vrijdag 30 juli 2021

De opgang (Stefan Hertmans)


Bij elk boek dat ik lees, en zeker als ik ervan geniet, knaagt toch ook de wetenschap dat ik heel veel moois niet heb gelezen. Met al het ongelezene uit de buitenlandse literatuur heb ik me al verzoend, maar bij wat me ontgaat in de Nederlandse literatuur kan ik me maar moeilijk neerleggen. Toen ik De opgang van Stefan Hertmans ging lezen, dacht ik natuurlijk terug aan Oorlog en terpentijn, waar ik zeer van genoot. Het zou zelfs bovenaan eindigen in het lijstje van de beste boeken die ik dat jaar las. 

Dat was overigens 2017, terwijl het boek van 2013 is. Al een paar jaar vond ik dat ik het toch eigenlijk moest lezen, maar het kwam er niet van, zoals ik ook nog steeds Naar Merelbeke (1994) niet heb gelezen en op de binnenflap van De opgang wordt ook nog De bekeerlinge (2016) genoemd. Ik moet mij haasten; de leestijd die ik nog zal hebben in mijn leven wordt dagelijks een dag korter en de hoeveelheid boeken die ik wil lezen groeit alleen maar. 

'Roman'

De opgang is net zo'n boek als Oorlog en terpentijn: er staat 'roman' op de titelpagina, maar veel van wat er in het boek staat is gewoon gebeurd. Of ik juist van dat soort boeken hou, weet ik eigenlijk niet. Wel als ik denk aan bijvoorbeeld Brief aan Boudewijn (1980) of Aantekeningen van een stambewaarder (1977) van Walter van den Broeck, maar bij de boeken van Els Florijn (die het mengen van geschiedenis en fictie zo'n beetje tot haar handelsmerk heeft gemaakt), heb ik wat meer twijfels, maar zij moet waarschijnlijk haar beste boeken nog schrijven.

Maar goed, als het goed gedaan wordt, kan dat vermengen mooie boeken opleveren. Hertmans kwam erachter dat hij in hetzelfde huis gewoond heeft als Willem Verhulst, een Vlaming die in de oorlog collaboreerde met de Duitsers. Diens zoon, Adriaan Verhulst, schreef daar een boek over: Zoon van een 'foute' Vlaming, dat terug te lezen is op DBNL. Hij was hoogleraar geschiedenis en Hertmans zat bij hem in de collegebanken. 

Huis

Maar de stevigste verbinding met Willem Verhulst is het huis in Gent, waar Hertmans jarenlang woonde en waarin ook Verhulst een groot deel van zijn leven heeft doorgebracht. In ieder geval een groot deel van de oorlog. Hertmans en Verhulst hebben door dezelfde kamers gelopen, dezelfde deurknoppen vastgehad. Hertmans schrijft:

Nu zag ik mijn intieme herinneringen doordrongen raken van een werkelijkheid die ik me amper kon voorstellen, maar die ik ook niet meer kon wegduwen. Het was alsof er schimmen opdoemden in de kamers die ik zo goed had gekend (...)

Hij gaat zich verdiepen in wie die Verhulst was, praat met diens dochters en kleinkinderen, reist naar de plekken waar Verhulst of zijn kinderen geweest zijn (bijvoorbeeld naar het dorp in Duitsland waar de kinderen in de oorlog een tijdje waren om aan te sterken), graaft in archieven en komt veel te weten. Niet alleen blijkt zoon Verhulst geschreven te hebben over zijn vader, zijn zus heeft dat over zijn moeder gedaan en er zijn dagboeken van Verhulsts vrouw Mientje en memoires van zijn maitresse Griet. 

Invullen

Daardoor is veel van wat er in het huis gebeurd is goed te reconstrueren. En verder kon de romanschrijver het invullen, natuurlijk. En dat heeft Hertmans ook gedaan. Wat iemand denkt of hoe gesprekken precies verlopen zijn, weten we niet, maar de schrijver kan doen of hij het wel weet, zonder daarbij de werkelijkheid geweld aan te doen. 

Hertmans gebruikt ook de techniek van een romanschrijver. Soms gaat hij van verleden tijd over op tegenwoordige tijd, om wat er verteld wordt nog dichterbij te brengen. Of we krijgen een flits vooruit:

(...) dat zal ze pas decennia later ten volle begrijpen, wanneer haar vader haar op zijn sterfbed met een wel heel bijzondere opdracht zal opzadelen betreffende Griet Latomme. 

Dan willen we natuurlijk ook weten wat die opdracht is en snel lezen we door. 

Vertrouwensman

Verhulst ging in de oorlog nauw om met de Duitsers. Hij was een vertrouwensman, wat inhield dat hij lijsten moest opstellen van mensen die mogelijke vijanden van het systeem waren. Hoeveel mensen daardoor daadwerkelijk opgepakt zijn, is niet duidelijk, maar dat het niet deugde, is zonneklaar. Niet voor niets kwamen er na de bevrijding meteen mensen aan de deur om Verhulst op te pakken. Maar die was toen al gevlucht. 

De opgang is een bijzonder boek. De hoofdpersoon is iemand met wie de lezer zich juist niet wil identificeren. Hertmans vergoelijkt niets, maar hij heeft zich wel afgevraagd wat er omging in deze Verhulst, zodat we een goed beeld krijgen. Met zijn vrouw en kinderen kunnen we een stuk beter meeleven. Ten eerste is Mientje het in veel opzichten niet eens met haar man en dat laat ze ook duidelijk merken. Ze verbiedt hem bijvoorbeeld om binnenshuis een uniform te dragen. Deze Mientje is niet alleen het slachtoffer van de ideologische keuze die haar man maakt, maar hij papt ook, vrij openlijk, aan met een andere vrouw, Griet. Als hij aan het eind van de oorlog vlucht, doet hij dat met deze Griet. 

Mientje heeft het om verschillende redenen niet makkelijk, maar ze is ook een krachtig persoon, voor wie je bewondering kunt voelen. Haar dochter schreef een boek om haar te eren. 

