dinsdag 30 april 2024

NoBody deel 1: Onbekende soldaat (Christian De Metter)


2007 Een man wordt gearresteerd bij het dode lichaam van zijn partner Henry. Hij heeft het in stukken gesneden. Een jaar later krijgt een jonge vrouw, Beatriz Brennan, de opdracht een psychologisch rapport van de dader op te stellen. Ze lijkt zijn vertrouwen te winnen. Dat is de situatie in de graphic novel NoBody van Christian De Metter


De setting doet denken aan die van de film The silence of the lambs (1991). Daarin zit de seriemoordenaar Hannibal Lecter (gespeeld door Anthony Hopkins) in een zwaar beveiligde psychiatrische inrichting. Hij wordt door de jonge agente Clarice Starling (Jodie Foster) gevraagd mee te werken aan de zoektocht naar een andere seriemoordenaar. 

In beide gevallen is er een jonge vrouw en een gevaarlijke man. De jonge vrouw maakt indruk op de man, maar weet niet in hoeverre ze hem vertrouwen kan. 

In deel 1 van Nobody, Onbekende soldaat krijgt de man de gelegenheid om zijn verhaal te doen. Daar heeft hij aanvankelijk weinig zin in. Hij acht zich verantwoordelijk en zegt de doodstraf verdiend te hebben. Uiteindelijk begint hij te vertellen, te beginnen bij zijn jeugd. 

Infiltreren

Als hij nog jong is, in 1968, doodt hij bij een inbraak een oude man. De FBI vraagt de jongen om met hen samen te werken. Daarvoor moet hij wel een bekentenis ondertekenen. Hij moet infiltreren in een groep jongeren die tegen de Amerikaanse inmenging in Vietnam is. De jongen moet niet alleen verslag uitbrengen aan de FBI, maar ze ook geleidelijk brengen tot een gewapende strijd. 

Waar dat toe leidt, lezen we in dit eerste deel, dat de vorm heeft van een biecht, te vergelijken met die in de geweldige graphic novel Blast van Manu Larcenet. In hoeverre is het verhaal van de dader betrouwbaar? Beatriz Brennan wordt gewaarschuwd dat de man haar probeert te manipuleren, maar ze zegt dat ze een grote meid is en dat ze dus geen advies nodig heeft. 

1 februari 1968 Executie van Vietcongsoldaat
De biecht van de man zal nog een tijdje duren. Hij heeft alleen nog verteld over zijn jeugd: de dood van zijn broer in Vietnam, de kennismaking met de leider van de groep jongeren, wiens vader explosief materiaal had: een dossier waarin duidelijk zou worden wie de campagnes van Lyndon B. Johnson hadden gefinancierd en wat ze te verbergen hadden. Er is een link met de moord op president Kennedy. 

Beelden

De groep jongeren waarbij hij zich aansluit is in principe geweldloos. Ze weten hoe beelden invloed kunnen hebben. Eerder dat jaar is de iconische foto van Eddie Adams gepubliceerd waarop een
Vietcongsoldaat wordt geëxecuteerd.  Verder heeft iemand portretfoto's gemaakt van alle dode soldaten die gerepatrieerd zijn naar de Verenigde Staten. De jongeren wilden foto's maken van politiegeweld bij demonstraties. Maar de FBI is intussen van alles op de hoogte. 

De gevangen man weet alles van manipulatie, omdat hij de opdracht daartoe kreeg, maar ook omdat hij zelf gemanipuleerd is. Welk beeld van hemzelf wil hij overbrengen? En wat is zijn uiteindelijke doel?

NoBody is een intrigerend verhaal. Je hebt als lezer de neiging om de man te geloven, maar je weet niet of dat verstandig is. Eigenlijk zit je in dezelfde positie als Beatriz Brennan, de eerste die de man aan het praten heeft gekregen. 

Vragen

Hij zegt dat hij zijn partner Henry heeft vermoord omdat die zijn vrouw Anne vermoord heeft. Maar ook dat hij Henry eigenlijk al een keer gedood heeft in een missie in de woestijn. En dan heeft de man ook nog een verleden bij de politie. Hoe zit dat allemaal?

Er zijn veel onbeantwoorde vragen. Uiteindelijk wil je als lezer natuurlijk wel weten wat er gebeurd is, maar belangrijker is dat je iets wilt snappen van de man die een gruwelijke moord begaan heeft, maar die daar vrij rustig onder is en zelf vraagt om de doodstraf. 

De maker van de strip, Christian De Metter heeft weer goed werk afgeleverd. Eerder besprak ik van hem De kleuren van de brand en Tot ziens daarboven. De links naar die besprekingen vind je hieronder. 

De graphic novel wordt uitgegeven in vier delen, waarvan Onbekende soldaat het eerste is. 

Serie: NoBody
Deel 1: Onbekende soldaat
Tekst en tekeningen: Christian De Metter
Vertaling: Studio K
Uitgever: Lauwert
2024, 76 blz. € 24,95 (hardcover)


Eerder schreef ik over ander werk van Christian De Metter:

Over Blast:
Deel 3 Halsoverkop

maandag 29 april 2024

De meisjes (Annet Schaap)


Zouden er kinderen zonder sprookjes opgroeien? Het is voor mij maar moeilijk voor te stellen, maar mijn moeder kon dan ook spannend vertellen. Over Roodkapje, Hans en Grietje en de wolf en de zeven geitjes. Griezelig en veilig tegelijk. 

Juist omdat sprookjes zo bekend zijn, kan er naar hartenlust op gevarieerd worden: door het nieuwe verhaal schemert altijd het bekende sprookje. Driek van Wissen, Jan Kal en Ivo de Wijs vertelden sprookjes na in poëzie en waarschijnlijk is er een dikke bloemlezing samen te stellen van nog meer van zulke gedichten. Zij gaven daarbij ook wel een draai aan het oorspronkelijke sprookje. 

Van Wissen laat Assepoester met de prins trouwen, maar ze schiet er niet veel mee op:
Nu is het teerbeminde bruidje
de voetveeg van haar echtgenoot:
ze doet zijn wasje, lapt zijn ruitje, 
ze boent zijn vloer, ze werkt zich dood. 

Och heden, in haar huw'lijksboot
zit zij weer in hetzelfde schuitje.
Godfried Bomans verzon nieuwe sprookjes, maar andere schrijvers varieerden op de bestaande. De eersten die me daarbij te binnen schieten zijn Louis Paul Boon met Blauwbaardje in Wonderland. En andere grimmige sprookjes voor verdorven kinderen (1962) en Rudy Kousbroek met Het rijk van Jabeer (1984). Die beide boeken zijn al behoorlijk oud, dus intussen zullen er nog wel meer van dergelijke boeken verschenen zijn. Recent verscheen En ze leefden nog (2023) van Elisabeth Lucie Baeten. 

Vlampijp

In 2021 publiceerde Annet Schaap De meisjes, dat meteen behoorlijk wat aandacht kreeg. Ik sprak de auteur kort daarna toen ik samen met mijn lief de Vlampijpateliers bezocht. We wilden in ieder geval de sieraden van een collega bekijken en we wipten op die open dag ook aan bij de andere ateliers, waaronder dat van Annet Schaap. 

Het was op dat moment rustig en we knoopten een genoeglijk praatje aan met Schaap, die niet alleen haar kunst toonde, maar ook exemplaren van De meisjes verkocht en signeerde. Maar ik vergat zo'n boek te kopen. Waarschijnlijk had ik nog veel boeken liggen en misschien wist ik niet zeker of ik het boek wilde lezen en zo zijn er nog wel meer slechte redenen te bedenken. In ieder geval ging ik zonder boek naar huis. 

Twee jaar later zouden de Vlampijpateliers om veiligheidsredenen ontruimd moeten worden. 

Maar de verhalen van Schaap kwam ik steeds weer tegen. Collega's verwezen ernaar en werkten ermee in de klas. Ik snapte dat ik een gat in mijn kennis zou houden als ik ze niet ging lezen. Ik nam De meisjes mee uit de bibliotheek. 

Zeven sprookjes

De meisjes bevat zeven sprookjes, volgens de ondertitel. In de openingszin van elk sprookje komt 'het meisje' of 'de meisjes' voor. Het draait, zoals de titel al zegt, om de meisjes. We kruipen in hun hoofd. De sprookjes waarnaar verwezen wordt, zijn gemakkelijk te herkennen. 

Een enkele keer dacht ik nog een andere verwijzing te zien. In het openingsverhaal, 'Meneer Pelsteel' lees ik:
Er komt een prins, denkt ze, zoals ze dat heel vaak denkt. Een prins van ver, die me komt halen. Zijn paard zo wit als zijn gebit. En ik mag achterop. Zo rijden we dan in galop, zijn armen warm, zijn haren lang, als stro zo geel zo goud, en dan laat hij me nooit meer los, de man van wie ik houd. 

Het slot van die alinea doet me denken aan de standard The man I love

Someday he'll come along
The man I love
And he'll be big and strong
The man I love
And when he comes my way
I'll do my best to make him stay

Dat lied is al vaak uitgevoerd. Ik hoorde het ooit bij Cultureel café Dante, waar het gezongen werd door Jessica Koomen, die het met heel veel ironie deed. Dat lijkt me een gepaste interpretatie. 

In het lied wordt al duidelijk dat die droomprins misschien niet zal komen:

Maybe I shall meet him Sunday
Maybe Monday, maybe not
Still I'm sure to meet him one day
Maybe Tuesday will be my good news day

In 'Meneer Pelsteel' blijft het meisje niet langer op haar geluk wachten. Ze wikkelt haar kind in een dekentje en verlaat het paleis. 

