maandag 25 mei 2020

Pruik en provo (Willem Brandt)


Onlangs noemde ik hier Willem Brandt. In dat stukje ging het vooral over Brandt als dichter. Maar Willem Brandt schreef ook recensies, zelfs op de voorpagina van de krant waarvan hij toen hoofdredacteur was. Ruim vijftig van die stukken bundelde hij in Pruik en provo, dat in 1967 verscheen.

Voor op het boek staat een afbeelding van Brandt, met pruik en wandelstok. Onder de auteursnaam staat 'Regent in de 20ste eeuw.' In Het vrije volk van 3 januari 1967 was hij namelijk door de uitgever Geert Lubberhuizen een regent genoemd:


Geuzennaam

Dat heeft hij dus als geuzennaam aangenomen, wat ook blijkt uit de inleiding. Daarin geeft hij Lubberhuizen gelijk:
Want 't is inderdaad zo dat ik, al hetgeen er de laatste jaren aan Peperbeks en andere geschriften verschenen is op een rijtje zettend, mij als criticus menigmaal Regent van een Armenhuis heb gevoeld. Maar om eerlijk en volledig te zijn: ook wel eens Regent van een Weeshuis. Ik wil daarmee zeggen dat er tegenwoordig met Machtig Gerucht en Luid Gesnork veel te veel letterdruksels het licht zien, die zonder al die Reklame en Publiciteit tot ons aller heil zeker in het duister gebleven waren, omdat zij even arm van geest als van vorm en inhoud zijn, terwijl aan de andere kant heel wat boeken van wezenlijke literaire waarde een smal en onopgemerkt bestaan leiden, omdat een deel der critiek ze vluchtigjes over het hoofd ziet. 
Opmerkelijk is dat de paperback genoemd wordt, die blijkbaar al als een soort verloedering wordt gezien. Pruik en provo is trouwens ook een paperback. Mijn exemplaar is in bezit geweest van Vic van de Reijt, staat er voorin, en die kocht het in april 1978. Hij heeft het netjes behandeld of niet gelezen. Toen ik het las, niet zeer behoedzaam, maar toch ook niet bepaald ruw, lieten verschillende bladzijden los. De paperbacks uit de jaren zestig waren dus blijkbaar inderdaad van matige kwaliteit.

Ook de reclame en de publiciteit worden genoemd en even verder gaat het zelfs over 'deze tijd van massa-communicatie.' Brandt had eens moeten weten hoe het literaire landschap er vijftig jaar later uit zou zien.

Magertjes en inhoudloos

In de inleiding beklaagt Brandt zich over het niveau van de literatuur uit die tijd: waar vind je nog 'groot, oorspronkelijk kreatief Nederlands werk, dat niet alleen door zijn vorm overtuigt, maar dat ook een geestelijke en zo mogelijk erudiete achtergrond heeft dat ons innerlijk schokt en ontroert, dat het leven als het ware voor ons verandert? Het is -bijna- alles even magertjes en inhoudloos, dikwijls getuigend van een onbenulligheid en een meligheid, die de indruk maakt van een dooie schellevis op een stoof (...).'

Met de poëzie is het volgens Brandt al niet beter gesteld 'de goede uitzonderingen daargelaten.' Hij schuift het 'nieuw realisme' aan de kant en kwalificeert het als 'ulevellen-rijmen.' 'Egocentrisch gezemel' en 'onverstaanbaar jargon' noemt Brandt de dichtkunst van zijn tijd.
O ja het behoort allemaal bij 'de tijd', zoals ook de kleffe smerigheid van een deel van ons proza daarbij behoort, en wat dit laatste betreft in het bijzonder bij een volk van gefrustreerde dogmatisch-conventionele benauwdheden dat zonodig in peperbek moet afreageren wat men half tot zijn schrik plotseling aan fossiele complexen in een nieuwe, totaal veranderde wereld in zichzelf ontdekt heeft.  

Onrijpe gedachten

De uitgevers willen scoren en hebben 'talloze pubers' in de gelegenheid gesteld 'hun onrijpe gedachten te publiceren, die in andere tijden door geen hond waren afgedrukt, maar die nu voor een nieuw talent en ontdekkingen doorgaan en als zodanig met veel gerucht worden geafficheerd. En dan is er alwéér zo'n Beestachtige Bestseller of een Literaire Kneuzenpocket uit de cloaak van een of andere mulo-jongen gekomen, waarvoor de critiek verondersteld wordt beleefd, de pet in de hand een nederige buiging te maken met koppen en foto en het publiek koopt wel, want je weet immers nooit, en wat zou dát nou weer zijn.'

Het leek me goed om uitgebreid te citeren uit de inleiding, om duidelijk te maken op welke toon Brandt van leer trekt. Daarna volgt er een motto van Busken Huet, zodat duidelijk wordt in welke traditie Brandt denkt te staan. Ook dat was immers iemand die bepaald niet met de hand ging staan. En daarna die meer dan vijftig stukken.

Die stukken geeft hij zonder bronvermelding. Soms merk je dat hij twee stukken samengevoegd heeft, maar wie wil kijken of er veel tijd tussen die twee stukken heeft gezeten, moet Delpher raadplegen.

Willem Brandt, dat was toch de man die niet het talent zag van jonge schrijvers als Mulisch en Reve? Dat was het beeld dat ik van hem had. Iemand uit een toen al voorbije tijd, die niet zag dat de jonge auteurs met andere dingen bezig waren.

Het zilveren zwembroekje

Voor een deel klopt dat beeld. Onder de titel 'Het zilveren zwembroekje' recenseert Brandt Op weg naar het einde van Reve. Hij vindt het maar niks, dat boek van Reve. De archaïsche stijl vindt hij een trucje en vindt dat Reve stilistisch het midden houdt tussen 'Olivier B. Bommel, Potgieter en Top Naeff, maar veel troebeler.'
Het was ook niet nodig geweest deze brieven-bundel op grond van morele overwegingen te veroordelen; dit boek veroordeelt zichzelf wel door zijn gebrek aan literaire en geestelijke kwaliteiten, als in een beiderlei opzichten mislukt en vertraagd epigonisme van zovele andere vaderlandse fraseurs en poseurs, voornamelijk uit de 18e en 19e eeuw wier spectatoriale geschriften op onze letteren niet de minste invloed hebben uitgeoefend en wier namen intussen vergeten zijn. 
In het tweede deel van de recensie pakt Brandt Nader tot U aan. Stilistisch geen verrassing, vindt Brandt, 'in zoverre dat het -misschien door zijn herhaling van stijlmethode en thema- een ietwat slapper, vermoeider indruk maakt.'

Hij maakt een vergelijking met auteurs uit de negentiende eeuw, als Mark Prager Lindo (Den Ouden Heer Smits) en Nicolaas Beets (Hildebrand), 'zonder Beets' onverstoorbare en vaak fijne humor, en zeker zonder diens echtheid van gevoel.'

Ongaar gelal

Hij vindt dat Reve koketteert met zijn homoseksualiteit en dat hij 'perverse erotische afwijkingen' etaleert. De poëzie aan het eind van het boek kan hem ook al niet bekoren: 'ongaar gelal'.

Naar zijn literaire betekenis heeft 'dit rommelige proza-werkje' geen enkele betekenis, vindt Brandt. En: De inhoud is merendeels ziekelijk van geestesgesteldheid, soms overdreven pathetisch, dan weer vulgair of ronduit weerzin-wekkend (...).'

Brandt opent natuurlijk natuurlijk niet voor niets met deze aanval op Reve. Hij wil daarmee zijn positie duidelijk maken. In het tweede stuk richt hij zijn geschut op Jan Cremer, naar wie hij ook al verwees met de term 'Beestachtige Bestseller.' Daarna is Ewald Vanvugt aan de beurt. Dat deze in het begin van de bundel besproken wordt, doet vermoeden dat die toen als een belangrijk auteur werd gezien. Ik heb de indruk dat daar nu weinig meer van over is.

Brandt verwijst naar twee vroegere boeken van Vanvught: ze kwamen hem 'als chaotische, infantiele, domme en onzindelijke schrijfsels voor, die niet als romans, maar als een verontrustend verschijnsel van letterkundige, geestelijke en zedelijke inflatie dienen te worden gesignaleerd.'

De nieuwe roman, Mijn vrouwen, kan Brandt ook niet behagen:
Wat Ewald Vanvught er van gemaakt heeft is echter een zielig, dom en infantiel verhaal, waarin beide hoofdpersonen afwisselend met elkaar naar bed of naar het toilet gaan, met tal van onsmakelijke détails, en daar tussen door een onwaarschijnlijk James Bond-achtige spionagegeschiedenis die nauwelijks iets met het hoofdthema te maken heeft en die de auteur er blijkbaar uit een soort kinderlijke zucht naar stripverhaalachtige sensatie heeft ingelast.

Huilerige wartaal

De roman Liefde van Vinkenoog kan ook geen goed doen: 'huilerige wartaal', 'onleesbaar boek', 'pretentieus gedaas.' Het gangstermeisje van Campert: 'eng-zielig', 'vervelend', 'vol onmannelijk zelfbeklag', 'niet dramatisch maar huilerig.'

Hij serveert Campert niet helemaal af:
Het valt niet te ontkennen dat Remco Campert schrijven kan, en hij zou zeker tot een goed literair prozawerk in staat zijn als hij behalve over schrijftechniek ook over een literaire visie beschikte, die een roman kracht en inhoud geeft.

