volledig bestaat uit psychische randgevallen doe ik het fout, hoor ik er niet bij. Wat blijft er dan nog van mij over?
Tegen het einde gaat het beter met Emma, al wordt dat niet met zoveel woorden verteld. Je moet zelf maar concluderen dat ze blijkbaar af en toe buiten de inrichting is. Het besluit daartoe onttrekt zich aan het zicht van de lezer. Dat ze uiteindelijk ontslagen wordt, komt vrij onverwacht. 

Minder vaart

Vooral in het begin is PAAZ vlot geschreven. Later gaat de vaart er een beetje uit, maar echt vervelend wordt het niet. Ik vind het best dat het op boekenlijsten gezet wordt, al is de literaire waarde misschien niet groot. Het geeft wel een inkijk in hoe het op zo'n psychiatrische afdeling aan toe gaat, waarbij Van der Meer niet alleen oog heeft voor degenen die opgenomen zijn, maar ook voor de behandelaars. 

Ik moest denken aan de boeken van Hein Donner: Na mijn dood geschreven (1986), Slecht nieuws voor iedereen (1987) en Geen patiënten (1987). Dat waren korte stukjes en het betrof een andersoortige instelling, maar voor mijn gevoel waren die stukjes krachtiger geschreven dan PAAZ. Maar ik geef direct toe dat dat oordeel alleen gebaseerd is op mijn herinnering: ik heb die stukjes van Donner al meer dan dertig jaar niet meer gelezen. En misschien heeft het ook geen zin om ze met PAAZ te vergelijken. Maar ik moest wel aan ze denken. 

Het onderwerp van PAAZ is belangrijk genoeg en daarom heb ik er geen spijt van dat ik deze roman van Myrthe van der Meer gelezen heb. Maar van herlezen zal het niet komen. 

donderdag 14 november 2024

Dante's Hel (Paul en Gaëtan Brizzi)

Voor zover ik weet, was ik twintig. Toen las ik De goddelijke komedie van Dante, vertaald door Hein Boeken. Ik zie me nog zitten, op het station van Zoetermeer, waar ik mijn stage vervulde, - niet op het station, maar op een school in die plaats - om tussendoor nog gauw wat te lezen in de toen al oude deeltjes van de Wereldbibliotheek. Boekens vertaling verscheen in 1906 (Dante's Hel) en 1908 (Dante's Louteringsberg en Dante. Het paradijs). Een aantal jaren later kocht ik een uitgave van de gravures van Gustave Doré met meer dan honderd afbeeldingen die het drieluik van Dante verbeelden. Prachtige platen, die me altijd dierbaar zullen blijven. 

Intussen is er nieuwe versie verschenen van Dante's Hel, een graphic novel. Gemaakt door de broers Paul en Gaëtan Brizzi. Het is een strip, maar ook een kijkboek, met veel paginagrote afbeeldingen. In de inleiding vertellen de Brizzi's dat ze de nadruk op het eerste deel van Dantes Divina Commedia hebben gelegd. Ze wilden wel een heldere verhaallijn overhouden en daarom moesten verschillende passages geschrapt worden. Dat is te billijken. 

Door de hel naar Beatrice

Het verhaal is eigenlijk niet zo ingewikkeld: Dante mist zijn geliefde Beatrice en wordt door Vergilius naar haar geleid. Daarbij moet hij wel de negen kringen van de hel doorkruisen en de zeven lagen (terrassen) van de louteringsberg. Dan wacht Beatrice hem op en samen zullen ze naar het Paradijs gaan, Daar zijn er negen sferen die ze door moeten om Maria, Jezus en God zelf te zien. 

Het laatste deel laten de broers Brizzi links liggen. Als Dante en Beatrice verenigd zijn, is het mooi geweest. 

Een donker woud

De uitgave van Boeken begint als volgt:

Op het midden van den weg onzes levens, hervond ik mij in een donker woud, omdat de Rechte Weg verloren was.

Het lijkt erop dat Dante in een diepe crisis is, midden in zijn leven. In de versie Paul en Gaëtan Brizzi luidt de tekst:

Midden op het pad van onze levens, bevond ik mij in een donker woud. 

Dat meervoud, 'levens', verbaast me. Bij Boeken staat er niet 'onzer levens', maar 'onzes levens', 'van ons leven' dus. Ik vermoed dat Brizzi hier fout zit. Het gaat immers slechts om het leven van Dante, niet om alle levens. Iemand die de grondtekst kan lezen, moet kunnen uitmaken hoe het zit. 

In de verstripping wordt ook uitgelegd waarom het zo slecht gesteld is met Dante: Hij heeft Beatrice verloren. Hij is ontroostbaar en zelfs zijn geliefde stad Firenze laat hem onverschillig. Hij trekt zich terug op zijn afgelegen landgoed 'om voldoening te putten uit het rustgevende schouwspel der natuur.' 

Het is uitleg die je niet krijgt in de oorspronkelijke tekst. In de strip wordt ervoor gezorgd dat de hele reis in het teken van Beatrice komt te staan. Dat komt de helderheid van de vertelling ten goede. 

Structuur

In de oorspronkelijke tekst is de structuur heel erg belangrijk. Steeds weer komen de getallen 3/9 terug en 10 of veelvouden daarvan. Dat is in een strip niet te handhaven. En daarom wordt er in Dante's Hel wel verschillende keren verteld dat Dante en Vergilius aangekomen zijn bij een bepaalde ring, maar als je alle ringen wilt inventariseren, zal je dat moeilijk vallen. 

In de hel zitten de zondaars, per categorie opgeborgen. Dante gaat er, onder de leiding van Vergilius doorheen, in het oog houdend waarvoor hij het doet. Het is een tocht vol moeilijkheden, maar Dante weet waarvoor hij het doet en Vergilius moedigt hem aan. 

Uiteindelijk worden de twee gelieven verenigd, een happy ending. Daarmee komt er een einde aan een avonturenverhaal, gedreven door romantiek. Dat heeft zijn charme, maar de laag die er in het oorspronkelijke verhaal zit, dat Dante gelouterd moet worden, ontbreekt. De metafysica is wel erg op de achtergrond geraakt. 

Het verhaal is voor de strip eenvoudiger gemaakt. Dat is aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant is de leesbaarheid daardoor waarschijnlijk wel vergroot. 