Rondleiding door het huis

Door het hele boek heen loopt de lijn waarin het huis het heden met het verleden verbindt of beter: het verleden met het nog verdere verleden. Hertmans laat zich rondleiden door de notaris, van vertrek tot vertrek. Dat heeft aan de ene kant iets gezochts: als hij in een vertrek komt, wordt daarna niet verteld wat er allemaal in dat vertrek gebeurd is. Aan de andere kant werkt het wel: aan het eind van het boek heb je het hele hele huis gehad en weet je wat er allemaal gebeurd is. 

Ook zonder het huis had Hertmans zich op het leven van Verhulst kunnen storten, denk ik, en ook dan had het waarschijnlijk een goed boek opgeleverd. Maar het huis was in dezen wel de verbinding die alles in gang zette. 

Het boek volgt het hele leven van Willem Verhulst en Mientje, dus ook tot na de oorlog, zodat we ook nog meekrijgen hoe Verhulst zijn straf moet uitzitten. Soms had ik net iets meer exacte informatie gewild. Van beiden wordt bijvoorbeeld niet verteld hoe oud zij geworden zijn. 

Details

En een enkele keer fronste ik mijn wenkbrauwen omdat ik mij afvroeg of iets klopte. Maar dat betreft altijd details. Zo heeft Willem ooit gesolliciteerd als tuinman van de Duitse keizer. Hertmans stelt zich voor hoe het geweest zou zijn als hij die baan had gekregen. Hij ziet daarbij de keizer lopen met de handen op zijn rug. Maar de keizer had een misvormde arm. Liep hij wel eens met zijn armen op de rug?

Willem zal toch ook geen mest verspreid hebben met een hooivork, maar met een riek en de sigaren die hij de keizer aan zou bieden zouden van het merk Willem II geweest zijn (zoals we elders in de roman lezen) en die komen dus niet uit het land van Maas en Waal, maar uit Brabant. Kleinigheden, ik weet het, maar ze vielen me wel op. 

De opgang (de titel is me niet helemaal duidelijk) heb met plezier gelezen: je duikt in het leven van Willem Verhulst en de zijnen en Hertmans kan daarover onderhoudend en spannend vertellen, zonder op het effect te spelen. Hij laat de feiten het werk doen en die feiten zijn interessant genoeg. Aan het eind van het boek heb je het idee dat je mensen hebt leren kennen en dat je even in een andere tijd hebt geleefd. Goed boek dus, goed verteld, goed geschreven.  

donderdag 29 juli 2021

Zeven atleten (Kris / Galic / Morancho)



Bij uitgeverij Silvester verschijnt al jaren een interessante reeks. In elk deel draait om zeven personages die van dezelfde soort zijn en toch onderling verschillen: schipbreukelingen, detectives, zendelingen, dwergen, superhelden. Het toeval wil dat ik nu voor de zevende keer over deze serie schrijf. De links naar de zes eerdere bijdragen vind je onderaan. 

Nu is er het deel Zeven atleten, wat mooi uitkomt in een jaar waarin er Olympische Spelen zijn.  Het verhaal van dit album speelt ook in een Olympisch jaar: 1936. Over die spelen in Berlijn is behoorlijk wat bekend. 

Minder bekend (althans bij mij) is dat er uit protest een soort alternatieve spelen werden gepland: de Olympiade van het volk, die gehouden zou worden van 19 tot 26 juli in Barcelona. De Nederlandse Arbeiders Sport Bond stuurde een afvaardiging van tweeënveertig leden. 

In de albums in deze reeks moeten de zeven hoofdpersonen eerst bij elkaar komen. Bij zo'n Olympiade is dat natuurlijk niet zo moeilijk. Er vertrekt een groepje van zes atleten vanuit Frankrijk. Ze zijn van verschillende nationaliteit. In Barcelona voegt zich nog een Ier bij hen. 

De olympiade zal overigens niet plaatsvinden, doordat de Spaanse Burgeroorlog uitbreekt. Het groepje van zeven besluit om actief deel te nemen. Hun sportkwaliteiten komen daarbij goed van pas. Ze vallen San Isidro aan, waar de ouders van een van hen leven. 

Het scenario van Kris en Bertrand Galic neemt je gemakkelijk mee in het verhaal. De atleten worden al meteen sympathiek als je ziet hoe ze het voor elkaar opnemen (een van hen is Joods en dat geeft al meteen problemen bij controle in een trein). Ze vullen elkaar goed aan, door hun verschillende kwaliteiten en ze krijgen ook min of meer een eigen karakter, al is dat voor zoveeel personen nog wel lastig. 

Het verhaal zit degelijk in elkaar en de tekeningen van David Morancho zijn in orde. Niet heel erg dynamisch, maar wel mooi helder. De inkleuring door Javi Montes, met wat bruinen, voert je meteen terug naar een tijd geleden. 

Zeven atleten is niet een uitzonderlijke strip. Gewoon een goed verhaal, maar daar zijn er wel meer van. Toch heb ik met interesse dit verhaal gelezen, vooral ook vanwege de voor mij onbekende historische achtergrond. In ieder geval zorgde dat ervoor dat ik meteen op internet op zoek ging naar wat er te vinden was over de Volksolympiade. Zo'n tweehonderd sporters hebben uiteindelijk meegestreden aan de kant van de Republikeinen. 

Anderen gingen meteen weer naar hun vaderland, waar ze overigens niet altijd met open armen ontvangen werden. De Nederlandse turnster Wiesje Wolzak werd bijvoorbeeld voor zeven maanden geschorst, omdat zij zonder toestemming van de bond had deelgenomen aan een buitenlandse wedstrijd. Dat die wedstrijd niet was doorgegaan deed er blijkbaar niet toe. 

Dat ik op zoek ging naar informatie werd in gang gezet door Zeven atleten. Als een album dat voor elkaar krijgt, moet er iets goeds in zitten. 

