woensdag 30 oktober 2024

Moon 2: De stervende stad (Stephan Louwes / Johan Vandevelde)

 


In het eerste deel van Moon (zie link onderaan) maakten we kennis met het jaar 2323, waarin een deel van Europa onder water staat. Parijs (Perris) ligt dan zo ongeveer aan zee. Het is nog wel een superstad, samen met Londyn, Osselo, Berline en Barkel (Barcelona) en Boekarest. Dat zien we op de informatieve landkaart die opgenomen is achter in deel 2, De stervende stad. 

Wat was de situatie ook alweer? Drie kinderen, een drieling (Emily, Cleo en Alexander) gaan op onderzoek uit als ze erachter komen dan hun ouders betrokken zijn bij gevaarlijke opdrachten. Ze dringen binnen bij de geheime overheidsorganisatie waar ze meer informatie hopen te vinden. 

Vesuvius

Daar gaat deel 2 verder. Zonder enige inleiding. Wie deel 1 niet gelezen heeft, valt wel koud het verhaal binnen. De ouders van de kinderen, Lynn en Rik zijn op missie in het verleden, in Pompeï, vlak voor het uitbarsten van de Vesuvius. Het verhaal is gauw verteld: de kinderen worden opgepakt, maar de organisatie ziet de waarde van hen in en de ouders voltooien de missie, waarbij ze de geschiedschrijver Plinius redden. 

Dat het allemaal zo makkelijk samen te vatten is, is ook, net als in het eerste deel, een beetje het probleem van de strip. Het verhaal heeft aardig wat ruimte nodig (72 bladzijden), maar veel wordt ingenomen door dialogen, terwijl het verhaal niet zo heel erg opschiet. Weinig verhaallijnen, die wel onderhoudend zijn, maar nauwelijks echt spannend. Het scenario van Johan Vandevelde boeit me te weinig. Dat zal ook wel voor een deel aan mij liggen, maar ook aan het gebrek aan vaart. 

Tekeningen

De tekeningen van Stephan Louwes zijn over het algemeen in orde. Hij werkt in zwart/wit, met grijsvlakken. De tekeningen zijn helder genoeg om het verhaal te volgen. Over het algemeen bewegen de personages weinig, wat wel een wat statische indruk geeft. Maar dat komt ook doordat er zoveel gekletst wordt. 

De tekeningen ogen realistisch, maar bij heftige emoties, zoals boosheid, neigen de de koppen van de personen naar het karikaturale, wat niet goed past bij de sfeer van de strip. Er zit toch al weinig subtiliteit in de gezichtsuitdrukkingen, alsof de tekenaar het wat dikker aangezet heeft om duidelijk te maken wat er in de mensen omgaat. 

Voor degenen die van het eerste deel van Moon genoten hebben, zal dit tweede deel ook wel aangenaam zijn. Achter in dit tweede deel krijgen we, naast de landkaart met uitleg, ook nog wat schetsen en tekeningen en een foto van een straat in Pompei uit 2024, die als documentatiemateriaal voor een tekening is gebruikt. Dat zijn leuke extraatjes. 

Maar het verhaal van deze twee delen is me te traag en boeit me te weinig. Er komen nog meer delen, maar de nieuwsgierigheid daarnaar is te weinig bij mij gewekt. 

Serie: Moon
Deel 2: De stervende stad
Scenario: Johan Vandevelde
Tekeningen: Stephan Louwes
Uitgever: Menlu
2024, 72 blz. € 11,99 (softcover)

Eerder schreef ik over:


dinsdag 29 oktober 2024

Sleuteloog (Hella Haasse)



Tot de grote drie heeft ze het nooit gebracht, want literatuur was een mannenwereld (en is dat misschien nog wel). Maar dat Hella Haasse (1918 - 2011) tot de grote naoorlogse schrijvers behoort, staat buiten kijf. Haar werk werd bekroond met de P.C. Hooftprijs, de Prijs der Nederlandse letteren en meer dan tien andere prijzen, drie keer mocht ze het Boekenweekgeschenk schrijven, er werd een boom (in het Vondelpark) en een planetoïde naar haar genoemd en de novelle Oeroeg stond centraal in de actie Nederland leest! in 2009.

In de loop der decennia heb ik wel het een en ander van Haasse gelezen, maar een stuk of tien titels uit een zo omvangrijk oeuvre is eigenlijk veel te weinig. Bekende romans als Het woud der verwachting (1949), De scharlaken stad (1952), De ingewijden (1957) en Mevrouw Bentinck of Onverenigbaarheid van karakter (1978) heb ik nooit gelezen. Dat zou ik toch eens moeten doen. 

Oeroeg (1948) las ik al op de middelbare school, boeken als De verborgen bron (1950), Cider voor arme mensen (1960), Een nieuwer testament (1966) en Berichten uit het blauwe huis (1986) las ik pas later. Enkele romans kocht ik meteen toen ze verschenen, zoals Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern (1989) en Heren van de thee (1992). Dat laatste boek herinner ik me nog steeds als een hoogtepunt, maar ik vermoed dat ik in die tijd nauwelijks oog had voor de koloniale verhoudingen. 

Veel van Haasse heb ik nog te gaan en dat is wel een mooi vooruitzicht. Deze week kocht ik Fenrir (2000) en De scharlaken stad ligt ook op een van de vele stapels dringend te lezen boeken.

Laatste roman

Sleuteloog (2002) is de laatste roman die Haasse schreef. Het boek was een succes: zestien drukken in twee jaar en in 2003 goed voor de NS Publieksprijs. Dit jaar kwam ik het enkele malen tegen op boekenlijsten, dus het wordt nog steeds gelezen. 

Waarom ik het indertijd niet gekocht heb, weet ik niet, maar gelukkig had mijn vriendin het in haar boekenkast staan en ik heb het intussen gelezen. Het is de negentiende druk, uit 2009, speciaal bedoeld voor leesclubs: er staan discussievragen achterin en een nawoord, door Margot Dijkgraaf. 

De roman begint met een brief van de journalist Bart Moorland aan de oude Herma Warner, kunsthistorica. Hij zoekt informatie over Mila Wychinska, wier naam hij tegenkwam in een dossier over mensenrechtenactivisme in Zuidoost-Azië. 

Mila Wychinska is een jeugdvriendin van Herma Warners, maar toen heette ze nog Dee (Adèle) Mijers. Herma is al op leeftijd en moet diep graven in haar geheugen. De documenten uit haar jeugd zijn opgeborgen in een ebbenhouten kist, maar daarvan ontbreekt de sleutel. Sommige dingen die in het verleden gebeurd zijn, zijn ook diep in haar opgeborgen. Eigenlijk zit ze niet te wachten op het wakkermaken van die herinneringen. 

Dee, Taco en Non

Maar ze begint wel met het maken van aantekeningen, voor een deel in de verleden tijd. Maar als de herinnering erg levendig wordt, stapt ze over op de tegenwoordige tijd. Drie personen staan centraal in de aantekeningen: naast Dee zijn dat Taco Tadema, met wie Herma getrouwd was, en Non, de oudtante van Dee.
Dee, Non, Taco... die trits is bepalend voor me geweest. Ik kan niet aan vroeger denken zonder hen er alledrie bij te betrekken. In mijn verhouding tot hen ligt het antwoord op vragen die ik al zo lang uit de weg ga. 

Die vragen gaat ze nu blijkbaar niet meer uit de weg. Maar wat denkt ze eigenlijk te bereiken met deze aantekeningen? 

Breekt een lang onderdrukte behoefte zich baan om eindelijk te doen wat ik nooit gekund heb: mijzelf definiëren, klaarheid scheppen waar het de cruciale ogenblikken in mijn leven betreft?

Confrontatie

Herma en Dee groeien op als vriendinnen. Herma blijkt er geen enkel oog voor te hebben dat Dee niet wit is. Kleur doet er voor haar niet toe, maar voor Dee is die juist belangrijk. Er komt verwijdering tussen hen als Dee in de derde klas van het gymnasium blijft zitten en naar de hbs gaat. Ze krijgt in de loop der jaren steeds meer affiniteit met nationalistische studentengroeperingen. Op een dag confronteert ze Herma met de manier waarop die naar haar omgeving kijkt. 
Ze vraagt zich af wat ik, Herma, eigenlijk af weet van die lui. Ik heb immers alleen te maken met bedienden die zich laten commanderen, of met de Javaanse regentendochters op school, die in een eigen elitaire wereld leven. Maar met mensen zoals de vrienden van Sula heb ik nooit gepraat. Ik heb geen benul van wat er in hen omgaat. Hoe zij over mij denken, en over alle Belanda's, en over de stomme Indo's die doen alsof ze Belanda's zijn. Verdiep ik me wel eens in de gevoelens van de inlandse intellectuelen die altijd als onmondige wezens behandeld worden? Kan ik me voorstellen wat het wil zeggen in je eigen land te behoren tot mensen van een mindere soort?
Taco houdt zich bezig met de verhouding tussen de overheersers en de inheemse bevolking. Hij werkt aan een studie over de bestuurder Lauren Reael (1616 - 1619), de derde Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Het bestuur van de VOC vond hem te toegeeflijk, zowel tegenover de Engelsen als tegenover de inlandse bevolking. 

Non, die een vrij donkere huidskleur heeft, ziet in Herma, die ze Toet noemt, een verwante. Zij beiden zien zaken die anderen niet zien. Non zal later in het verhaal de islam aanhangen. 