Tekeningen

Bovendien is Dante's hel zo'n mooi kijkboek, dat mensen niet zo gauw zullen mekkeren over het verhaal. De tekeningen zijn geheel in grijzen. Het zwart is nooit inktzwart, maar donkergrijs. Sommige afbeeldingen komen duidelijk over als potloodtekeningen, andere meer als litho's. 

Wie de gravures van Doré kent, kan de vergelijking maken. Bij de gebroeders Brizzi is er wat minder duisternis, wat minder afschrikking, maar wel meer sfeer en wat meer luchtigheid. Hier en daar zit er wat ironie, bijvoorbeeld bij het brave knikken van Dante als Vergilius hem uitlegt dat ze echt door het diepst van de hel heen moeten willen ze ooit Beatrice ontmoeten (blz. 28). Dat zal bij iedereen op de (glim)lachspieren werken. 

Dante's Hel is een mooie uitgave geworden, waarbij het klassieke verhaal toegankelijk gemaakt is voor een nieuw publiek, op een nieuwe manier. Het is een gigantisch project (begonnen in coronatijd) waarvan het fijn is dat het voltooid is. Een goed verhaal, mooi getekend, fraai uitgegeven. Achterin als toegift nog wat schetsen (altijd prettig) en, zoals we intussen gewend zijn van uitgeverij Silvester, een grote tekening aan de binnenkant van de stofomslag. 

Titel: Dante's hel
Tekst en tekeningen: Paul en Gaëtan Brizzi
Vertaling: Frederik van Wonderghem
Uitgever: Silvester Strips
160 blz. € 39,95 (hardcover, stofomslag)


vrijdag 8 november 2024

Morgen beginnen we weer opnieuw (Daan Heerma van Voss, Aafke Romeijn, Etchica Voorn)

113 Zelfmoordpreventie bestaat vijftien jaar. Het is verdrietig dat zoveel mensen hun leven beëindigen en het is goed dat er een organisatie is die meedenkt over hoe het aantal suïcides teruggedrongen kan worden en die een luisterend oor heeft voor mensen die worstelen om zichzelf veilig te houden. 

Op 21 mei 2024 werd de Wet Integrale Suïcidepreventie aangenomen in de Tweede Kamer, waarna die in de Eerste Kamer geen discussie meer opleverde. Door deze wet krijgt de overheid de plicht om zich in te zetten voor het voorkomen van suïcide. Er komt een grote rol voor de gemeenten en de minister van VWS wordt verantwoordelijk voor de Landelijke Agenda Suïcidepreventie. 

Ter gelegenheid van het jubileum bracht 113, in samenwerking met De Arbeiderspers een boek uit met drie verhalen, van Daan Heerma van Voss, Aafke Romeijn en Etchica Voorn. De titel is Morgen beginnen we weer opnieuw. Die titel had net iets krachtiger gekund als een redacteur het woord 'weer' geschrapt zou hebben. Dat is immers overbodig. 

Het voorwoord van de bundel werd geschreven door Abdelkader Benali, die dat heel welwillend doet en de verhalen goed gelezen heeft. Doordat hij ook het een en ander over de inhoud vertelt, had ik zijn stuk misschien liever achteraf gelezen. Maar het nawoord was al vergeven: daarin schrijft Monique Kavelaars, van de raad van bestuur van 113, over het werk van de organisatie. 

Eiland

Het verhaal van Daan Heerma van Voss, 'Eiland', is een prachtig verhaal. Hiervoor had ik nog nooit wat van deze schrijver gelezen, al had ik dat eigenlijk wel moeten doen. Ik zou bijvoorbeeld kunnen beginnen met Geen vaarwel vandaag, dat vorig jaar verschenen is. 

In 'Eiland' reist Otto naar een eiland waar zijn vader lang geleden een eind aan zijn leven maakte. 

Lang was een trip naar het eiland ondenkbaar, toen was het onwaarschijnlijk, en tot slot werd het onvermijdelijk.

Dat Otto nu wel zijn vader nareist, geeft aan dat hij de confrontatie met zijn verleden, maar ook met zichzelf wil aangaan. De manier waarop zijn vader in het leven stond heeft invloed gehad op Otto. 

Als mensen zeggen dat hij iets verkeerds heeft gedaan, hebben ze gelijk. Denkt hij dat hij een loser is, dan klopt dat. Elk negatief scenario dat hij bedenkt is een toekomstvoorspelling. Voor positieve gedachten geldt iets anders: die kan hij terzijde schuiven als gevaarlijke dromerij. 

Intussen is Otto bijna net zo oud als zijn vader geworden is. Na dat moment zal hij niet meer naar zijn vader toe bewegen, maar van zijn vader af. Nu is het moment om deze geladen reis te ondernemen. 

Niet alleen worstelt Otto met de dood van zijn vader, waarna hij zich een achtergelaten welp voelde, maar ook met zijn recente verleden: zijn relatie met Anna. In hoeverre lijkt hij op zijn vader en kan hij zelf zijn leven richting geven? Hij gaat het uitzoeken en bij hem is Lucia, die werkt in het hotel waar hij verblijft. 

Verder wil ik weinig van de inhoud zeggen, om het leesplezier van toekomstige lezers niet te ontnemen. In het leven van Otto komen de zaken op scherp te staan en hij moet een keuze maken. 

Dat is niet alleen volkomen geloofwaardig, Heerma van Voss heeft het verhaal hecht gecomponeerd, waardoor alle details een functie hebben. Willem Frederik Hermans, die betoogde dat er in een roman geen mus van het dak mag vallen zonder dat het een gevolg mag hebben. Alle details zijn betekenisvol. 

 'Eiland' is verreweg het sterkste verhaal van de drie, maar alleen dit verhaal zou al genoeg moeten zijn voor de aankoop van de bundel. Bovendien steun je er het werk van 113 mee. 

Ruis

Het tweede verhaal, 'Ruis', is geschreven door Aafke Romeijn. Eerder besprak ik van haar Concept M en de podcast De familie Romeijn. Naar aanleiding van het verhaal in deze bundel werd de schrijfster geïnterviewd in het radioprogramma Nooit meer slapen en dat is zeker de moeite van het beluisteren waard. 

De ruis uit de titel wordt meteen in het begin uitgelegd:

Soms vraag ik me af of de ruis sterker wordt naarmate de jaren verstrijken, en of dat te maken heeft met ouderdom, of gewoonweg met een steeds zwakker karakter. Het is een ruis die niet hoorbaar is, alleen voelbaar, een zacht maar dodelijk irritant kriebelen in ledematen alsof ergens een afzuigkap aanstaat. Mijn spieren jeuken zoals het geluid van een storende autoradio jeukt aan de trommelvliezen.