Titel: Zeven atleten
Scenario: Kris & Bertrand Galic
Tekeningen: David Morancho
Inkleuring: Javi Montes
Uitgever: Silvester Strips
's-Hertogenbosch 2021, 64 blz. € 17,95 (hardcover)

Eerder schreef ik over:

De eerste drie pagina's:

maandag 26 juli 2021

De vloek van rood (Sterric)



Jager en Aster (die ook wel Kleine Bloem) genoemd wordt, houden van elkaar. Maar Jager is een vrouw die van buiten de gemeenschap komt en ze wordt niet zomaar geaccepteerd. Tijdens een festival verandert Aster in een wolf. Jager, die bang is voor wolven, raakt misschien voorgoed haar geliefde kwijt. 

Dat is, in grote trekken, het verhaal van De vloek van rood van Sterric (Sterre Richard). Het is een duister verhaal, vol sprookjeselementen, magie en occulte krachten. Daarnaast speelt de notie vaderschap een rol, in een ingebed verhaal over twee ridders, en aan het slot ook het thema moederschap. 

Tekeningen

Sterric gaf het verhaal vorm in tekeningen met alleen de kleuren zwart, wit, rood en twee tinten grijs. De gestileerdheid van de tekeningen geeft enigszins afstand, zodat de lezer meer een beschouwer wordt van de gebeurtenissen dan dat zij/hij erdoor wordt meegesleept. Het is ook een goede manier om de gruwel draaglijk te houden. 

De kleurkeuze is uitstekend. Het rood als steunkleur roept in combinatie met zwart het gevoel van gevaar op: bloed en duisternis. Maar rood staat ook voor vuur en liefde, die overigens ook het gevaar in zich bergen. 

Al met al bevalt het tekenwerk mij zeer. Het laat beheersing zien: niet alleen beheersing van techniek en vormkracht, maar ook het beheerst houden van alles wat er woelt aan duisternis onder de dagelijkse werkelijkheid. De strakke vormgeving laat zien dat er veel in toom gehouden moet houden. 

Tekst

Over tekst en scenario ben ik minder tevreden. Ook hier had de strakheid gehanteerd moeten worden. Er had best wat uit het verhaal gekapt kunnen worden. Dat had de verhaallijn helderder gemaakt en had de loop van de gebeurtenissen meer richting gegeven. Sterric is duidelijk beter op dreef als tekenaar dan als scenarist en tekstschrijver. 

Sommige teksten zijn geletterd in een ander lettertype. Soms was mij duidelijk waarom daarvoor was gekozen, soms ook niet. Datzelfde geldt voor de teksten die niet in zwart maar in grijs zijn afgedrukt. 

Genderneutraal

Binnen het verhaal speelt verder het personage Mirit een wat duistere rol. Welke dat is, laat ik hier even rusten. Mirit wordt niet aangeduid wordt met 'hij' of 'zij', maar met 'hen'. Voor in het album legt Sterric daar, op een nogal rammelende manier, wat over uit. Daarbij wordt een persoonlijk voornaamwoord verward met een aanwijzend voornaamwoord en is de uitleg bij het woord 'die' overbodig en ook niet geheel correct. 

Voor wie zich niet gerepresenteerd wordt door persoonlijke voornaamwoorden als 'hij/hem' en 'zij/haar', werken deze aanduidingen excluderend. Het alternatief is de aanduiding met het enkelvoudige 'hen/hun', dat steeds meer ingang vindt, maar ook voor wat verwarring zorgt. Dat laatste is misschien niet zo erg. Het zorgt wel voor ambiguïteit. Als het gaat over 'hun festival' is bijvoorbeeld niet meteen duidelijk of dat het festival van Mirit is of het festival van de anderen in de gemeenschap. 

De vloek van rood is het eerste album van Sterric. De tekeningen hebben mij volledig overtuigd, het scenario en de teksten bepaald niet. 

Titel: De vloek van rood
Tekst en tekeningen: Sterric
Uitgever: Scratch
z.pl. 2021, 168 blz. € 27,50 (hardcover)



zaterdag 24 juli 2021

Monsters (Barry Windsor-Smith)


Een goed boek is natuurlijk altijd een cadeau, maar sommige boeken zijn dat al voordat je ze gelezen hebt. Zo'n boek is Monsters van Barry Windsor-Smith. Een kloek boek, van 368 bladzijden, gebonden, donkerrood leeslint, dat kleurt bij de voorkant. Als je het boek openslaat en doorbladert, zie je de mooie pentekeningen, tussendoor de dagboekfragmenten in schrijfletter (door Frits Jonker), die ze tot persoonlijke teksten maakt, waarbij niets ingeboet wordt op de leesbaarheid. En dan heb je het verhaal nog niet eens gelezen. 

Windsor-Smith is in de comicwereld een grootheid. Van die wereld ben ik geen kenner, maar ik geloof het graag. Al in de jaren tachtig begon hij aan Monsters, aanvankelijk bedoeld als een strip die over de herkomst van de Hulk zou gaan. Uiteindelijk is het een ander verhaal geworden. 

De Amerikaanse militair Tom Bailey heeft in de oorlog verschrikkelijke dingen gezien. Het duurde enkele jaren voordat hij gerepatrieerd werd en zijn terugkomst ging met veel geheimzinnigheid gepaard. Van tijd tot tijd werd zijn vrouw Janet bijgepraat door Jack Powell, maar misschien is ook hij niet volledig op de hoogte. 

Trauma

Als Bailey terugkomt, is zijn zoontje al acht jaar. Het leven in een gezin gaat moeizaam, door het trauma dat Bailey uit de oorlog heeft overgehouden. Monsters begint met een gewelddadige scène waarin Tom zich net uitgeleefd heeft op zijn zoontje Bobby. 

Die gebeurtenis functioneert in het boek als een proloog, waarna het verhaal vijftien jaar later, in 1964, verder gaat. Bobby meldt zich aan voor het leger. De intake wordt gedaan door McFarland, die in hem een geschikte kandidaat ziet voor het Prometheusproject. Al gauw zal McFarland gewetensbezwaren krijgen: hij vermoedt dat in dat project Bobby een soort slachtoffer zal zijn. Uiteindelijk zal Bobby veranderen in een hulkachtig monster, eerder tragisch dan kwaadaardig. 

Het project blijkt een erfenis uit de Tweede Wereldoorlog. De Duitsers waren bezig met genetische experimenten en die blijken na de oorlog in Amerika voortgezet te zijn. Een Duitse officier is erbij betrokken. 