Een stuk pathologische smerigheid

Over Terug naar Oegstgeest van Jan Wolkers is hij enthousiast, maar bij De hond met de blauwe tong spreekt Brandt duidelijk zijn afschuw uit. Over het verhaal 'De wet op het kleinbedrijf':
Dit afschuwelijke verhaal is van een zodanige liederlijkheid, dat iedere normale lezer, ook de moderne lezer die bereid is veel te aksepteren, er zich door bevuild, bezoedeld en beledigd moet gevoelen. (...) Het is op zijn best een stuk pathologische smerigheid, het verslag van een ziekelijke obsessie, dat misschien in het archief van de psychiater thuis behoort, maar in elk geval niet in de literatuur.
Dan over Hugo Raes. Over de boeken Hemel en dier en Een faun met kille horentjes heeft hij hier en daar nog wel iets positiefs te melden, maar hij bespreekt ze hoofdzakelijk negatief. Van Mulisch bespreekt hij Bericht aan de rattenkoning.
Dit geschrift van Mulisch druipt eenvoudig van zelfingenomenheid, pseudofilosofie en psychologie van de koude grond. In wezen is het een dom, bekrompen en kleingeestig pamflet, geleuter achter de horren van iemand die geen idee heeft van de werkelijke problematiek onzer dagen, en er maar wat op los bazelt (...).
Wie een aantal stukken in Pruik en provo gelezen heeft, krijgt het idee dat Brandt vooral graag scheldt. Soms is duidelijk waarom hij een boek niet goed vindt, maar soms zet hij het gewoon weg. Altijd in beeldrijke taal overigens en ook voor een hedendaagse lezer vaak onderhoudend.

Positief besproken

Zijn er ook schrijvers die hij wel goed vindt? Jazeker. Enkele dichters: Neeltje Maria Min, Leo Vroman, Guillaume van der Graft, F. ten Harmsen van der Beek, Gerrit Kouwenaar, Hugo Claus, Cees Nooteboom, Ellen Warmond. Er zijn er meer. Van de prozaïsten: Boeli van Leeuwen, W.F. Hermans, Hella Haasse, Willem van Toorn, Ward Ruyslinck, Marga Minco, Jef Geeraerts, Willem Brakman, Helga Ruebsamen, Johan Daisne, Theun de Vries. Ook hier had ik meer auteurs kunnen noemen.

Brandt heeft weinig op met autobiografisch proza, maar kan een boek als Terug naar Oegstgeest wel waarderen. Hij vindt dat de jongere auteurs te veel over seks schrijven. Altijd noemt hij Henry Miller om te laten zien dat hij niets heeft tegen seks in romans, maar hij vindt dat veel auteurs ermee te koop lopen of er op een vervelende manier over schrijven. Ook staat hij snel klaar met kwalificaties als 'ziekelijk', 'pathologisch' of 'pervers'.

Door zoveel negatieve besprekingen in het begin van Pruik en provo op te nemen, wil Brandt zichzelf  waarschijnlijk positioneren als de strenge regent, die veel literair werk uit die tijd afkeurt. Hij vindt het ook wel lekker om flink van leer te trekken, heb ik de indruk. Vaak doet hij dat op een geestige manier.

Buddingh'

Hij gaat bijvoorbeeld heel serieus in op het gedicht van C. Buddingh' waarin hij denkt een stoffig, grijsgroen schaartje te zien, maar het blijkt een elastiekje te zijn, ineengekringeld in de vorm van een schaartje.
Wat ervaren wij immers bij dit gedicht? Twee dingen. De dichter is kennelijk bijziende en heeft en nieuwe bril nodig. (...) Maar er is méér. Hij denkt, als hij een elastiekje ziet liggen, aanstonds aan een schaartje. (...) Wat is daarvan nu weer de diepere duiding? Dat hij last van een dwangnagel heeft!
Het Vers is dus, als geheel, een expressie van Menselijk Leed en Menselijke Onvolmaaktheid. Slechte ogen en een dwangnagel. Wij hebben allemaal wel wàt. Een hardnekkige neusverkoudheid. Een eeltplek aan onze rechterteen. Noem maar op. Dit Vers herinnert ons aan die onvolkomenheid van menselijke existentie, en troost ons door de ontroerende wetenschap dat wij daarin niet alléén staan.
'Buddingh', kerel', zo zijn wij geneigd te denken, 'jij hebt het ook niet gemakkelijk. Laten we mekaar een hand geven.'
Zo'n soort bespreking vind ik beter te verteren dan die stukken waarin Brandt alleen zijn afkeer uit. Misschien juist omdat hij in deze bespreking minder kwaad(aardig) is. Buddingh' moest overigens niets hebben van de gedichten van Willem Brandt, zoals blijkt uit zijn dagboekbladen, Tirade 133, januari 1968:
Iedere keer als mijn blik op de naam Henry Miller valt (op The Air-Conditioned Nightmare, op de boekenplank boven de kachel) denk ik: 'Wat is het toch een ouwehoer!' Maar als mijn blik dan ook op de naam Willem Brandt (Verzamelde Gedichten, zelfde plankje) valt, denk ik: 'Ach, Henry Miller is toch eigenlijk een voortreffelijk schrijver.'

Belezenheid

Vaak begint Brandt zijn stukken met iets wat hij gelezen heeft in The Times Literary Supplement. Over het algemeen kun je overigens zeggen dat Brandt wel zijn literatuur bijhoudt. Hij kent veel werk. Als hij een roman bespreekt, brengt hij vaak ook vroeger werk van de betreffende auteur ter sprake en hij verwijst ook naar secundaire literatuur.

Je merkt dat hij een 'hoge' literatuuropvatting heeft en dat hij vindt dat een auteur de tijd moet peilen en soms zelfs iets profetisch moet hebben. Daardoor vallen sommige schrijvers en dichters door zijn zeef.

De kwaliteit van Brandt als recensent werd me meer duidelijk in de stukken waarin hij positief is over een werk, dan wanneer hij negatief is. Misschien omdat hij in de negatieve recensies gas geeft en uitpakt met allerlei negatieve kwalificaties. Hij heeft dan ook meer te neiging om de lezers te entertainen ten koste van het besproken werk. Bij een positieve bespreking lijkt hij meer op zoek te zijn naar wat nu de kwaliteit van deze roman of deze poëziebundel uitmaakt.

Zoals gezegd, Brandt als criticus was degene die niet de kwaliteit van Reve en Mulisch zag, in mijn voorstelling, voordat ik Pruik en provo gelezen had. Dat klopt niet helemaal. Van Mulisch waardeert hij Het stenen bruidsbed, wat ook wel veel beter zal zijn dan Bericht aan de rattenkoning, dat ik overigens niet gelezen heb. Brandt is onder de indruk van Nooit meer slapen van Hermans en van de poëzie van Gerrit Kouwenaar en Hugo Claus.

Misser

Er zijn aardig wat oordelen waarin de tijd hem gelijkgeeft. De belangrijkste misser lijkt me zijn oordeel over Reve, waarin hij het eigene niet herkende.

Het was een genoegen om Pruik en provo te lezen. Brandt schrijft onderhoudend, al draaft hij geregeld door. Tijdens het lezen kom je namen tegen van auteurs die intussen nagenoeg vergeten zijn, zoals Fem Rutke, B. Roest Crollius, Helma Wolf-Catz. Wie leest hun werk nog?

Een namenregister en een verantwoording zijn eigenlijk noodzakelijk in zo'n bundel, maar ze ontbreken. In de inhoudsopgave zijn alleen de titels van stukken terug te vinden, maar niet over welke auteurs ze handelen. Even terugzoeken wat Brandt over Hans Andreus, Armando of Sybren Polet geschreven heeft, is zonder aantekeningen en markeringen bijna niet te doen en dat is jammer.

Veel literatuurgeschiedenis wordt achteraf geschreven en daarom is het interessant om een criticus te lezen die reageert op het moment dat de romans uitkomen van schrijvers die we later als belangrijk zouden zien. Ik had dezelfde ervaring toen ik de stukken van Pierre H. Dubois las in Het Boek van Nu, eind jaren vijftig, begin jaren zestig. Ik schreef daar hier over, zeven jaar geleden. Dubois is overigens een degelijker en evenwichtiger recensent dan Willem Brandt, maar je kunt minder om hem lachen.

Als dichter is Willem Brandt zo ongeveer vergeten, wat jammer is, want zijn beste gedichten kunnen nog best mee. Als recensent was hij een representant van zijn tijd en toen al af en toe van een voorbije tijd. Niemand zal hem nog als autoriteit aanvoeren.

Brandt heeft ooit flink op de trom geslagen en dat dreunt nu niet meer na. Maar soms zag hij scherp iemands kwaliteit en dan kon hij dat ook nog goed verwoorden. Hij was niet alleen de regent die al het nieuwe afwees, maar ook de recensent die kon bewonderen wat hij goed vond. Juist die kant van hem is nu nog te genieten.

zaterdag 23 mei 2020

Podcast: Beschaving: de nabeschouwing, Zandman, Podcastgezelschap Luyster

De afgelopen weken schreef ik over slechts twee podcasts; deze week weer gewoon over drie. Eentje over de coronatijd. Ho ho, niet wegkijken, deze is grappig en filosofisch. Eentje met mooie verhalen voor het slapen gaan en eentje voorproefjes van diverse podcasts. Alle drie aanbevolen.



Beschaving: de nabeschouwing

In deze coronatijd menen allerlei podcastmakers ook iets over corona, of liever nog de coronacrisis,  te moeten zeggen. Dat is heel geëngageerd, maar ik had liever gehad dat ze waren doorgegaan met waaraan ze bezig waren. Met datgene dus waarom ik me indertijd op zo'n podcast heb geabonneerd.

Nu de halve krant over corona gaat en zo ongeveer elke talkshow (vermoed ik), zit ik niet te wachten op iemand die daar de zoveelste mening over geeft. Zo was ik een redelijk enthousiast beluisteraar van Onder mediadoctoren. Dat werd iets minder toen de uitzendingen ineens anderhalf keer zo lang werden, zonder dat dat iets toevoegde aan de kwaliteit van de podcast. En toen de makers begonnen aan de serie Aantekeningen uit het ondergrondse, waarin ze de huidige samenleving beschouwen, ben ik na twee keer afgehaakt. Er zijn nu al zeventien afleveringen en in behoorlijk hoog tempo verschenen. Wat ik gehoord heb, kon me niet boeien.

