Als je het in de hand houdt, weet je het al: dit is niet een gemiddeld boek. Waagstukken van Charlotte Van den Broeck is bijzonder vormgegeven: het ziet eruit alsof het een open ruggetje heeft. Het is gebonden met twee kleuren garen (Is dat het goede woord?), goud en blauw en bij het lezen valt het heerlijk open. Qua uiterlijk wijkt het af van alle andere boeken die ik heb. De vormgever is -wie anders?- Steven van der Gaauw.
Waagstukken is in oktober 2019 verschenen. Ik las er goede dingen over, maar toen duurde het toch nog een tijdje voor ik het kocht, daarna weer een tijdje voor ik het las en toen nog weer even voor ik erover ging schrijven. Maar het is er dus toch van gekomen.
Van den Broeck schrijft over dertien bouwwerken en hun dertien architecten. Het is niet goed met hen afgelopen. Ze pleegden zelfmoord, of het verhaal ging dat ze zelfmoord pleegden, teleurgesteld in wat ze ontworpen hadden of wat ervan gemaakt werd. Van den Broeck reisde naar de gebouwen en deed onderzoek.
Aan het begin van elk hoofdstukje staat een polaroidfotootje. Te klein, te weinig duidelijk. Ik had best mooie foto's gewild van de gebouwen waarover ik las, maar blijkbaar gaat het daar niet om. Het gaat om het verhaal. En om degene die het verhaal schrijft.
Persoonlijk
Alle verhalen zijn namelijk persoonlijk. Dat begint al met het zwembad waarin Van den Broeck als kind heeft gezwommen. Maar het geldt ook voor de andere gebouwen. Daar is de auteur immers naartoe gegaan en dat beschrijft ze, dus ze is automatisch onderdeel van het verhaal. Daartussendoor beschrijft ze dingen over haar eigen leven.
Het is een wonderlijke, maar heerlijke combinatie. Niet alleen de gebouwen die ze beschrijft zijn waagstukken, maar de stukken die ze schrijft ook. Ze is niet bang wat op het spel te zetten. Daardoor is Waagstukken een heel persoonlijk boek geworden, zoals de gebouwen voor de architecten persoonlijk waren of tot een persoonlijk falen werden gemaakt.
Ik kwam Charlotte Van den Broeck al eerder tegen, in het boek Kamer in Oostende van Koen Peeters. Daar liep ze mee met de twee Koenen, benieuwd naar Gaston Eysselinck, ontwerper van het P.T.T./R.T.T.-gebouw in Oostende. Er was veel gedoe bij de bouw en de onaangenaamheden liepen zo hoog op, dat Eysselinck niet meer op de bouwplaats mocht komen. Nog voor het gebouw voltooid was, was Eysselinck overleden. Al vrij snel zou het gebouw tot monument worden.
Middelen van de fictieschrijver
Veel trieste, maar mooie verhalen. Bij het vertellen gebruikt Van den Broeck vaak de middelen van de fictieschrijver. Bijvoorbeeld als ze vertelt over de hevige sneeuwval in Washington DC, 28 januari 1922. De manier waarop ze de omstandigheden van die nacht oproept, zorgt ervoor dat je meeleeft met het personage (een arts). Toen me duidelijk werd wat er gebeurd was met het Knickerbocker, heb ik nog tijden op internet gezocht naar foto's, die er in overvloed waren. Niet alleen van de ramp, maar ook van de sneeuw.
Van den Broeck beschrijft de architecten met empathie, misschien vergelijkbaar met de manier waarop Jeroen Brouwers in De laatste deur de schrijvers beschrijft die noodlottig aan hun eind zijn gekomen. Daardoor leef je als lezer met hen mee. Ze vertelt de feiten redelijk kaal en in ieder geval zonder effectbejag.
Dat ze met haar verhaal postuum nog wat voor de architecten wil doen, blijkt uit bijvoorbeeld deze passage:
Het voelt alsof ik, die juist naar hem op zoek was, hem harder vergeet dan hij al die tijd al in de tijd verdwenen was, door zo weinig voor zijn verhaal te kunnen betekenen.
Na zo'n opmerking ben je je er ineens van bewust waarom je Waagstukken zo'n liefdevol boek vindt.
Overkoepelende vragen
Het gaat Van den Broeck niet alleen om het vertellen van de verhalen. Ze zoekt ook antwoorden op overkoepelende vragen, zoals:
Wanneer is een mislukking de moeite waard om voor te sterven? Eigenlijk wil ik vragen; wanneer wordt een fout groter dan het leven, of zo allesomvattend groot dat het leven zelf mislukking wordt? Waar loopt de naad tussen maker en werk?
Het is niet verwonderlijk dat het geregeld over het schrijverschap gaat. De relatie van een schrijver met zijn schrijfwerk zal vergelijkbaar zijn met die van een architect met een door hem ontworpen gebouw. Van den Broeck legt uit dat het werk altijd in een zekere mate met de maker is besmet. Bij stukjes en beetjes krijgen we de weg te lezen die de auteur heeft afgelegd om tot het schrijverschap te komen.
Waagstuk
Ze legt ook uit waarom het maken van een gebouw een zo groot waagstuk is:
De architecten maakten tenminste grote gebaren, waagstukken, werk op grote schaal, en plein public, concrete massa en oppervlakte die verhouding afdwingen en onverschilligheid te slim af zijn. Een architect die faalt in de openbare ruimte, faalt onverholen voor duizenden ogen, en dat gedurende een langere periode in de tijd. Wie zich op het waagvlak van de geschiedenis begeeft, daagt de vergankelijkheid uit. Zoveel branie moet sommigen wel de ogen uitsteken.
De opzet van de verschillende stukken lijkt op elkaar: een reconstructie van wat er met een gebouw en de architect ervan gebeurd is en dat in verband gebracht met de auteur. Maar binnen die stukken experimenteert Van den Broeck er lustig op los. Het stuk over de Rossauer Kaserne is van begin tot eind een brief.
Intiem
In die brief vraagt ze zich af waarom ze zich met deze architecten bezighoudt. Zoekt ze de aanleidingen voor zelfmoord, waarmee de daad verantwoordbaar wordt? Wil ze hen begrijpen? Is het mededogen? Of:
Zoek ik in de zelfdodingen van de architecten naar afgoden, voorgangers, bondgenoten, die een gelijkaardige afloop aanmoedigen voor wanneer de totale mislukking mij zal treffen?
Juist doordat Charlotte Van den Broeck in haar zoektochten ook zichzelf onderzoekt, is Waagstukken een intiem boek geworden. Het is een onderzoek naar zichzelf, als kunstenaar en als mens. En wij mogen daar getuige van zijn, meekijken, meedenken, ook de vragen stellen aan onszelf.
Waagstukken is niet minder dan een imposant bouwwerk, waar wij naar mogen kijken, zoals Van den Broeck keek naar de dertien gebouwen. Als je er zo dichtbij komt, zie je pas hoe indrukwekkend het is.