Jack Powell, die zich altijd zeer betrokken heeft gevoeld bij het gezin Powell, probeert Bobby te redden. Het is de vraag of hij en Bobby het er levend vanaf zullen brengen. 

Verhaallijnen

Naast deze verhaallijn in het heden, zijn er de lijnen in het verleden: rond de terugkeer van Tom en van zijn onaangepastheid daarna, die culmineert in een gebeurtenis op Thanksgivingday en de lijn van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Windsor-Smith doseert daarin voortreffelijk: steeds krijg je als lezer stukjes informatie waarmee je verder kunt en er blijven ook elke keer weer vragen over die je voortstuwen door het verhaal. 

Er is ook nog een lijn rond McFarland, die uiteindelijk, ook op Thanksgivingday, zijn gezin zal achterlaten. Een thema hierbij is ook een soort helderziendheid, die zich van tijd openbaart in de familie.  Ook McFarlands dochtertje is ermee behept. Bijzondere gaven verwerken in het verhaal ligt voor de hand bij een auteur die zijn sporen in de comics heeft verdiend. 

Bobby is veranderd in een monster. Maar zijn moeder noemde ook zijn vader een monster toen die Bobby had mishandeld en de mensen achter het project kun je in hun onmenselijkheid ook zeker monsters noemen. Er zijn er een paar bij die onversneden slecht zijn en die daardoor meer het type van een schurk zijn dan een werkelijk karakter. Voor het verhaal is dat niet erg: de plots zijn minstens zo belangrijk als de psychologie en er zit genoeg diepte in de tragiek van verschillende personen. 

Barry Windsor-Smith sleurt de lezer werkelijk door het verhaal. Geen moment zakt het in. Spectaculaire scènes worden afgewisseld met rustiger momenten, maar ook dan blijft de aandacht van de lezer erbij. Die wil bijvoorbeeld wel weten wat er gebeurt als Bobby's moeder, Janet, en Jack Powell naar elkaar trekken. 

Vondsten

Er zitten enkele mooie vondsten in de verteltechniek. In het begin, bij het geweld van Tom tegenover zijn zoontje, is Toms tekst niet te volgen. Je kunt alleen zien dat hij in het Duits praat, door de gotische letters die zijn gebruikt. Verderop komt het geregeld voor dat tekstballonnen niet helemaal te lezen zijn, doordat een andere ballon er gedeeltelijk overheen is geplaatst: je krijgt daardoor de gewaarwording dat er mensen tegelijkertijd praten of dat de een door de ander onderbroken wordt. 

Mooi is ook de passage waarin Bobby, als monster, terugkeert naar zijn ouderlijk huis en in gedachten beleeft wat hij als kind heeft meegemaakt. Op die manier blijf je als lezer in het heden (Bobby als monster) en tegelijkertijd krijg je een flashback naar de dag die bepalend is geweest voor het verdere leven Bobby. 

Monsters is een indrukwekkend boek, waarin de lezer oog in oog staat met het kwaad, met mensen die de menselijkheid ver achter zich hebben gelaten. Tegenover deze hardheid staan de mensen die oprecht het goede willen: Janet die haar gezin leefbaar probeert te houden, Jack die Bobby in veiligheid wil brengen, McFarland die verder wil met een schoon geweten en zorg heeft voor zijn gezin. 

Minpuntjes zijn er nauwelijks. Soms had ik vraagtekens bij de verhoudingen: hoe groot is een achtjarige jongen eigenlijk? Is Bobby op dat moment niet erg klein? En het verhaal is wel erg geconstrueerd: alle personen die ertoe deden in het verleden komen ook in het heden weer in dit verhaal bij elkaar. Dat verklaart hun drijfveren, maar het is ook wel een beetje toevallig. 

Maar goed, dat is iets voor kniesoren. Monsters is een uitzonderlijk boek. Het heeft alles in zich om een klassieker te worden. 

Titel: Monsters
Tekst en tekeningen: Barry Windsor-Smith
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2021, 368 blz. € 65,00 (hardcover, leeslint)

vrijdag 23 juli 2021

De Zwarte Kost (Cyriel Buysse)



Eigenlijk zou ik dat boek moeten gaan lezen. Dat dacht ik toen in 2010 Congo van David van Reybrouck uitkwam. Ik deed het niet. Toen jaren later, tot mijn verdriet, een boekhandel in Ede moest gaan sluiten, kocht ik met flinke korting een hele stapel boeken, waaronder Congo. Maar ik las het niet. 

Het moment dat ik het wel ga lezen, komt wel dichterbij. Onlangs beluisterde ik de podcast Leopold II van Johan Op de Beeck. Van deze auteur/verteller kende ik ook al twee podcasts over Napoleon, een over de Zonnekoning en een over 'Het verlies van België', een naam die het Nederlands perspectief op 1830 doet vermoeden, wat bepaald niet het geval is. In Leopold II krijg je een goed beeld van hoe het nu allemaal zat met Congo.

En daarna las ik ook nog dit boek van Cyriel Buysse: De Zwarte Kost en andere teksten over Congo-Vrijstaat en Leopold II. Ik heb een zwak voor Buysse, een in mijn ogen ondergewaardeerd schrijver. Een aantal jaren lang ben ik lid geweest van het Cyriel Buyssegenootschap, maar ik kwam er nooit toe om de Mededelingen te lezen. Vorig jaar schreef ik hier nog over De roman van den schaatsenrijder en verder bewaar ik ook goede herinneringen aan Het leven van Rozeke van Dalen, Het ezelken, Tantes, 't Bolleken en nog veel meer van zijn boeken. 

Maatschappelijk betrokken

Dat Buysse maatschappelijk betrokken is, had ik ook al gemerkt aan werken als De Biezenstekker en Het gezin Van Paemel. Het blijkt ook in dit boek, dat het verhaal De Zwarte Kost bevat en twee gefictionaliseerde verslagen van van gemeenteraadsvergaderingen in Nevele. 