Cabaretier en filosoof

Maar in de reeks podcasts van coroniqueurs zijn er uitzonderingen. Zo heeft de Volkskrant de podcast Beschaving: de nabeschouwing door cabaretier en filosoof Tim Fransen. Ik kende zijn naam: hij schreef bijvoorbeeld het essay voor de maand van de filosofie in 2019. Dat heb ik dan weer niet gelezen, net als zijn boek Brieven aan Koos. Ik heb ook nooit een show van hem gezien.

Fransen maakt een podcast waarin hij niet ingaat op de dagelijkse coronabeslommeringen, maar meer op de vragen achter deze tijd. Tot nu toe zijn er drie afleveringen verschenen, over de volgende vragen: Heeft een virus een wil? Wat is een mensenleven waard? Maakt een pandemie ons solidair? Je vindt ze hier.

Vragen van luisteraars

Luisteraars kunnen vragen inspreken. Die verweeft Fransen in zijn afleveringen. Soms neemt hij de vragenstellers een beetje op de hak, maar dat kun je van hem hebben, want hij spaart zichzelf ook niet. In de podcast worden wezenlijke vragen gesteld over onze samenleving, zonder dat het zware verhalen worden en dat is een mooie combinatie.

Vaak is Fransen grappig en dat is een extraatje, omdat de afleveringen niet op de lach gemaakt lijken te zijn. Dat zijn ze natuurlijk wel of in ieder geval ook. Maar je hebt de lach niet nodig. Ook zonder die is elke bijdrage geslaagd en daarom ervaar je als luisteraar het grappige als een bonus: een goede podcast die ook nog grappig is.

Het advies van onze premier indachtig, vermijd ik alle coronadrukte, op zo ongeveer alle media. Maar de podcast van Fransen beluister ik wel. Op anderhalve meter afstand natuurlijk.


Zandman

Zeker weet ik het niet, maar te oordelen naar de naam zal de podcast Zandman wel 's avonds laat worden uitgezonden, op de Vlaamse zender Radio 1. Er is een korte inleiding door Layla El-Dekmak. Kort dus, maar terzake en genoeg nieuwsgierigheid opwekkend. Het is prettig om een presentatrice te horen bij wie het om het programma gaat en niet om de presentatrice.

Daarna volgt er een verhaal, voorgelezen een acteur. Dat doet denken aan de podcast Uitgelezen verhalen, die best wat vaker genoemd mag worden. Daarin lezen acteurs verhalen, live, voor publiek dus en dan is er ook nog een interview met bijvoorbeeld de auteur of de vertaler, door een goede interviewer met een mooie stem.

Sober

Dat soort extraatjes heeft Zandman niet, maar de soberheid heeft ook wel wat: alleen het verhaal en verder geen poespas. De voorlezers zullen in Nederland niet allemaal bekend zijn, maar de aftrap gebeurt door Jan Decleir, die iedereen kent, en in het rijtje staan ook Wim Opbrouck, die ooit Zomergast was en Josse de Pauw, die je ook zou kunnen kennen als auteur (Werk).

De korte verhalen (in Vlaanderen zegt men: kortverhalen) variëren in lengte en ze zijn zowel van buitenlandse als van Nederlandstalige auteurs. Er komen grote namen langs: Marguerite Duras, Louis Paul Boon, Haruki Murakami.

Mix

Voor mij waren de verhalen een mix van bekend en onbekend. Niet alles vond ik goed, maar dat is inherent aan zo'n verscheidenheid van verhalen. Het verhaal van J.M.H. Berckmans kon mij bijvoorbeeld niet boeien, maar 'De man in de reus' van Paul Snoek is prachtig. Ik heb het lang geleden gelezen en in de voorlezing door Wim Opbrouck werd het verhaal zowel bekend als nieuw.

Els Dottermans las het verhaal 'Onbeheersbaar' van Lucia Berlin voor. Dat duurt maar elf minuten, maar het is prachtig en je kunt er een hele avond van nagenieten. Ook doordat het geweldig wordt voorgelezen. Prachtig, prachtig. Alleen al voor deze aflevering zou er een aparte podcastprijs in het leven geroepen moeten worden.

Als je wilt weten of deze podcast iets voor je is, kun je een willekeurig verhaal uitkiezen, maar eigenlijk staat elk verhaal op zich, waardoor het nooit representatief kan zijn. Het spijt me, maar eigenlijk moet je gewoon alle twaalf afleveringen beluisteren. Maar we leven in een vrij land en een van de rechten van een lezer is om een boek niet of slechts gedeeltelijk te lezen. De podcastluisteraar heeft vergelijkbare rechten.


Podcastgezelschap Luyster

Het is moeilijk kiezen uit het podcastaanbod. Er is immers zo veel. Per toeval kwam ik het Podcastgezelschap Luyster op het spoor. Luyster is een soort bloemlezing: elke week een aflevering van een andere podcast. Sommige podcasts komen verschillende keren terug. Het is misschien een beetje te vergelijken met Parel Radio.

Door Luyster kwam ik op het spoor van Sweet spot, waarvan ik alle afleveringen intussen beluisterd heb en deze week kreeg ik een aflevering van Phonorama binnen. Daarvan heb ik daarna ook alles gedownload. Mogelijk kom ik daar later nog op terug.

Het is niet raadzaam om af te gaan op een enkele aflevering. Ik heb bijvoorbeeld van Kratkruipers een aflevering of drie geprobeerd, waarna ik concludeerde dat ik niet de ideale luisteraar voor deze podcast was. Plantrekkers heb ik ook geprobeerd, maar die podcast is me niet bijgebleven. Daar zal ik opnieuw naar moeten luisteren om er iets zinnigs over te zeggen.

Studio Brein leek me weer wel interessant. Relaas kende ik al, Radio Bagijnenstraat was aardig. Ik noem de verschillende podcasts terloops, omdat ze natuurlijk elk afzonderlijk een recensie verdienen.

Luyster is een goed startpunt om podcasts te vinden en voor een eerste kennismaking met een podcast. Het aanbod is redelijk breed, zodat er voor elke luisteraar wel iets interessants te vinden is. Ik blijf in ieder geval nog een tijdje abonnee. Dit is de site waarop je meer informatie vindt.

woensdag 20 mei 2020

Posthumus (Pieter van Oudheusden / Jeroen Janssen)


In 2013 overleed Pieter van Oudheusden. Hij had heel wat scenario's voor strips op zijn naam staan.  Blijkbaar had hij op dat moment nog wat in portefeuille, want onlangs is er nog een werk van zijn hand verschenen: Posthumus, met tekeningen van Jeroen Janssen.

Posthumus gaat over een van de grote componisten, Franz Schubert. Hij had een razend componeertempo. Toen hij op 31-jarige leeftijd overleed, had hij een schat aan composities op zijn naam staan.

Zijn hele leven lang heeft Schubert moeten sappelen om rond te komen. Wel kreeg hij waardering: Beethoven ontwaarde een goddelijke vonk in Schubert. Maar Goethe keek niet eens naar de muziek die Schubert bij zijn gedicht 'Erlkönig' componeerde.

De titel Posthumus is mij eigenlijk niet duidelijk, maar dat vind ik niet zo belangrijk. In ieder geval is het een mooi verhaal geworden. We maken Schubert mee aan het eind van zijn leven. Die passage is door Janssen getekend in de houtsnedestijl, in zwart-wit. De componist is niet helder meer en in zijn hoofd loopt alles door elkaar.

Liederen

De volgende scènes zijn in kleur. Hierin wordt steeds een van Schuberts liederen uitgebeeld, maar wel met hemzelf in de hoofdrol. Omdat hij zo verward is, is zo'n beetje alles mogelijk in die korte verhalen. De thema's uit zijn leven komen terug: de natuur, de vrouwen, maar ook de strijd voor een onafhankelijk Tirol. Fictie en werkelijkheid, compositie en leven, lopen hierin op een mooie manier door elkaar.

Per lied, of per hoofdstuk, is er gekozen voor een andere achtergrondkleur. De tekeningen zijn massief ingekleurd, zodat de lezer weinig 'lucht' krijgt en de tekeningen zich opdringen. Daardoor lichten de witte tekstballonnen op. De teksten daarin zijn groot geletterd, wat bijzonder prettig leest.

Janssen maakt opzettelijk gebruik van anachronismen. Bij 'Erlkönig' rijden vader en zoon niet op een paard door nacht en wind, maar in een auto. Je kunt je afvragen of Schubert zich dat had kunnen voorstellen, maar het werkt wel.

Gedreven en tragisch

Door de hoofdstukken heen krijg je een goed beeld van de gedreven en ook tragische Schubert en van zijn vriendenkring. Achter in het boek krijgen alle personages een beknopte biografie, om duidelijk te maken wie wie is.

Schubert beschouwde Beethoven als de grote meester, tegen wie hij altijd heeft opgezien. De twee componisten werden dicht bij elkaar begraven. In verschillende hoofdstukken zien we Beethoven verschijnen.

Janssen heeft degelijk onderzoek gedaan. Hij is naar de plaatsen gereisd die voor Schubert van belang zijn geweest en heeft daar ook tekeningen gemaakt. Delen van zijn schetsboek zijn als een soort bonusmateriaal achter in Posthumus opgenomen.

Posthumus is een fascinerend verhaal geworden. Door wat Van Oudheusden en Janssen ervan gemaakt hebben natuurlijk, maar ook door het tragische leven van Schubert, dat maar ruim dertig jaar duurde.