Pijnlijk

Herma gaat verder met het noteren van haar herinneringen. Ze komt steeds dichter bij zaken die pijnlijk voor haar zijn en die veilig opgesloten zijn in de kist. Daarin ligt bijvoorbeeld: 'een schoolschrift van Dee met dagboekaantekeningen die onze vriendschap -of wat ik daarvoor hield- op losse schroeven hebben gezet. '

Steeds meer is Herma zich ervan bewust waarom ze dat verleden afgesloten heeft als een kist. 
Sinds ik, hoeveel jaar nu al geleden, gelezen heb wat zij schreef in de tijd toen wij nog vrijwel dagelijks met elkaar omgingen, wil ik blijkbaar niet meer naar binnen in dat 'Indië' waar de ebbenhouten kist voor mij het symbool van is. 
Wat er precies gebeurd is, laat ik in het midden, zodat er voor nieuwe lezers nog wat te ontdekken valt. 

Dan wordt de sleutel van de kist toch nog gevonden. Het oog van de sleutel (vandaar de titel), bevat een letterornament. De betekenis daarvan komt op het volgende neer: 'Al wat je ooit zag of hoorde, al wat je dacht te weten, is niet meer dan dat, maar anders.'

Dat is het inzicht dat Herma ook al opgedaan had zonder de sleutel en de inhoud van de kist. Uiteindelijk heeft ze vrede met haar verleden. Ze heeft zowel Dee als Taco niets te vergeven. 

Bevragen van het verleden

Sleuteloog greep me steeds meer tijdens het lezen. Herma heeft veel weg van Hella Haasse, die ook haar jeugd in Nederlands-Indië doorbracht. Het bekendste boek dat ze daarover schreef is natuurlijk Oeroeg, waarin de verhouding tussen een Nederlandse en een inlandse jongen centraal staan. In Sleuteloog heeft ze die verhouding, nu tussen twee vrouwen, veel verder, en eigenlijk ook wel subtieler, uitgewerkt. Het gaat nu niet alleen om de verhouding tussen twee mensen, maar ook om een nieuwe blik op haar eigen positie.
Het meest was ik geschokt door de ontdekking dat ze mij soms haatte, niet om wat ik zei of deed, maar om wat ik in haar ogen blijkbaar was, iemand in wie ik mezelf niet herkennen kon. Is het waar dat ik wel degelijk behept was met het discriminerende 'blanke' zelfbewustzijn, zonder het te beseffen? 
Toen Haasse Sleuteloog schreef, was ze al 84 jaar oud. Ze heeft een mooie roman geschreven, waarin ze verder gaat dan in eerdere romans met het bevragen van het koloniale verleden en van dat van haarzelf. Het is ook nog een roman die goed in elkaar zit en goed leest. Nu ik het uit heb, snap ik wel dat het nog op boekenlijsten voorkomt. 

Deze roman zou de laatste zijn die Haasse schreef, al had ze nog wat jaren te gaan. Ze overleed in 2011, op 93-jarige leeftijd. Tot en met haar laatste roman is ze op niveau gebleven. 

maandag 28 oktober 2024

Mondriaan, Een betere wereld (Erik de Graaf)

Over Piet Mondriaan (1872 - 1944) is al veel bekend, maar een stripbiografie van hem was er nog niet. Die is er nu wel: Mondriaan, Een betere wereld, getekend geschreven door Erik de Graaf

Iedereen heeft wel schilderijen van Mondriaan gezien, in het echt of in reproductie en op sommige voorwerpen (tassen, pennenbakken, noem maar op) is zijn werk verworden tot een motief. Ik heb gewerkt op een school waarin de mondriaankleuren (wit, zwart, rood, blauw, geel) in bijna elke ruimte terugkwamen. Maar wat weet je eigenlijk van hem?

Uit de literatuur ken ik het tijdschrift De Stijl (1917 - 1931), waarin Theo van Doesburg de drijvende figuur was, maar er waren ook anderen bij betrokken wier namen wij nog steeds kennen, zoals Piet Mondriaan, Gerrit Rietveld en J.P. Oud. En ik beluisterde ooit een podcast over Mondriaan, waarvan ik vooral onthield dat hij goed kon dansen. Later las ik dat hij wel van dansen hield, maar er eigenlijk niet goed in was. 

Evenwichtige verhoudingen

De Graaf begint zijn biografie met een proloog, die zich afspeelt in 1919, als Mondriaan in Laren is. Hij woonde in Parijs, maar kon door het uitbreken van WO I niet terug en bleef dus in Nederland. In de proloog vertelt hij dat hij het besluit genomen heeft zijn leven aan de kunst te wijden:

Ik ben ervan overtuigd dat harmonie in kunst zal leiden tot een maatschappij met evenwichtige verhoudingen. Gezondheid en geluk zullen bloeien. Er zal geen oorlog en geweld zijn. Mensen zullen gelukkiger zijn. 

Daarna springt het verhaal over naar 1933, het jaar dat Hitler aan de macht komt. Dat betekent dat het vroege werk van Mondriaan, hoe interessant het ook is, helemaal wordt overgeslagen. De Graaf gaat door met het soort werk waar Mondriaan tot nu toe om bekend zal staan. Ook het conflict met Theo van Doesburg komt daardoor niet ter sprake. Van Doesburg overleed namelijk in 1931. 

Het gaat De Graaf niet alleen om wat er gebeurt in het leven van Mondriaan, maar evenzeer om zijn ideeën en hoe hij die wilde vormgeven in zijn schilderijen. Het is niet de esthetiek die hij nastreeft, maar hij heeft een hoger doel: een betere wereld, een wereld die net zo harmonisch zal zijn als zijn schilderijen.

Parijs - Londen - New York

Wat dat leven betreft: In 1919 keert Mondriaan terug naar Parijs. Hij vertrekt in 1938 naar Groot-Brittannië en vestigt zich in Londen. Als in september 1940 de bombardementen op Londen beginnen, besluit hij te emigreren naar de Verenigde Staten, New York. 

In de Verenigde Staten vernieuwt Mondriaan zich. Hij stapt af van de zwarte lijnen en vervangt die door gekleurde vlakjes. Beroemd is zijn schilderij Victory Boogie Woogie. Het is in 1988 aangekocht door wat toen het Gemeentemuseum Den Haag heette. Toen ik het zag, was ik er natuurlijk van onder de indruk en het verbaasde mij dat het van dichtbij veel minder strak is dan ik verwacht had. Mondriaan stierf op 1 februari 1944 en heeft het schilderij niet kunnen voltooien. 

De Graaf volgt het leven van Mondriaan, waarbij hij aan het begin van een hoofdstukje daar soms even uit stapt om te tonen wat er op het wereldtoneel gebeurt: Hitler aan de macht, de tentoonstelling Entartete Kunst, de Kristallnacht, de inval van de Duitsers in Nederland, bombardementen op Londen, Amerika betrokken bij de oorlog. Op die bladzijden wordt geen andere kleur gebruikt dan grijs dat naar bruin neigt, waardoor ze nog meer de indruk maken van donkere bladzijden in de geschiedenis. 

Af en toe wordt het perspectief verlegd en dan is er iemand aan het woord uit de directe omgeving van Mondriaan, die zijn of haar kant van het verhaal vertelt. Ook op die bladzijden is er geen kleur gebruikt: zwarte lijnen op een grijze ondergrond. Daarna volgen de bladzijden in kleur en dan zit je weer in het verhaal dat verteld wordt met Mondriaan in beeld. 

Gestileerd

Net als in zijn vorige werk (zie link hieronder) heeft De Graaf een gestileerde manier van tekenen toegepast, die wat statisch overkomt, maar dat past juist goed bij het onderwerp. Ook in het werk van Mondriaan zit geen beweging (op zijn laatste werk na). 

Bij sommige tekeningen geeft dat een soort afstandelijkheid. Bij bijvoorbeeld een spread waarin de Kristallnacht staat afgebeeld, is ook de gruwel gestileerd. De beweging blijft buiten het beeld en ook de emotie is klein gehouden. Als er een woord bestaat voor het omgekeerde van effectbejag, dan had ik dat hiervoor moeten gebruiken. 

Tijdens het lezen ervoer ik die afstand niet als hinderlijk. Ook Mondriaan is geen uitbundig mens en het duurt even voor je een beetje tot hem doordringt. Je leeft wel met hem mee, maar vanaf een afstandje. Eigenlijk is dat wel gepast. 

Ook gepast is de heldere manier van vertellen, die past bij zowel de helderheid in het werk van Mondriaan als bij de strakke tekeningen van De Graaf. 

Prachtboek

Mondriaan, Een betere wereld is een prachtige beeldbiografie geworden, waarin we niet alleen het werk van Mondriaan leren kennen, maar vooral ook zijn ideeën, zoals die naar voren komen in zijn werk, maar eigenlijk in alles, tot in de vormgeving van zijn atelier toe. Achterin is een mooi dossier opgenomen met achtergrondinformatie over Mondriaan, zijn werk en de tijd waarin hij leefde. 

Uitgeverij Scratch heeft er een mooi gebonden boek van gemaakt, zoals past bij de status dat een werk als dit spoedig zal verwerven. Het zal in veel eindejaarslijstjes gaan verschijnen. 