Er is een ruis in het leven van Edina Evers, een galeriehoudster. Ze is al wel een keer opgenomen geweest en ze worstelt met zichzelf. 

Gek word ik ervan, steeds onderuitgehaald worden door mijn schuld, mijn enorme schuld, de schuld die naar me loert vanuit elke donkere hoek. Al zou ik openheid van zaken geven, het zou te laat zijn, het zou niets oplossen; ik kan niet anders doen dan het leren verdragen. Ik ben enorm bedreven geworden in het verdragen van mijn eigen verdorvenheid.  

Edda heeft een genadeloze kijk op zichzelf en ze vindt het moeilijk om eerlijk te zijn tegen de mensen in haar omgeving. Bovendien drinkt ze veel te veel. Ze spreekt af met Stella, die meer van haar wil dan Edda wil en ze zal duidelijk moeten zijn. Ze voelt zich steeds meer in het nauw gedreven. 

'Ruis' heeft niet de strakke compositie van 'Eiland', maar het maakt wel goed inzichtelijk in welke hoek Edda zich geverfd heeft en het is de vraag of ze daaruit nog kan ontsnappen. Romeijn weet, net als in de roman die ik van haar las, goed de spanning vast te houden. 

Soes

Van Etchica Voorn heb ik niet alleen niets gelezen, ik had zelfs nog nooit van haar gehoord. Dat ligt ongetwijfeld aan mij, want ze is wel in het nieuws geweest. In 2018 publiceerde ze de roman Dubbelbloed, die bekroond werd met de Opzij Literatuurprijs. Het speelde zich af buiten mijn gezichtsveld. 

Het verhaal 'Soes' is geschreven in de jij-vorm, gericht aan de zus, Claire, met wie de hoofdpersoon maar een jaar in leeftijd verschilt. Claire leefde een moeizaam leven, van verslaving en clean worden, en toen ze op het ultieme moment haar zus om hulp vroeg, liet die het afweten. 

Daarom is er, na veel jaren, nog steeds een schuldgevoel. In het verhaal wisselen herinneringen (cursief gezet) en gedachten elkaar elkaar af en de hoofdpersoon schrijft ook nog een brief aan haar zus. 

Het gevoel van tekortschieten komt goed over, maar het verhaal zit niet zo strak in elkaar. Je hebt het idee dat er ook stukken uit hadden gekund of toegevoegd hadden kunnen worden. 

Erger is de stijl, waarbij van wel erg dik hout planken gezaagd worden. Vaak wordt er zo zwaar aangezet, dat het effect (bij mij althans) verdwijnt. Twee voorbeelden:

Ik heb je gezien toen je ellendig op de grond lag, klaar om door de eeuwigheid verslonden te worden. 

Het begon te knagen. Groot, log en verrassend wendbaar groef het beest zich een gangenstelsel en prepareerde een hol van schuld waar het licht niet doordrong. 

Het heeft op zijn minst de geur van effectbejag. Ook schuwt Voorn de clichés niet: het beest moet in de bek gekeken worden en de hoofdpersoon wordt van haar sokken geblazen door het besef dat haar zus van haar gehouden heeft. 

De beelden zijn ook niet altijd even gelukkig gekozen: gewoonlijk is iemand die in paniek raakt een paniekvogel, maar in dit verhaal is de angst zelf die paniekvogel en aan het eind wordt die paniekvogel ook nog een geluksvogel. 

En bij dat in de bek kijken van het beest:

Jij wilde niet meer omdat je niet alleen dat beest van je af moest slaan, je zou het ook in de bek moeten kijken. In die keel speelde film van je leven zich af, en je moest er niet alleen in kijken, maar ook afdalen.  

Afdalen in bek waarin je moet kijken naar de film van je leven. Probeer je dat maar eens voor te stellen. Hier had een redacteur veel strenger moeten zijn. 

Het onderwerp is belangrijk genoeg: het schuldgevoel van nabestaanden. Renate Dorrestein schreef er met Het perpetuum mobile van de liefde (1988). Het is mooi dat de hoofdpersoon van 'Soes' haar schuldgevoel onder ogen wil zien en er wat mee wil. Uiteindelijk komt ze tot de conclusie dat haar zus nog steeds heel belangrijk voor haar is:

Jij kon niet meer. Maar ik hoef maar een herinnering aan jou op te poetsen en je geeft glans aan mijn leven en kracht om door te gaan.  

 Maar van de drie verhalen is 'Soes' wel duidelijk het zwakst, zeker qua stijl. 

Hopelijk zijn er veel mensen die Morgen beginnen we weer opnieuw kopen om te lezen en om weg te geven. Wellicht brengen de verhalen gesprekken op gang en brengt het mensen ertoe echt door te vragen als iemand in de omgeving zegt dat het niet goed met haar of hem gaat. 

donderdag 7 november 2024

Dutch - Outlaws op de vlucht (Ger Apeldoorn / Anco Dijkman)

Eigenlijk weet ik niet meer hoe ik eraan kwam; waarschijnlijk via mijn buurjongen Chris, die ouder was dan ik - de western comics over Kid Colt en Rawhide Kid. Ze waren altijd op de vlucht voor de wet, maar ten diepste deugden ze. En ze konden schieten als geen ander. Met zulke personages wilde ik me wel identificeren. 

Ik denk dat dat nog steeds bij veel lezers het geval is: je identificeert je met het buitenbeentje dat tegenwerking krijgt van de omgeving, maar dat toch een winnaar blijkt te zijn. Zoiets zal wel tegemoetkomen aan ons rechtvaardigheidsgevoel en misschien geeft het ook troost: ook als je in de shit zit, blijkt er toch nog ergens een uitweg te zijn. 

Cowboy in de Peel

Het lijkt me dat de serie Dutch daar ook op gebaseerd is. In het eerste deel, Cowboy in de Peel, leren we de hoofdpersoon, Dutch, kennen. Hij vecht in het Amerikaanse leger tijdens de burgeroorlog, maar hij deserteert, om nobele motieven: hij kan niet tegen onrecht. 

Omdat hij een veilig heenkomen moet zoeken, besluit hij om naar Nederland te gaan, waar zijn roots liggen. Met zijn paard gaat hij scheep, de oceaan over. In het tweede deel, Outlaws op de vlucht, is hij nog steeds in een dorp in de Peel, waar er kermis is. De turfbaron, Van Hooijdonck, maakt goede sier met het uitdelen van gratis bier. 