Buiten het hek beginnen de bossen al. Er zijn korenvelden, er drijven schapenwolkjes in de lucht. De zon verwarmt haar gezicht, de middag is zacht. 
Zo zacht dat het lijkt of hij haar omhelst.
Zo zacht dat je je handen er gemakkelijk doorheen zou kunnen steken en aanraken wat erachter ligt. 
Dat is een prachtig slot. Dat de middag zo zacht is dat je je handen er eenvoudig doorheen kunt steken naar wat erachter ligt, kwam al eerder voor in het verhaal. Toen lukte het het meisje om van haar gedachten een gouden draad te spinnen. Met het weglopen pakt ze die draad weer op. 

Verlangen en gedroom

Er is veel verlangen en gedroom in de verhalen. In 'Wolf' wil het meisje een wolf ontmoeten; in 'Kikker' wil het meisje een prins als partner; in 'Koekjes' wachten Griet en Haasje lang op hun vader, maar dan gaan ze zelf op zoek; in 'Monstermeisje' moet een prinsesje klaargemaakt worden om haar prins onder ogen te komen. 

Maar de meisjes leggen zich niet bij voorbaat neer bij hun lot. Ze komen erachter wat ze echt willen en volgen een eigen pad, ook als dat niet gemakkelijk is. In sprookjes hoeven meisjes alleen maar af te wachten. Dan is er wel een prins die zich met een zwaard een weg naar hen toe kapt. 
'Je kan moeilijk verwachten dat er een prins aan komt zeilen op een dag, die alles weer goed kust, nietwaar?'
De koning zuchtte weer.
'Je zus kan er moeilijk aan wennen...'
'Ach, die zus van mij. Die denkt nog dat het leven een sprookje is. Wij weten wel beter, toch?'
Dat is een passage uit 'Monstermeisje', een variant op Belle en het beest. En in 'Kikker' zegt iemand al: 'Het leven is nu eenmaal geen sprookje.' Het zijn maar sprookjes dat je rustig moet afwachten. Ga aan de slag en maak wat van je leven. 

Hedendaags

Aan de ene kant zijn de verhalen in De meisjes sprookjes gebleven, met prinsen en prinsessen, monsters en paleizen, aan de andere kant zijn het hedendaagse verhalen. De wolf bevindt zich in een soort reservaat, in de buurt van een woonwijk en Griet en Haasje moeten mager blijven, want dat komt beter uit op de foto. 

Ik snap dus ook wel dat collega's deze verhalen in hun lessen gebruiken. Je kunt iets uitleggen over sprookjes en tegelijkertijd kun je leerlingen na laten denken over de tijd waarin ze leven. Maar bovenal zijn het gewoon goede verhalen, geschreven in een fijne stijl en mooi geïllustreerd. 

Lezen dus en tijdgebrek is geen goed excuus om het na te laten. Je kunt altijd wel tijd vinden om een enkel verhaal te lezen en later in de week nog een verhaal en dan nog eentje en dan ben je al bijna halverwege. 

vrijdag 26 april 2024

Afgestoft: Hamerstukken (Jeroen Brouwers)

Het is bijna Koningsdag en dat roept Koninginnedag in herinnering. Op die dag verjaarde niet alleen mijn collega Duits, maar ook de schrijver Jeroen Brouwers. Ik begon Brouwers in 1980 te lezen. Zijn Kladboek trof me midscheeps. Zo geestig, zo goed geschreven, zo persoonlijk ook. Ik moest daarna alles van Brouwers lezen dat ik maar te pakken kon krijgen. 

Toen Brouwers overleed in 2022 had ik eigenlijk over hem moeten schrijven, maar het kwam me niet uit. Precies herinner ik het me niet meer, maar ik zal het druk gehad hebben en ik wilde niet een kort flodderstukje over hem schrijven. Daarom stelde ik het even uit en van dat uitstel kwam afstel. Misschien moet ik alsnog een keer mijn leesgeschiedenis van het werk van Brouwers schrijven. 

Op Literom vond ik verschillende recensies die nog niet op Bunt Blogt staan. Onderaan plaats ik de links naar de bijdragen die er wel staan. Recensies van bijvoorbeeld Datumloze dagen (2007) en Het leven, de dood (2003) hou je nog tegoed. 

Hieronder een recensie van Hamerstukken - alle polemieken en korzeligheden (2010), het verzamelde polemische werk van Brouwers, een heerlijk boek, van meer dan 750 bladzijden. In mijn recensie noem ik ook nog het nummer van De Parelduiker over Brouwers. Het stuk verscheen op 25 juni 2010 in het Nederlands Dagblad.


Confettiregens van hoon

Op Koninginnedag dit jaar werd Jeroen Brouwers zeventig jaar. Of het journaal daar die dag aandacht aan besteedde, weet ik niet. Als het niet zo is, had het gemoeten. Brouwers behoort immers tot onze grote schrijvers. 

In de ruim van vijfenvijftig jaar dat hij publiceert, heeft hij een oeuvre bij elkaar geschreven dat omvangrijk is (de bibliografie beslaat enkele pagina's), coherent en van hoog niveau. Als zo iemand een mooie ronde leeftijd bereikt, dient er gezorgd te worden voor saluutschoten, vuurwerk en champagne. 

De redactie van De Parelduiker begreep dat en wijdde een themanummer aan Brouwers. Brouwerskenner Johan Vandenbroucke interviewde de schrijver, Stefan Brijs en Benno Barnard schreven fraai over hun contact met Brouwers en -om niet meer te noemen- er is een prachtig artikel van Arjen Fortuin over Brouwers en Geert van Oorschot. 

Ook de uitgever van Brouwers zag in dat er wel weer eens op de trommel geslagen mocht worden: er is een herdruk van de roman Bezonken rood, de drie Indiëromans werden uitgegeven in één band en Brouwers' polemieken werden gebundeld in Hamerstukken

Na de dood van Willem Frederik Hermans zijn er eigenlijk maar twee auteurs die een pennenstrijd kunnen voeren op het niveau van Mandarijnen op zwavelzuur: Gerrit Komrij en vooral Jeroen Brouwers. Diens stukken waren verspreid over meer dan vijftien bundels en het is mooi dat ze nu bij elkaar in één boek staan. 

Brouwers' polemieken behoren tot de kern van zijn werk. Hij is daarin stilistisch minstens even virtuoos als in zijn fictionele werk, hij maakt erin duidelijk waarvoor hij staat en wat hij afwijst en hij weet daarin ook nog eens aansluiting te vinden bij de rest van zijn oeuvre. Wie werk van Brouwers leest, van welk genre dan ook, leest niet alleen dat werk, maar leest een auteur wiens handschrift altijd herkenbaar is. 

Sommige van Brouwers' strijdschriften zijn bij zo'n beetje elke literatuurliefhebber bekend: de polemiek met Rudy Kousbroek over Japanse oorlogsmisdaden; zijn stukken over Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur; De nieuwe Revisor, over de 'jongetjesliteratuur' aan het eind van de jaren zeventig; zijn 'feuilletons' over redacteur Ronald Dietz en nog niet zo lang geleden over Ronald H. Plasterk. 

Waarheidsgetrouw

Dat die polemieken zo bekend geworden zijn, heeft niet alleen te maken met de hoeveelheid stof die de publicatie ervan deed opwaaien. Dat stof is intussen wel gaan liggen, maar nog steeds blijken de stukken bij herlezing te fonkelen en ze staan nog als een huis. Brouwers is een uitmuntend polemist. 

In 'Plasterk in plakjes', een vervolg op 'Sysiphus' bakens', legt hij nog maar eens uit aan welke eisen een goede polemiek moet voldoen. 

Zij moet geestig zijn: polemiek moet spetteren van vrolijkheid, de per polemiek aangevallen persoon, instantie, toestand (het onderwerp als het ware) dient te worden bedolven onder confettiregens van hoon, dient taarten in het gezicht te krijgen, dient te sidderen van het gesis, geknal, geknetter van vuurwerk dat alle misstanden en stommiteiten in het sproeilicht zet en met lawaai extra accentueert. Net als bij cabaret. 

Verder moet polemiek waarheidsgetrouw zijn. Brouwers is (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de door hem op dit punt aangevallen Karel van het Reve) altijd precies in het geven van citaten, vindplaatsen, data. Alles moet te controleren zijn. 

Daarom ook is Brouwers altijd overtuigend. Zelfs een onwillige lezer kan niet onder de argumenten uit die Brouwers staaft met exacte gegevens. Brouwers is niet alleen overtuigd van zijn eigen gelijk, ook wie zijn dwingend geschreven stukken leest, kan niet anders zeggen dan: Brouwers heeft gelijk. 

Uitslaande vlammen

Natuurlijk is Brouwers soms kwaadwillend of kwaadaardig. Maar dat neem je voor lief, aangezien hij daarnaast altijd voldoende degelijke argumenten aanvoert. Bij het voetbal zou men in zo'n geval spreken van 'noodzakelijke overtredingen'. 

Brouwers polemiseert buitengewoon geestig, maar hij doet het niet voor de lol. Je merkt dat hij zijn onderwerpen serieus neemt. Als bijvoorbeeld Vlaanderen, het Vlaamse Nederlands en de Vlaamse literatuur hem niet zoveel hadden kunnen schelen, had hij toch niet de moeite genomen er zo uitputtend over te schrijven? Je krijgt er immers alleen maar gedoe van. Maar de zaak is het gedoe blijkbaar waard. Het is heerlijk om een schrijver te lezen waarin het vuur met uitslaande vlammen brandt. Geen lezer zal er koud onder kunnen blijven. 

Eerder schreef ik over:

Restletsels (2012)
Het hout (2014)

woensdag 24 april 2024

De Buizerd 2 - Voor de eeuwigheid (Jean-Yves Delitte)

In de kinderboeken die ik in de jaren zestig van de vorige eeuw las, waren piraten altijd een gevaar. Kapers, zeerovers - de handelsschepen naar en van de koloniën moesten er weinig van hebben. Je moest ze bestrijden of aan hen ontkomen en het liefst blijf je bij hen uit de buurt. 