Titel: Mondriaan, Een betere wereld
Tekst en tekeningen: Erik de Graaf
Uitgeverij: Scratch Books
2024, 328 blz. € 34,95 (gebonden)

Eerder schreef ik over:

vrijdag 25 oktober 2024

Reünie



(column, voorgelezen in Cultureel Café Dante)

Afgelopen zaterdag was ik op de reünie van Het Streek. Ik gaf daar les van 1988 tot 1999. Voor die tijd kende ik Ede ook al een beetje. Vanaf zo ongeveer mijn zestiende fietste ik elk jaar op de laatste zaterdag van november vanuit de Betuwe naar Ede. Als ik over het fietspad langs de Tooroplaan reed en ik keek naar het zuiden, zag ik toen nog voornamelijk weilanden, met hier en daar een boerderij. 

Elf jaar lang gaf ik les op Het Streek, met veel plezier. Ik werd inwoner van Ede en intussen voel ik mij een Edenaar. 

En zaterdag was ik dus terug op school, te midden van het gewoel van een paar duizend mensen. Collega’s – oud geworden, leerlingen – veranderd en toch hetzelfde gebleven. Ze praten nog net zo, ze kijken nog net zo uit hun ogen. En dan nog degenen die er niet meer zijn. Ze zijn soms ineens in de gesprekken nadrukkelijk aanwezig. 

Een reünie is vooral veel: al die mensen die je aanschieten en die herinneringen ophalen. Veel leerlingen blijken van mij onthouden te hebben dat ik muziek draaide tijdens de leswisselingen, dat ik mijn lessen begon met het voorlezen van gedichten en dat ik las tijdens het fietsen. Voor dat laatste zou ik tegenwoordig bekeurd worden, vrees ik.  

Er zijn mensen die principieel niet naar een reünie gaan: ze zeggen die tijd achter zich gelaten te hebben. Nu zijn ze ergens anders in hun leven en ze willen niet achteruitkijken, maar vooruit. 

Het zal mijn neiging tot melancholie wel zijn, maar ik kijk graag achterom. Zonder de weg die ik ooit afgelegd heb, was ik immers niet, wie ik nu ben. En ik hou ervan om die mensen te spreken. Ooit kwamen onze levenspaden bij elkaar, we liepen een tijdje samen op en toen gingen we weer uiteen. Het was maar een paar jaar, maar het is wel belangrijk. Voor mij, althans. En blijkbaar ook voor de anderen die allemaal de moeite hadden gedaan om te komen. 

Ida Gerhardt schreef ooit de cyclus ‘Sonnetten van een leraar’. Het laatste gedicht heet ‘Karakter’. De eerste strofe luidt:

Wanneer ik eenmaal mijn pensioen zal halen
en ’t stadje làten, waar ik leraar was,
dan zal, als ze mijn gage uitbetalen,
mijn hart zijn overstempeld als een pas. 

Dat had ze goed gezien, net als wat ze in de laatste strofe vertelt: dat een docent wel een stempel op een klas kan drukken, ‘maar het is hij die duizend stempels heeft.’

Sommige van die stempels waren in de loop van de jaren vervaagd, maar ze kleurden ineens weer bij, soms al na een paar zinnen. En toen ik na afloop naar huis fietste, duizelde mijn hoofd en het duizelt nog een beetje na. 

En nu ben ik voor een avondje weer terug bij Dante en dat voelt ook een beetje als een reünie, vooral omdat Willem aangekondigd had dat we ook zouden terugblikken op meer dan vijfentwintig jaar Dante, waarvan ik er achttien van dichtbij heb meegemaakt. In september 2001 las ik een column voor waarin ik vooruitblikte op een reünie van Dante. Die column eindigde als volgt:

En over twintig jaar, bij de reünie van Dante, ben ik er weer en ik zeg tegen René Hazeleger: Wat was dat toch een mooie tijd toen Dante net begon: we konden nog lopen zonder stok en drinken zonder morsen en als we buiten plasten, spatte het grind op. We waren volmaakt gelukkig. 

Maar ook aan elke reünie komt een einde. We schudden een keer met ons hoofd om de duizeling kwijt te raken, we rechten onze rug, voor zover dat nog kan, en richten onze blik op de toekomst. Wie weet wat voor moois er om te hoek op ons ligt te wachten. 

woensdag 23 oktober 2024

De jongen die van de wereld hield (Tjibbe Veldkamp)


In de Kinderboekenweek koop ik kinderboeken. Dat is de morele plicht die ik mezelf heb opgelegd. Er zijn per slot van rekening veel mooie jeugdboeken en het is zonde om die niet te lezen. Soms koop ik ook tussendoor een jeugdboek of leen er een uit de bibliotheek. Hieronder plaats ik wat linkjes naar besprekingen van andere jeugdboeken. 

Een van de boeken die ik dit jaar kocht, was De jongen die van de wereld hield van Tjibbe Veldkamp. De titel was me bijgebleven uit een podcast, mogelijk de Grote Vriendelijke Podcast, waar men er nogal lovend over was. Het boek werd bekroond met een Zilveren Griffel, de Nienke van Hichtumprijs en de Woutertje Pieterse Prijs. De fraaie illustraties zijn van Mark Janssen.

Het verhaal heeft een originele insteek. Dit is het begin:

De middag dat Adem op aarde verscheen sneeuwde het. Sommige vlokken vielen in de Naber, de rivier die Paznau in tweeën snijdt. Andere landden op de stenen brug. 

Mogelijk kind

Adem wordt dus niet geboren, maar verschijnt op aarde. Sterker nog: het is nog maar de vraag of Adem ooit geboren zal worden. Adem is een mogelijk kind en hij verschijnt als zijn mogelijke ouders elkaar ontmoeten: ze glijden uit en belanden samen in de sneeuw op de grond. 

Voor de mensen is Adem niet te zien. Voor anderen in zijn parallelle wereld is hij een lichtje. Hij krijgt meteen een begeleider, Barkov, die eruitziet als een oude zeeman. Samen kijken ze wat er gebeurt met de mogelijke ouders van Adem, Vaclav en Zdenka. Die staan weer op en gaan weer elk hun eigen weg. Misschien zullen ze elkaar nooit meer zien en dat betekent dat Adem nooit geboren zal worden. 

Maar Adem vindt de wereld prachtig en hij wil juist graag leven. Adem wil er alles aan doen dat zijn mogelijke ouders samenkomen, zodat hij ooit kan bestaan. Daarom geeft Barkov hem een voorschot op zijn leven: hij krijgt een zandloper. Zolang het zand loopt zal hij leven. Hij heeft een beperkte tijd om zijn ouders bij elkaar te brengen. 

Dat is nog een hele klus. Weliswaar lukt het Adem om Zdenka te vinden, maar zijn verhaal klinkt in haar oren niet geloofwaardig en ze brengt hem naar de nachtopvang. Bij Vaclav heeft hij meer succes, maar Vaclav houdt zich bezig met gevaarlijk werk: als 'De blauw nar' roept hij op tot revolutie. Daar luisteren veel mensen naar, want Vaclav kan toveren met woorden. 

Maar Zdenka is juist rechercheur en moet subversieve elementen opsporen. Die twee werelden liggen wel heel ver uit elkaar. Zal het Adem toch lukken om die bij elkaar te brengen?

Liefde voor het leven en de wereld

De jongen die van de wereld hield is een prachtig boek, vol liefde voor het leven en voor de wereld. Het is een boek over het geloof in liefde die over grenzen gaat, over doorzetten en niet opgeven en over wat belangrijk is in het leven. Vaclav leeft sober, maar hij heeft idealen en er gloeit iets in hem dat aanstekelijk werkt. 

En Adem is heel positief over het leven op deze wereld, ook al moet hij een nacht in de nachtopvang verblijven, waar hij ook nog bestolen wordt. 

Het einde van het boek:

Adem zweefde achter hen aan. Hij hield van alles wat hij zag: van de witgrijze meeuwen boven de gracht, van de papsneeuw op straat en van de warm aangeklede mensen die zich omdraaiden om het verliefde stel na te kijken, terwijl ze zich afvroegen waarom die twee zo'n haast hadden. 
'Leven is niet altijd even lollig,' had Barkov gezegd. Daar zat wat in. 
Maar Adem kon niet wachten. 

Het verhaal speelt zich ergens af in Oost-Europa, in een onbepaalde tijd, maar het is misschien wel een verhaal van alle tijden en alle plaatsen. Adem mag dan (nog) niet echt bestaan, maar je hoopt dat hij gauw geboren wordt en van het leven kan genieten. Intussen is hij in elke lezer een lichtje. 


Andere jeugdboeken waarover ik schreef:
Schatpakkers (Pieter Koolwijk)
De vuurman (Anton Quintana)
Lepelsnijder (Marjolijn Hof)
Ravi en de laatste magie (Sanne Rooseboom)
Het komt goed (Toon Tellegen)
De tunnel (Anna Woltz)
De diepte van een Zweeds meer (Daan Remmerts de Vries)

dinsdag 22 oktober 2024

Wolf (Lara Taveirne)

In 2012 verdween Wolf, de jongste broer van Lara Taveirne. Maandenlang verkeerde de familie in onzekerheid. Toen kwam het bericht dat zijn lichaam gevonden was, in het noorden van Zweden. Wolf had een dagboek bijgehouden, dat in plastic was gewikkeld. Dat kon de familie nalezen. 