Zijn dochter, Wies, is sociaal bewogen en gaat geregeld de confrontatie met haar vader aan: 'Jammer dat u minder om hen geeft dan om uw winst.' Dutch ziet wel wat in deze Wies, maar ze is voorbestemd te trouwen met de veldwachter, Anton. 

Uiteindelijk kiest ze voor Dutch, die zich net in de nesten heeft gewerkt. Op de kermis werkt een oude vriend van hem, die zich als curiositeit in een kooi ten toon laat stellen als 'De negerkoning van Afrika'. Als Dutch hem daar weghaalt, sticht hij per ongeluk brand. Ze moeten vluchten, samen met Wies, die zich ook niet meer kan vertonen nadat ze Anton heeft neergeschoten. Dutch' maat, de turfsteker Driek, heeft contacten met de anarchisten in Brussel en daar zoeken ze een plekje. 

Anarchisten

In de negentiende eeuw roerde het anarchisme zich in Europa. In 1864 was de Internationale Arbeiders-Associatie (De eerste Internationale) opgericht. In Brussel zou er in 1865 een congres gehouden worden, maar de Belgische regering verbood het. In 1868 kwam het er alsnog van (na congressen in Genève en Lausanne). Op het congres stelde Michael Bakoenin een resolutie op waarin vastgelegd werd dat in het geval van oorlog tussen Europese landen grote algemene stakingen die oorlog moesten stoppen. Karl Marx was daar overigens tegen, omdat hij het niet realistisch achtte. 

Het is dus niet vreemd dat Drieks anarchistische vrienden juist in Brussel te vinden zijn en ook niet dat het gerucht gaat dat Bakoenin daar gaat spreken. 

Scenario

Het scenario van Dutch is geschreven door Ger Apeldoorn. Het is origineel om een cowboy in Nederland te plaatsen en dan ook nog eentje met Nederlandse wortels. Misschien zongen wij daar vroeger als kind al over: 'Een Nederlandse Amerikaan, die zie je al van verre staan.'

Dutch moet op de vlucht voor de autoriteiten en net als Kid Colt en Rawhide Kid deugt hij. Wij leven mee met Dutch en vertrouwen erop dat hij het redt. Maar voor de spanning moet een held niet alleen sterk zijn, maar ook kwetsbaar, zodat de kans bestaat dat hij ten onder gaat. Dat heeft Apeldoorn goed gezien. In een gevecht met de veldwachter delft onze cowboy het onderspit (al was hij toen zeker niet op zijn best). Het zorgt er wel voor dat Wies zich over de gewonde ontfermt. 

Sterke vrouw

Dat is het tweede aantrekkelijke van het verhaal: niet alleen de kwetsbare held die steeds op de vlucht moet, maar ook nog de genegenheid van een vrouw en dan ook nog een sterke vrouw: ze schiet beter dan de veldwachter. 

Een sterke vrouw als personage (noem de voorbeelden maar op) is altijd aantrekkelijk, juist omdat ze, zeker in een strip in een historische setting, altijd een zwakke positie heeft. Wies legt zich daar duidelijk niet bij neer en komt zo automatisch dicht bij ons te staan. We hebben hier niet voor niets voor niets een vrouwenemancipatie in verschillende golven gehad. Ook het niet accepteren van racisme is iets wat in deze tijd past en dat in de negentiende eeuw uitzonderlijk was. 

Dutch apelleert aan onze empathie, aan onze neiging om zich met een winnaar te identificeren, juist als die het moeilijk heeft en ook nog onze waarden vertegenwoordigt. Tegelijkertijd is de strip geworteld in het verleden en is de historische setting doordacht. 

Geen afgerond verhaal

In een serie met een doorlopend verhaal is een album nooit helemaal afgerond, maar eigenlijk wil je wel een soort afgeronde episode hebben. Dat biedt Outlaws op de vlucht niet. Het is meer een reeks spannende gebeurtenissen die nog wel even aan kan houden. Het verhaal had ook nog even door kunnen gaan of eerder op kunnen houden, voor mijn gevoel. 

Natuurlijk, er is een grote lijn, maar het verhaal van Dutch moet het meer hebben van de afzonderlijke gebeurtenissen, die zich steeds weer op een andere plek afspelen, zoals we dat kennen van een road novel. In al die gebeurtenissen zit spanning, zodat het verhaal lekker blijft lezen. 

Tekeningen

Anco Dijkman is een uitstekend tekenaar voor deze strip. Hij heeft een lekker soepele lijn, is goed in zowel gezichtsuitdrukkingen als het natuurlijk laten bewegen van de personages en de sfeer die hij creëert doet bij vlagen denken aan de Blueberryverhalen. 

Het is een mooi duo, Apeldoorn en Dijkman, dat samen een Europese western heeft geschapen. Het verhaal van Dutch en zijn metgezellen gaat nog wel een tijdje door. Deel 3 zal Gunfight in Leopoldveen gaan heten en wordt voorgepubliceerd in Eppo. 

Reeks: Dutch
Deel 2: Outlaws op de vlucht
Scenario: Ger Apeldoorn
Tekeningen; Anco Dijkman
Uitgeverij: L
2024, 48 blz. € 19,95 (hardcover)

Eerder schreef ik over:

maandag 4 november 2024

Laatste brood (Guus Luijters)



Misschien viel ik wel voor de titel: Laatste brood. Zo heet het boek van Guus Luijters waarin hij zijn literaire herinneringen verzameld heeft. Als het jongetje Guus nog maar een enkele knikker overhad, zei hij een rijmpje op:
Laatste brood
verlaat me nooit
in mijn leven 
en mijn dood
Daarna spuugde hij op zijn knikker en hoopte hij dat hij deze niet ook zou verliezen. Maar het doet me ook denken aan iemand die ruimhartig zijn laatste brood met je deelt. En Luijters heeft veel te delen. 

De Nieuwe Revisor

Ik las voor het eerst over Luijters in De bierkaai (1980), waarin De Nieuwe Revisor is opgenomen, een pamflet waarin Jeroen Brouwers liet weten hoe groot zijn afkeer was van het realisme in de literatuur van de jaren zeventig. Alleen de namen van Guus Luijters en Henk Spaan bleven me bij. Die laatste kende ik van de radio (een tv hadden wij thuis niet). 