In verschillende strips spelen piraten de hoofdrol en leef je juist met hen mee. In die verhalen heeft het piratenleven iets aantrekkelijks. Het zal wel te maken hebben met de autonomie van piraten. Ze gehoorzamen geen overheden, kiezen hun eigen weg, doen wat hun goeddunkt. De zee, waar je zelf je route kunt kiezen, roept ook al een associatie op met vrijheid. Misschien leeft die drang naar vrijheid in ieder van ons, maar doen we daar niets mee. Maar we bewonderen wel de vrijbuiters die de grenzen van hun vrijheid verkennen. 

Zeerovers zijn uit op buit, dus er moeten schepen beschoten en geënterd worden. Dat daarbij doden en gewonden vallen is een gegeven. De piraat kan er niet zo mee zitten. Hij moet ook uitkijken voor zijn eigen hachje, want vaak wordt er op hem gejaagd. Het nemen van de vrijheid heeft zo zijn prijs. Dat nemen we voor lief als we ons vereenzelvigen met de zeeschuimers. 

Olivier Levasseur

In strips en films varen veel piraten rond, van Roodbaard tot Pirates of te Caribbean en van Brammetje Bram tot Black Sails. In het striptweeluik De Buizerd staat Olivier Levasseur (ca. 1680 - 1730) centraal, een legendarische piraat, die naar verluidt een gigantische schat verzamelde. Hij werd uiteindelijk gevangengenomen en veroordeeld. Op het schavot pakte hij zijn ketting met medaillon en wierp die in het publiek. Het medaillon zou een code van zeventien regels bevat hebben. Wie die zou kunnen kraken, zou de schat kunnen vinden. 

Als grootste verovering van Levasseur/de Buizerd geldt het schip Nossa Senhora do Cabo, De maagd van de Kaap, dat bezit was van de Portugese onderkoning van de Indiën, Xavier de Meneses. Het schip zat vol goud, robijnen en juwelen. Als het tweede deel van de strip begint, is dat schip al veroverd, maar de buit moet nog geborgen worden. 

Graf van Levasseur op Reunion
herkomst beeld: Wikipedia

Libertalia

We bevinden ons in Libertalia, een staatje in het noorden of noordoosten van Madagaskar. De vertaler van de strip maakt daar 'ten noorden van Madagskar' van, wat in ieder geval niet klopt. De verhalen over Libertalia zijn niet te controleren en we weten niet eens zeker of het wel bestaan heeft. Volgens het verhaal zou de kolonie gesticht zijn door piraten. De zeerovers vielen schepen aan, lieten gevangenen leven en bevrijdden slaven. 

De schatten worden verborgen, er wordt gevreesd voor samenzweringen, er wordt een schip veroverd en aan het eind van het album wordt De Buizerd gevangengenomen. Dat zou spannend genoeg kunnen zijn, maar het verhaal is duidelijk niet op de spanning geschreven. Zelfs bij de passages die spannend zijn, blijf je als lezer wat op afstand. De gruwelijkheid van de verovering van een schip, waarbij ook met schroot wordt geschoten, komt wel over, maar voor de rest heeft het verhaal een vrij laag verteltempo. 

Er is ook niet een dwingende verhaallijn door het album heen. Het lijkt er eerder op dat er afzonderlijke scènes na elkaar zijn geplaatst. Tussen de stukken verhaal in, wordt in vrij grote tekstblokken uitleg gegeven. Daarbij heb je meer het idee dat je in een boek over de geschiedenis aan het lezen bent in plaats van piratenstrip. 

Waarschijnlijk vindt de stripmaker Jean-Yves Delitte die historische werkelijkheid belangrijk, maar daarbij had het verhaal wel wat meer aandacht mogen krijgen. Meer vaart zou ik prettig gevonden hebben. Nu kabbelt het voort. Niet onaangenaam, maar de lezer had meer meegesleurd mogen worden. 

Tekeningen

Het tekenwerk van Delitte is trouwens heerlijk. Uit zijn tekeningen blijkt de liefde voor schepen, die ongetwijfeld historisch zullen kloppen. Als je de zeilen ziet die Delitte tekent, merk je hoe schematisch die van veel andere tekenaars zijn. De stofuitdrukking is bij Delitte echt heel goed. 

Er zijn veel vrij donkere tekeningen, wat passend is voor een strip waarin veel zaken het daglicht niet kunnen verdragen. Aan de lichtval is altijd veel aandacht besteed, waarbij Delitte nooit voor de gemakkelijke oplossing kiest. Hij schrikt niet terug voor veel werk en tekent bijvoorbeeld een gedetailleerde schaduw van een boom op een huis of licht dat door kleine ruitjes in de kajuit valt. 

Het zijn de details die indruk maken: een sloep waarvan je ook een stukje onder water ziet, omdat water nu eenmaal doorzichtig is, water dat nog in straaltjes van een schip druipt,  katrollen en touwen die allemaal precies kloppen. 

De houding van de mensfiguren is ook altijd natuurlijk, maar ik moest altijd goed kijken welk personage er getekend was. Ook dat zorgt ervoor dat je als lezer toch wat op afstand blijft. 

De Buizerd is een geweldig getekende strip, maar het verhaal heeft weinig vaart en het sleept de lezer niet echt mee. Dat is wel een minpunt. 

De Buizerd deel 2 - Voor de eeuwigheid. Tekst en tekeningen Jean-Yves Delitte. Vertalling: James Vandermeersch. Standaard Uitgeverij; 48 blz. € 19,99

dinsdag 23 april 2024

Alles wordt lichter (Janke Reitsma)


Begin 2022 schreef ik over Niets ontgaat ons van Janke Reitsma. Over dat boek was ik behoorlijk enthousiast. Nu is haar tweede roman uit en daar was ik dan ook nieuwsgierig naar. Ik heb het boek meteen gelezen.

De titel is Alles wordt lichter en hoewel 'alles' en 'niets' tegenstellingen zijn, vind ik toch dat de twee titels erg op elkaar lijken, misschien ook omdat ze allebei uit drie woorden bestaan. Die drie woorden vormen beide keren een zinnetje dat begint met het onderwerp en de persoonsvorm. En dan lijken de covers ook nog een beetje op elkaar. De plaats van handeling verschilt wel per boek: vlak bij de Waddenzee en in Noorwegen. De overeenkomst is dat de locaties vrij afgelegen zijn. 

Verhaallijnen

Net als de eerste roman heeft Alles wordt lichter twee verhaallijnen, een in het heden (2022) en een in het verleden (2012/2013). Ylva, eenendertig jaar oud, werkt in 2022 's nachts: ze maakt treinen schoon. Met Lehla. Ze moet bijvoorbeeld de wc's in die treinen boenen. Maar er is meer op te kuisen, waarover ze altijd gezwegen heeft. 

Dat kan ze ineens niet meer voor zich houden en ze bekent aan Lehla dat ze een kind heeft, een zoontje van negen jaar oud. Nu ze dat verteld heeft, staat de deur naar haar verleden opeens wagenwijd open en moet ze ook iets met wat er in dat verleden gebeurd is. Ze besluit om op reis te gaan, naar de boerderij waar ze haar eerste liefde heeft ontmoet. 

In 2011 overleed de moeder van Ylva. Aan haar had ze beloofd dat ze niet alleen zou blijven. Een jaar lang probeert ze haar leven op orde te krijgen of te houden en daarna stapt ze zomaar in een bus, niet wetend waar ze naar toe zal gaan. Ze komt terecht op de afgelegen boerderij van Jakob. Op het erf staat een huisje dat ze betrekt. Ze ruimt het erf en het huis op, terwijl Jakob onverstoorbaar verder gaat met zijn werk. 

Jakob voert een gemengd bedrijf: hij heeft schapen, maar doet ook aan tuinbouw. Daarover is Reitsma wat vaag, ze spreekt steeds over 'de gewassen'. In ieder geval zijn er aardbeien, uien en venkel en er zijn kassen met exotische planten en cactussen. Ylva heeft vooral oog voor de ram, die een deel van het jaar in een klein hok moet verblijven. 

Magnus

Of Jakob de ware Jakob is, is lange tijd niet duidelijk, ook voor Ylva en hem niet, denk ik. Uiteindelijk krijgen ze wel samen een kind, Magnus. Blijkbaar valt er iets voor, want Ylva laat haar kind bij Jakob achter. Het is een open plek die de lezer graag ingevuld ziet. Dat houdt de gang in het verhaal. 

In 2022 gaat Ylva terug naar de boerderij. Het is maar vijf uur rijden van haar woonplaats, maar ze doet er verschillende dagen over, omdat ze een deel van de tocht te voet maakt, door de bergen. Op die tocht vergezelt haar een jongetje, van wie je je al in het begin afvraagt hoe werkelijk hij is. Al gauw blijkt dat hij vooral in haar hoofd bestaat. Dat deed Toine Heijmans in Op zee geraffineerder. 

Die tweede tocht wil tijdens het grootste deel ervan maar niet boeiend worden. Er wordt in het begin bijvoorbeeld veel aandacht besteed aan een hooiwagen, een spinachtig dier, dat Ylva vervoert in een koffiebekertje. Vanaf het begin voel aan je water dat het beestje alleen van belang is vanwege de symboliek. 

Nadrukkelijke symboliek

Dat geldt overigens ook voor de ram, die steeds maar weer terugkomt in het verhaal. Die overnadrukkelijke symboliek stoort me wel en eigenlijk geldt dat ook voor dat imaginaire jongetje, het jongetje dat ze in haar hoofd heeft, en dat een beeld is van wie haar zoontje nu zou kunnen zijn. 