Twaalf jaar later schrijft Taveirne een boek over het verdwijnen van haar broer. Ze reconstrueert zijn tocht en vlecht daar herinneringen, observaties en gedachten doorheen. 

Je trok de deur van je studentenkamer dicht, gooide de sleutel over je schouder, kocht met je laatste geld een ticket naar het noorden en weg was je. In een valse herinnering keek je aan het einde van de straat nog een keer achterom en zwaaide. 

Zo begint Taveirnes boek. Ze spreekt over 'een valse herinnering'. Ze herinnert zich dat achterom kijken en zwaaien immers niet, maar het is een beeld dat ze gecreëerd heeft. Tijdens het schrijven komt ze erachter dat het onmogelijk is om feit en fictie van elkaar te scheiden. 

Magnetisch veld

Wolf heeft een dagboek bijgehouden, maar hoe betrouwbaar is dat? Taveirne beseft dat het niet helemaal waarheidsgetrouw kan zijn. 

Omdat de fictie nu eenmaal een magnetisch veld is dat al aan je pen begint te trekken zodra je penpunt het papier raakt. 

Bovendien heeft ze niet het oorspronkelijke dagboek tot haar beschikking, maar de versie zoals die uitgetikt is door haar vader en die heeft, net als de vader van Anne Frank, enkele dingen niet overgenomen, of veranderd.

Onbetrouwbare herinneringen

Lara Taveirne heeft herinneringen aan haar broer, maar ook die zijn niet betrouwbaar, omdat het geheugen per definitie onbetrouwbaar is.  Lara heeft als middelste van vijf kinderen, een herinnering dat ze zich verloren voelt vanwege haar positie in het gezin: haar broers en zussen zijn oudste dochter, oudste zoon, jongste dochter en jongste zoon, maar wat is haar rol? Haar vader zegt dan tegen haar: 'Jij bent ons cement, jij moet iedereen bij elkaar houden.' 

Zo herinnert ze het zich, maar het blijkt een citaat te zijn uit Een hart van steen van Renate Dorrestein. 

Mijn kinderjaren zijn een plakboek vol onbetrouwbare herinneringen, aangevuld met gestolen regels uit boeken. 

Naar het noorden

Taveirne volgt twaalf jaar later in gedachten de reis van haar broer. Ze probeert hem te naderen en gebruikt daarbij delen van zijn dagboek. Ze spreekt hem voortdurend aan, in de je-vorm dus. Uiteindelijk zal ze ook zelf de reis maken naar het noorden van Zweden, naar het op een na noordelijkste station, honderd kilometer boven de poolcirkel. 

En nu is er dit boek, Wolf, dat haar boek is, haar verhaal en dat eigenlijk het verhaal van haar broer had moeten zijn, maar is het dat ook?

Je dagboek, dat op de hoek van mijn werktafel ligt, of beter: de kopie van mijn vaders versie, heb ik al lange tijd niet meer opengeslagen. En ik moet toegeven dat het niet meer te maken heeft met mijn angst voor het duistere land Moleskine, maar wel met het feit dat ik niet meer zeker weet of mijn versie nog wel met de jouwe overlapt. 

Juist Wolf was degene die schrijver wilde worden. Een jaar na zijn dood debuteerde Taveirne met De kinderen van Calais. Ze voelde zich daar trots en schuldig tegelijk over. 

Associaties

De herinneringen aan Wolf als kind komen in het teken te staan van zijn dood. Zo trad Wolf als kind op als goochelaar, met de hoed van zijn overgrootvader op. Nu heeft hij zichzelf laten verdwijnen. De hoed zal bij zijn begrafenis op de kist gezet worden. Ook overgrootvader liet zichzelf verdwijnen, door in de rivier te lopen. Alles lijkt naar alles te verwijzen. 

Taveirne is heel goed in het associëren. Ze stelt zich open en de gedachte aan het een roept het andere op. Als ze constateert dat haar ouders nooit meer een kerstboom opgezet hebben na de dood van Wolf, moet ze denken aan het bos waarin Wolf zich heeft laten doodvriezen.

Je stief aan de voet van duizenden kerstbomen.

Witregels

In het begin van het boek zijn alle alinea's gescheiden door witregels. Het zijn vaak op zichzelf staande stukjes. Het wit eromheen is misschien wel de stilte die verbroken wordt door de korte beschrijvingen en gedachten. Een groot deel van het boek ziet er zo uit, maar er zijn ook gedeelten waarin de alinea's een groter geheel vormen. 

Dat werkt allemaal goed, omdat je als lezer soms ook wel een stukje wit nodig hebt om even adem te kunnen halen. Taveirne schrijft met grote precisie, omdat er veel op het spel staat, waardoor je als lezer ook geconcentreerd moet zijn, om zo dicht mogelijk bij het verhaal in het boek te komen. 

Afscheid

De schrijfster moet zo eerlijk mogelijk zijn, ook als dat pijnlijk is. Zo beschrijft ze het moment dat Wolf afscheid van haar nam. Ze besefte niet de lading die dat afscheid had. 

Ik heb lang getwijfeld of ik dit durfde te schrijven, maar we hebben afscheid van elkaar genomen. Juister geformuleerd: jij hebt afscheid van mij genomen. En ik heb gezegd: doe niet zo raar!

Het deed me sterk denken aan het de scène in een Een bruid in de morgen van Hugo Claus, als Andrea voorgoed afscheid neemt, maar haar gezin denkt dat het maar voor even is. 

Tegen het verdwijnen

Wolf is eigenlijk een tweede poging tot afscheid en tegelijk is het helemaal geen afscheid. Het leven en vooral de laatste tocht van het broertje worden gereconstrueerd, waarmee de schrijfster hem nadert, maar ze kan hem niet weerhouden van zijn plan en ze kan zijn dood niet ongedaan maken. 

Tegelijkertijd is hij wel tot leven gewekt in het boek dat we nu aan het lezen zijn. Het boek waarin ongewild toch de verbeelding geslopen is, maar de zus heeft gedaan wat ze kon. 

Ik hoop dat jij het niet erg vindt dat ik jou hertekend heb. Herschreven. Dat ik je lichaam in een verhaal heb gewikkeld. Een verhaal in een verhaal in een verhaal in een verhaal. Alles om je te beschermen tegen de kou. Alles om je te beschermen tegen het echte verdwijnen. 

Wolf is een liefdevol, schrijnend boek. Voor een broer die zichzelf liet verdwijnen, maar die op elke bladzijde aanwezig is en die nu zit in de hoofden van alle lezers. Om een titel van Kopland te citeren: 'Mooi, maar dat is het woord niet.' Wolf is een prachtig boek, maar ik had het iedereen gegund als het niet nodig was geweest. 

De roman is prachtig uitgegeven door Prometheus: harde kaft, leeslint en afgeronde hoeken, zodat het boek de vorm heeft van een notitieboek, zoals Wolf bijgehouden heeft. 

maandag 21 oktober 2024

Eureka, Wetenschapsweetjes in stripvorm (Margreet de Heer)


Kent gij De Heer reeds? Vroeger kwamen er nog wel eens mensen aan de deur die met je over het geloof en de Bijbel wilden spreken en dan zou dit de openingsvraag kunnen zijn. 

In de stripwereld kun je die vraag ook stellen en dan zegt iedereen: 'Ja!' Margreet de Heer is immers prominent in die wereld aanwezig. Ze was Stripmaker des Vaderlands, heeft een hele reeks uitgaven op haar naam staan en had haar eigen voorleeshoekje in een podcast.  

De Heer is heel goed in het verstrippen van informatie. Ze legt ingewikkelde zaken helder uit in strips. Daarbij is er vaak een vertellend figuurtje aanwezig, dat erg lijkt op De Heer zelf. De strips hebben een opgewekte toon, er zit een zekere ironie in, maar altijd gaat het erom dat je de informatie op de juiste manier meekrijgt. 

Wetenschap(pen)

Onder deze bijdrage vindt je een rijtje links naar besprekingen die ik eerder wijdde aan uitgaven van De Heer. Daaronder bevindt zich Wetenschappen in beeld (2012). Dat boek noemt ze in het voorwoord van haar nieuwe album, Eureka, Wetenschapsweetjes in stripvorm. Het plan was namelijk om eerst de titel Wetenschap in beeld te kiezen, maar er was al een tijdschrift dat zo heet. Een paar jaar later nam het blad contact op met De Heer en sinds die tijd maakt ze korte stripjes over wetenschapsweetjes voor Wetenschap in beeld. 

Die strips zijn verzameld in Eureka, Wetenschapsweetjes in stripvorm. In het begin van het album staan er drie op een pagina. Later kreeg De Heer wat meer ruimte, waardoor er nog maar twee stroken op een pagina passen. 

Eureka is een leuke uitgave geworden, geschikt voor een breed publiek. Omdat De Heer altijd helder is, zijn haar strips ook te begrijpen voor een nieuwsgierige basisschoolleerling, al zal iemand die iets ouder is er wel meer van meekrijgen omdat zij of hij meer achtergrondkennis heeft. Die heb je strikt genomen niet nodig om de afzonderlijke strips te begrijpen, maar die geeft natuurlijk wel context. 