De verslagen van de vergaderingen zijn ooit op gestencilde blaadjes vermenigvuldigd. Ze zijn ook opgenomen in deel 7 van het Verzameld werk (1974), samen met drie andere verslagen. In de eerste vergadering (9 april 1885) stelt de voorzitter voor om Leopold II te feliciteren met zijn leiderschap over Congo:

Mijnheers de raadsheer de zaak aan de dagord is de voorstijl van een adres van felicitations te stem aan Z.M. de Koning omdat is benoem als koning van de nieuw gemaak afrikaansch land: de Congo. 

Het taalgebruik van de voorzitter (Mr. Léonce Mulle) laat zijn Franse accent zien. Er wordt in de vergadering ook (in mijn oren) onversneden Vlaams gesproken. Dat maakt de teksten wel eens lastig. 

In de vergadering wordt gesuggereerd dat er mensen naar Congo worden gestuurd om ze maar uit België kwijt te zijn. Verder is er van buiten kritiek op de gemeenteraad, omdat die altijd unaniem besluit. Er wordt geloot om te bepalen wie er deze keer moet tegenstemmen. 

In de tweede vergadering, van 15 juni 1886, wordt gesproken over het geld dat terugverdiend moet worden. De katholieken hebben mensen betaald om op hen te stemmen en dat bedrag moet wel weer aangevuld worden. Het handigst lijkt om verschillende mensen naar Congo te sturen. Er wordt een lijst gemaakt, waarop heel wat dorpelingen voorkomen. 

Vroeg stadium

Het begin van het verhaal De Zwarte Kost

We zitten nog in de beginjaren van Congo-Vrijstaat: die was in het leven geroepen tijdens de conferentie van Berlijn, 1884/1885. Al in heel vroeg stadium schrijft Buysse er kritisch over. Hij heeft zo zijn bedenkingen bij de motieven voor het zenden van kolonisten. De verslagen zijn humoristisch en ze hebben een satirische inslag. Mogelijk was er in die tijd al meer kritiek, maar Buysse is de eerste die die op een literaire manier verwoordt. Er zullen nog heel wat mensen geweest zijn die geloofden dat Leopold daadwerkelijk de verheffing van het volk van Congo op het oog had. 

De Zwarte Kost (1898) is een verhaal. De hoofdpersoon is de stotterende Fortuné Massijn. Dat stotteren leek me niet direct een functie te hebben, maar in het nawoord legt Luc Renders uit dat dit personage gebaseerd is op een figuur uit de werkelijkheid. Massijn staat voluit achter de kolonisatie en hij gaat zelfs voor drie jaar van het dorp Axpoel naar Afrika om er te werken. In die tijd schrijft hij brieven naar huis, naar zijn moeder en zus, maar ook naar enkele dorpsgenoten. In die brieven uit hij zijn ontzetting. Er zijn heel wat Belgen die zich tegoed doen aan 'de zwarte kost': ze nemen een Afrikaanse vrouw. De manier waarop de mannen met die vrouwen omgaan stuit Massijn tegen de borst. 

Later schrijft hij er niet meer over en nog weer later blijkt dat ook hij gebruik heeft gemaakt van zijn positie en dat ook hij niet van de zwarte kost is afgebleven. Ook uit dit verhaal blijkt weer de kritische houding van Buysse. Bovendien is het een goed verhaal dat een inkijk geeft in de verhoudingen in het dorp. Als Massijn kritische brieven schrijft, voelt het dorp zich ongemakkelijk. Men hoopt dat hij daarmee stopt, wat hij ook doet, maar intussen is hij zelf in de fout gegaan. 

Onwetendheid?

Net als in het verslag van de gemeenteraad wordt in dit verhaal de vraag gesteld of iemand die naar Congo gaat zelf ook zwart wordt. Zo'n vraag kan voortkomen uit onwetendheid, maar het kan ook zijn dat de zaken die met de kolonie te maken hebben ook een beetje in de lacherige sfeer worden getrokken. 

Axpoel wordt overigens bezocht door twee Congolese prinsen en er wordt ook een lezing gehouden. Er wordt dus wel aan voorlichting gedaan. De eerste keer dat de prinsen verschijnen worden ze overigens uitgejouwd. 

Het is bijzonder dat we zo heet van de naald een reactie kunnen lezen op wat er in Congo gebeurt. Het is goed dat Davidsfonds De Zwarte Kost heeft uitgegeven; het is immers opnieuw actueel, nu we veel van wat er in het verleden op het gebied van koloniën is gebeurd met andere ogen bezien. Wat dat betreft was Buysse zijn tijd vooruit. 

En ik kan er onderhand niet meer onderuit: ik zal dat boek van David van Reybrouck moeten gaan lezen. Laten we zeggen binnen een jaar. 

Cyriel Buysse, De Zwarte Kost en andere teksten over Congo-Vrijstaat en Leopold II. Uitg. Davidsfonds/Standaar Uitgeverij nv, Antwerpen 2021. 176 blz.; € 22,50 (gebonden).

donderdag 22 juli 2021

De hotelgids (Loes Wijnhoven)


Louisa heeft een relatie met Ivo, maar ze verveelt zich. Als de relatie afloopt, vraagt Ivo: 'Maar hoe moet het dan met onze gids?' Het is de openingszin in de roman De hotelgids van Loes Wijnhoven. Loes en Ivo hadden namelijk het plan om samen een hotelgids te maken: hij de meer zakelijke beoordelingen, zij de meer persoonlijke bijdragen. Louisa besluit om die gids nu alleen te gaan maken. 

Het is voor haar ook een manier om weg te gaan van haar huidige leven en te zoeken naar een bestemming. Ze is klassiek zangeres en ze kan haar agenda een tijdje leeg houden om een tijdje naar hotels in verschillende plaatsen te reizen, van Parijs tot Terschelling en van de Ardennen tot Berlijn. In totaal wil ze tien recensies van hotels hebben. 