Romantisch kunstenaar

Schubert is het toonbeeld van een romantisch kunstenaar. De man met de hoge idealen, de niet aflatende werkdrift en de behoeftige omstandigheden. Dat archetypische beeld van de kunstenaar komt uit de negentiende eeuw, maar het heeft zich ergens in ons vastgezet. De schrijver die bij een kapot raam en een kachel waar geen brandstof voor is in de kou zit te schrijven, de schilder die nauwelijks geld heeft om verf te kopen, de componist die niet erkend wordt - blijkbaar vinden we dat de ware kunstenaars.

We weten dat het onzin is en dat Damien Hirst net zo goed een kunstenaar is als Multatuli, maar als we zo'n verhaal als het levensverhaal van Schubert lezen, worden al die vooroordelen die ergens diep in ons sluimeren wakkergemaakt, denk ik.

We weten dat Schubert niet ruim in zijn financiën zat, dat hij kampte met ziekte en dat hij bij leven niet de volle erkenning kreeg. Als lezer ga je dan meteen aan zijn kant staan, vooral ook door de manier waarop het verhaal verteld en getekend is. Op de laatste tekening zien we Schubert zitten, op een bankje in zijn geliefde natuur. Hij lijkt zowaar gelukkig. We gunnen het hem van harte.

Van Oudheusden en Janssen hebben iets toegevoegd aan de muziek van Schubert. Voortaan zullen we niet alleen genieten van de muziek en de woorden van 'Die schöne Müllerin', het 'Totengräberlied' of 'Der Leiermann', maar we zullen er ook beelden bij zien.



dinsdag 19 mei 2020

Ik blijf van hem dromen (Jan de Bas / Arie Bijl)


Over zo'n beetje alle onderwerpen zijn wel bloemlezingen met gedichten samengesteld en zeker over de figuur Jezus. Toch hebben Jan de Bas en Arie Bijl daar een boekje aan toegevoegd: Ik blijf van hem dromen; Het leven van Jezus in gedichten. 

De ondertitel doet vermoeden dat we hier een soort biografie in gedichten krijgen. Dat klopt niet helemaal en bovendien is de biografie al lang geleden geschreven. Uit de inleiding worden we niet zo heel veel wijzer, behalve dan dat gedichten, en dus ook deze gedichten, behulpzaam kunnen zijn bij het overdenken van de zin van het leven. Maar sommige van de opgenomen gedichten vallen buiten deze categorie, lijkt mij, zoals een kort gedichtje van Levi Weemoedt, dat alleen maar een grapje is.

Ook in de rest van de inleiding houden de samenstellers zich op de vlakte. De gedichten moesten 'enige literaire kwaliteit' hebben en de beslissing of ze wel of niet met Jezus te maken hebben, kan als arbitrair ervaren worden. Dat laatste is altijd het geval, maar ik vond niet zoveel dubieuze keuzes. Nou ja, '25 november 1979' van Koos Geerds gaat, in mijn lezing, nauwelijks over Jezus. Maar blijkbaar kun je daar ook anders over denken. En die literaire kwaliteit: daar zal altijd over gestreden kunnen worden. Maar in hoeverre hebben de gedichten van bijvoorbeeld Marc van Biezen, Aart Both, Hans Bouma, Machteld Teekens, Nel Veerman en Corry Vollenhoven op 't land 'enige kwaliteit'? Ik heb mijn twijfels.

Indeling

Qua indeling hebben de samenstellers zich het niet al te moeilijk gemaakt: ze maakten hoofdstukken en binnen die hoofdstukken plaatsten ze de gedichten alfabetisch, op achternaam van de dichter. De hoofdstukken zijn: 'Advent,' 'De twaalfjarige Jezus,' 'Zijn optreden,' 'Zijn lijden,' 'Zijn opstanding,' 'Hemelvaart, verschijningen en wederkomst,' en 'Inspiratie en ontmoeting.'

Het kopje 'Advent' is misschien wat minder gelukkig, want dan zou Kerstmis er niet binnen vallen, maar de gedichten gaan zelfs door tot Driekoningen. En wat doe je met een gedicht van Hester Knibbe over Maria met het kind Jezus op schoot? Het is terechtgekomen in de afdeling 'Zijn optreden', dus na 'De twaalfjarige Jezus,' wat niet een logische plek is.

Bronvermelding

Bij de bronvermelding blijkt dat er elf gedichten gekomen zijn uit een andere bloemlezing: Schriftgedichten. Poëzie bij het kerkelijk jaar. Zouden dat allemaal gedichten zijn die daarvoor nog niet gepubliceerd zijn? Anders is het vreemd dat niet de oorspronkelijke bron vermeld is. Ook zijn er vijf gedichten genomen uit de bloemlezing En al mijn levensdagen stonden in uw boek. Gedichten naar de Bijbel uit de twintigste eeuw. Dat geeft wel de schijn van gemakzucht.

Bij de twee gedichten van Van der Graft wordt er de ene keer verwezen naar de Verzamelde gedichten bij het andere gedicht, dat daar ook zeker in staat, naar de oorspronkelijke bundel. Het lijkt er veel op dat er geen beleid is in het kiezen van de bron. Als er maar een bron is, is het goed.

Klassiekers

De gemiddelde lezer zal het allemaal weinig kunnen schelen; die kijkt of er interessante gedichten in de bundel staan. Natuurlijk zijn de klassiekers (Nijhoff, Achterberg, Gerhardt), maar er zijn ook een stel gedichten die ik nog niet of niet meer kende, zoals van Anton Korteweg, René van Loenen en Delphine Lecompte. Dat waren aangename kennismakingen.

Er is ook een gedicht van Wietske Loebis, waarvan ik inschat dat het een liedtekst is. Over de kwaliteit valt weer te twisten, maar dat terzijde. Wel vraag ik me af of liedteksten binnen het selectiecriterium vallen. En als dat zo is, waarom zijn er dan niet meer teksten geselecteerd die Ria Borkent schreef voor het paasoratorium Het Lam dat ons doet leven (muziek Dirk Zwart)?

Ik blijf van hem dromen is verder een aardige bloemlezing, met bekende en minder gedichten. Zoals op elke bloemlezing is er wel wat op af te dingen, maar wie een gedicht over Jezus zoekt, heeft ruime keus.

Ik blijf van hem dromen. Het leven van Jezus in gedichten. Samengesteld door Jan de Bas en Arie Bijl. Uitg. KokBoekencentrum, Utrecht 2020; 176 blz. € 17,99

maandag 18 mei 2020

Tussenruimte (Vanessa Oostijen)


'Mwah,' dacht ik, toen ik de roman Tussenruimte van Vanessa Oostijen bekeek. De titel is er niet eentje die je onthoudt, de foto op de voorkant trekt ook niet meteen de aandacht en dan staat er bovendien prominent een citaat op van Cécile Narinx, dat mensen zou moeten overhalen om het boek te kopen. Narinx publiceert, net als Oostijen, over mode, maar een recensent is ze niet. Waarom zou iemand in vredesnaam in de boekhandel juist dit boek oppakken? Afgaande op het uiterlijk zou ik het niet weten.

De korte roman Tussenruimte gaat over twee jonge mensen, pas getrouwd. Christina is papierkunstenares en Tom is trompettist. Slechts enkele dagen na hun huwelijk, scheiden zich hun wegen. Tom gaat naar Japan, waar hij op tournee zal gaan en Christina krijgt een opdracht van Hermès, een Frans modehuis.

Verre prinses

Ze raken dus al meteen fysiek uit elkaar, maar ze spreken af contact te houden door op hetzelfde moment van de dag hetzelfde gedeelte uit een boek te lezen. Dat doet me denken aan het gedicht 'Voor de verre prinses' van Slauerhoff. Ik dacht dat in dat gedicht twee geliefden naar de sterrenhemel kijken en dat dat hen verbindt, maar dat blijkt niet te kloppen: 'Maar andre sterren zien we in andre tijden.' Daar is er dus niet alleen een verschil in plaats, maar ook in tijd.

Ook moest ik denken aan Labyrint van Fleur Bourgonje (Lees haar werk!): een architect heeft een opdracht om een huis te ontwerpen voor een jong stel waarvan de vrouw heel andere wensen heeft dan de man. De architect is net aan een nieuwe relatie begonnen en gaat met zijn geliefde naar de Marokkaanse stad Fez, waar ze elkaar bijna meteen kwijtraken.

In het eerste deel van Tussenruimte lezen we hoe het Christina vergaat. Ze werkt gestaag aan haar opdracht. Het verhaal wordt in de ik-vorm verteld, maar soms kijkt Christina naar zichzelf als een 'zij', misschien omdat ze dissocieert. In ieder geval is het een manier om zichzelf van een afstandje te bezien.

Verbeelding

Ze moet in haar werk voortdurend een beroep doen op haar verbeelding. Dat betekent dat je als lezer niet altijd weet of iets in de werkelijkheid gebeurt of in de verbeelding. Al in het begin zien we een vogeltje, een blauwborst. Het diertje zal in de loop van het boek verschillende keren terugkomen, zoals de ekster in De vondeling van Eva Maria Staal. De nadruk waarmee de vogel er is (niet alleen in de tekst, maar ook in tekeningen) geeft het beestje een symbolische lading, al is nog niet meteen duidelijk welke.

In het leven van Christina is er ook een schrijver, die in het gebouw tegenover haar woning woont. Hij schrijft een roman waarin de hoofdpersoon veel van haar wegheeft. Maar we weten niet of die schrijver wel bestaat. Ook hij zou een product kunnen zijn van Christina's verbeelding.

Behalve met de opdracht is ze ook bezig met de afwezigheid van Tom:
Ik zocht het verbond met Tom. Ik gaf mezelf uit handen. Hij is weg. De gedachte dat zijn vertrek me wegvoert van wat vertrouwd is, klopt niet. De liefde, het doet me  zwak voelen en ontheemd. 