(On)bekende namen

Wie het een en ander afweet van wetenschap zal ongetwijfeld bekende namen tegenkomen: Bertrand Russel, Kurt Gödel, Blaise Pascal, Marie Curie en Simon Stevin, bijvoorbeeld. Maar er komen ook namen voor die ik helemaal niet kende. Verschillende keren zijn dat namen van vrouwen: bijvoorbeeld Margaret Cavendish, Petronella Johanna de Timmerman, Sophie Germain, Hedy Lamarr, Elizabeth Garrett Anderson, Maria Sibylla Merian. De Heer heeft duidelijk de bedoeling om veronachtzaamde vrouwen in het zonnetje te zetten en dat is alleen maar goed. 

In deze stripjes is er geen figuurtje meer dat op de stripmaker lijkt. De informatie wordt voor een deel gegeven in informatieve stukjes tekst, voor een deel door uitspraken van de beschreven personen zelf, in tekstballonnen. En door de tekeningen natuurlijk! Zo krijg je in kort bestek een mooi afgerond stukje informatie. Door de helderheid lijkt het allemaal eenvoudig, maar het is werkelijk knap hoe De Heer stukjes wetenschapsgeschiedenis zo goed tot hun kern weet terug te brengen en daarna behapbaar weet te maken voor de lezer. 

Divers

De onderwerpen zijn zeer divers. Soms staat er een wetenschapper centraal, soms een ontdekking of een ontwikkeling, soms een incident of verschijnsel. Als lezer word je meegenomen van Lewis Fry Richardson en de weersvoorspelling naar het graf van Toetanchamon en daarna ga je door naar de ontdekking van vitamine A en naar de vrouw die een toegankelijk boek over natuurkunde, filosofie en astronomie wilde schrijven voor vrouwen, maar die op 53-jarige leeftijd werd getroffen door een beroerte. 

Dat houdt Eureka interessant. Het is niet een album om achter elkaar uit te lezen, maar met af en toe een stel bladzijden, leest het uitstekend. Dan kun je hopelijk ook nog een beetje onthouden wat je leest. En als je iets toch vergeet, kun je het altijd weer opzoeken, want achterin is een heel handig register opgenomen, een index van namen en onderwerpen. Daarin kun je gauw opzoeken waar je iets vindt over dynamiet, de dansplaag, het schaap Dolly of Louise Darval.

Het lezen van Eureka, Wetenschapsweetjes in stripvorm is een mooie combinatie van ontspanning en het opdoen van kennis. En er zijn zoveel dingen die we nog niet weten (of die we ooit wisten en alweer vergeten zijn), dat Margreet de Heer nog heel lang door kan gaan met dit soort strips. We zullen hopen dat ze dat dan ook doet. 

Margreet de Heer, Eureka, Wetenschapsweetjes in stripvorm. Uitg. Personalia, 2024; 48 blz. € 9,95 (softcover)

Eerder schreef ik over:
De Heer in beeld (lezing door Margreet de Heer)
Andere uitgaven van uitgeverij Personalia


Zie ook mijn bijdrage over De schaduw van de Tambora




vrijdag 18 oktober 2024

Tusschen Leie en Schelde (Cyriel Buysse)


Er zijn veel schrijvers van wie ik meer zou willen lezen, maar meestal staan er praktische bezwaren in de weg tussen droom en daad. Van Cyriel Buysse heb ik al veel gelezen, maar de man had zo'n enorme productie, dat er altijd wel wat te lezen overblijft. Zijn Verzameld werk beslaat zeven delen dundruk van elk zeker twaalfhonderd bladzijden. Eigenlijk zou ik elk jaar een werk van deze schrijver willen lezen, maar daar komt het blijkbaar niet van. In 2020 besprak ik hier De roman van den schaatsenrijder (1893) en in 2021 De zwarte kost (1898). Daarna liet ik het werk van Buysse rusten. 

Nu heb ik de verhalenbundel Tusschen Leie en Schelde (1904) gelezen en ik heb meteen weer zin in meer. In de bundel staan vier verhalen, waarvan er twee vrij lang zijn (langer dan vijftig bladzijden): 'De steunpilaren der 'Ope van Vrede'' en 'De Bedevaart naar Sint-Cornelius-Ten-Hove' en twee wat kortere: 'Het roomwitte koetje' en 'Paatros'. De hele bundel is te vinden op DBNL,

De steunpilaren der 'Ope van Vrede'

Alle verhalen spelen zich af in een dorpse omgeving. In het openingsverhaal is de plaats van handeling een café, De Ope van Vrede, met een vrij grote gelagkamer, waar Sietje achter haar naaimachine zit als het nog rustig is. Een voor een komen al vroeg de vaste klanten binnen, altijd in dezelfde volgorde, elkaar afwisselend: meneer Van Laaberen, meneer Valère, Guust Boetjes en meneer Van Fleteren. In de avond zijn ze terug en spelen met zijn vieren kaart. Ze zijn de steunpilaren van het 'staminee'. 

Maar ze zijn ook allemaal opdringerig en proberen een kusje te stelen bij Sietje, die probeert hen vriendelijk van het lijf te houden. Het zijn, zeker voor een hedendaagse lezer, ongemakkelijke passages. Ook al blijven de mannen en Sietje vriendelijk, de vier mannen gaan duidelijk over een grens. 

Intussen verloopt de tijd. De oude tante, die 's avonds bij de kachel tussen de bezoekers zit, overlijdt en Sietje lijkt steeds meer gecharmeerd van Philemon, de plaatselijke smid. Als De Ope van Vrede gesloten is in verband met het overlijden van tante, wijken de bezoekers uit naar de concurrent aan de andere kant van de straat, De Nieuwe Hope van Vrede, hoewel dat echt een mindere zaak is. 

Schuivende verhoudingen

Niet de hele inhoud van het verhaal hoeft uit de doeken gedaan te worden, maar het is interessant om te zien hoe in het begin de verhoudingen vast lijken te liggen. Elke klant heeft overdag zijn vaste tijdstip om het café te bezoeken en ieder weet welke positie hij bekleedt: de een wordt aangesproken met meneer, de ander niet. Langzaam beginnen de verhoudingen te verschuiven en dan is het evenwicht weg. 

Er zijn geen opzienbarende gebeurtenissen, maar Buysse laat duidelijk zien hoe spanningen in een dorpsgemeenschap kunnen ontstaan, hoe er zaken aan het schuiven gaan en hoe dan toch het evenwicht weer hersteld wordt. De steunpilaren keren terug naar hun vroegere stamcafé, ook al is Philemon er nu en is er een nieuwe hond. 

Wel voelden zij dat zij heel veel verloren hadden, maar toch niet zóóveel, dat wat nog overbleef niet meer der moeite waard was. 

Het roomwitte koetje

Tragisch is het verhaal 'Het roomwitte Koetje' over een arbeider, Cleve, die zo graag een koetje zou willen en ook een bepaalde koe op het oog heeft, het roomwitte koetje. Boer Trooster wil hem de koe ook wel verkopen, tegen gunstige voorwaarden, maar Cleve durft het lange tijd niet aan. Uiteindelijk krijgt hij het koetje, maar dan is zijn zoontje al omgekomen bij een race met boerenpaarden, georganiseerd door Trooster. 

Het verhaal wordt voorgepubliceerd in Groot Nederland, een tijdschrift dat opgericht was door Willem Gerard van Nouhuys. Naast hem bestond de redactie uit Louis Couperus en Cyriel Buysse. In die tijd kon je nog in de krant lezen wat de inhoud van de verschillende literaire tijdschriften was. Daarbij kan natuurlijk niet alles genoemd worden, maar het verhaal over het koetje werd vaak wel vermeld. 

De Bedevaart naar Sint-Cornelius-Ten-Hove

Het indrukwekkendst vind ik het 'De Bedevaart naar Sint-Cornelius-Ten-Hove'. Liza moet al vroeg haar bed uit omdat haar vrienden, Felhoen, Binus en Fitriene, haar komen halen. Ze gaan op bedevaart naar Sint-Cornelius-Ten Hove, en dat is uren lopen. Onderweg steken ze even aan bij Liza's moeder, die wel wat voorbede kan gebruiken: er heerst een ziekte onder haar konijntjes; ze gaan een voor een dood. 

Liza is een vroom meisje dat erg teleurgesteld is als ze ziet dat er niet zoveel devotie komt kijken bij de bedevaart. Het is al aardig commercieel geworden en in de plaats zelf is er een soort kermis. Het is schrijnend om te zien hoe haar idealen botsen op de werkelijkheid en je voelt al aan dat het nog veel erger zal worden. Zeker als Felhoen met haar alleen de terugweg wil afleggen. 

Buysse had een goed gevoel voor maatschappelijke posities. Weliswaar was hij de zoon van een fabrikant, maar al in vroege werken als Het recht van den sterkste (1893) en De biezenstekker (1894) laat hij zien dat hij goed wist wat er leefde bij mensen uit de lagere sociale lagen. In het verhaal over de bedevaart spreekt de onmacht van Liza, vanwege haar positie en omdat ze een vrouw is. Ze heeft haar lot maar te dragen. 

Paatros

Ook in 'Paatros' is er een verstoring van de gewone gang van zaken. Alle kinderen van de oude De Meester zijn ongehuwd gebleven. Als vader het heeft over zijn zonen Remi en Petrus, zegt hij Raami en Paatros, vandaar de titel, die verwijst naar de jongste zoon, even in de veertig. Die gaat iedere zondag met de trein naar Gent, al weet niemand wat hij daar doet. 