Gedoemd te mislukken

Het plan lijkt bij voorbaat gedoemd te mislukken. Wie zit er immers te wachten op een gids met beoordelingen van tien willekeurig hotels? Daarbij komt dat Louisa niet de meest vaardige schrijfster is. Ze schrijft 'schijnbaar' als ze 'blijkbaar' bedoelt en krijgt constructies op papier als 'de schuldgevoelens naar Ivo toe' en zinnen als: 'Wederom wordt mij duidelijk dat de kwaliteit van een hotelovernachting mede wordt bepaald door de mensen die erin voorkomen.' Ze gebruikt het werkwoord 'zich berusten', haalt 'óverstromen' en 'overstrómen' door elkaar en gebruikt soms een foutieve samentrekking ('mijn onderbroek had ik voor het slapengaan gewassen en hing nu te drogen over de verwarming'). 

Dit soort slordigheden zijn niet zo storend, omdat ze ook wel passen bij de verteller, die wel meer in haar leven niet op orde heeft en eigenlijk de hele roman lang aan het improviseren is. Van die hoofdpersoon moet de roman het overigens ook hebben, want de gebeurtenissen zijn niet bijster boeiend: weer een hotel, weer een man ontmoeten, weer zien dat je je redt met weinig geld. Soms verloopt het verhaal vrij traag en wacht je als lezer op een verplaatsing van de hoofdpersoon. 

De toon is vrij licht en dat werkt. Juist als het minder goed gaat met de hoofdpersoon, zorgt die toon ervoor dat Louise niet zielig wordt, maar dat je wel met haar meeleeft. Op de best momenten krijgt het verhaal iets schrijnends en merk je hoe weinig aanknopingspunten Louise heeft om haar leven vorm te geven. 

Uitleg

Een nadeel is dat de schrijfster dat vaak niet alleen laat zien, maar ook nog gaat uitleggen. Dat expliciet maken van wat er bedoeld wordt, doet behoorlijk afbreuk aan het boek. Een voorbeeld:

Ik dacht dat mijn tiende bestemming de afronding van mijn hotelgids zou betekenen, maar het liep allemaal volledig anders, ik raakte verstrikt in een zoektocht naar wat het betekent om ongebonden te zijn en als de uitkomst is dat ik met lege handen voor de locatie sta waar ik begon, geloof ik niet dat ik het antwoord heb gevonden waar ik op hoopte.

Op een gegeven moment denkt Louisa:

Als ik besloot de hotelgids op herinneringen te baseren, kon ik er dan niet net zo goed fictie van maken?

Dat heeft ze uiteindelijk gedaan, zou je kunnen zeggen, en het resultaat daarvan is het boek dat je aan het lezen bent. 

Zelfwaardering

In de loop van het boek raakte ik de interesse voor de gebeurtenissen een beetje kwijt. De hoofdpersoon en haar zoektocht bleven wel boeien. Louisa heeft het op de middelbare school al lastig (ze blowt al als ze in de brugklas zit), wordt zangeres, maar de waardering van het publiek zorgt niet altijd voor zelfwaardering. Ze vindt die waardering wel bij mannen met wie ze naar bed gaat:

Het was na dit soort avonden dat ik 's nachts nog even de stad in liep om een willekeurige jongen op te pikken, zodat ik in slaap kon vallen naast iemand die me weer het gevoel gaf dat ik volmaakt was, een godin. Ik kon bijna niet meer zonder. De liefde van een vreemdeling na een concert.  

Zoals al eerder gezegd, die uitleg had ik liever niet gewild, maar het geworstel van de hoofdpersoon is wel wat me bij zal blijven. Eigenlijk weet ze niet wat ze nu met haar leven moet. Ze lijkt steeds meer kwijt te raken en misschien moet ze ook wel alles kwijtraken om zonder ballast opnieuw te kunnen beginnen. 

Vasthouden aan het plan

Ze gaat de uitdaging in ieder geval aan. Ze onderneemt de reis waarop ze zichzelf steeds meeneemt. Ze houdt de moed erin, ook als de omstandigheden ontmoedigend zijn. Ze houdt vast aan haar hopeloze plan, zodat er in ieder geval enige lijn in haar leven zit. Daarmee is Louisa een uitvergroting van zo'n beetje elke lezer, vermoed ik, die ook maar moet zien dat hij zijn leven op orde houdt of krijgt, die er ook maar het beste van moet maken. Of, zoals Rawie ooit al schreef: je moet dealen met 'Het hoge doel waarop je had gemikt/het lager doel waartoe je mocht geraken'.

Louisa roept compassie op en je wilt haar als lezer wel volgen. De hotelgids heeft best wat gebreken en ik geloof dat ik het een niet zo goed boek vind, maar de eerlijkheid waarmee Louisa naar het leven wil kijken zal me bijblijven. Ze laat de smoesjes achter zich en maakt het niet mooie dan is. Dit is het leven dus en daar zal ze het mee moeten doen. Dat leven is niet altijd aangenaam, maar het is wel de moeite waard. Het kan zomaar zijn dat Louisa het toch vijf sterren geeft in haar gids. 


Je zou Loes Wijhoven kunnen kennen als de helft van het duo Clean Pete. De hotelgids verscheen bij Das Mag.

Podcastpauze

Het is alweer een tijdje stil op mijn weblog. De drukten zorgen voor onrust in mijn hoofd en het schrijven lijdt daar het eerst onder blijkbaar. De afgelopen twee weken heb voor de Staatsexamens mondelinge examens afgenomen. Altijd leuk, maar ook altijd vermoeiend. Nu die voorbij zijn, begint mijn vakantie. Ik probeer weer het oude ritme van drie keer per week iets plaatsen te hernemen. 

In juli heb ik nog wel wat over strips en literatuur geplaatst, maar mijn laatste bijdrage over podcasts dateert van 12 mei jl.! Dat is langer geleden dan ik me realiseerde. Intussen ben ik gewoon door blijven luisteren naar podcasts allerlei soort. Ik noem enkele titels: Wannes (over de Vlaamse bard Wannes van der Velde), Leopold II, Liefdesbrieven van een kampbeul, Wereldhits van bij ons, Vroeger, Liedjeslust. 

Mogelijk zal ik daar nog over schrijven, mogelijk ook niet. Ik merk dat ik weer erg op gang moet komen en ik laat het maar gebeuren. Op dit moment luister ik naar Looking for Jane, over Jane Austen. Wat ik daarvan vind, zal ik laten weten. Beloofd. 