Afwezigheid en nabijheid

Even verderop vraagt ze zichzelf af wat echter voelt: Toms vertrek of zijn nabijheid. Die twee hoeven elkaar overigens niet uit te sluiten. Tijdens het werken draait Christina vaak een repetitiecassette van Tom, wat zowel die nabijheid als de afwezigheid kan benadrukken. Ook op het antwoordapparaat hoort ze zijn stem, al zijn de mededelingen niet altijd coherent.

De vouwkunst bestaat voor Christina in het uitzoeken van wat de volgorde van de handelingen is. Als je die weet, kun je vouwen wat je wilt. De vraag is of die volgorde ook duidelijk wordt in haar relatie met Tom.

Ze is niet bang voor magie. Haar koelkast heeft een schakelaar waarvan de werking haar niet helemaal duidelijk is, maar wie weet wat het omzetten van zo'n schakelaar allemaal kan bewerkstelligen. Iemand die de hele wereld kan vouwen, merkt dat haar toch enkele dingen ontglippen.

Tom

Het laatste van de drie delen gaat over Tom, die in Japan de componist, een oude vriend (Jaron) zou ontmoeten, maar de vriend blijkt weg te zijn. Tom moet maanden in diens huis wachten, wel goed verzorgd door een echtpaar, Tani en Kana.

Tom houdt een dagboek bij. Daarin schrijft hij dat hij zichzelf soms ziet door de ogen van Tani en Kana. Ook hij bouwt dus een afstand in bij het beschouwen van zichzelf, waardoor hij ook min of meer een 'hij' wordt in plaats van een 'ik'.

Tom stelt vragen over zichzelf, als musicus en als mens: 'ik wil erachter komen hoe ik klink als niemand me hoort. Kan ik volledig zuiver zijn? Kom ik tot de kern of sla ik een andere weg in?'
Een groot deel van mijn leven heb ik nu gespendeerd aan het terugvinden van het geluid van wegtrekkende stilte, schreef Jaron destijds. Nu voelde ik wat hij bedoelde. 
Dat schrijft Tom nadat hij een zuiverder en intiemere trompetsolo heeft gespeeld dan hij ooit deed.

Symboliek

'Voor de verre prinses' eindigt met:
Maar als het waar is dat door groote droomen
Het zwaarst verlangen over wordt gebracht
Tot op de verste ster: dan zal ik komen,
Dan zal ik komen, iederen nacht.
Door het verlangen vallen de verschillen in tijd en ruimte weg. Oostijen heeft er symboliek voor nodig, vooral ook in het middelste deel, om de personages te laten ontstijgen aan de beperkingen van tijd en ruimte en om ze tot inzicht te laten komen. Dat gebeurt niet altijd even helder en veel verhaal zat daar ook al niet in.

Dat is jammer, want juist in de gebeurtenissen kom je dicht bij de personages. Die gebeurtenissen zijn  raadselachtig genoeg, maar het lijkt alsof Oostijen er extra gewicht aan toe heeft willen voegen. Of betekenis. Of boodschap. Daarmee wordt het boekje, in ieder geval in mijn lezing, onnodig zwaar en ook minder helder.

Tussenruimte is misschien niet helemaal geslaagd, maar het is wel een interessant boek en de auteur probeert tenminste iets. Misschien is het een van de voetstappen die ze moet zetten op haar schrijverspad.

Vanessa Oostijen, Tussenruimte. Roman.  Uitg. Pluim, Amsterdam/Antwerpen 2020. 176 blz. € 21,99

vrijdag 15 mei 2020

Podcast: De familie Romeijn, Drie boeken

Vorige week en deze week maar twee recensies van podcasts. Ik luister genoeg, maar door drukten op mijn werk en daardoor drukte in mijn hoofd kom ik niet altijd tot schrijven. Dat komt wel weer. Deze keer een podcast over twee zussen die zich afvragen hoe hun overgrootvader in de oorlog was en een podcast over iemand die zijn gasten vraagt welke drie boeken mensen gelezen zouden moeten hebben.


De familie Romeijn


Het is mei, tijd van herdenken. Veel oorlog dus altijd in begin mei, in boeken, films en ook in podcasts. Vorige week besprak ik nog De Jodenverraadsters. Deze keer een overzichtelijke podcast, die je in een middag kunt beluisteren: De familie Romeijn, vier afleveringen van een kwartier, twintig minuten, waarbij de eerste aflevering een minuut of vijf langer is. De podcast werd gemaakt voor de VPRO.

Twee zussen, Aafke en Anneke Romeijn, beiden werkzaam in de muziek, net als hun ouders, doken in de familiegeschiedenis. Ze hadden als startpunt de verhalen op verjaardagen. Die gingen voor een deel over de oorlog. In hoeverre waren die verhalen waar? En wat ontbrak eraan?

Romans

Dat deed mij denken aan het startpunt van de roman En we noemen hem, van Marjolijn van Heemstra, over de 'bommenneef'. Ook dat was niet meer dan een onderhoudend familieverhaal en zij ging op zoek naar de feiten.

Bij de gezusters Romeijn gaat het om hun overgrootvader, Simon Romeijn, werkzaam bij de politie in de oorlog. Kun je in zo'n werkkring schone handen houden? Ook in dat geval dacht ik aan een boek; Wil, van Jeroen Olyslaegers. Ook oorlog, ook politie, en ook de gewetensvraag in hoeverre je mee kunt gaan met de bezetter.

Simon Romeijn had verschillende kinderen, waaronder de opa van Anneke en Aafke.  Een van de zonen sloot zich aan bij de SS en een andere zoon belandde in de gevangenis. Hoe was het met die zonen gegaan? De Romeijnzusters gaan op onderzoek uit.

Toon

De voice-over, zeker in het begin, is voorgelezen en ook nog heel erg op een voorleestoon. Gek genoeg wende dat toch aardig snel, maar het was misschien net iets boeiender geweest als de podcastmaaktsters live voor elkaar op een rijtje hadden gezet wat ze al wisten. Aan de andere kant is het aardig wat informatie en je wilt niets vergeten natuurlijk.

De zoektocht is levendiger. Je hebt het idee dat je erbij aanwezig bent, als de vrouwen in archieven snuffelen. Ze praten verder met deskundigen op het terrein van bijvoorbeeld de politie in de oorlog en van Nederlandse SS'ers. Soms had ik het idee dat ze zich wat onwetender voordeden dan ze zijn, maar misschien is dat ook nodig. Historische kennis wordt minder en daar zal de gemiddelde luisteraar ook last van hebben.

Als er een brief komt met informatie wordt er vaak iemand opgebeld met wie die informatie gedeeld kan worden. Voor die persoon is dat nieuws en de luisteraar heeft op dat moment dezelfde nieuwsgierige oren. Dat luistert prettig. Ook de wisseling van afstand (deskundigen) naar nabijheid (familieleden) houdt het verhaal levendig.

Soms gaat het snel. Bij het begin van aflevering (maar ik weet niet meer of dat de derde of de vierde was), dacht ik dat ik een stukje gemist had. Het bleek overigens niet echt een bezwaar. En een paar keer wordt het woord 'nakomeling' gebruikt als er 'nakomer' bedoeld wordt. Ja, ik blijf een frik.

Afstand

Het is een boeiende zoektocht die Aafke en Anneke op zich hebben genomen. Aan de ene kant kunnen ze dat onbekommerd doen: het is ver genoeg terug in de tijd en ze zullen geen last hebben van schaamte of schuldgevoel. Aan de andere kant staat er voor de familie ook best wat op het spel, wat je ook merkt als je de vader hoort, die de zoektocht steunt, maar ook gematigder lijkt in zijn enthousiasme. Voor hem is de afstand net wat kleiner.

De zussen nemen hun taak heel serieus. Ze schrikken er niet voor terug om in een moeilijk doorzoekbaar archief te duiken of dikke boeken te lezen waarin misschien niet eens zo heel veel informatie staat waar ze wat aan kunnen hebben. Ze hebben enorm veel werk verzet.

Vormgeving

De vormgeving van de podcast is overigens uitstekend. De zussen Romeijn weten van wanten wat de muziek betreft en dat merk je. Mooie bedjes onder de gesproken tekst en fraaie omlijsting. Zo, dat je het merkt, maar dat het niet de tekst verdringt.

Je kunt De familie Romeijn in hapjes consumeren, maar je kunt ook alle gangen van de maaltijd na elkaar naar binnen schuiven. Het blijft goed smaken.

Meer informatie vind je op de site of in het artikel in de VPRO-gids.


Drie boeken


Er zijn tientallen podcasts op te noemen die bestaan in het houden van een gesprek met iemand. Eigenlijk is elk goed interview het beluisteren wel waard, maar er is zo veel. Er is geen tijd om naar alles te luisteren en over niet alles in dit genre kan ik schrijven. 

Nog niet zo lang geleden probeerde ik Drie boeken, een podcast van Wim Oosterlinck, uit België. Hij vraagt aan verschillende mensen welke drie boeken iemand gelezen moet hebben. Over die drie boeken praat hij door. Daarbij komen er altijd ook andere boeken ter sprake, want het is natuurlijk onmogelijk om slechts drie boeken te noemen. 

Namen

Omdat ik een Nederlander ben, zeggen de namen van de meeste gasten van Oosterlinck mij weinig. Alleen deze kende ik: Lectrr, Mark Eyskens en Steven Van Watermeulen, die ik ooit zag spelen in De kus van de spinnenvrouw. En sinds kort ken ik de naam Sofie Lemaire, van De wereld van Sofie

Eigenlijk blijkt het helemaal geen bezwaar dat ik geen beeld heb van de geïnterviewden. Sterker nog: in enkele weken tijd heb ik een stuk of acht afleveringen beluisterd en ik ben van plan om ook de rest tot mij te nemen. 