Dan verdwijnt Paatros voor enkele dagen en het hele dorp is in opschudding. Als Paatros weer thuiskomt, blijkt hij zijn tijd bij de vrouwen doorgebracht te hebben. En dan blijkt hij ook nog geen spijt te hebben. 

Tussen Leie en Schelde

De titel van de bundel verwijst naar de streek waar de verhalen zich afspreken. Wie op de kaart gaat zoeken zal echter een plaats als Sint-Cornelius-Ten-Hoven niet vinden. Men gaat er tegenwoordig van uit dat Buysse in zijn hoofd een bedevaart naar Machelen had, maar dat hij geen problemen met de rooms-katholieke kerk wilde en daarom de locatie vaag hield. De informatie daarover vond ik hier

In die tijd meanderde de Leie. Op de kaart is nog te zien hoe er 'losse' bochten in het landschap liggen. In het verhaal over de bedevaart beschrijft Buysse het landschap:

Voor hun voeten, in de diepte, lag daar plotseling de Leie, in kalme kronkelingen glinster-slingerend, door het groene land. Juist onder de kerk en het afdalend, met frissche lindekens beplante kerkhof maakte zij een bruske, breede bocht, en langs den oever lag daar 't andere gedeelte van het dorpje, met al zijn witte en groene en blauwe en roze huisjes als 't ware lachend zich weerspiegelend in het kalme, heldere water, terwijl wijd daar over heen de rijk-vruchtbare streek zich uitstrekte tot in het vaag-wegblauwende nevelverten, met breede groene en gouden vlakten van weiland en koren, met groote boerderijen omringd door boomengroepen als eilandjes in een zee, en nog meer kleine, witte en groene en roze huisjes overal verspreid, en om en om in het verschiet de spitse of ronde of stompe kerktorentjes der omliggende dorpen. Een zachte frischheid woei verkwikkend op de rivier, die hier en daar met haar grillige kronkelingen in den rijpen rijkdom van 't gewas verloren ging en er dan verder weer uit opdook, als 't ware in breede en lange plassen, glinester-spiegelend tusschen al dat goud en groen, onder den wolkeloos-blauwen zonnehemel. 

Voor hedendaagse lezers is dit misschien een wel erg uitgebreide beschrijving. Tussen het weergeven van de gebeurtenissen en de levendige dialogen, beschrijft Buysse verschillende keren de omgeving. In deze beschrijven laat Buysse merken hoe lief hem het landschap is. 

Over het algemeen zijn de beschrijvingen niet heel lang. Ze houden het verhaal niet op en je blijft met je gedachten bij de personen in het landschap of de personen die het landschap aanschouwen. 

De titels van de vroege verhalenbundels verwijzen allemaal naar de streek, de natuur, het seizoen: Uit Vlaanderen (1899), Te lande (1900), In de natuur (1905), Lente (1907). Alleen Van arme mensen (1901) is een uitzondering. 

Herhaald beeld

In het citaat worden grote boerderijen temidden van bomengroepen genoemd, 'als eilandjes in een zee'. 'Het roomwitte Koetje' begint met de beschrijving van het huisje van Cleve en daarbij wordt dezelfde vergelijking gebruikt:

Laag en klein onder een groepje hooge populieren, geelachtig-wit gekalkt, met groene vensterluikjes en rood pannendak, stond Cleve's huisje aan het kruispunt van vier blonde zandwegen, eenzaam midden in de wijde korenvelden....
Het lag er als een eilandje in volle zee. Effene, teer-groene zee in het voorjaar, als een meer zonder rimpelingen; grijs-groene zee vol deiningen en golven in de hooge, door den wind bewogen Juni-halmen; stil-brandend gele zee van rijpen rijkdom onder het felle zonneblauw de Juli- en Augustushemelen.... Omheen, als verre steile kusten, waren de donkere boomentransen van de horizontlijn. 

Buysse was er blijkbaar niet vies van een beeld twee keer te gebruiken. Over het algemeen vind ik Buysses stijl helder en visueel, maar de werkelijke kracht van zijn romans en verhalen zit hem in het psychologisch inzicht dat je krijgt in de figuren. Die figuren blijven je bij, of het nu de verzuurde zus van de pastoor is in Het ezelken (1910) of de man die bang is dat van zijn oom niet alleen de bezittingen geërfd heeft maar ook zijn aandoening ('t Bolleken - 1906). En uit deze bundel zullen we ons Sietje met de vier steunpilaren herinneren; Cleve, die zo graag een koetje wil; Liza, die zo ruw geconfronteerd wordt met de werkelijkheid; en Paatros, die zich niet conformeert aan de familie. 

Eerder las ik maar weinig verhalen van Buysse. Maar in mijn boekenkast staan, naast het Verzameld werk, bijvoorbeeld Stemmingen (1911), De twee pony's (1919) en Uit de bron (1922), dus ik kan nog even vooruit. 

Eerder schreef ik over:

dinsdag 15 oktober 2024

De vermoeide vorst (Kim Duchateau / Noël Slangen)


Het zal wel een afwijking zijn, maar ik volg de politiek in België. Afgelopen zondag was het daar weer spannend: gemeenteraadsverkiezingen. De leider van de N-VA (Nieuw-Vlaamse Alliantie), Bart De Wever, was de grote winnaar in Antwerpen en maakte zijn tocht door de menigte, met zijn vingers het V-teken makend, achter een standaard met een adelaar, die door zijn zoon gedragen werd. SPQA stond erop, wat doet denken aan het SPQR van de Romeinen, waarbij nu de R vervangen is door de A van Antwerpen. 

De speech van De Wever was misschien net wat minder geïnspireerd en minder enthousiast dan in juni, toen de opluchting groter was: het Vlaams Belang was kleiner gebleven dan verwacht. Dat De Wever de deur naar die partij stevig dicht had gehouden, had gewerkt. In Nederland zette Dilan Yeşilgöz de deur naar de PVV op een kier en de rampzalige gevolgen daarvan zijn bekend. 

De Wever

Mogelijk was De Wever afgelopen zondag vermoeid; hij heeft nogal wat op zijn bordje liggen. Zo was hij niet alleen lijsttrekker en kandidaat burgemeester voor Antwerpen, maar ook formateur voor een nieuw federaal parlement en dat is nog een hele klus. Die klus is voor het Vlaamse parlement al geklaard: er is een regering van N-VA, Vooruit (socialisten) en CD&V (christen-democraten), met twee keer zoveel vrouwelijke ministers als mannelijke. 

De Wever is de hoofdpersoon in een satirische strip, De vermoeide vorst, waarvoor politiek analist en columnist Noël Slangen de tekst leverde en Kim Duchateau (bekend van Esther Verkest) de tekeningen. De vorst is moe. Hij heeft al heel lang 'een afspraak met de geschiedenis' maar het komt er maar niet van. Gaat dat onafhankelijke Flandria er nog wel komen?

Conner Rousseau en Frank Vandenbroucke
Gelukkig is daar King Connah (Conner Rousseau, voorzitter van Vooruit), met wie hij mogelijk een verbond kan sluiten. Intussen wordt er buiten de muren van het kasteel geprotesteerd met mestkarren, aangevoerd door de gildemeesters Bruins (Jo Brouns) en Hildegard (Hilde Crevits), twee kopstukken van het CD&V, ministers in de nieuwe Vlaamse regering. 

Bedreigingen

Maar zij zijn niet de enige bedreiging. In het bos schuilen de Belangese barbaren (Vlaams Belang), die met een katapult een infiltrant in het paleis brengen: Dries van Kortenhoven (Dries Van Langenhoven, bekend van Schild & Vrienden). En dan is er ook nog het rode leger van Heden Houw (Raoul Hedebouw, PVDA). Dat bestormt uiteindelijk de poort met een stormram (met aan de voorkant de kop van Stalin). 

Dan zijn er nog de monsters in de kelder van het paleis, al houden die zich koest: Kinderopvangcrisius, Begrotingstekortos, Ineosus, Bushalafgeschaftus en de Chinese draak van Filipus De Winter. En natuurlijk het enorme gat in de begroting, waarin iemand zomaar kan verdwijnen. Vranke Theo (Theo Francken, N-VA) zit veilig opgesloten in de kerker. Ze hebben hem vast moeten ketenen omdat hij steeds de poort openzette voor de Belangese barbaren. 

De vorst heeft het maar moeilijk. En op King Connah kan hij ook al niet rekenen. Die heeft de wijnkelder ontdekt en is stomdronken. Een bezoek aan het café 't Hemelrijk in Sint-Niklaas, leidde indertijd tot het aftreden van Conner Rousseau, al is hij intussen weer helemaal terug. 

Delacroix

De Vrijheid leidt het volk

Er is wel hoop, op het laatste plaatje. Daar zien we degene die we in de werkelijkheid kennen als Filip, de koning van België, maar die in de strip een eclairbakker is. Deze koekebakker leidt samen met zijn dochter (prinses Elisabeth, hertogin van Brabant) het volk. De dochter, ontblote borst, zoals op het bekende schilderij van Delacroix, zwaait met een vlag met daarop een opgestoken middelvinger. 

Uiteindelijk blijkt de hele geschiedenis een nachtmerrie van de vermoeide vorst te zijn geweest, maar als de vorst wakker is, wacht op hem -Tadaa!- King Connah en kan het hele verhaal opnieuw beginnen. 