Met strips en literatuur ga ik weer driftig aan de gang. Sommige boeken/albums heb ik al gelezen en andere liggen te glimlachen op een stapel. Daar heb ik wel zin in. Je ziet de stukjes wel weer verschijnen. Dank voor je geduld. 


Bij de foto: september 1985, Schoolstraat in Herveld. Wat ik las is duidelijk, waarnaar ik luisterde niet. Dat zal geen podcast geweest zijn. 

dinsdag 13 juli 2021

Cézembre. Boek 2 (Nicolas Malfin)


Eind vorig jaar plaatste ik een stukje over het eerste deel van het tweeluik Cézembre: een strip over de strijd om een stukje van de Bretonse kust. Intussen is deel 2 verschenen. 

De uiteindelijke strijd om Saint-Malo en het eiland Cézembre is hevig geweest. Er zijn in totaal 20.000 bommen op het eiland gegooid, wat een je niet voor te stellen aantal is. 

De personen die we in boek 1 leerden kennen, komen we in dit tweede deel weer tegen. Ewan en Françoise zijn uit elkaar geraakt. Françoise is meegenomen door Bastien Fénec, die aan de kant van de Duitsers staat, in de hoop op een nieuwe toekomst voor Bretagne. Ewan weet niet of Françoise nog leeft. 

Er worden wat open plekken uit het eerste deel ingevuld en je vraagt je tijdens het lezen af hoe het af zal lopen met de hoofdpersonen. Maar intussen gaat er ook veel aandacht aan de strijd om Saint-Malo en Cézembre. Daarin wil de scenarist en tekenaar Nicolas Malfin trouw zijn aan de geschiedenis, maar dat staat het verhaal wel eens in de weg. 

Dossier

Achter in dit deel is, net als in Boek 1, een dossier opgenomen. In dit deel beschrijft het gedetailleerd hoe de strijd verlopen is. Elke keer wordt gemeld het hoeveelste bataljon of het hoeveelste regiment meedoet aan welke actie. Dat maakt het dossier nauwkeurig, maar misschien ook wat detaillistisch. Er is verder plaats ingeruimd voor historische foto's. Vooral deze beelden geven een indruk van hoe verwoestend de strijd is geweest. 

Het tekenwerk van Malfin is goed. Juist bij chaotische toestanden is de heldere tekenstijl prettig. Je behoudt als lezer/kijker het overzicht. Wel is er veel tekst nodig om ons op de hoogte te brengen van de ontwikkelingen. Die tekst komt ook nog eens als een grote hoeveelheid over, doordat zowel de originele taal al de vertaling in de tekstballonnen staat. Bij teksten die in het Frans gesproken zijn ontbreekt die originele taal, wat me niet helemaal consequent lijkt. 

Na deel 1 was ik wat enthousiaster dan na boek 2, wat waarschijnlijk komt doordat ik me meer liet meevoeren door de personages. In boek 2 is de strijd (voor mijn gevoel) groter dan het streven van het personages. Het geeft het streven van de personen minder richting en het verhaal minder vaart. Je krijgt er wel voor terug dat je goed geïnformeerd wordt over een stukje oorlogsgeschiedenis. 

Reeks: Cézember
Deel: Boek 2
Scenario en tekeningen: Nicolas Malfin
Uitgever: Silvester
's-Hertogenbosch 2021, 88 blz. € 24,95 hardcover

vrijdag 9 juli 2021

Beschermvrouwe van de verschoppelingen (Delphine Lecompte)


Gedichten van Delphine Lecompte kende ik wel, zo ongeveer. Nooit een bundel van haar gelezen, maar wel hier en daar een gedicht. Tikkeltje absurdistisch, soms wat duister - dat was blijven hangen. En: best goed. Maar mijn leven ging weer door en ik kocht geen bundels van Lecompte, zoals ik van bijna geen enkele dichter nog bundels koop, zonder dat ik snap waarom dat is. Blijkbaar lekt de poëzie weg uit mijn leven. 

Maar toen ik het prozawerk Beschermvrouwe van de verschoppelingen in de winkel zag liggen, kocht ik het zonder lang na te denken. En ik las het. Het boek (ik denk niet dat 'roman' het goede woord is) is verdeeld in vier delen en een epiloog. De delen heten: 'Familie en vrienden', 'Religie en ziekte', 'Helden' en 'Controverse'.

Het eerste deel opent met 'De minnaressen van mijn grootvader'. Het gaat over een 'ik' die voor mijn gevoel aardig samenvalt met de auteur. Haar grootvader nam haar als kind mee naar zijn minnaressen. Toen hij zich daar ongemakkelijk bij voelde, liet hij haar tien ritten lang achter in een draaimolen bij 'de stomme ex-paardendief Gino'. 

Kinderlijke hitsigheid

Dat is al een markant verhaal, maar het wordt nog heftiger als deze Gino eerst de 'ik' meeneemt om haar te tekenen, terwijl ze hoopt dat hij haar zal 'molesteren'. Dat doet hij niet op dat moment, maar later wel. Als dat bekend wordt, kijkt de grootvader anders naar de hoofdpersoon: 'hij kon het niet verkroppen dat ik had toegegeven aan mijn kinderlijke hitsigheid'.

Het wordt allemaal verteld met een zekere terloopsheid, waardoor je als lezer de neiging hebt om domweg te aanvaarden wat je leest. In je achterhoofd kriebelt al wel de gedachte dat er iets helemaal niet klopt, dat het raar is dat het kind en niet de volwassene wordt aangekeken op wat er gebeurd is, zelfs al zou er sprake zijn van kinderlijke hitsigheid, zo dat al bestaat. 

Aan het eind van dit hoofdstuk (verhaal?) vernemen we ook nog dat de grootmoeder zichzelf tot bloedens toe slaat 'met dode buizerds en Friese speculaasplanken'. Grootvader haalt zijn schouders op en zegt tegen zijn kleindochter dat ze nu kan zien wat te weinig seks en te veel opvoeding doen met een mens. Maar zij weet dan al lang hoe schadelijk te weinig seks en een goede opvoeding zijn. 