Diversiteit

Ten eerste is er een enorme diversiteit. Om te beginnen in leeftijd. Oud-politicus Mark Eyskens werd geboren in 1933, slam poet Lisette Ma Neza in 1997. Ook de beroepen van de mensen lopen uiteen. Door die verschillen is er ook diversiteit in de boeken die ze lezen. Dat is zowel fictie als non-fictie, zowel Nederlands als buitenlands, van cartoonbundel tot gedichtenbundel, van kinderboek tot klassieker uit de literatuur. 

De formule zorgt ervoor dat mensen zorgvuldig kiezen. Tijdens het gesprek komen er dan nog andere boeken naar boven en gelukkig is er tijd voor om daar ook even op in te gaan. De bisschop Luc Van Looy (inmiddels met emeritaat) koos bij zijn drie boeken niet de Bijbel. Daar had hij niet aan gedacht. 

Veel podcasts beginnen tegenwoordig met de hoogtepunten uit de afleveringen. Dat was misschien ooit origineel, maar tegenwoordig is het een cliché. De presentator van Drie boeken doet het anders: hij kondigt enkele onderwerpen aan en die zijn goed gekozen, want je wilt wel weten wat bijvoorbeeld een bisschop te melden heeft over Het Lam Gods. Soms is er een verrassend begin, bijvoorbeeld bij Johan Stuer: uit het niets begint die aflevering met een gedichtje bij monde van en van de hand van de gast. 

Eigen terrein

In de tijden voor corona ging Oosterlinck bij zijn gesprekspartners op bezoek en natuurlijk wordt er dan een vraag gesteld over de boeken die er in het huis zijn. Ik denk dat het feit dat de geïnterviewde zich op eigen terrein bevindt ook al zorgt voor een ontspannen sfeer. 

Oosterlinck is nieuwsgierig en wil heel graag weten waarom het boek belangrijk is voor degene met wie hij praat. Je praat gemakkelijk tegen iemand die zo nieuwsgierig is naar de boeken waarover jij enthousiast bent. Dat zijn toch al boeken waar je graag over vertelt, omdat je iedereen het genot gunt dat jij ervaren hebt. 

Aan het eind probeert Oosterlinck een lijn te zien: wat zeggen deze boeken over degene die ze gekozen heeft. Dat is soms ook voor de gast onthullend. Ter afsluiting worden de boeken nogmaals genoemd en soms is er een toegift. In de aflevering met Lisette Ma Neza leest de gast ter afsluiting een gedicht voor.

Drie boeken vind je op de bekende podcastplatforms, maar het verdient zeker ook aanbeveling om de website van Oosterlinck te bezoeken. 

zondag 10 mei 2020

Knock out! Reinhard Kleist


Wat je in een boek met alleen maar letters kunt, kun je ook in een boek met tekeningen: verhalen vertellen, gedichten schrijven, impressies geven. Er zijn getekende documentaires en ook getekende biografieën.

Van Reinhard Kleist verschenen getekende biografieën van Johnny Cash, Elvis, Fidel Castro en Nick Cave. Nu is er ook een over de bokser Emile Griffith (1938 - 2013), Knock out! Over boksen publiceerde Kleist al eerder: in 2014 bracht hij Der Boxer uit, over Hertzko Haft, die in de oorlog letterlijk bokste voor zijn leven, in Auschwitz.

Het is mooi als een biografie interessant is, maar het is beter als het een boek dat je meeneemt. Dan heb je wel een verhaal nodig. Dat verhaal is er bij Knock out! Een wat oudere, zwarte man heeft een beetje te veel gedronken en wordt opgewacht in een steegje, waar hij in elkaar geslagen wordt. Als hij overeind probeert te krabbelen, staat er iemand achter hem: een bokser. Handschoenen aan, lange jas met capuchon, die diep in zijn ogen is getrokken.

Verhaal van zijn leven

De man heeft even tijd nodig om bij zijn positieven te komen. In die tijd vertelt hij aan de bokser het verhaal van zijn leven. De in elkaar gemepte man blijkt ook een bokser te zijn, Emile Griffith. Hij was een groot bokser, aan wie in 2013 een jazzopera werd gewijd, Champion.

Griffith is geboren op de een van de Amerikaanse Maagdeneilanden, was werkzaam bij een hoedenbedrijf en ging zelf ook hoeden ontwerpen. En hij bokste, met succes. Hij zou verschillende keren wereldkampioen worden, in verschillende gewichtsklassen. In lijsten met de beste boksers aller tijden, wordt Griffith steevast genoemd.

De weg die Griffith aflegde was niet altijd even gemakkelijk: hij was zwart en hij viel op mannen. Hij hield van tafeltennis en honkbal, maar mensen van kleur konden daar toen (jaren vijftig) geen carrière  in maken. Boksen dus. Kleist tekent ons de loopbaan van Emile Griffith, met daarin het cruciale gevecht met Benny Paret op 24 maart 1962, waarover ik verder niets vertel. Ook bij een biografie zijn spoilers mogelijk.

Bijna aan het eind van het boek, als Griffith in een ziekenhuisbed ligt, is zijn hele levensverhaal verteld. Daarna volgt er nog een epiloog, waarin Emilie Griffith, dan de vriendelijkheid zelf, een busritje maakt. Hij is dan al niet helder meer: dementia pugilistica, een aandoening waar meer boksers mee te kampen hebben. Het is een zowel vredig als meelijwekkend einde van het boek.

Dossier

Daarna, in een soort dossiergedeelte, volgt nog een artikel van Dr. Tatjana Eggeling over zwart en homoseksueel zijn en bokser. Er staan ook enkele korte biografische schetsen in. Jammer genoeg is het stuk stilistisch niet sterk en het wemelt werkelijk van de taalfouten. De vertaalster verontschuldigt bij voorbaat, nogal angstig, voor het gebruik van aanduidingen die na verloop van tijd niet meer als correct worden gezien. Een excuus voor alle fouten was meer gepast geweest.

Kleist heeft met Knock out! weer een mooi boek afgeleverd: spannend verteld, krachtig getekend, geheel in zwart-wit. De lezer leeft gemakkelijk mee met Emile Griffith en wordt geraakt door de tragiek die zijn leven heeft beheerst. Juist in een zo 'mannelijke' sport als het boksen was het moeilijk om uit te komen voor wie hij was. Door daar aandacht voor te vragen, wordt dit boek ook een strijdbaar boek, dat pleit voor de vrijheid om te houden van wie je wilt en om dat te kunnen doen zonder dat je je hoeft te verdedigen of te rechtvaardigen of te verstoppen.

Het boek is een mooie hardcover, vrij zwaar papier en aan het eind nog wat extra tekeningen. Kan zo in de kast, naast de boeken over Cash en Cave.

 Titel: Knock out!
Auteur: Reinhard Kleist
Uitgever: Scratch Books
Amsterdam 2020, 160 blz. € 24,90 (hardcover)


donderdag 7 mei 2020

Podcast: Het elfde uur, Super Moslims

Deze week slechts twee podcasts. Drukte om en in mij verhinderen me om over meer te schrijven. Dat komt wel weer. Deze week een podcast over het einde van de Eerste Wereldoorlog en over (en door) moslims.

Het elfde uur

Op 11 november 1918, om 11.00 uur eindigde de Eerste Wereldoorlog, een oorlog die zich buiten Nederland afspeelde, al had ons land wel te maken met de gevolgen. Maar de gruwelen van die oorlog gingen ons voorbij.

De Vlaming Pieter Serrien schreef een boek over het laatste oorlogsetmaal en hij maakte er ook een podcast over, van precies vierentwintig afleveringen. Hij neemt ons daarin mee, van uur tot uur. Daarbij noemt hij de gevechten aan het front, zoals we die kennen uit de geschiedenisboeken, maar altijd maakt hij het persoonlijk, door iemand aan het woord te laten. Die heeft dan indertijd een brief of een dagboek geschreven of heeft op een andere manier achteraf verslag gedaan. Dan kan zowel een burger als een militair zijn.

Daardoor wordt de geschiedenis concreet: je beseft dat geschiedenis datgene is wat mensen ooit hebben meegemaakt. Meestal lees je alleen de feiten, wat inleving moeilijker maakt dan wanneer je een persoonlijk verhaal hoort.

Goed verteller

Serrien is een goed verteller en je wilt graag naar hem luisteren. Zijn verhaal wordt ondersteund door muziek en door geluiden. Soms je hoor je op de achtergrond het schieten van de kanonnen. De balans tussen voorgrond (het vertellen) en achtergrond (muziek/geluiden) is altijd lastig, maar in deze podcast is dat goed gelukt. De achtergrond ondersteunt het verhaal, is ook duidelijk aanwezig, maar trekt niet de aandacht.

Ik vond het een fascinerende geschiedenis. Je vraagt je bijvoorbeeld af wat er omgegaan is in het hoofd van de Duitse onderhandelaar bij het sluiten van de wapenstilstand. Hij werd gedwongen tot een overeenkomst waar Duitsland bijzonder slecht uit kwam. Een stuk van Duitsland werd door de geallieerden bezet, wat een schok geweest moet zijn. De hele oorlog had zich immers buiten Duitsland afgespeeld. Je kunt je afvragen of Hitler ooit aan de macht was gekomen en zo veel invloed had kunnen krijgen als die onderhandelingen een andere uitkomst hadden gehad.

Maar we krijgen ook mee hoe de keizer in Nederland arriveert. Op de stations staan mensen te kijken en zelfs langs de spoorweg staan toeschouwers. De keizer reageert er overdreven luchtig op.

Laatste gevechten

Op 11 november 2018 zal de oorlog eindigen en dat is eigenlijk om 7 uur 's ochtends al besloten. Maar de gevechten gaan door en je vraagt je af wat mensen heeft bezield om maar door te vechten, terwijl het voor de afloop van de oorlog niet meer uitmaakte.