Vlaamse politiek

De vermoeide vorst is een heerlijke strip voor wie een beetje de Belgische en met name de Vlaamse politiek kent. Het gemiddelde Nederlandse publiek zal niet de doelgroep zijn. De kracht van de strip zit hem niet in een stevige verhaallijn, maar in de verwijzingen naar de werkelijkheid. 

Slangen neemt die Vlaamse politiek flink op de hak: Ben Weyts (voormalig minister van onderwijs, huidige Vlaamse minister van Begroting en Financiën, Vlaamse Rand, Onroerend erfgoed en Dierenwelzijn) is de nar; Jan Jambon (schildwacht Hesp, leider van de vorige Vlaamse regering) kan alleen maar dommig 'Dinges' zeggen; Melissa Depraetere (Vlaamse minister van Wonen, Energie en Klimaat, Toerisme en Jeugd, voorzitter van Vooruit toen Conner Rousseau niet beschikbaar was) is een baby; de leider van het CD&V, Sammy Mahdi, is opgesplitst in twee personen: de ridders Sammy Enerzijds en Sammy Anderzijds; Conner Rousseau is een enorme ijdeltuit.

(Nagenoeg) afwezig

Hoewel er meer dan tachtig Bekende Vlamingen te herkennen zijn, hebben niet alle politici de strip gehaald. Caroline Gennez (Vlaamse minister van Welzijn en Armoedebestrijding, Cultuur en Gelijke Kansen) ontbreekt bijvoorbeeld, evenals haar voorganger Wouter Beke (CD&V). Vincent van Quickenborne (Open VLD) wordt alleen in een terzijde genoemd: hij zou zo goed luchtfluit kunnen spelen. Als je niet weet waarnaar dat verwijst: google de naam van de minister in combinatie met 'plasincident' of 'luchtgitaar'. 

De Waalse politici (George-Louis Bouchez, Charles Michel, Elio Di Rupo, Paul Magnette, Laurette Onkelinx) spelen slecht zijdelings een rol. De nadruk ligt op de Vlamingen. 

Veel bekenden spelen een figurantenrol, zoals de comedians Alex Agnew, Jeroen Leenders en William Boeva en ook Herman Brusselmans, Bart Peeters, Kuifje, Lambik, Samson en Gert. Zelfs Hugo Claus wordt tot leven gewekt. Ook de beide scheppers van de strips krijgen een cameo. 

Achter in het album krijgen we als extraatje nog wat schetsen en een handig namenregister waarin de werkelijke namen staan van de mensen die geportretteerd zijn, in volgorde van verschijning. Daarmee kun je iedereen wel opsporen. Zo kende ik ik Liesbeth Homans (N-VA) niet. Ze blijkt drie maanden lang minister-president van de Vlaamse regering geweest te zijn. Ook Peter de Roover (raadsheer De Jatter) was mij onbekend, net als Els Van Doesburg (Dame Doeschburcht) en ik wist ook niet dat die twee een stel zijn. Maar vanaf nu zijn ze me bekend. 

Traditie

De vermoeide vorst staat in een traditie. Ik moest meteen denken aan Bij ons in het dorp (1977) van Peter van Straaten, dat verscheen in de tijd van Joop den Uyl, Dries van Agt en Hans Wiegel. In 1981 publiceerde Van Straaten De kruistocht van Dries de Betonne. Pest in 't paleis (1983) van Guido Van Meir en Jan Bosschaert noemt Noël Slangen als zijn voorbeeld. Die strip ken ik helaas niet. In 1986 verscheen Peter van Straaten De Janboel.

Het is mooi dat Slangen en Duchateau de politieke satire weer leven ingeblazen hebben. De vermoeide vorst is een vrolijke strip waarin politici te kijk worden gezet. Soms scherp, maar ten diepste vriendelijk. Niet voorkomen in deze strip lijkt me erger dan er een rol in spelen. Wie niet voorkomt in De vermoeide vorst doet er kennelijk niet toe. 

De vermoeide vorst is een fraai commentaar op de huidige Vlaamse politiek. En over een aantal jaren bladeren we de strip met vertedering door en halen herinneringen op aan de tijd toen Bart De Wever een vorst was, maar die onafhankelijkheid van Vlaanderen werd niks. Rousseau dacht dat hij koning was, maar hij was de enige die hem zo zag. Met Vlaams Belang wilde niemand samenwerken en die stormloop van de PVDA stelde uiteindelijk ook niet veel voor. Dat waren tijden!

vlnr: Theo Francken, Sammy Mahdi, Ben Weyts, Jan Jambon, Bart De Wever, Zuhal Demir, Peter De Roover, Conner Rousseau


maandag 14 oktober 2024

Lichter dan ik (Dido Michielsen)

Er is veel belangstelling voor de koloniale tijd, vooral voor het toenmalige Nederlands-Indië in de negentiende en de twintigste eeuw. Wie even zoekt, vindt de studies die er verschenen zijn. Een van de onderwerpen waarop de aandacht zich richt, is de njai. Een njai is een inlandse vrouw met wie een Nederlandse kolonist een relatie aangaat en bij wie hij vaak ook kinderen verwekt. Rechten hadden deze vrouwen meestal niet, al waren er ook wel Nederlanders die met een njai trouwden. 

In 2009 verscheen het boek De njai van Reggie Baay, dat nadrukkelijk aandacht vroeg voor deze vrouwen en die aandacht kwam er ook. Tien jaar later, in 2019 dus, publiceerde Dido Michielsen de roman Lichter dan ik, gebaseerd op het leven van de betovergrootmoeder van de auteur. In 2022 verscheen Engel en kinnari, een vervolg. Ik las Lichter dan ik en zag dat het de dertiende druk was, uit 2021. De roman is dus goed verkocht. 

Isah

In de roman staat het leven centraal van Isah, die opgroeit in de kraton, het vorstenverblijf in Djokja. Op een gegeven moment wordt ze zich ervan bewust dat niet iedereen gelijk is. Een van haar vriendinnetjes, Karsinah, blijkt een prinses en zij kan doen wat ze wil. Aan haar raakt Isah haar aapje kwijt, zonder dat ze dat kan voorkomen. 

Als Isah gedwongen dreigt te gaan worden tot een gearrangeerd huwelijk, loopt ze van huis weg. Ze is dan zestien jaar oud.  Ze trekt in bij een Nederlandse militair, Rudolph Gey van Pittius (Gey), die haar weliswaar niet slecht behandelt, maar ze blijft een bediende. Hij geeft haar de naam Isah; daarvoor heette ze Piranti. Ze krijgt van hem twee dochters, Pauline en Louisa.

Kindermeisje

Als Gey naar Nederland vertrekt om te trouwen, verliest Isah haar positie. Ze heeft niets waar ze op terug kan vallen. Wel probeert Gey het nog allemaal 'netjes' te regelen. De kinderen komen in huis bij een vriend, Arnaud, die ze erkent, maar ze krijgen wel een andere achternaam, zodat ze later niets van hem zullen erven. Isah kan bij Arnaud en zijn vrouw Lot in dienst komen als kindermeisje, op voorwaarde dat ze niet aan haar kinderen zal laten merken dat hun moeder is. 

Voor Isah is het schrijnend dat ze wel in de buurt van haar kinderen kan zijn, maar dat ze niet hun moeder kan zijn. De kinderen van Arnaud, en ook die van haarzelf, staan in huis in de hiërarchie boven Isah en als de kinderen ouder zijn, is er geen kindermeisje meer nodig en wordt Isah ontslagen. Zo verliest ze haar dochters uit het oog. 

Pas jaren later start ze de zoektocht naar haar kinderen, die dan al gehuwd zijn. 

Raamvertelling

Het verhaal van Isah is een raamvertelling: Isah zou haar levensverhaal in 1910 verteld hebben aan Tjanting Wiggers, een inlandse die met een Nederlander is getrouwd. Isah was toen de zestig al gepasseerd. In het eerste hoofdstuk, dat fungeert als een voorwoord, vertelt Tjanting hoe dat in zijn werk is gegaan. Dat is allemaal nogal schools opgeschreven. Je hebt niet het idee dat de roman al echt begonnen is. Het zou ook het voorwoord van een andersoortig boek kunnen zijn, dat non-fictief is. 

Die twee kanten blijven wel een beetje in de roman zitten. Dat is ook niet zo vreemd, want het leven van haar betovergrootmoeder zetten Dido Michielsen aan tot schrijven. Het is duidelijk dat ze met Lichter dan ik niet alleen het doel heeft om een goed verhaal te vertellen, maar ook om informatie te geven over de positie van een njai in de tweede helft van de negentiende eeuw en van de ontwikkelingen die er toen waren. Een voorbeeld daarvan is de opening van het Suezkanaal (1869).  Daardoor werd de route van Nederland naar Nederlands-Indië een stuk korter. Een van de gevolgen daarvan was dat er veel meer Nederlandse vrouwen naar de kolonie kwamen.

Wat kan Isah weten?

Maar we kijken wel het hele boek door de ogen van Isah en dan is het niet zo geloofwaardig dat die alle jaartallen en soms zelfs alle data paraat heeft. Ze weet precies haar geboortedatum, de datum van een grote aardbeving en van het zilveren kroningsfeest van koning Willem III. Als ze in Batavia is, weet ze vanaf wanneer de elektrische tram daar rijdt en als ze een standbeeld ziet, weet ze meteen wie er afgebeeld is. Op zulke momenten wordt Isah aan de kant geduwd door de schrijfster. 