Norse lamaverzorger

Het is een wonderlijk verhaal, vooral omdat je de indruk krijgt dat dit de gewone wereld is. Daarin gebeuren dit soort dingen blijkbaar. In de volgende verhalen (of hoofdstukken) lezen we soortgelijke zaken. De mensen over wie het gaat worden aangeduid met namen als: de ontslagen kraanmachinist, een analfabetische jongenshoer, de necrofiele tegellegger, de Armeense ex-worstelaar, een joviale kubist, de megalomane hoefsmid, een bipolaire garnalenpeller, de formidabele zadelmaker, de bedeesde zeepzieder, de lankmoedige dadaïst, de norse lamaverzorger. 

Hoe origineel en hoe onverwacht deze aanduidingen ook zijn, na een aantal verhalen kregen ze iets voorspelbaars. Ik begon me af te vragen of het toch niet te veel een trucje was, een gedachte die waarschijnlijk voortkwam uit de indruk dat de aanduidingen iets toevalligs hadden. Maar dat hebben ze niet. Het duurde even, maar toen kwam ik erachter dat bepaalde aanduidingen terugkeerden. Ze zijn niet inwisselbaar, maar ze duiden op bepaalde personen. Langzaam ging ik inzien dat ze markeringen zijn in het levensverhaal van de 'ik'. 

Ongemakkelijk

Dat is trouwens een ongemakkelijk verhaal. Er komen veel mannen voorbij met wie de 'ik' ongewild of gewild de liefde bedrijft, ze raakt verslaafd aan drank en medicijnen, komt terecht in een kliniek en moet veel moeite doen om haar leven leefbaar te houden. Veel passages zijn heftig, maar ze worden op niet-heftige manier verteld. Bijvoorbeeld: 'hij legde een hand op mijn mond en verkrachtte me knullig.'

De hoofdpersoon is hier natuurlijk slachtoffer, maar ze spreekt niet op een slachtofferige manier. Door de knulligheid te benadrukken, plaatst ze zichzelf boven de dader. Maar intussen heeft ze wel een verkrachting mee moeten maken. 

De verhalen over het leven van de hoofdpersoon zijn schrijnend, maar je hebt niet de neiging om haar zielig te vinden. Weliswaar struikelt ze van tijd tot tijd, of wordt ze af en toe ten val gebracht, ze kijkt naar haar kapotte knieën en loopt weer door. Er zit veel energie in de hoofdpersoon en in hoe ze zich aan ons presenteert. 

Controverse

Dat gebeurt vooral in de laatste afdeling, 'Controverse'. Toen ik bij het lezen daar was beland, had ik al geen enkele twijfel meer over het boek, dacht ik niet meer aan trucs of maniertjes, maar wilde ik alleen maar meer lezen in de eigenzinnige verwoording van Delphine Lecompte. In deze laatste afdeling kun je als lezer alleen maar naar haar op kijken. 

Het meest krachtig vond ik haar in het stuk 'De vulva en de toverstaf' waarin ze reageert op het gedoe dat er was rondom J.K. Rowling, die vrouwentoiletten niet toegankelijk wilde hebben voor transgendervrouwen. 

Lecompte begint in haar reactie bij zichzelf:

In meerdere gedichten word ik verkracht door veertien Bulgaarse laminaatverkopers, vijftien pedofiele tuinmannen, zestien norse lamaverzorgers en zeventien incestueuze imkers. 
In werkelijkheid waren ze niet met minder, maar wel verspreid over de tijd. De pijn was er niet minder om. Maar erover schrijven was toch een vorm van duiveluitdrijving. 
Dan keert ze terug naar J.K. Rowling en zegt dat het vrouwentoilet nooit een veilige haven is. 
Er zijn geen veilige havens voor het slachtoffer van seksueel geweld. Zelfs de eigen slaapkamer wordt een grimmige parade van nachtmerries en herbelevingen met boemannen en bietebauwen. 

Haar stuk, dat bijzonder krachtig is, besluit ze met te vertellen dat ze zich altijd veilig zal voelen in een ruimte die ze mag delen met transgendervrouwen. 

De onveilige ruimten zijn de ruimten waar mannen samentroepen: de wereld.  

Goulash en misogynie

En helemaal ten slotte:

Misschien nog deze tip voor moeders van zonen: leer jullie zonen zo rap mogelijk dat de vulva geldbeugel noch boksbal is. En dat Hongaarse goulash altijd te verkiezen valt boven misogynie. 

 Die Hongaarse goulash doet me dan toch weer glimachen. Die zullen we wel letterlijk moeten nemen, vrees ik en dat accepteer ik graag, zonder dat ik kan beredeneren waarom het niets anders dan Hongaarse goulash kan zijn. 

Tegelijkertijd doet het niets af aan alle gruwel die Lecompte ons toont: zie de wereld waarin we leven, zie de wereld zoals wij die maken. Dat is ook de wereld waarin ik het meestal vrij goed naar mijn zin heb. Blijkbaar zijn mijn oogkleppen nog prima in orde. 

Hameren

Jeroen Brouwers verzamelde zijn polemieken in Hamerstukken (2010). Ook Lecompte hamert. Ze houdt vurige pleidooien: voor polyandrie, voor irrelevantie, voor Arjan Peters, voor de Redneck, maar ook een 'Vlammend betoog tegen de Belgische psychiatrie (met een kleine nuancering)'.

In de epiloog schrijft ze een brief ('Lieve Gerrit Achterberg') aan de getormenteerde dichter, van wie we de gedichten waarderen maar die ons toch een ongemakkelijk gevoel geeft. 

Dat doet Beschermvrouwe van de verschoppelingen ook. Aan de ene kant ben ik onder de indruk: wat een boek! Maar het is tegelijkertijd wrang dat je kunt genieten van een boek dat gaat over dingen waarvan je een knoop in de maag krijgt. Het is onthutsend eerlijk, wat me de indruk geef dat ik het boek zowel moet lezen als eigenlijk niet mag lezen. Lezen van dit boek is een verwarrende exercitie. 

Aan het kopen van een dichtbundel van Delphine Lecompte kan ik intussen niet meer ontkomen. Op naar de boekhandel!