Waarom Brouwers nu juist Luijters moest hebben, is me nooit duidelijk geworden. Luijters suggereert dat een recensie van zijn hand de kiem kan zijn geweest. Hij noemde Brouwers ooit een slechte Reve-epigoon. 
Dat iemand niet van je werk houdt, kan je hem moeilijk kwalijk nemen en dat heb ik Brouwers ook nooit kwalijk genomen, maar dat hij mij een antisemiet noemde, zonder daar overigens ook maar één argument voor aan te voeren, heeft me zeer gekwetst. Net als de zinsnede waarin hij beweert dat er van mijn 'geschrijf een bloedrode lijn naar het fascisme loopt.'
Dat Brouwers Luijters een antisemiet noemde, heb ik niet terug kunnen vinden en die bloedrode lijn noemde Brouwers naar aanleiding van een stuk van Henk Spaan, maar hij achtte die wel van toepassing op de hele groep schrijvers waartoe Luijters ook behoorde. Die kwalificatie sloeg inderdaad nergens op. 

We hoeven de discussie hier niet over te doen, maar ongenoemd laten, is ook lastig. De reactie van Luijters in Laatste brood is waardig, lijkt me. Ik realiseer me dat ik me nooit heb afgevraagd wat het die schrijvers gedaan heeft dat Brouwers zo met de botte bijl op hen inhakte. 

In Memoriam

De naam Luijters kende ik ook van jaren later, toen hij het boek In Memoriam publiceerde over 'De vermoorde Joodse, Roma en Sinti kinderen 1942 - 1945.' Een boek waarin alle weggevoerde kinderen (bijna 18.000) genoemd worden, met hun gegevens en zo mogelijk een foto. Het moet een gigantisch werk geweest zijn, dat met veel liefde verricht is. 

Een van de kinderen, Sientje Abram, noemt Luijters nadrukkelijk:
De kleine Sientje Abram zie ik weleens oversteken, maar haar heb ik niet gekend. Ze was al vermoord voordat ik geboren werd. Als ik haar zie, is ze op weg naar school. Hoe ik weet dat zij het is, weet ik niet, ik weet het gewoon, zoals ik ook weet dat ik haar gezicht niet te zien zal krijgen, omdat ze al bijna aan de overkant is en zo dadelijk de hoek om zal slaan. 
Van Brouwers en van het boek over de vermoorde kinderen, verder kende ik Luijters niet. Maar die mooie titel maakte me nieuwsgierig en ook de ondertitel, 'Literaire herinneringen'. Ik hou van dat soort boeken, van biografieën, van literaire anekdotes. 

Lievelingsauteurs

Laatste brood  is een heerlijk boek. dat opgedeeld is in een kleine 350 stukjes, waarin niet alleen herinneringen worden opgehaald, maar waarin Luijters ook vertelt over het werk van zijn lievelingsauteurs zoals Jane Austen en Vladimir Nabokov. Het is prettig om die delen te lezen, ook al las ik van Austen alleen maar Sense and sensibility en Nabokov zelfs helemaal niets. 

Aan het begin van het boek vertelt Luijters over de jeugdboeken die bij hem de liefde voor het leven aanwakkerden, van De Artapapa's en Dik Trom tot de boeken over Kick Wilstra en Kapitein Rob. Laatste brood kent verder trouwens weinig lijn, maar dat geeft niet. Het losse hoort wel bij het boek: de schrijver kan alle kanten op en kan zijpaden bewandelen als hij wil. Herinneren gaat nu eenmaal niet in een rechte lijn. 

Wel zou het prettig geweest zijn als er achter in het boek een namenregister opgenomen zou zijn, zodat je op kunt zoeken waar hij wat over Heeresma, Hermans, Mensje van Keulen of Martin Bril schrijft. Dat heb ik bij dit boek erg gemist. 

Gerard Reve

Je leest Laatste brood natuurlijk ook vanwege de dingen die gebeurd zijn met schrijvers en die vergeten zullen worden als niemand ze noteert. Bijvoorbeeld dat Gerard Reve en Mies Bouwman achter in een café aan een tafeltje zaten.
Ze waren druk in gesprek, die twee, en deden allebei of ze niet in de gaten hadden dat Gerards arm onder haar rok en tussen haar benen was verdwenen, waar zijn hand dingen deed die ervoor zorgde[n] dat tussen haar woorden door af en toe kleine staccato geluidjes te horen waren die aan een trompetsolo van Chet Baker deden denken. 
Dat is toch andere koek dan 'Lieve, lieve mensen' en 'Licht uit spot aan!' En bovendien leuk verteld door Luijters. 

Er zijn ook enkele brieven van Reve opgenomen. Geen idee of die ook ergens anders te vinden zijn. Maar er zitten zinsneden in waar ik om moet lachen, bijvoorbeeld als hij het heeft over 'Militaire soldaten van het leger'.

Literaire pelgrimages

Luijters kan goed bewonderen (bijvoorbeeld het werk van Jane Austen) zonder op te hemelen. Soms reist hij naar plekken om dichter bij een bewonderde schrijver te komen. 'Literaire pelgrimages hebben over het algemeen weinig zin, maar zijn wel leuk.'

Ook dat zijn boeiende passages. De beschrijving van Luijters' tweede bezoek aan Leningrad, dat dan al Sint-Petersburg heet, had ook een deel van een roman kunnen zijn. Maar soms beperkt hij zich ook tot een losse opmerking, bijvoorbeeld dat hij over een kerkhofmuur is geklommen en bijna meteen het graf van Edgar Allen Poe vond. 

Het is niet allemaal bewondering. In een enkel zinnetje kan hij ook een boek of een schrijver terzijde schuiven. Wie Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp nog steeds een meesterwerk vindt, moet dat boek maar niet herlezen, Theun de Vries is een schrijver van boerenromans, uit een werk van Stefan Zweig stijgt de weeë geur van kitsch op en Nooit meer slapen van Hermans is een nogal saaie roman. 

Dat is het mooie van zo'n boek: de schrijver kan gewoon zijn mening geven, zonder die steeds te hoeven onderbouwen. Dat hij en zijn vrienden de boeken van Mulisch bespottelijk vonden en dat je de lachers op je hand kreeg als je Het zwarte licht maar noemde, neem ik aan. Daar hoef ik geen argumenten bij. 

Luijters is wars van borstklopperij. Weliswaar staat hij in dit boek centraal, maar hij maakt zich niet belangrijk. Hij vertelt gewoon wat hij meegemaakt en vooral ook wat hij gelezen heeft. Het moet een druk leven geweest zijn. In het midden van het boek is een katern opgenomen met foto's van Luijters met mensen die we nog steeds kennen (K. Schippers, Remco Campert, Tim Krabbé, Mensje van Keulen), maar ook met mensen van wie ik de naam nu voor het eerst lees. Er spreekt ook een tijdsbeeld uit de foto's: de kapsels, de kleding. Leuk dat dat erin zit. 