De Eerste Wereldoorlog heet niet voor niets de Grote Oorlog. Er is best veel over bekend, maar kennis zakt ook weer weg en daarom is het goed dat wat we weten af en toe opgeschud wordt en verrijkt wordt met nieuwe kennis. Dat is niet altijd opwekkend, maar wel nuttig.

Het elfde uur is een podcast van Klara, de Belgische zender waarvan ik al heel wat podcasts heb beluisterd: degelijk van inhoud, goed gemaakt en dus altijd de moeite waard. Alle afleveringen vind je hier.

Super Moslims

Vaag moet ik er ooit van gehoord hebben: het mediaplatform Wij blijven hier! Waarom het niet bij me is blijven hangen weet ik niet. Aan de naam ligt het niet: daar zit energie in en vastberadenheid, die me aangenaam is.

Snuffelend op de schappen van de podcastskiosk stuitte ik op Super Moslims, een podcast van het genoemde platform. Ik heb de vijf afleveringen gedownload en beluisterd (net zag ik dat er een zesde aflevering online staat) en met veel plezier. Soms ook wel met verwarring, maar dat is misschien ook wel plezier, omdat dat je brein kietelt.

De podcast wordt gepresenteerd door twee jonge moslims, Kauthar Bouchallikht en Halil Karaslaan. In elke aflevering is er een gast en soms zijn dat er twee. Met een knipoog wordt aan alle gasten superkracht toegedicht. Die kracht moeten ze aan het begin van een aflevering zelf definiëren. En daarna gaat het over van alles. Natuurlijk over het beroep van de gast, maar ook over het geloof.

Moslim en Nederlander

Af en toe klapperden mijn oren (wat overigens bijzonder hinderlijk is). Aan het begin van een aflevering wordt gevraagd (vergeef me als ik niet exact citeer) hoe de verhouding is tussen Nederlander zijn en moslim zijn. Zo'n vraag zou je eerder verwachten van een Nederlander zonder migratieachtergrond. Toen de vraag gesteld werd, realiseerde ik me dat niemand het in zijn hoofd zou halen om ooit aan iemand te vragen hoe hij christen zijn en Nederlander zijn kon combineren, zoals er op een sollicitatiegesprek aan een man niet gevraagd wordt hoe hij zijn baan denkt te combineren met het hebben van kinderen.

De vraag suggereert een tegenstelling die er natuurlijk niet is en legt tegelijkertijd de structuren bloot: gelovig moslim zijn spreekt blijkbaar niet vanzelf in Nederland.

Vanzelfsprekend

In Super Moslims is het geloof nu juist wel vanzelfsprekend en dat is prettig. Het gesprek kan meteen echt ergens over gaan, zonder de hobbel van het je moeten verantwoorden of verdedigen. De omgeving is veilig, maar ook kritisch. Zo wordt de gast, maar ook de luisteraar en ook de presentatoren gedwongen na te denken. Moet er op elke school bijvoorbeeld ruimte zijn om te bidden? Halil formuleert het tegenargument: een school moet misschien neutraal zijn en daarom niet in zo'n ruimte voorzien. Het gaat overigens niet over een beschikbare kapel of zo; slechts een ruimte waarin iemand zich drie minuten kan terugtrekken.

Grote onderwerpen worden niet geschuwd, maar de afleveringen zijn niet zwaar. Er wordt veel gelachen en tussendoor worden er spitse grappen gemaakt: Zijn die moslims eindelijk hoog opgeleid, kunnen ze liberaal worden en dan willen ze bidden! Ook in zo'n grap, hoor je hoe de verhoudingen liggen. In de westerse wereld worden gelovigen misschien wel geassocieerd met een achterhoede ('Geloof jij nog?'), met een wereld die achter ons ligt, in plaats van met een voorhoede. Dan is het wennen als juist wel een voorhoede het geloof koestert.

Ik denk dat ik naar Super Moslims net zo luister als naar de podcasts CIP, wat een podcast voor en door christenen is. Je kunt beter naar de mensen zelf luisteren dan naar iemand die over ze vertelt, lijkt me.

Ernst

De geïnterviewden hebben een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Ze willen iets betekenen voor hun gemeenschap. Ze weten dat ze deel zijn van een voorhoede, dat er nog veel vooroordelen te ontzenuwen zijn en dat het niet altijd gemakkelijk zal zijn, maar ze nemen die taak blijmoedig op. Er zit een zekere ernst in hun manier van leven, omdat er iets op het spel staat.

Natuurlijk zijn wel weer allerlei taaldingetjes mij opgevallen, maar dat zal wel aan mijn bejaardheid liggen. Dat er zoveel mensen in deze podcast 'bij wijze van' zeggen, ook als het niets toevoegt. Ze bedoelen natuurlijk 'bij wijze van spreken', maar zeggen dat niet, zodat je ook nog kunt denken dat het staat voor 'bij wijze van liegen' of 'bij wijze van onzin verkopen'. Alleen 'bij wijze van' zegt niets en zeker niet als je het gebruikt in een zin waarin het gewoon weggelaten had kunnen worden.

Het om de haverklap gebruiken van Engelse uitdrukkingen ('Je bent hem nu heel erg aan het exposen') ergert me ook, als ik tenminste de moeite neem om me te ergeren. Maar goed, er is altijd wel wat te zeuren.

Er is nog heel veel te lezen op de site en de gesprekken zijn ook op YouTube te zien. Dat heb ik allemaal niet gedaan. Maar wie wil, kan dat natuurlijk doen. Die podcast zou ik in ieder geval proberen. Ook als je niet zo geïnteresseerd bent in moslims. Juist dan, misschien.

dinsdag 5 mei 2020

Alles van waarde is weerloos (Knipoog 72)


Als ik vroeger met de trein naar een vriend in Rotterdam ging, zag ik het in neon staan op het dak van een hoog gebouw: 'Alles van waarde is weerloos - Lucebert'. Lucebert kende ik toen wel al had ik die naam toen nog nooit als Loetsjebert horen uitspreken en ik denk dat ik het gedicht waaruit de regel komt ook wel kende.
DE ZEER OUDE ZINGT: 
er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings 
alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk 
als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

Dat alles van waarde weerloos is, is nog wel te begrijpen, maar dat het door de aanraakbaarheid rijk wordt, is al lastiger en dat het aan alles gelijk zou worden, doet mij fronsen.

De regel van Lucebert is in ieder geval bekend en dat zou misschien ook wel gebeurd zijn als Toni Burgering er geen werk in neon van gemaakt zou hebben. Het citaat stond (staat?) op een gebouw van een verzekeringsmaatschappij. Daarmee is het tegelijk een goede slogan en een ironisch commentaar geworden.

Op verschillende plekken heb ik de regel op zien duiken, meestal letterlijk. Ergens kwam ik het omgekeerde tegen: 'Alles wat weerloos is heeft waarde.' Ja, zo kun je ook naar je omgewaaide tuinhekje kijken.

Liedtekst

Met de regel van Lucebert in zijn achterhoofd (of op een papiertje op zijn bureau) schreef Peter Koelewijn een niet zo goed gelukte liedtekst: 'Alles Wat Van Waarde Is', die begint met:
Alles wat van waarde is, is weerloos
En al wat weerloos is, is zo fragiel
Ga met waardigheid om met die waarde
Want dat bepaalt de waarde van je ziel
Drie keer 'waarde' in vier regels en dan ook nog een keer 'waardigheid', waarbij hij waarschijnlijk een ander woord bedoelde. Regel 2 maakt expliciet wat regel 1 al zegt en de extra woorden in regel 1 maken de zin slapper dan die van Lucebert. Dat je het niveau van Lucebert niet haalt, is geen schande, maar Koelewijn haalt in deze tekst ook het niveau van Koelewijn niet.

Een tekst op juridisch gebied heeft als titel: 'EVRM en privaatrecht: is alles van waarde weerloos?' Een blogger schreef: 'Alles van (w)aarde is weerloos,' met als directe aanleiding het uitvallen van het licht in een van de letters van het citaat. Galerie Weerloos ontleent haar naam de regel van Lucebert.

Reactie

Vaak wordt er gereageerd op het statement van de dichter: Is alles van waarde weerloos? Of: Niet alles van waarde is weerloos. Wie googelt vindt de voorbeelden in overvloed. 'Alles van waarde is kwetsbaar,' las ik boven een stukje, waarin overigens ook het goede citaat stond. En ik kwam nog de variant 'Alles van waarde is buiten' tegen.

De tekst van Lucebert is ook gebruikt als protest tegen de bezuinigingen op kunst en cultuur. Je kon zelfs een tatoeage laten zetten met deze regel.

De Breij

In Het blad bij NRC' van mei 2020 staat een column van Claudia de Breij: 'Alles van woorden is weerloos.' Verwijzing naar het bekende citaat, met mooi de alliteratie behouden. De Breij schrijft daarin over de veranderde gevoelswaarde van woorden.

Vroeger was een vluchteling iemand voor wie je moest opkomen, tegenwoordig is het iemand van wie je moet afkomen. Zo gaat het ook met het woord 'kwetsbaren'. Dat waren vroeger mensen die je moest beschermen, nu zijn het degenen die door hun kwetsbaarheid de economie schade toebrengen.

Zorg

De Breij schrijft ook nog over de devaluatie van het woord 'zorg'. Dat is een mooi woord, maar het zorgen en het zorgzame verdwijnt er misschien wel uit en dan moet het opgeladen worden met het ronkende 'Helden.' De reactie van De Breij: 'Wat een onzin.'

Het stukje van Claudia de Breij is zeker de moeite waard, maar het gaat me nu even om de titel. Daar komt De Breij niet op terug. Blijkbaar schat ze in dat het citaat zo bekend is, dat iedereen de knipoog ziet. Daar zal ze gelijk in hebben.