Ylva wil terug naar de boerderij, maar er is ook genoeg dat haar tegenhoudt en dat haar laat twijfelen. Daarom moet de tocht een tijdje duren. Het gevolg is wel dat ook de lezer, deze lezer althans, moeite moet doen om door dit deel van het verhaal te komen. Natuurlijk zijn er wel wat ontmoetingen onderweg, maar veel vaart zit er niet in deze lijn. 

Het verleden is een stuk interessanter. Dat komt ook door Jakob, een intrigerend personage. Hij is bepaald geen prater en heeft een hoekige onverstoorbaarheid. Een stil water, waarbij je moet raden naar de diepe grond. Dat werkt goed. Er is een zekere afstand tussen Ylva en Jakob van wie het in het begin helemaal niet duidelijk is of hij de ware Jakob wel kan zijn. Door zijn stabiliteit verschaft hij wel de rust waar Ylva naar op zoek is. 

Huilbaby

Magnus wordt geboren en na een tijdje blijkt hij een huilbaby te zijn. Aanhoudend babygehuil kan gekmakend zijn. Niet voor niets is er in Nederland een hulplijn speciaal voor ouders van huilbaby's. Jakob werkt overdag op het land en Ylva wordt soms wanhopig van Magnus. Waartoe is ze in haar wanhoop in staat? Dat is de vraag die de lezer voortdrijft door het verhaal. 

Om het leesplezier niet te bederven ga ik daar niet nader op in. Ik zal ook niet vertellen hoe Jakob reageert als Ylva terug is en of Magnus zijn moeder nog herkent. 

In het slot van Alles wordt lichter wordt het een en ander afgerond, maar die afhechting vind ik net te netjes en eigenlijk ook een beetje te zoet. Dat einde had voor mij wel wat meer open mogen zijn. 

Gedachtestroom

Alles wordt lichter bevat goede passages. Reitsma is op haar best als ze een gedachtestroom beschrijft. Daarin voert ze de lezer gemakkelijk mee, welke vreemde sprongen de gedachten ook maken. De zinnen worden dan aan elkaar geregen, zonder punten, zodat er geen adempauze valt en je laat je maar meedrijven met de stroom. 

Ook is ze goed in laatste zinnen van alinea's, die soms net een tikje meer lading krijgen dan wat daarvoor beschreven is. Een voorbeeld:

Op het moment dat ik de tent weer dichtrits zodat hij nog even kan slapen, voel ik het verdriet van de afstand tussen hem en mij in mijn lijf. Ik moet niet te veel hopen. Hopen is voor mensen die daar recht op hebben. 

Uit het verhaal raken 

Maar soms lukt het me niet om lekker in het verhaal te blijven. Meestal komt dat doordat ik me afvraag of het wel klopt wat ik lees. Haar moeder komt kijken bij de dierentuin die Ylva als kind gemaakt heeft. Er zijn geen apen en giraffes, maar wel insecten, omdat die 'betekenisvol' zijn. Dat hoor ik een kind nog niet zeggen of denken. 

De schapen lopen nog buiten als de sneeuw al bijna een meter dik op het land ligt. De kou zullen ze wel kunnen verdragen, maar hoe komen ze aan hun eten? Is het niet logischer dat ze in een soort schaapskooi verblijven? Dat soort vragen haalt me uit het verhaal. 

Soms heeft de verstoring te maken met stijl en taalgebruik. Ylva kan zeggen dat iets haar geen fuck uitmaakt, maar ook dat ze bij de ram de uitwerpselen uit het verblijf schept. Iemand op een boerderij schept stront en geen uitwerpselen, denk ik. 

Storende zinnen

Rare zinnen en zinsneden zijn er geregeld in deze roman en ze zijn altijd storend: 'We zijn een draadloze verbinding die we niet kunnen waarnemen', 'een landschap dat vleiend naar de horizon beweegt', 'zo geruisloos mogelijk', 'Als ik mijn gezicht naar achter kantel', 'Het was te groot voor een wolf, dus gevaarlijk is het zeker niet.' Grappig vind ik: 'Ik sluip langs het huis, dat een groot in slaap gevallen dier lijkt, dat waakt over het land.' Vergelijkingen zijn niet het sterkste punt van Reitsma. 

De corrector heeft veel steken laten vallen of gevallen steken niet opgeraapt. Heel vaak gaat het mis met constructies als 'Hij is een eindje het bos ingelopen', 'een zandpad dat de heuvel oploopt', 'Als ik de badkamer uitkom', 'hoe hij met zijn ogen de bergen opklimt'. Het gaat in deze voorbeelden niet over inlopen, oplopen, uitkomen en opklimmen, maar over lopen, komen en klimmen. Zie ook hier.

En dan zijn er nog verschillende verwijsfouten. Ik neem ze niet de auteur kwalijk, maar de uitgever had hier beter werk moeten leveren. Misschien zijn de fouten op zich niet zo erg, maar ze verstoren het verhaal en zetten me op afstand van wat er gebeurt. 

IJsberen en wegrennen

Over het algemeen zijn de personages in Alles wordt lichter interessant, juist doordat je ze niet helemaal doorgrondt. Aan de andere kant kiest Reitsma soms ook voor een gemakkelijke oplossing. Dan ijsbeert Jakob heen en weer of Ylva trapt tegen een stoel of rent hard weg. Ik zie dan slechte acteurs voor me in plaats van dat ik met de personages meeleef. 

De beste gedeelten in Alles wordt lichter zijn heel goed; Reitsma kan goed schrijven en ze kan de lezer daarbij helemaal meesleuren. Maar voor mij waren er te veel gedeelten waarbij ik uit het verhaal raakte of hoofdstukken waar ik mij doorheen moest worstelen. 

Maar misschien zijn dit gewoon de stappen die de auteur moet zetten op het schrijverspad en het is mooi dat ze daarvoor de gelegenheid krijgt. Hoe dat pad verder zal verlopen, moeten we afwachten, maar ik ben wel benieuwd. 

Janke Reitsma, Alles wordt lichter. Uitg. Mozaïek, 2023. 288 blz. € 23,99

maandag 22 april 2024

Vaarwel Birkenau (JDMorvan/Victor Matet/Cesc/Efa)


Een vader, een moeder, een baby. De baby groeit op, leert lopen en voetballen en is gelukkig in de nabijheid van zijn moeder. Zijn moeder blijkt een nummer op haar onderarm te hebben en het jongetje denkt dat alle moeders dat hebben, maar dat is niet zo. Op een gegeven moment komt hij erachter wat dat nummer betekent. 

Het jongetje is Richard Kolinka, zoon van Ginette Kolinka, die Auschwitz overleefde. In de graphic novel Vaarwel Birkenau wordt haar verhaal verteld. 

In 2020 is Ginette hoogbejaard, maar nog goed ter been. Haar agenda loopt vol. Bij allerlei gelegenheden vertelt ze aan jongeren over haar verleden. 

Ginette is de jongste van zes dochters. Zes jaar later wordt er nog een jongetje geboren. Het joodse gezin krijgt in Parijs in de oorlog te maken met beperkende maatregelen en ze moeten ook de gele sterren gaan dragen. Na een waarschuwing proberen ze in de vrije zone te komen, in groepjes. Uiteindelijk kunnen ze niet uit de handen van de Duitsers blijven. 

Deportatie

Ginette en haar familie worden op 1 april 1944 op transport gesteld naar het kamp van Drancy. Een paar weken later worden ze gedeporteerd naar Auschwitz. Een klein deel van de mensen op het transport wordt 'arbeidsgeschikt' verklaard. Het zijn mensen van tussen de 15 en 50 jaar. De selectie wordt uitgevoerd door SS-artsen, die na een enkele blik beslissen wie sterft en wie mag blijven leven. Onder die laatste groep bevindt zich Ginette. 

Ginette vertelt haar verhaal aan een groep scholieren met wie ze Auschwitz bezoekt. Het verhaal van het bezoek wordt afgewisseld met beelden uit het verleden en soms zie je het verleden op de achtergrond terwijl de scholieren zich op de voorgrond bevinden. Zo wordt aangegeven hoe aanwezig in het nu de gruwelijkheden zijn die in de oorlog gebeurd zijn. 

De selectie wordt door Ginette zeer levendig verbeeld: 'Jij ziet er bijvoorbeeld te jong uit. Dus... jij mag niet door. Jij wel. Jij sterft. Jij ook. Jij blijft nog even leven. Jij niet. Jij en jij mogen door. Jij dan weer niet.' Ze wijst de leerlingen aan en met het aanwijzen zou meteen hun lot bezegeld zijn, als ze in de oorlog op die plek geweest waren. 

Schuldgevoel

Een ander aangrijpend moment is kort daarvoor, als de trein aankomt in Auschwitz. Degenen die moe of ziek zijn mogen mee met de vrachtwagen van het Rode Kruis. Dat wordt tenminste gezegd. Ginette zegt tegen haar vader en haar broertje dat zij maar met de vrachtwagen mee moeten gaan. Degenen die met de vrachtwagen mee gingen, werden meteen omgebracht. 

Ginette beseft dat haar vader en broertje toch omgebracht zouden zijn, maar dat zij geadviseerd om mee te gaan met de vrachtwagen is een last die ze al 76 jaar met zich meedraagt. 

Scenario en tekeningen

De strip Vaarwel Birkenau is gebaseerd op het leven van Ginette Kolinka. Het scenario is geschreven door JDMorvan en Victor Matet, de tekeningen zijn van Cesc en Efa. Tijdens het lezen komt de lezer dicht bij het leven van Ginette en bij de gruwelijkheid van Auschwitz. Heden en verleden kruipen naar elkaar en de tussenliggende decennia lijken weg te vallen. 

Ginette is een vriendelijke vrouw, die goed is in het contact met de jongeren. Ze maakt daarbij af en toe een grapje, zodat haar verhaal verteerbaar blijft. Maar juist de noodzaak om af en toe een beetje lucht in het verhaal te brengen, benadrukt de ernst en de zwaarte ervan. 