Voor iedereen die van literatuur houdt, is Laatste brood, een aanrader. Je hoeft Guus Luijters of zijn werk niet te kennen; je komt hem wel tegen in dit boek. 

Guust Luijters, Laatste brood. Uitgeverij De Kring, 320 blz. € 24,99

woensdag 30 oktober 2024

Moon 2: De stervende stad (Stephan Louwes / Johan Vandevelde)

 


In het eerste deel van Moon (zie link onderaan) maakten we kennis met het jaar 2323, waarin een deel van Europa onder water staat. Parijs (Perris) ligt dan zo ongeveer aan zee. Het is nog wel een superstad, samen met Londyn, Osselo, Berline en Barkel (Barcelona) en Boekarest. Dat zien we op de informatieve landkaart die opgenomen is achter in deel 2, De stervende stad. 

Wat was de situatie ook alweer? Drie kinderen, een drieling (Emily, Cleo en Alexander) gaan op onderzoek uit als ze erachter komen dan hun ouders betrokken zijn bij gevaarlijke opdrachten. Ze dringen binnen bij de geheime overheidsorganisatie waar ze meer informatie hopen te vinden. 

Vesuvius

Daar gaat deel 2 verder. Zonder enige inleiding. Wie deel 1 niet gelezen heeft, valt wel koud het verhaal binnen. De ouders van de kinderen, Lynn en Rik zijn op missie in het verleden, in Pompeï, vlak voor het uitbarsten van de Vesuvius. Het verhaal is gauw verteld: de kinderen worden opgepakt, maar de organisatie ziet de waarde van hen in en de ouders voltooien de missie, waarbij ze de geschiedschrijver Plinius redden. 

Dat het allemaal zo makkelijk samen te vatten is, is ook, net als in het eerste deel, een beetje het probleem van de strip. Het verhaal heeft aardig wat ruimte nodig (72 bladzijden), maar veel wordt ingenomen door dialogen, terwijl het verhaal niet zo heel erg opschiet. Weinig verhaallijnen, die wel onderhoudend zijn, maar nauwelijks echt spannend. Het scenario van Johan Vandevelde boeit me te weinig. Dat zal ook wel voor een deel aan mij liggen, maar ook aan het gebrek aan vaart. 

Tekeningen

De tekeningen van Stephan Louwes zijn over het algemeen in orde. Hij werkt in zwart/wit, met grijsvlakken. De tekeningen zijn helder genoeg om het verhaal te volgen. Over het algemeen bewegen de personages weinig, wat wel een wat statische indruk geeft. Maar dat komt ook doordat er zoveel gekletst wordt. 

De tekeningen ogen realistisch, maar bij heftige emoties, zoals boosheid, neigen de de koppen van de personen naar het karikaturale, wat niet goed past bij de sfeer van de strip. Er zit toch al weinig subtiliteit in de gezichtsuitdrukkingen, alsof de tekenaar het wat dikker aangezet heeft om duidelijk te maken wat er in de mensen omgaat. 

Voor degenen die van het eerste deel van Moon genoten hebben, zal dit tweede deel ook wel aangenaam zijn. Achter in dit tweede deel krijgen we, naast de landkaart met uitleg, ook nog wat schetsen en tekeningen en een foto van een straat in Pompei uit 2024, die als documentatiemateriaal voor een tekening is gebruikt. Dat zijn leuke extraatjes. 

Maar het verhaal van deze twee delen is me te traag en boeit me te weinig. Er komen nog meer delen, maar de nieuwsgierigheid daarnaar is te weinig bij mij gewekt. 

Serie: Moon
Deel 2: De stervende stad
Scenario: Johan Vandevelde
Tekeningen: Stephan Louwes
Uitgever: Menlu
2024, 72 blz. € 11,99 (softcover)

Eerder schreef ik over:


dinsdag 29 oktober 2024

Sleuteloog (Hella Haasse)



Tot de grote drie heeft ze het nooit gebracht, want literatuur was een mannenwereld (en is dat misschien nog wel). Maar dat Hella Haasse (1918 - 2011) tot de grote naoorlogse schrijvers behoort, staat buiten kijf. Haar werk werd bekroond met de P.C. Hooftprijs, de Prijs der Nederlandse letteren en meer dan tien andere prijzen, drie keer mocht ze het Boekenweekgeschenk schrijven, er werd een boom (in het Vondelpark) en een planetoïde naar haar genoemd en de novelle Oeroeg stond centraal in de actie Nederland leest! in 2009.

In de loop der decennia heb ik wel het een en ander van Haasse gelezen, maar een stuk of tien titels uit een zo omvangrijk oeuvre is eigenlijk veel te weinig. Bekende romans als Het woud der verwachting (1949), De scharlaken stad (1952), De ingewijden (1957) en Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978) heb ik nooit gelezen. Dat zou ik toch eens moeten doen. 

Oeroeg (1948) las ik al op de middelbare school, boeken als De verborgen bron (1950), Cider voor arme mensen (1960), Een nieuwer testament (1966) en Berichten uit het blauwe huis (1986) las ik pas later. Enkele romans kocht ik meteen toen ze verschenen, zoals Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern (1989) en Heren van de thee (1992). Dat laatste boek herinner ik me nog steeds als een hoogtepunt, maar ik vermoed dat ik in die tijd nauwelijks oog had voor de koloniale verhoudingen. 

Veel van Haasse heb ik nog te gaan en dat is wel een mooi vooruitzicht. Deze week kocht ik Fenrir (2000) en De scharlaken stad ligt ook op een van de vele stapels dringend te lezen boeken.

Laatste roman

Sleuteloog (2002) is de laatste roman die Haasse schreef. Het boek was een succes: zestien drukken in twee jaar en in 2003 goed voor de NS Publieksprijs. Dit jaar kwam ik het enkele malen tegen op boekenlijsten, dus het wordt nog steeds gelezen. 

Waarom ik het indertijd niet gekocht heb, weet ik niet, maar gelukkig had mijn vriendin het in haar boekenkast staan en ik heb het intussen gelezen. Het is de negentiende druk, uit 2009, speciaal bedoeld voor leesclubs: er staan discussievragen achterin en een nawoord, door Margot Dijkgraaf. 