In mijn leskamer, waar nu natuurlijk geen leerlingen komen, hangt een poster van het gedicht. Het is altijd goed om iets van Lucebert in de buurt te hebben.

vrijdag 1 mei 2020

Podcast: De Jodenverraadsters, De wereld van Sofie, De stemmen van Assisen

De drie podcasts van deze week: over Joodse vrouwen die in de oorlog andere Joden bij de Duitsers aangaven, over rechtszaken in België en over allerlei onderwerpen, maar wel mooi beknopt in een half uur per aflevering.


De Jodenverraadsters


De naam Ans van Dijk is in de geschiedenis van de oorlog wel bekend: een Joodse vrouw die andere Joden aangaf bij de Duitsers en op die manier probeerde haar leven te redden. Ze viel op vrouwen, wat me in die tijd ook al niet gemakkelijk lijkt.

Ze komt niet alleen terug in de geschiedschrijving maar ook in de literatuur, bijvoorbeeld in Een eigen plek van Sera Anstadt. Ik denk dat in veler hoofden Ans van Dijk zo'n beetje de verpersoonlijking van het kwaad is.

Wat zou jij doen?

In de podcastserie De Jodenverraadsters (NPO Radio 1) krijgen we in de eerste aflevering een portret van haar: een vrouw die, in het nauw gedreven, verschrikkelijke dingen doet. De vraag die letterlijk gesteld wordt, is: 'Wat zou jij doen?' Het is een vraag waarop niemand antwoord kan geven.

Het deed me denken aan het verhaal 'Westerbork - strafbarak - donderdags' van Hellema, waarin een man de lijst moet maken van mensen die op transport worden gesteld. Als hij het niet doet, wordt hij zelf afgevoerd naar Auschwitz. 'Wie hier literatuur van maakt is een zwijn,' schreef Hellema boven het verhaal. Hij maakte er literatuur van, maar het was ook de harde werkelijkheid.

In de volgende afleveringen worden de mensen geportretteerd die in het netwerk van Ans van Dijk werken: Roza Roozendaal, die vooral haar moeder wil redden, maar daarvoor wel naar bed moet met een rechercheur, en Mies de Regt, partner van Ans van Dijk, die aanvankelijk niet op de hoogte is van de activiteiten van haar vriendin.

Helmert Woudenberg

De Jodenverraadsters is een podcast van Helmert Woudenberg, bekend van zijn indrukwekkende monologen op toneel. Er zijn vijf afleveringen, waarvan er op dit moment drie online staan. Je vindt ze terug op de site.

Het is niet de bedoeling van de podcastserie om iets goed te praten van de verschrikkelijke dingen die er gebeurd zijn, maar wel om aandacht te vragen voor de benarde situatie waarin deze V-vrouwen (Vertrouwensvrouwen) zich bevonden. Ze worden op die manier niet alleen als gevallen of als feiten behandeld, maar als mensen.

Ans van Dijk werd na de oorlog ter dood veroordeeld. Ze was de enige vrouw bij wie dit vonnis ook daadwerkelijk werd voltrokken.

Historische setting

Van Woudenberg heeft er alles aan gedaan om de historische setting op te roepen, vooral door de amusementsmuziek van die tijd tussendoor te laten horen. Wat me wel soms uit het verhaal haalt, zijn de moderne stemmen. De huig-'r' en de Gooise 'r' passen niet goed bij de jaren veertig. Je weet dat vrouwen in die tijd niet op die manier gesproken zullen hebben. Bij het begin van een aflevering hoor je een stem van waarschijnlijk een kind. Daar valt het het meest op.

Maar dat is een kleinigheid. Belangrijker is dat we aan het denken worden gezet over een duistere bladzijde in de geschiedenis. Een eenduidig oordeel blijkt lastig. Maar waarschijnlijk zijn ook in dit geval de vragen belangrijker dan de antwoorden.


De stemmen van Assisen


In België is er een Hof van Assisen, een rechtscollege waarin een volksjury figureert. Over enkele zaken in dat hof is er sinds kort een podcast, Stemmen van Assisen. De podcast wordt gemaakt door twee journalisten van Het Nieuwsblad, Pieter Huyberechts en Cedric Lagast.

Samen doen ze uit de doeken waarom een verdachte (of meer verdachten) moet(en) voorkomen. In de eerste aflevering gaat het over een heel knullig verlopen euthanasie. De arts blijkt al verschillende keren (voor andersoortige zaken) terechtgestaan te hebben.

Huyberechts en Lagast doen de zaak helder uit de doeken. Daarbij gaat het zeker niet om het sensationele en dat is prettig. Dat zou zo'n podcast (voor mij) slecht te verteren hebben gemaakt.

Namen

Je merkt dat namen erg belangrijk zijn. Zowel bij advocaten als bij officieren van justitie (die in België mogelijk net anders worden genoemd). Het feit dat er zo uitgebreid wordt ingegaan op namen, komt natuurlijk doordat de journalisten goed zijn ingevoerd in de materie. Ik vroeg me ook af of het voor de rechtsgang van belang is dat iemand juist door de ene of door de andere wordt verdedigd of aangeklaagd.

Als Nederlandse luisteraar mis ik wel eens context, merk ik, maar de podcast is natuurlijk ook in de eerste plaats op het Vlaamse publiek gericht. Zaken als de Kasteelmoord of de moord op Karel van Noppen kan ik nog wel plaatsen, maar veel andere zaken, en zeker veel andere namen, zijn mij onbekend.

Deskundige

In elke uitzending wordt er contact gezocht met een deskundige, die zich ook waagt aan een inschatting van de afloop van het proces. In tijden van corona kan die deskundige natuurlijk niet in de studio zijn. Dat is begrijpelijk, maar de geluidskwaliteit van de telefoonlijn is soms wel onder de maat.

In latere uitzendingen komen Lagast en Huyberechts nog even terug op de uitspraak in vorige afleveringen. Ook nieuwe ontwikkelingen worden gemeld, zodat je een zaak echt kunt volgen.

Er zijn nu drie afleveringen online gezet, plus een extra aflevering. Je kunt ze vinden op de website. Naast de euthanasiezaak gaat het om de moord op een kapster en de moord op een oude vrouw, bij wie niets te halen was.

True crime

We worden, ook in podcasts, doodgegooid met 'true crime', maar gelukkig niet letterlijk. Voor de liefhebbers is dat heerlijk en wie er niets van moet hebben, kan het aan zich voorbij laten gaan. Ik had mijn bedenkingen bij Daders, waar het duidelijk om de sensatie draaide, maar veel andere podcasts zijn integer gemaakt.

De stemmen van Assisen is zo'n integere podcast: bekwame journalisten die je informeren over hun vakgebied. Degelijke podcast. Probeer maar eens.



De wereld van Sofie


Bij De wereld van Sofie is de eerste associatie die met het gelijknamige boek van Jostein Gaarder of misschien met het bordspel naar aanleiding van dat boek, dat ik overigens met veel plezier gespeeld heb.

Maar de podcast De wereld van Sofie verwijst naar een andere Sofie: Sofie Lemaire, die de presentatrice is van het programma op de Belgische zender Radio 1. Ik heb lukraak enkele afleveringen (een stuk of zes) beluisterd en nu wil ik ze allemaal horen. Dat is nog best een klus, want intussen staan er al dertig online.

De afleveringen zijn ongeveer een half uur lang en dat is een mooie lengte. In elke aflevering staat er een onderwerp centraal. Lemaire geeft een korte, prikkelende inleiding en laat daarna drie mensen aan het woord. Die gaan niet met elkaar in gesprek, maar zijn na elkaar te horen.

Verschillende kanten

Eigenlijk wordt er altijd wel voor gezorgd dat op die manier het onderwerp van drie kanten wordt belicht, zodat je na dat halve uur een aardig beeld hebt. Veel podcasts zijn te lang en sommige podcasts (zoals Onder mediadoctoren) zijn na verloop van tijd langer geworden, zonder dat dat iets toegevoegd heeft. Daarom is het mooi dat deze podcast zich beperkt in de tijd. Je kunt een aflevering gemakkelijk even tussendoor beluisteren.

Die onderwerpen zijn divers: luiheid, victim blaming, 'boe' roepen in het theater, hardlopen, narcisme, transgender zijn, kunstdiefstal, overspel.

Het zijn heerlijke uitzendingen: van Sofie Lemaire gaat rust uit (nooit moet iets gauwgauw), ze weet op tijd een lichte toets aan te brengen, zit zelf goed in het onderwerp en stelt daardoor vragen die verhelderende antwoorden opleveren. Het draait altijd om het onderwerp (en niet om Sofie).

Lopen

Een enkele keer merk je dat je dat het Nederlands in Vlaanderen net iets anders is dan in Nederland. Bij ons is 'lopen' niets meer dan 'je te voet voortbewegen' (bijvoorbeeld: Ik loop naar het station). Voor de Belgen is 'lopen' wat wij 'hardlopen' noemen. Dat had ik vast ooit eerder gehoord, maar in deze podcast werd ik daar weer eens mee geconfronteerd.

In de afleveringen komen overigens zowel Nederlanders als Belgen aan het woord. Bij de podcast over hardlopen bijvoorbeeld is dat Abdelkader Benali. In deze aflevering is Sofie Lemaire vervangen door Linde Merckpoel. Gaat ook goed. De uitzendingen vind je op de bekende plaatsen, bijvoorbeeld hier.

In de loop van de tijd heb ik aan heel wat Vlaamse podcasts aandacht besteed. Vaak waren die geproduceerd onder de vlag van Klara, maar er zijn ook genoeg andere aanbieders in België met interessante podcasts. In mijn vorige stukje noemde ik bijvoorbeeld Sweet spot, van het RITCS, en Podgrond, van Radio 1, net als De wereld van Sofie. De komende tijd zal ik vaker aandacht besteden aan podcasts uit België.