We zitten in het hoofd van Isah en kennen dus haar gedachten en gevoelens. Dat betekent dat we ons goed kunnen inleven. Michielsen heeft ervoor gezorgd om zo'n beetje alles expliciet te maken, waardoor er weinig te raden overblijft. Daar lijdt de roman wel onder. 

Maar toch kreeg Lichter dan ik me wel te pakken. Michielsen legt goed uit hoe een koloniaal huishouden in die tijd georganiseerd was en vooral welke rol de njai daarin heeft. Isah is de moeder van kinderen van Gey, maar als er bezoek is, moet zij bij de deur blijven staan om te kunnen bedienen wanneer dat nodig is. Ze is hoofd van de huishouding, maar heeft eigenlijk geen enkel recht. Ze is volkomen afhankelijk van wat Gey beslist, haar positie is uiterst wankel. 

Als we dat met hedendaagse ogen bezien, zit daar veel onrechtvaardigheid in. Het is moeilijk voor te stellen dat het ooit vanzelfsprekend was om op die manier met mensen om te gaan. Michielsen vertelt alleen maar het verhaal en het pijnlijke van de positie van Isah is voor iedereen duidelijk. In die zin werkt de romanvorm uitstekend. Isah blijft je bij. 

Personages

Zij heeft een gelaagd karakter, want bij de andere personages minder het geval is. Het jeugdvriendinnetje Karsinah blijft heel lang alleen maar een kreng. Pas als zij gaat trouwen, krijgt ze ook iets tragisch mee. Lot, die met Arnaud getrouwd is, krijgt wel verschillende kanten mee, maar heel erg diep gaat dat allemaal niet. Misschien is dat ook niet zo erg: je concentreert je als lezer op Isah en op haar positie in de verschillende huishoudens (en in de maatschappij). 

Lichter dan ik is geen literaire toproman, maar het is een boek dat prettig leest en dat een goed beeld geeft van de positie van een njai. Het duurde even voordat ik me mee liet voeren door het verhaal, maar het personage Isah is goed getekend en zal me zeker bijblijven. 

Nawoord

Om het levensverhaal van Isah te completeren, schrijft Tjanting een nawoord dat gedateerd is 1919. Ze beschrijft daarin dat Isah in 1917 is overleden, op zevenenzestigjarige leeftijd. Tjanting wil het levensverhaal van Isah schrijven, voor dier nakomelingen. 

Als volbloed Javaanse bevind ik me in een vergelijkbare positie, alleen word ik gewaardeerd en zien zelfs mijn schoonzoons me als de Javaanse oermoeder, terwijl Isah onzichtbaar werd gemaakt. Daar moest ik iets aan doen. Ik bedacht dat er één manier is om de kans te vergroten dat Isahs nakomelingen hun eigen voorgeschiedenis ooit onder ogen krijgen: haar verhaal als boek laten publiceren. 

Hier klinkt de stem van de auteur wel erg door die van de verteller heen. Romantechnisch is dat een manco, maar het laat ook zien hoe noodzakelijk de auteur het vindt om deze geschiedenis te vertellen en als je het boek uit hebt, kun je je dat goed voorstellen. 


Eerder schreef ik over:
Het mooiste meisje aan boord (J.W. Beijerinck), waarin een njai een cruciale rol speelt. 

Misschien ben je ook geïnteresseerd in de bespreking van Reis naar het vaderland in de verte van Beb Vuyk. 

donderdag 10 oktober 2024

Jesse Owens, Miles and miles (Gradimir Smudja)



Een van de bekendste sporters uit de atletiekgeschiedenis is Jesse Owens (1913 - 1980). Hij verbeterde verschillende wereldrecords binnen een uur en won op de Olympische Spelen van 1936 vier gouden medailles (100 m, 200 m, 4 x 100 m, verspringen). Sommige van zijn records bleven jaren staan. 

Ook als je weinig van sport weet, ken je waarschijnlijk de naam Jesse Owens wel. Maar wat weet je verder van hem? Je kunt hem nu leren kennen door een strip waarin zijn leven verteld wordt, Jesse Owens, Miles and miles, door stripmaker Gradimir Smudja. Al eerder dook die in andere levens: Van Gogh, Mozart en Bob Dylan. 

Essej Snewo

De strip over Jesse Owens is licht van toon, wat vooral ook komt door de verteller, een banjospelende kat, die zich Essej Snewo noemt (Jesse Owens achterstevoren) en zich beschouwt als broertje van Jesse. Hij lijkt op een bard die het leven van een beroemd persoon bezingt. Tegelijkertijd is hij een soort engelbewaarder: als Jesse op jonge leeftijd door een slang gebeten is, verdrijft Essej de dood en Jesse geneest. 

Op deze manier haal je natuurlijk de fictie binnen de biografie. Maar een leven kan ook een goed verhaal zijn. Dat het jongetje Jesse in zijn jeugd vaak op de vlucht moest slaan voor een gans zal niets te maken hebben met zijn latere carrière als hardloper, maar als er in een biografie over verteld wordt, komt het wel in dat teken te staan. In hoeverre al die anekdotes uit de jeugd kloppen, is niet na te gaan. Zo lijkt het een nogal sterk verhaal dat hij ontsnapt zou zijn aan een krokodil, die in het water natuurlijk veel sneller is dan een mens. Maar in een goed verhaal past het wel. 

KKK

In Jesse Owens, Miles and miles krijgen we ook een beeld de zware omstandigheden waarin het gezin Owens verkeert. Het werk in de katoenplantages bijvoorbeeld, maar ook de activiteiten van de KKK, waarin nota bene een rechter een kwalijke rol speelt. In een rechtszaak tegen een verdachte van kleur, bestaat de hele jury uit mensen met witte puntmutsen op. Dat zal niet letterlijk zo gebeurd zijn, maar het maakt wel duidelijk dat je als verdachte geen enkele kans hebt. 

Jesse blijkt een uitzonderlijk talent te hebben, wat wordt onderkend door een man die hem gaat trainen. Op 25 mei 1935 doet Owens mee aan belangrijke wedstrijden, hoewel hij lichamelijke klachten heeft. In een uur tijd verbetert hij het record op de 100 yards, het verspringen, de 200 yards en de 220 yards horden. Of hij werkelijk vijf meter achter de startlijn begon, weet ik niet. Dat lijkt weer erg op een sterk verhaal.  In 1936 mag hij mee naar de Olympische Spelen.

In alles heeft hij het moeilijker dan de witte sporters, zowel qua budget als qua trainingsmogelijkheden. Bij overtocht per schip mag hij niet op het dek waar de andere sporters zijn. 

Olympische Spelen

Bij de Spelen in Berlijn sluit hij vriendschap met een concurrent, de Duitser Luz Long. De Spelen in 1936 werden ook gebruikt als propaganda voor het nazisme. Het zou voor Hitler mooi geweest zijn als uitsluitend arische sporters de medailles gewonnen zouden hebben, maar Owens gooide roet in het eten. Hitler en Goebbels worden door Smudja belachelijk gemaakt door de manier waarop ze afgebeeld zijn, wat ook voor andere nazimilitairen geldt: eigenlijk zijn het karikaturen. 

Het sprookje dat Hitler Owens geen hand wilde geven, komt gelukkig niet voor in de strip van Smudja. Hitler gaf aanvankelijk alleen de Duitse sporters een hand. Hij kreeg te horen dat hij alle sporters een hand moest geven of geen enkele. Toen koos hij voor het laatste. 

De elementen uit Owens jeugd komen terug op de Spelen als de onzichtbare Essej bijvoorbeeld een gans loslaat, waardoor Owens de gouden medaille voor verspringen behaalt. Dat is natuurlijk niet gebeurd, maar het verhaal wordt zo wel rond gemaakt. 

Terug in Amerika

Jesse Owens heeft in Berlijn zijn land vertegenwoordigd, maar in Amerika ontvangt Franklin D. Roosevelt alleen de witte atleten. Pas jaren later zou Gerald Ford Owens ontvangen en hem de Medal of Freedom toekennen. 

Na de Spelen heeft Owens nog meer dan veertig jaar geleefd. Dat wordt door Smudja vrij beknopt verteld. Hij geeft ons wel een inkijkje in het familieleven, maar de nadruk ligt op Owens als atleet. 

Wie Jesse Owens, Miles en miles leest, krijgt een aardige indruk van het leven van een iconische atleet. Het introduceren van een vertellende kat is een vondst. Die maakt het verhaal licht en zorgt er ook voor dat het swingt. Niet voor niets bestaat een jazzbandje louter uit katten. 

Essej Snewo is onzichtbaar, maar Hitler ziet hem wel. Dat komt goed uit, want Hitler is bijgelovig en dan is een zwarte kat een slecht voorteken. Op deze manier speelt Smudja met de werkelijkheid. 

Het tekenwerk van Smudja is dik in orde. De inkleuring is fraai, met weinig gebruik van wit, waardoor tekeningen vaak vrij 'vol' overkomen. De tekeningen staan mooi in dienst van het verhaal. 

Titel: Jesse Owens, Miles and miles
Tekst en tekeningen: Gradimir Smudja
Vertaling: Dieter Van Tilburgh
Uitgever: Silvester Strips
2024, 128 blz. € 34,95 (hardcover, stofomslag)