De roman begint met een brief van de journalist Bart Moorland aan de oude Herma Warner, kunsthistorica. Hij zoekt informatie over Mila Wychinska, wier naam hij tegenkwam in een dossier over mensenrechtenactivisme in Zuidoost-Azië. 

Mila Wychinska is een jeugdvriendin van Herma Warners, maar toen heette ze nog Dee (Adèle) Mijers. Herma is al op leeftijd en moet diep graven in haar geheugen. De documenten uit haar jeugd zijn opgeborgen in een ebbenhouten kist, maar daarvan ontbreekt de sleutel. Sommige dingen die in het verleden gebeurd zijn, zijn ook diep in haar opgeborgen. Eigenlijk zit ze niet te wachten op het wakkermaken van die herinneringen. 

Dee, Taco en Non

Maar ze begint wel met het maken van aantekeningen, voor een deel in de verleden tijd. Maar als de herinnering erg levendig wordt, stapt ze over op de tegenwoordige tijd. Drie personen staan centraal in de aantekeningen: naast Dee zijn dat Taco Tadema, met wie Herma getrouwd was, en Non, de oudtante van Dee.
Dee, Non, Taco... die trits is bepalend voor me geweest. Ik kan niet aan vroeger denken zonder hen er alledrie bij te betrekken. In mijn verhouding tot hen ligt het antwoord op vragen die ik al zo lang uit de weg ga. 

Die vragen gaat ze nu blijkbaar niet meer uit de weg. Maar wat denkt ze eigenlijk te bereiken met deze aantekeningen? 

Breekt een lang onderdrukte behoefte zich baan om eindelijk te doen wat ik nooit gekund heb: mijzelf definiëren, klaarheid scheppen waar het de cruciale ogenblikken in mijn leven betreft?

Confrontatie

Herma en Dee groeien op als vriendinnen. Herma blijkt er geen enkel oog voor te hebben dat Dee niet wit is. Kleur doet er voor haar niet toe, maar voor Dee is die juist belangrijk. Er komt verwijdering tussen hen als Dee in de derde klas van het gymnasium blijft zitten en naar de hbs gaat. Ze krijgt in de loop der jaren steeds meer affiniteit met nationalistische studentengroeperingen. Op een dag confronteert ze Herma met de manier waarop die naar haar omgeving kijkt. 
Ze vraagt zich af wat ik, Herma, eigenlijk af weet van die lui. Ik heb immers alleen te maken met bedienden die zich laten commanderen, of met de Javaanse regentendochters op school, die in een eigen elitaire wereld leven. Maar met mensen zoals de vrienden van Sula heb ik nooit gepraat. Ik heb geen benul van wat er in hen omgaat. Hoe zij over mij denken, en over alle Belanda's, en over de stomme Indo's die doen alsof ze Belanda's zijn. Verdiep ik me wel eens in de gevoelens van de inlandse intellectuelen die altijd als onmondige wezens behandeld worden? Kan ik me voorstellen wat het wil zeggen in je eigen land te behoren tot mensen van een mindere soort?
Taco houdt zich bezig met de verhouding tussen de overheersers en de inheemse bevolking. Hij werkt aan een studie over de bestuurder Lauren Reael (1616 - 1619), de derde Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Het bestuur van de VOC vond hem te toegeeflijk, zowel tegenover de Engelsen als tegenover de inlandse bevolking. 

Non, die een vrij donkere huidskleur heeft, ziet in Herma, die ze Toet noemt, een verwante. Zij beiden zien zaken die anderen niet zien. Non zal later in het verhaal de islam aanhangen. 

Pijnlijk

Herma gaat verder met het noteren van haar herinneringen. Ze komt steeds dichter bij zaken die pijnlijk voor haar zijn en die veilig opgesloten zijn in de kist. Daarin ligt bijvoorbeeld: 'een schoolschrift van Dee met dagboekaantekeningen die onze vriendschap -of wat ik daarvoor hield- op losse schroeven hebben gezet. '

Steeds meer is Herma zich ervan bewust waarom ze dat verleden afgesloten heeft als een kist. 
Sinds ik, hoeveel jaar nu al geleden, gelezen heb wat zij schreef in de tijd toen wij nog vrijwel dagelijks met elkaar omgingen, wil ik blijkbaar niet meer naar binnen in dat 'Indië' waar de ebbenhouten kist voor mij het symbool van is. 
Wat er precies gebeurd is, laat ik in het midden, zodat er voor nieuwe lezers nog wat te ontdekken valt. 

Dan wordt de sleutel van de kist toch nog gevonden. Het oog van de sleutel (vandaar de titel), bevat een letterornament. De betekenis daarvan komt op het volgende neer: 'Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dan dat, maar anders.'

Dat is het inzicht dat Herma ook al opgedaan had zonder de sleutel en de inhoud van de kist. Uiteindelijk heeft ze vrede met haar verleden. Ze heeft zowel Dee als Taco niets te vergeven. 

Bevragen van het verleden

Sleuteloog greep me steeds meer tijdens het lezen. Herma heeft veel weg van Hella Haasse, die ook haar jeugd in Nederlands-Indië doorbracht. Het bekendste boek dat ze daarover schreef is natuurlijk Oeroeg, waarin de verhouding tussen een Nederlandse en een inlandse jongen centraal staan. In Sleuteloog heeft ze die verhouding, nu tussen twee vrouwen, veel verder, en eigenlijk ook wel subtieler, uitgewerkt. Het gaat nu niet alleen om de verhouding tussen twee mensen, maar ook om een nieuwe blik op haar eigen positie.
Het meest was ik geschokt door de ontdekking dat ze mij soms haatte, niet om wat ik zei of deed, maar om wat ik in haar ogen blijkbaar was, iemand in wie ik mezelf niet herkennen kon. Is het waar dat ik wel degelijk behept was met het discriminerende 'blanke' zelfbewustzijn, zonder het te beseffen? 
Toen Haasse Sleuteloog schreef, was ze al 84 jaar oud. Ze heeft een mooie roman geschreven, waarin ze verder gaat dan in eerdere romans met het bevragen van het koloniale verleden en van dat van haarzelf. Het is ook nog een roman die goed in elkaar zit en goed leest. Nu ik het uit heb, snap ik wel dat het nog op boekenlijsten voorkomt. 