Op de cover zie je een tekening van de oudere Ginette, die Auschwitz verlaat, lopend over de bielzen van een spoorlijn. Ze passeert haar jongere zelf, die haar tegemoet komt, Auschwitz in. Ze zal zichzelf nog verschillende keren tegenkomen in haar leven en altijd weer moet ze kijken naar wat er met de jonge Ginette is gebeurd.

Geen effectbejag

Het verhaal wordt zo verteld door JDMorvan en Victor Matet dat het in de eerste plaats indruk maakt. Daarbij is er geen enkel effectbejag. De weergave van de gebeurtenissen is eerder sober te noemen. Voor jongeren, die waarschijnlijk niet heel veel weten van wat er in de oorlog gebeurt, is het verhaal informatief. Net als de jongeren die Ginette rondleidt, komen ze te weten tot waar de spoorlijn liep, waar de gaskamers waren, hoe het kamp verdeeld was in sectoren. 

De tekeningen van Cesc en Efa zijn toegankelijk en hebben iets vriendelijks. Ook hierbij is er geen effectbejag. Soms wordt er zelfs duidelijk afgezien van het effect, als mensen in het verleden vaag, als schimmen, worden weergegeven. Dat getuigt ook van respect: de lezer hoeft geen voyeur te zijn en de mensen uit het verleden hoeven in hun moeilijkste momenten niet achteraf nog bekeken worden door ogen van mensen die alleen maar nieuwsgierig zijn. 

Dossier

Achter in het album is er een dossier opgenomen. Daarin staan foto's die ons nog eens bepalen bij het feit dat we niet zomaar een verhaal hebben gelezen, maar dat het gaat over mensen die werkelijk hebben bestaan en over gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgevonden. Daartoe zijn ook fiches afgedrukt die bij aankomst in Drancy werden opgesteld, met daarop de deportatiedatum. Verder zijn er tekeningen opgenomen die indertijd gemaakt zijn door gevangenen. 

Vaarwel Birkenau is een indrukwekkend geheel geworden, waarvan je eigenlijk moeilijk kunt zeggen dat het mooi is, omdat het een aangrijpend onderwerp is. Dat kun je niet met een esthetische blik bekijken en dat is maar goed ook. Maar een goed album is het wel. 

titel: Vaarwel Birkenau
tekst: JDMorvan/Victor Matet
tekeningen: Efa/Cesc
inkleuring: Roger
dossier: Tal Bruttmain
vertaling: James Vandermeersch
uitgever: Standaard Uitgeverij
112 blz. € 25,99 (hardcover)
gebaseerd over het leven van Ginette Kolinka


dinsdag 16 april 2024

Geduld, geduld!


Het is druk, dus je moet even wachten op een bijdrage hier. Mijn dagen zitten vol en mijn avonden soms ook, zodat ik nauwelijks aan lezen en schrijven toekom. Die drukte is tijdelijk, volgende week is het weer rustiger. Maar ik wilde je toch even laten weten waarom ik niet de gebruikelijke drie bijdragen per week lever. Voor Bunt Blogt komt al die drukte niet zo goed uit, maar ik geniet van de werkzaamheden die ik heb, dus dat ik even wat minder schrijf, heeft een prettige reden. 

Deze week hoop ik nog wel een recensie te plaatsen van de indrukwekkende novel Vaarwel Birkenau. Maar als het even snel tussendoor moet, stel ik dat uit tot volgende week. 

Wat zit er verder in het vat? Ik lees op dit moment Alles wordt lichter van Janke Reitsma. Daar had ik me erg op verheugd; over haar vorige boek was ik nogal enthousiast. Haar nieuwe boek heb ik half uit, maar ik heb wat meer reserves, geloof ik, al staan er mooie passages in. 

Ook ben ik (eindelijk, eindelijk) begonnen aan De meisjes van Annet Schaap. Dat had ik natuurlijk al veel eerder moeten lezen. Ik lees nu af en toe een verhaal. 

En ik geniet van de brieven van en aan Willem Witsen. Op een stuk daarover moet je nog even wachten. Ik lees elke avond een paar brieven, zodat ik lang over het boek doe. Dat werkt overigens wel goed, dus ik hou dat tempo maar vol. 


Ik zal ook wel weer een oude recensie afstoffen, maar dat wordt ook volgende week en ik overweeg nog een stel wat persoonlijker bijdragen met jeugdherinneringen. Maar daar ben ik nog niet helemaal uit. 

Er komt dus nog best wat, maar je moet even geduld hebben. In de tussentijd zou je bijvoorbeeld een mooi boek kunnen lezen. Op mij liggen er ook nog heel wat te wachten, die ik misschien binnenkort wel lees, maar misschien komen er andere boeken tussen. 

Ik heb bijvoorbeeld wel zin in In het oog van Marijke Schermer. Verder wil ik ook wel weer wat ouder werk lezen van bijvoorbeeld Simon Vestdijk, Top Naeff of Bep Vuyk en er liggen ook nog boeken van Gijs IJlander, Kristien Hemmerechts en Robbert Welagen op me te wachten. 

Er liggen altijd tientallen boeken klaar, maar die moeten ook maar even geduld hebben. Het geduld van boeken is onbeschrijflijk. Sommige wachten al decennia en enkele daarvan zijn nog steeds niet aan de beurt. Het is niet anders. Ik vind het alleen maar prettig dat ik nog zoveel moois voor de boeg heb. 

Volgende week hoor je dus meer van me. Misschien deze week nog, maar dat kan ik niet beloven. 

donderdag 11 april 2024

Klokgelui (Leo Pleysier)


Onlangs werd Klokgelui van Leo Pleysier bekroond met de Hans Vervoortprijs. Zo'n gebeurtenis is in ieder geval een aanleiding om de naam Hans Vervoort weer eens te noemen. Leest iemand zijn werk nog wel eens? In mijn hoofd zit hij in het vakje met realisten, zoals er nogal wat waren in de jaren zeventig, maar misschien doe ik hem onrecht met die categorisering. 

De 'ondertitel' van de Hans Vervoortprijs is dat het een prijs is voor literatuur van neerslachtige en toch opbeurende aard. Wil een boek in aanmerking komen voor de prijs, dan moeten gebeurtenissen en personages realistisch zijn. Verder is een enkelvoudig perspectief een eis, zelfspot geldt als een pluspunt, net als een zekere weemoed. Het is een raar bijeenraapseltje van eigenschappen, maar in ieder geval is Klokgelui bekroond en dat is mooi. 

Wit is altijd schoon

Het werk van Pleysier mag wat best wat meer bekendheid krijgen. Indertijd was Wit is altijd schoon (1989) een succes en het werd bekroond met de Bordewijkprijs, maar een echte doorbraak betekende het, in Nederland althans, toch niet. Hierbij ga ik af op mijn gevoel. Als mijn haperende geheugen het een beetje goed heeft, kregen De kast (1991) en De gele rivier is bevrozen (1993) wel aandacht, ze kwamen op longlists terecht en de laatstgenoemde roman kreeg drie jaar na verschijnen nog een prijs. 

Volgend jaar in Berchem (2000) werd voor zo'n beetje iedere prijs genomineerd, maar kreeg er geen. Het lijkt wel of steeds de aandacht voor het werk van Pleysier even opflakkert en dat die daarna weer zakt. Waarom dat gebeurt, snap ik niet zo goed. Pleysier schrijft redelijk toegankelijke boeken en eigenlijk zijn ze altijd goed. 

In deze eeuw schreef ik nog over Dieperik (2010). Die recensie zal ik een keer afstoffen en hier plaatsen. Hier vind je wat ik schreef over Heel de tijd (2018). 

Vriendengroep

Klokgelui begint met een vriendengroep op een terras. De vrienden hebben het goed samen en ze kletsen dat het een lieve lust is. Tot en met bladzijden 37 gaat het maar door, de conversatie springt van het ene onderwerp op het andere. Al die bladzijden vormen een enkele alinea, als om te laten zien dat er eigenlijk geen pauzes zijn in het gesprek. 

Daar moest ik wel even inkomen. De groep is vrij groot. Ik heb de namen niet geteld, maar het zullen er ergens tussen de vijftien en de twintig zijn en het is moeilijk de mensen uit elkaar te houden. Alma Van Dijk heeft een verliteratuurd hoofd en ziet steeds verbanden met wat ze gelezen heeft en we zouden misschien ook een profieltje op kunnen stellen van al de andere terraszitters, maar daar gaat het eigenlijk niet om. 

De vrienden genieten van de hapjes, de drankjes en de andere mensen op het terras. Toch plopt af en toe de dood op in de gesprekken. Een schrijver die overleden is, de film The dead, een droom over overleden ouders, twee broers die omgekomen zijn in het verkeer, iemand die zegt dat hij niet meer naar begrafenissen gaat. Tussendoor vraagt iemand wie er vandaag gestorven is, gezien het luiden van de kerkklokken eerder op de dag. 

Verteller

Dan pas komt er een 'ik' in het verhaal. Alsof hij al de hele tijd op het terras zat, maar niks gezegd heeft. Ineens zijn we niet meer 'live' aanwezig bij de gesprekken op het terras, maar de 'ik' vertelt achteraf dat het ook nog even ging over een ouder echtpaar verderop in de straat, Josef (Jef) Braspennings en Germaine Van Boxel. 

Niemand ziet de twee nog. Overdag zijn de rolluiken maar half opgehaald en de brievenbus puilt uit van de reclame. Maar het leven gaat verder, de gesprekken gaan verder. 

In het tweede deel van het boek doet de verteller navraag naar Jef en Germaine. Het verhaal gaat dat Germaine gezondheidsproblemen heeft en dat Jef voor haar zorgt. Maar niemand lijkt er het fijne van te weten. 

Buurvrouw

Ludwina Pans, de buurvrouw van het echtpaar, weet meer en dat vertelt ze aan de 'ik'. Bijna het hele tweede deel door is ze aan het woord. Ze geeft weer wat Jef tegen haar verteld heeft en ook wat ze met eigen ogen heeft gezien. Het zullen verschillende gesprekken geweest zijn, want de tijd verstrijkt en de ontwikkelingen gaan niet de goede kant op in het huis van Jef en Germaine. Ludwina ratelt maar door en vertelt het.

De verteller is betrokken: hij gaat steeds naar Ludwina om te vragen hoe het met haar buren is. Ludwina zegt verschillende keren dat Jef het maar moet zeggen als zij wat voor de twee kan betekenen, maar zoiets zegt Jef niet. Je zou kunnen zeggen dat de buurt het goed bedoelt, maar dat de twee oude mensen toch aan hun lot worden overgelaten. 

Het tweede deel van Klokgelui deed me denken aan Wit is altijd schoon dat ook bestaat uit een monoloog: de stem van de overleden moeder blijft maar doorgaan in het hoofd van de zoon. Het is ook nu weer knap gedaan door Pleysier. We horen Ludwina praten en krijgen zo een vrij helder beeld van haar. 

Tot stof wederkeren

In het korte, laatste deel is de vriendengroep weer aan het woord en gaat het weer over de gewone dagelijkse dingetjes, met hier en daar een verwijzing naar de dood. Aan het eind van het boek komt het Saharazand ter sprake dat naar Europa geblazen is.
En dan lijkt het wel alsof de woestijnwind die stofwolken deze kant op heeft geblazen om ons eraan te herinneren dat we zelf ook stof zijn, zegt Alma Van Dijk. En dat we tot stof zullen wederkeren, zegt Brigitte Vermeer. 
Amen, zegt Frank Blockx. 
Het gezelschap dat zich zo tegoed doet aan de geneugten van het leven wordt geconfronteerd met de eigen sterfelijkheid, zoals een doodsklok de dorpsgemeenschap herinnert aan de eindigheid van het leven.

Heden ik, morgen gij

In Klokgelui is de verteller eigenlijk de klokkenluider, die aandacht vraagt voor de twee oude mensen die alleen elkaar hebben en maar moeten zien dat ze het rooien. Misschien is deze roman ook wel een manier om de lezers eraan te herinneren dat ze stof zijn en tot stof zullen wederkeren. Heden ik, morgen gij. 

Klokgelui lijkt me weer een typisch Pleysierboek. Het onderwerp is begrensd: Pleysier schrijft niet over de grote wereldproblemen, maar over waar kleine mensen mee kunnen worstelen. Maar misschien heeft juist dat een bredere strekking en toont het het algemeen menselijke. Niet alleen de levens van Jef en Germaine zijn eindig, maar ook die van de vrienden op het terras, van de lezers van de roman en van alle mensen. In de verte horen we de doodsklokken luiden. 


Eerder schreef ik over:
Heel de tijd (2018)

dinsdag 9 april 2024

Afgestoft: Nee (Armando)


Over Armando heb ik veel geschreven, op verschillende plekken, maar hier nog niet zo veel. Misschien heb ik dat een beetje goedgemaakt door het stuk dat ik schreef na zijn dood, in 2018. 

Op Literom vond ik recensies die ik ooit schreef voor Nederlands Dagblad. Op goed geluk heb ik er eentje uitgekozen. Deze gaat over nee of misschien Nee (daar twijfel ik over). Die stond op 11 april 2008 in de krant. 

Mocht je nooit wat van Armando gelezen hebben, dan wordt het eigenlijk wel tijd. Hij heeft een bijzonder oeuvre bij elkaar geschreven, van uitzonderlijke kwaliteit volgens mij. Mocht je zijn korte stukjes wat te absurd vinden, begin dan bij zijn romans De straat en het struikgewas (1988). Of lees, om je te oriënteren wat ik na zijn dood schreef. 

En zijn schilderijen en zijn beelden moet je natuurlijk ook bekijken. Ja, ja, er is werk aan de winkel. Nu de oude recensie, die hopelijk niet te stoffig is. 


Wat volgt hieruit? Niets

Een man wiens armen in de knoop zitten, iemand die op maatstaven loopt, monniken die overwegen een worm in de adelstand te verheffen, iemand die ineens stopt met hemelbestormen, iemand die de deur opendoet en een nijptang op de stoep ziet staan, iemand die veroordeeld wordt tot levenslang leven - in de verhalen van Armando komen ze voor met een achteloze vanzelfsprekendheid. 

Ook de 109 heel korte verhalen in de nieuwe bundel nee bevatten heel wat absurde passages. De 'ik' in de verhalen verbaast zich er niet over en de lezer dus ook niet. Zo vreemd is het leven blijkbaar. We buigen ons over het leven heen, bekijken het aandachtig, signaleren hoe het in elkaar zit en reageren met nauwelijks meer dan een peinzend 'hm'.

In het verhaal 'Letters' buigen we ons over een boek:

'Kijk, daar ligt een boek.'
'Ja, warempel, je hebt gelijk.'
'Wat nu.'
'Kijk er maar niet in.'
'Nee, want voordat je het weet, ben je aan het lezen.'
'Staan er dan letters in?'
'Ik ben bang van wel.'
'En bladzijden, bladzijden?'
'Misschien.'
'Ik heb daar altijd een hekel aan gehad?'
'Waaraan.'
'Aan letters en bladzijden.'
'O, ik ook.'

Het kan een gesprek zijn tussen twee mensen bij de bushalte. Mensen die elkaar nauwelijks kennen, die alleen het gesprek een beetje gaande willen houden, waarbij het niet uitmaakt of het gaat over het weer, een voorbijkomende hond of een boek dat op de grond ligt. 

Flarden

Al enkele decennia terug tekende Armando flarden van gesprekken op in de boeken die hij in Berlijn schreef. Toen had je het idee dat het gesprekken waren die de schrijver zelf gehoord of gevoerd zou kunnen hebben. In de laatste bundels (De haperende schepping (2003), Het wel en wee (2005), Gedoe (2006), Soms (2007)), wekken de gesprekken bevreemding in plaats van herkenning. Een gesprek kan beginnen met 'Bent u goedschiks of kwaadschiks?' of met 'Heeft u mijn zielenroerselen wel eens gezien?' Wie zo'n gesprek opvangt, spitst meteen de oren, zeker als je gaandeweg het gesprek de indruk hebt dat de sprekers vrij normale mensen zijn. 

De vanzelfsprekendheid waarmee het absurde getoond wordt, maakt dat de lezer niet in de eerste plaats vragen stelt bij wat hij leest, maar bij zichzelf. Als het vanzelfsprekend is dat een snelweg vingers heeft 'en misschien zelfs een hand', dan is het vreemd dat we daar nooit bij stilgestaan hebben. Slecht een deel van de verhalen in nee heeft de duidelijke vorm van een gesprek, maar de dialoogvorm klinkt ook in de andere verhalen vaak door. Het lijkt dan of de schrijver praat tegen de lezer, die zwijgend luistert. Soms spreekt hij de 'jij' direct aan: 'Zei ik het niet? Ik wou dat je me eindelijk es geloofde.'

Allure

De vraag is wat Armando wil met zijn verhalen. De 'ik' uit het verhaal 'Streng' eindigt zijn relaas met: 'Wat volgt hieruit, wat leren wij van deze meningen? Niets.' Het lijkt of ok Armando niet uitdrukkelijk iets wil. Hij toont ons de werkelijkheid in al haar absurdisme. Verder niets. Verschillende keren zegt de 'ik' zinnen als 'ik bemoei me er niet meer mee' en 'Het gaat je namelijk niets aan.' Blijkbaar moeten we de werkelijkheid maar laten voor wat die is. De werkelijkheid gaat haar eigen gang en wij moeten dat ook maar doen. 

Die werkelijkheid is niet een hedendaagse werkelijkheid. In Armando's verhalen kom je geen pinpasjes, geen multiculturele samenlevingen, geen popmusici en geen digitale camera's tegen. Wel herbergiers, zeepzieders, landlopers en marskramers. Figuren die voorkomen in oude verhalen, die van alle tijden zijn, omdat ze de actualiteit ontstijgen. Wie rondloopt in de verhalen van Armando, wandelt altijd in het heden en tegelijkertijd in de middeleeuwen of de negentiende eeuw. Het doet er eigenlijk niet toe, zoals het niet uitmaakt in welke tijd sprookjes of mythen zich afspelen. Meer en meer krijgen Armando's verhalen die allure. 

maandag 8 april 2024

Uitzicht van dichtbij (Megan van Kessel)


Maggie en Alfons zijn, met hun kind Felix, die nog een baby is, buiten de stad gaan wonen in een tot huis verbouwd kerkje. Het leven gaat niet zo gemakkelijk voor Maggie. Het moederschap zorgt niet bij voorbaat voor geluk, haar tuintje wil het maar niet doen, haar buurvrouw Mireille roept vooral stress op en haar vader reageert maar niet op het bericht van Felix' geboorte. 

Voor Maggie is het leven hard werken. Of, zoals ze zelf zegt: 'Ik zocht iets wat we onderweg waren kwijtgeraakt. Ons geluk.' Dat is de situatie in het debuut van Megan van Kessel, Uitzicht van dichtbij (2023)

Vader

De ontwikkelingen in het verhaal zitten vooral in het nieuws dat er uiteindelijk over Maggies vader Pierre komt. Ze heeft al een hele tijd geen contact meer met hem, maar nu het niet goed gaat met hem, zoekt ze hem weer op. 

De verhouding met haar vader is ambigu. Aan de ene kant heeft hij haar geleerd om bij keuze tussen de veilige en de spannende weg altijd voor de laatste te kiezen, maar aan de andere kant is hij ook heel lang niet echt een vader voor haar geweest. Om meer van de achtergrond daarvan te begrijpen krijgen we scènes uit het verleden, uit het jaar 2000. Waarom het juist dat jaar moet zijn, is lange tijd niet duidelijk, totdat blijkt dat er dat jaar een dramatisch voorval is in de familie. 

Blijven proberen

Maggie houdt het leven dapper vol. Ze probeert er  elke keer opnieuw wat van te maken, maar de vraag is hoe lang ze dat volhoudt. Dat ze toch maar blijft proberen is wel goed getekend door Van Kessel. Als lezer krijg je met Maggie te doen, terwijl je ook bewondering hebt voor haar doorzettingsvermogen. Het tuintje lijkt een symbool voor haar leven. Hoe ze ook inplant en water geeft, echt fleurig wil het maar niet worden. Bij al het gezwoeg probeert Maggie een zekere monterheid te bewaren, wat niet meevalt. 

Ook in het verleden zie je de maar volhoudende Maggie. Ze hangt er een beetje bij als haar buurmeisje en de dochter van Astrid (die nu met Pierre is) samen spelen, maar ze laat zich niet ontmoedigen. Zus Robin lijkt het leven net iets beter aan te kunnen, net iets handiger aan te pakken. 

De titel komt terug in deze zin: 'Soms moet je even een paar stappen achteruit doen om het uitzicht van dichtbij beter te begrijpen.' Maggie gunt zichzelf die stappen terug eigenlijk niet, terwijl ze die wel nodig heeft. Pas als ze de tuin opgeeft, merk je dat ze stopt met haar voortdurende pogingen om grip op het leven te krijgen. Dat zou haar meer rust kunnen geven.

Stijl

Dat je uitzicht zou moeten begrijpen lijkt me niet zo handig geformuleerd. Dat komt vaker voor in het boek. Er zijn bijvoorbeeld veel opsommingen, waarbinnen behoorlijk wat diversiteit is, zodat het geheel ook iets grappigs heeft. Maar voor mij verwees zo'n opsomming vooral naar zichzelf: kijk mij eens een leuke opsomming zijn. Dat geldt ook voor beelden, vergelijkingen. Het lijkt me dat je die vooral gebruikt om iets te verduidelijken. Maar bij Van Kessel leiden de beelden mij eerder af:

Mijn gevoelens passen niet bij het besluit. Mijn vaders besluit. Het is buitenproportioneel, uit balans. Als een man met een baard maar geen snor. Of een vrachtwagen zonder aanhanger waardoor het lijkt dat hij elk moment voorover kan vallen. 

Bijfiguren

De bijfiguren, zoals Mireille, hebben voor mij iets karikaturaals, waardoor ik ze niet serieus neem. Niet alleen de figuren, maar ook hun rol in het verhaal. Misschien had er hier en daar iets gesnoeid kunnen worden in de roman. 

Uitzicht van dichtbij bevalt me het best in de tekening van de relatie met de vader. Daar zit ergernis in, maar ook de behoefte dat hij een echte vader voor haar is. Nu ik het beschrijf, merk ik dat ik het versimpel. De relatie met de vader is complex en het is mooi dat Van Kessel die complexiteit laat bestaan. 

De roman heb ik met redelijk wat plezier gelezen, maar de kracht lijkt me eerder te zitten in de scènes dan in het boek als geheel. Ik kan me maar niet onttrekken aan het idee dat er een beter boek in het verhaal verscholen zit en dat we ons door sommige passages heen moeten worstelen om bij dat verhaal te komen. 

In ieder geval heeft Uitzicht van dichtbij me geïntrigeerd en ik heb het geboeid gelezen. En sommige scènes zullen me bijblijven, vermoed ik. Deze roman is een debuut en ik ben wel nieuwsgierig naar hoe Megan van Kessel zich zal ontwikkelen. Misschien heeft ze een paar boeken nodig om dat uit te zoeken. Die tijd moeten we haar dan maar geven.  

vrijdag 5 april 2024

Moederliefde (Femmy ten Cate)


Eigenlijk lees ik nooit literaire thrillers. Thrillers zullen best onderhoudend zijn: de spanning drijft je immers door het boek. Je wilt toch weten hoe het zit of hoe het afloopt. Dat 'literaire' vertrouw ik niet helemaal. Is dat niet alleen toegevoegd om het boek een zekere standing te geven? Er zijn genoeg literaire romans die heel spannend zijn en die hebben het etiket 'thriller' blijkbaar niet nodig, maar een thriller lijkt net iets meer als je die literair noemt. 

In een dubbelinterview (waar? wanneer?) met Stella Bergsma en Saskia Noort zei Noort dat ze eigenlijk nooit een recensie kreeg. Ze wilde desnoods een negatieve bespreking, als het boek maar gerecenseerd werd. Daar had ik niet eerder bij stilgestaan. Het werk van Noort heb ik niet gelezen, maar ik vermoed dat het in de betreffende categorie tot de top behoort. 

Misschien is mijn sympathie voor de persoon Noort wel gebaseerd op een filmpje dat ik ooit zag, waarin Connie Palmen, misschien wel met te veel drank op, in een talkshow de fiolen van haar toorn uitgoot over Noort en haar werk. Ten eerste kon ik uit die tirade niet opmaken dat Palmen dat werk daadwerkelijk gelezen had, er werden (als ik het mij tenminste goed herinner) ook nauwelijks argumenten gegeven en het was vooral heel onaardig. De waardige manier waarop Noort reageerde nam mij meteen voor haar in. 

Maar ook van Noort las ik dus nooit wat. Wel schreef ik een stukje over een boek van Susan Smit, weliswaar geen schrijfster van thrillers, maar in mijn hoofd hoort ze in hetzelfde vakje 'geen literatuur, maar misschien toch interessant.' Bij Smit vond ik het onderwerp overigens wel interessant, maar de manier van schrijven overtuigde mij niet. 

Niet literair, geen thriller

Onlangs werd mij ongevraagd een 'literaire thriller' toegestuurd, Moederliefde van Femmy ten Cate. Ik besloot het boek te gaan lezen, maar ik heb er weinig plezier aan beleefd. Literair vind ik het zeker niet en eigenlijk vind ik het ook geen thriller. 

Van een thriller verwacht ik vooral spanning en dat valt in Moederliefde nogal tegen. Leen Salverda, 27 jaar oud, is door zijn moeder opgesloten in een kelder. Die ruimte heeft een zeker comfort: hij heeft een bed, een tafel en een wc en hij kan zelfs douchen, koffie zetten en muziek draaien. Zijn moeder brengt hem driemaal per dag eten. 

Moeder zal hem vrijlaten als hij kan bedenken waarom hij opgesloten zit. Dat is al onwaarschijnlijk. Het is nogal een daad om je volwassen zoon op te sluiten. Die is ook nog eens een gewaardeerd journalist, bij een niet zo groot medium, het blad OOG, waarvoor hij politici interviewt. 

Leen schrijft verder artikelen over het gedachtegoed van zijn tante Agaath (Gaath), wier manuscript (van maar liefst twaalfhonderd pagina's) op zijn laptop staat. Waarom die artikelen nog steeds gepubliceerd worden, terwijl Gaath al uit de actualiteit is verdwenen, wordt me niet duidelijk. 

Tante wordt een politica genoemd en ze heeft zich wel beziggehouden met de politiek, maar verder dan het willen oprichten van een politieke partij is ze niet gekomen. Ze stond een soort menselijk communisme voor. Met haar ideeën kwam ze wel in talkshows, al is ook niet direct duidelijk waarom. Ze had in ieder geval volgelingen. Intussen is tante verleden tijd. Of ze overleden is of verdwenen blijft lang in de lucht hangen. 

Familiedrama

Dan is er nog een familiedrama: er is iets gebeurd met het dochtertje van Agaath, Rosa/Roosje, toen ze nog een baby was. Daarvan is Leen (die toen nog Lenny heette) getuige geweest en mogelijk was hij er mede oorzaak van. 

Het familiedrama zelf wordt boeiend verhaald. Lenny is dan nog maar een kind en dat kinderperspectief werkt goed bij het weergeven van het drama. Het tempo blijft in die scène hoog en je snapt waarom het schokkend is voor Lenny. 

Wel jammer is dat je steeds precies weet waarom Lenny doet wat hij doet. Ten Cate houdt van uitleggen en alles, alles, werkelijk alles wordt verklaard en expliciet gemaakt. Je weet altijd hoe iemand zich voelt en waarom hij zich zo voelt. Gedrag heeft in alle gevallen een logisch gemaakte oorzaak. De lezer moet vooral niets zelf invullen. Eerlijk gezegd vond ik dat nogal vervelend. 

Een voorbeeld uit het begin: 

'Doe je de deur niet open?' Mijn vraag komt er net zo ontsteld uit als ik me voel. 

De vraag is op papier redelijk neutraal. Ten Cate moet ons uitleggen dat de vraag op een ontstelde manier gesteld wordt en dat de vragensteller zich ook ontsteld voelt. Het geeft de onmacht aan van de schrijfster om iets aanschouwelijk te maken. Voor veel schrijvers is de leidraad 'show, don't tell', maar Ten Cate vertelt liever over iets dan dat ze het laat zien. 

Natuurlijk verzint Leen/Lenny manieren om te ontsnappen, maar hij komt geen enkele keer in de buurt van een echte ontsnapping. De lezer heeft na een tijdje niet meer de vraag of en hoe Leen ooit uit de kelder komt. Mij kon het al gauw ook niet zoveel meer schelen. In die verhaallijn zit er weinig spanning en die blijft (behalve de setting) ook ver uit de buurt van wat ik van een thriller verwacht. 

Wel was ik benieuwd naar wat er gebeurd was met Agaath, maar als je dat uiteindelijk weet, vraag je je af of je nu daarvoor dat hele stuk hebt moeten lezen .En dan wil de schrijfster ook nog bepaalde verhaallijnen positief eindigen, zodat er stukken in Moederliefde staan die onverdraaglijk zoet zijn. 

Karaktertekening

Ik denk dat de uitleggende manier van schrijven, het niets te raden overlaten, mij het meest tegenstaan in Moederliefde. De karaktertekening kent ook weinig nuance: de claimende moeder, de sullige vader en vooral neef Albin, de verpersoonlijking van het kwaad. Als kind was hij al een pester en hij is altijd een slechterik gebleven in de ogen van Leen. 

Gedragingen liggen te veel voor de hand (als iemand boos is, sneuvelt er een kopje) of zijn onwaarschijnlijk: Leen gaat met zijn kleren aan onder de douche staan. We lezen niet dat hij zich afdroogt of dat hij andere kleren aantrekt, maar hij heeft verder geen last van die natte boel. En waarom is hij in vredesnaam gekleed onder de douche gaan staan?

Er zit veel onwaarschijnlijks en geconstrueerds in het boek. Er is zelfs een tweede schrijver die artikelen schrijft onder de naam Lenny Salverda en blijkbaar ook nog in een slechte stijl. Dat kan maar doorgaan, zonder dat hij door de mand valt. Een groot deel van die verhaallijn had geschrapt kunnen worden, behalve dan dan Leen ook wel dit soort artikelen had willen schrijven en zich ook wel had willen bezighouden met het duiken op bijzondere plaatsen. 

Eigenlijk heeft Leen al zijn wensen opzijgezet, al van kindsbeen af, om zijn tante te plezieren. De aanleiding wordt wel aannemelijk gemaakt, maar dat dat het hele leven van Leen doorgaat, is weer een sterk verhaal. 

Gemakkelijk, maar toch een opgave

Aan de ene kant leest Moederliefde gemakkelijk: je hoeft weinig na te denken, want Ten Cate legt je alles uit en loodst je netjes door het boek heen. Aan de andere kant vergalde dat ook nogal mijn leesplezier. Ik heb mezelf porties van vijftig bladzijden per dag opgegeven, maar lezen voelde ook wel als een opgave. Ondanks dat er 'thriller' op staat, zit er namelijk maar weinig spanning in het verhaal. In ieder geval heb ik weinig van die spanning ervaren. 

Stilistisch is er niet zo heel veel te beleven aan het boek. Niet dat het slecht geschreven is, al staat er wel eens een rare zin tussen en al heeft de corrector wel eens iets over het hoofd gezien, maar nooit treft de formulering of lichten zinnen op. Misschien hoeft dat ook niet bij een thriller, maar ik miste de fonkel en dat vervlakt de leeservaring. 

Zoals gezegd, ik ben niet gewend thrillers te lezen, maar omdat ze in de rubrieken en in boekwinkels staan bij de afdeling 'spanning' had ik meer spanning verwacht. Misschien is het genre niet zo erg aan mij besteed en dan ben ik niet zo'n geschikte lezer. Laat iedereen dus vooral zelf oordelen, maar ik zal niet snel naar nog een thriller grijpen. 

Femmy ten Cate, Moederliefde. Een moeder, een zoon, een kelder. Uitg. Magonia, 248 blz. € 22,95

donderdag 4 april 2024

Afgestoft: IJsregen (Sanneke van Hassel)


Rommelend in de la met oude recensies kwam ik die van IJsregen van Sanneke van Hassel tegen. Het stukje werd op 24 juni 2005 geplaatst in Nederlands Dagblad. Ergens in de la liggen ook nog de recensies van latere boeken van Van Hassel, Witte veder (2007) en Nest (2010). 

Dat laatste boek werd nogal eens door leerlingen op de lijst gezet, voornamelijk door meisjes. Het is een roman waar je de hand van de verhalenschrijfster nog goed in kunt herkennen. 

Toen ik doorlas wat ik indertijd over IJsregen schreef, stonden veel verhalen uit de bundel me weer levendig voor ogen. Eigenlijk zou ik ze moeten herlezen, maar ik weet dat het daar niet van komt. Ik herinner me nog goed het leesplezier van toen. Er komt trouwens dit jaar een nieuwe bundel van Van Hassel uit, Milde klachten. Dat is alvast een goede titel. Je kunt hem op je tafel leggen naast de dichtbundel van Rob Schouten uit 2012. 

Na zoveel jaar herlas ik mijn recensie met enige afstand. Twee keer de uitdrukking 'op orde krijgen/hebben/houden' - dat had ik natuurlijk moeten veranderen. Het slot komt nogal abrupt. Heb ik dat indertijd zo geschreven of heeft een redacteur het stuk ingekort om het passend te maken? Dat kan ik niet meer achterhalen. 

De titel zal ik ook wel aan de redactie overgelaten hebben. Het kwam nogal eens voor dat een door mij aangeleverde kop het toch niet haalde. 

Maar goed, voor de rest is het stuk passabel, denk ik. En in ieder geval vraagt het weer eens aandacht voor het werk van Sanneke van Hassel. Onderaan voeg ik nog een paar links toe naar andere recensies die ik hier plaatste. 

Een desolate wereld

Als mensen hun poes kwijt zijn, dan hangen ze briefjes op en zoeken de hele buurt af. 'Sinds een maand vermist - man (van mijn leven) - signalement: bruine ogen met gouden vlekjes - geen bandje - af te leveren op onderstaand adres.' Het ergst vind ik dat een andere vrouw hem nu zijn melk geeft. Zijn hoofd schuin.

Zo gaat dat met de personages in de verhalen in IJsregen, het debuut van Sanneke van Hassel. Ze staan er alleen voor in het leven. Als ze een geliefde hebben, raken ze hem kwijt of ze hebben geen echt contact met hem, zodat ze hem eigenlijk ook kwijt zijn. Ze moeten maar zien dat ze zich redden, dat ze hun leven op orde krijgen of op orde houden. 

De kou die de titel oproept, zit dan ook in veel verhalen. Van Hassel heeft veel locaties gekozen voor haar verhalen: New York, Hongarije, een café, een tram en de personages hebben allerlei bezigheden: ze zijn archivaris, werken op een busstation, zijn schoonmaakster, makelaar, bestuderen de gevolgen van de temperatuurstijging. 

Een enorme diversiteit, maar wat opvalt is vooral de constante: een desolate wereld. Daar doet de auteur overigens niet dramatisch over. Ze laat die wereld zien, beschrijft in een nauwkeurige, kale stijl wat er gebeurt. Zo is het leven blijkbaar. Als er iemand uit de trein gezet is, omdat hij net niet de juiste papieren heeft, denkt degene die tegenover hem zat nog even aan hem, maar slaat dan zijn boek open en leest verder; hij kan niet de hele wereld redden. 

Gevoelens worden in IJsregen bijna nooit expliciet gemaakt, maar voor mij sprak uit de verhalen toch de compassie met de personen die het in dit leven maar moeilijk redden, met de vleugellamme vogels, de zwerfkatten, de beren in kooien. Misschien komt dat ook wel, doordat een leven waarop je grip hebt en een leven dat je ontglipt vaak dicht bij elkaar liggen in de verhalen. 

En waarschijnlijk ook daarbuiten. Als lezer denk je misschien je leven op orde te hebben, maar er hoeft maar weinig te gebeuren of je merkt dat je de regie kwijt bent. In Van Hassels verhalen is dat vaak een onbekende, iemand van buitenaf die ineens een plaats vraagt of krijgt in iemands leven: een zwerver in een tram, iemand die aanbelt omdat hij zijn huis niet in kan, een goochelende Duitser in een café, een verkrachter. 

In 'Mevrouw Van Dijk' is het iemand die ze aanvankelijk niet eens ziet. Mathilde Van Dijk houdt het huis van meneer Lucas schoon. Ze is bij de familie al decennialang werkzaam als schoonmaakster. Op een dag hangen er twee gebruikte handdoeken in de badkamer. Het klopt niet, weet mevrouw Van Dijk, al vermoedt ze nog niet wat er precies aan de hand is. Uiteindelijk kan ze er niet omheen: Lucas heeft een vriendin, die ze later ook ontmoet. 

Mathilde van Dijk legt een briefje neer: 'Het was toch goed zoals het was? De meubels kenden hun plek. Zo kan ik niet werken. Ik was hier eerst'. Nee, natuurlijk legt ze geen briefje neer. Ze voorziet het bed van schone lakens. 

Het lijkt iets kleins. Wat heeft mevrouw Van Dijk immers met Lucas te maken? Maar haar leven is zijn vanzelfsprekendheid verloren. 

Net als alle personages in de verhalen van Sanneke van Hassel, overkomen de gebeurtenissen mevrouw Van Dijk, ze heeft er niet om gevraagd, ze heeft niets gedaan dat de stroom gebeurtenissen in gang zet. De meeste personages zijn passief, ondergaan het leven, proberen het te verdragen, wachten af tot het zich allemaal ten goede zal keren. Zoals de vrouw die al uren in het café de wacht houdt naast een lege stoel die ze voor haar vriend gereserveerd heeft, in de hoop dat hij straks zal komen. 

Het was nu vooral een kwestie van vasthouden. Als een hond naast die stoel blijven zitten, in het vaste vertrouwen dat het baasje zo thuiskomt. En als hij thuiskomt de kop buigen zodat hij tussen de oren kan krabben. En dan naast hem begraven worden, in een op maat gemaakt hondengrafje. 

Hoe afstandelijk de verhalen ook geschreven lijken, in zo'n passage kan een personage alleen maar ontroeren. 

Eerdere recensies van boeken van Sanneke van Hassel:
Ezels (2012)
Nest (2010)