Deze roman zou de laatste zijn die Haasse schreef, al had ze nog wat jaren te gaan. Ze overleed in 2011, op 93-jarige leeftijd. Tot en met haar laatste roman is ze op niveau gebleven. 

maandag 28 oktober 2024

Mondriaan, Een betere wereld (Erik de Graaf)

Over Piet Mondriaan (1872 - 1944) is al veel bekend, maar een stripbiografie van hem was er nog niet. Die is er nu wel: Mondriaan, Een betere wereld, getekend geschreven door Erik de Graaf

Iedereen heeft wel schilderijen van Mondriaan gezien, in het echt of in reproductie en op sommige voorwerpen (tassen, pennenbakken, noem maar op) is zijn werk verworden tot een motief. Ik heb gewerkt op een school waarin de mondriaankleuren (wit, zwart, rood, blauw, geel) in bijna elke ruimte terugkwamen. Maar wat weet je eigenlijk van hem?

Uit de literatuur ken ik het tijdschrift De Stijl (1917 - 1931), waarin Theo van Doesburg de drijvende figuur was, maar er waren ook anderen bij betrokken wier namen wij nog steeds kennen, zoals Piet Mondriaan, Gerrit Rietveld en J.P. Oud. En ik beluisterde ooit een podcast over Mondriaan, waarvan ik vooral onthield dat hij goed kon dansen. Later las ik dat hij wel van dansen hield, maar er eigenlijk niet goed in was. 

Evenwichtige verhoudingen

De Graaf begint zijn biografie met een proloog, die zich afspeelt in 1919, als Mondriaan in Laren is. Hij woonde in Parijs, maar kon door het uitbreken van WO I niet terug en bleef dus in Nederland. In de proloog vertelt hij dat hij het besluit genomen heeft zijn leven aan de kunst te wijden:

Ik ben ervan overtuigd dat harmonie in kunst zal leiden tot een maatschappij met evenwichtige verhoudingen. Gezondheid en geluk zullen bloeien. Er zal geen oorlog en geweld zijn. Mensen zullen gelukkiger zijn. 

Daarna springt het verhaal over naar 1933, het jaar dat Hitler aan de macht komt. Dat betekent dat het vroege werk van Mondriaan, hoe interessant het ook is, helemaal wordt overgeslagen. De Graaf gaat door met het soort werk waar Mondriaan tot nu toe om bekend zal staan. Ook het conflict met Theo van Doesburg komt daardoor niet ter sprake. Van Doesburg overleed namelijk in 1931. 

Het gaat De Graaf niet alleen om wat er gebeurt in het leven van Mondriaan, maar evenzeer om zijn ideeën en hoe hij die wilde vormgeven in zijn schilderijen. Het is niet de esthetiek die hij nastreeft, maar hij heeft een hoger doel: een betere wereld, een wereld die net zo harmonisch zal zijn als zijn schilderijen.

Parijs - Londen - New York

Wat dat leven betreft: In 1919 keert Mondriaan terug naar Parijs. Hij vertrekt in 1938 naar Groot-Brittannië en vestigt zich in Londen. Als in september 1940 de bombardementen op Londen beginnen, besluit hij te emigreren naar de Verenigde Staten, New York. 

In de Verenigde Staten vernieuwt Mondriaan zich. Hij stapt af van de zwarte lijnen en vervangt die door gekleurde vlakjes. Beroemd is zijn schilderij Victory Boogie Woogie. Het is in 1988 aangekocht door wat toen het Gemeentemuseum Den Haag heette. Toen ik het zag, was ik er natuurlijk van onder de indruk en het verbaasde mij dat het van dichtbij veel minder strak is dan ik verwacht had. Mondriaan stierf op 1 februari 1944 en heeft het schilderij niet kunnen voltooien. 

De Graaf volgt het leven van Mondriaan, waarbij hij aan het begin van een hoofdstukje daar soms even uit stapt om te tonen wat er op het wereldtoneel gebeurt: Hitler aan de macht, de tentoonstelling Entartete Kunst, de Kristallnacht, de inval van de Duitsers in Nederland, bombardementen op Londen, Amerika betrokken bij de oorlog. Op die bladzijden wordt geen andere kleur gebruikt dan grijs dat naar bruin neigt, waardoor ze nog meer de indruk maken van donkere bladzijden in de geschiedenis. 

Af en toe wordt het perspectief verlegd en dan is er iemand aan het woord uit de directe omgeving van Mondriaan, die zijn of haar kant van het verhaal vertelt. Ook op die bladzijden is er geen kleur gebruikt: zwarte lijnen op een grijze ondergrond. Daarna volgen de bladzijden in kleur en dan zit je weer in het verhaal dat verteld wordt met Mondriaan in beeld. 

Gestileerd

Net als in zijn vorige werk (zie link hieronder) heeft De Graaf een gestileerde manier van tekenen toegepast, die wat statisch overkomt, maar dat past juist goed bij het onderwerp. Ook in het werk van Mondriaan zit geen beweging (op zijn laatste werk na). 

Bij sommige tekeningen geeft dat een soort afstandelijkheid. Bij bijvoorbeeld een spread waarin de Kristallnacht staat afgebeeld, is ook de gruwel gestileerd. De beweging blijft buiten het beeld en ook de emotie is klein gehouden. Als er een woord bestaat voor het omgekeerde van effectbejag, dan had ik dat hiervoor moeten gebruiken. 

Tijdens het lezen ervoer ik die afstand niet als hinderlijk. Ook Mondriaan is geen uitbundig mens en het duurt even voor je een beetje tot hem doordringt. Je leeft wel met hem mee, maar vanaf een afstandje. Eigenlijk is dat wel gepast. 

Ook gepast is de heldere manier van vertellen, die past bij zowel de helderheid in het werk van Mondriaan als bij de strakke tekeningen van De Graaf. 

Prachtboek

Mondriaan, Een betere wereld is een prachtige beeldbiografie geworden, waarin we niet alleen het werk van Mondriaan leren kennen, maar vooral ook zijn ideeën, zoals die naar voren komen in zijn werk, maar eigenlijk in alles, tot in de vormgeving van zijn atelier toe. Achterin is een mooi dossier opgenomen met achtergrondinformatie over Mondriaan, zijn werk en de tijd waarin hij leefde. 

Uitgeverij Scratch heeft er een mooi gebonden boek van gemaakt, zoals past bij de status dat een werk als dit spoedig zal verwerven. Het zal in veel eindejaarslijstjes gaan verschijnen. 

Titel: Mondriaan, Een betere wereld
Tekst en tekeningen: Erik de Graaf
Uitgeverij: Scratch Books
2024, 328 blz. € 34,95 (gebonden)

Eerder schreef ik over: