woensdag 15 mei 2024

Willem Witsen (1860 - 1923) Een kunstenaarsportret in brieven (Modderkolk/Vermeulen/Wouthuysen)


Als ik dit schrijf, kan het nog: de expositie over Willem Witsen bezoeken. Die is in Museum Jan Cunen in Oss tot en met 16 juni 2024. Mooie expositie in een prachtig gebouw. Tot voor kort had ik nooit van het museum gehoord en had ik het gebouw nooit gezien. Vreemd. 

Op de expositie veel schilderijen en etsen van Witsen, naast de foto's, waarvan er veel wellicht al bekend zijn. Ooit had ik een boek over de Tachtigers met daarin foto's die door Witsen gemaakt zijn. Ik leende het uit aan een leerling, maar kreeg het niet terug. Dat is aan de ene kant jammer, maar het heeft ook wel iets moois. 

Toen ik de expositie bezocht, kocht ik meteen Willem Witsen (1860 - 1923). Een kunstenaarsportret in brieven, bezorgd door Linda Modderkolk, Odilia Vermeulen en Ester Wouthuysen, een voortreffelijk boek. 

Annotaties

Het boek bevat 141 brieven van en naar Witsen en is rijk geïllustreerd met werken van Witsen en met foto's. De brieven zijn minutieus geannoteerd. Van alle schilderijen en etsen wordt vermeld waar die zich nu bevinden, van halve verwijzingen wordt al uitgezocht waarnaar ze verwijzen, volkomen vergeten personen worden ons voorgesteld en tijdens het lezen krijg je meer en meer het idee dat je je bevindt in de tijd waarin Witsen leefde. 

Al langer had ik zin in de brieven. Arthur Japin schreef de roman Wat stilte wil, over Witsens zus Anna, die uiteindelijk een eind aan haar leven maakte. Die roman wil ik ook wel lezen, maar het leek me goed om eerst meer van Anna's omgeving te weten. Haar dood wordt overigens maar zijdelings in de brieven vermeld. 

Indrukwekkende hoeveelheid

Dat er vroeger nieuwtjes uitgewisseld werden door handgeschreven brieven wist ik wel. Ik heb dat zelf ook nog wel gedaan. Maar dat er zo ontzettend veel geschreven is, was mij niet bekend. Als je een indruk wilt krijgen van de imposante hoeveelheid brieven die er verstuurd werden, zou je op DBNL kunnen kijken. Daar zijn alle tot nu toe bekende brieven van en aan Witsen te vinden. Er zijn jaren bij dat er meer dan honderd brieven door Witsen geschreven en ontvangen werden. 

Sommige brieven zijn alleen in het klad bewaard en van andere weten we dat ze er geweest zijn, omdat een antwoord erop bekend is, maar de oorspronkelijke brief is verloren gegaan of in ieder geval nog niet teruggevonden. Er is dus nog meer (geweest). 

Jacobus van Looy

Jacobus van Looy, door Witsen
In het boek wordt het leven van Witsen verdeeld in vijf perioden. Elke periode wordt ingeleid en daarna volgen de brieven uit die tijd. In de eerste periode zijn er veel brieven van en naar Jacobus van Looy, schrijver en beeldend kunstenaar. Hij werd als schrijver bekend met onder andere het drieluik Jaapje (1917), Jaap (1923) en Jacob (1930). Ik heb ze nooit gelezen, maar ik heb intussen wel Feesten (1903) in huis gehaald. 

Tijdens de briefwisseling is Van Looy nog niet zo bekend als schrijver, maar meer als schilder. Hij heeft de Prix de Rome gewonnen, een aanmoedigingsprijs voor jonge kunstenaars. Twee jaar lang reist hij door Italië en Spanje, een verplicht programma volgend, waarbij hij kopieën van meesterwerken maakt. 

De vriendschap tussen Witsen en Van Looy, verwatert in de loop van de tijd. Zo gaat dat blijkbaar, zou je kunnen zeggen. Maar als Van Looy in De Nieuwe Gids een autobiografisch verhaal publiceert, realiseert Witsen zich hoezeer hij Van Looy gekwetst heeft in een brief. Hij schrijft hem in april 1890.

Ik heb gisterenavond van je zitten lezen in de N.G. Kobus en vannacht heb 'k niet kunnen slapen en heb liggen huilen als 'n kind. Ik weet wel dat ik en niemand met de werkelijkheid die er achter de dingen zit die je schrijft niets noodig heb maar kan ik 't helpen dat 'k vannacht - zoo erg denken moest aan vroeger en terug leefde in dien tijd toen jij zooveel in mijn leven was, - en ik die bazige brieven schreef -  en 'k zag jou - midden in 'n moeielijken strijd alleen - vol en rijk en individueel, sterk in jezelf - nu ja - maar alleen met veel verdriet, bitter-bitter verdriet - en 'k zag mezelf - onbezorgd in de tevreden onbeduidendheid van m'n kleine zijn en 'k kon niet ophouden me te verwijten - te verwijten tot wanhopend worden toe dat 'k zoo dom heb kunnen zijn - en moest huilen, huilen, huilen om jouw verdriet en m'n eigen kleinheid - en dan dacht 'k wat aan die vriendschap die 'k van den beginne af voor je gehad heb. 

De brieven over kunst zijn bijzonder interessant. Je merkt dat de jonge kunstenaars bijzonder goed op de hoogte zijn van de ontwikkelingen in de kunst in Europa. Als er een interessante expositie is in Parijs reist Witsen daarheen en ook alle exposities in Nederland worden bezocht en de werken worden becommentarieerd. 

Kloos en Verwey

Witsen heeft veel contacten in de literaire wereld, met bijvoorbeeld Willem Kloos, Albert Verwey, Frederik van Eeden en Hein Boeken. Veel ontwikkelingen in de personele sfeer maak je in de brieven 'live' mee. Kloos en Verwey hebben een hechte vriendschap, die tot een einde komt als Verwey zich verlooft met Kitty van Vloten, een zus van Betsy van Vloten, met wie Willem Witsen zal trouwen. 

Willem Kloos. foto: Willem Witsen

Kloos is ontdaan over het einde van de vriendschap en trekt voor een tijdje bij Witsen in, die dan in Londen woont. Verwey stuurt zijn bundel Van het leven (1889) naar Witsen, die meldt dat hij hem ontvangen heeft, maar hij heeft de gedichten niet gelezen, op advies van Frederik van Eeden, en hij heeft ze ook niet aan Kloos gegeven. 

Niet doen, Wim! Ik zou 't niet doen. [...] leg die verzen in een kast en doe of ze er niet zijn. Ze zouden Willem's goede stemming vergiftigen en niets goeds uitwerken. [...] Heb je ze zelf gelezen? - Niet? - Wacht er dan vooreerst mee als je kunt. Ik vrees dat je je indruk, die niet aangenaam kan zijn, niet voor Willem zult kunnen verbergen. (Van Eeden aan Witsen, 6 en 7 november 1888)

Maar als Witsen er niet is, laat Hein Boeken de gedichten aan Kloos lezen. Witsen schrijft daarover aan Van Eeden (29 november 1888).

[...] toen 'k binnenkwam zei W. dadelijk heel opgewonden: 'Kijk 's Wim dat moet je zien, lees 't 's voor mijn plezier' en toen heeft hij me 'n paar sonnetten voorgelezen en hier en daar regels laten zien; en hij was zoo vroolijk, en hij vond 't zoo verschrikkelijk slecht, alles rijmelarij, zeid-ie, en zoo jammer van zoo'n groot kunstenaar. Hij las er een van de Christus sonnetten tegenover en begreep maar niet waarom dat boek zóo slecht is. Hij heeft 't heele boek doorgelezen en beurtelings gelachen en gehuild - gelachen om 't belachelijke en 't leelijke; gehuild om 't jammere. Hij is tegenwoordig heel goed en drinkt weinig. 

Echtscheiding

Willem Witsen, Winter te Ede
Het huwelijk van Willem Witsen en Betsy van Vloten houdt uiteindelijk geen stand. Het gezin is verhuisd naar Ede, maar Willem is vaak in Amsterdam. Dat zorgt ervoor dat de twee elkaar schrijven. Boven de kladversie van een van de brieven heeft Betsy later 'voor de fatale onthulling' toegevoegd. Witsen had al een paar jaar een verhouding met een vrouw die verder niet geïdentificeerd is. Door een anonieme brief werd Betsy op de hoogte gesteld. 

Niet alle brieven uit die tijd konden opgenomen worden in deze verzameling, maar degene die er wel in staan, zijn duidelijk genoeg. Bijvoorbeeld dit korte briefje van Witsen (eind februari 1902)

Wat wil je toch met die akelige briefjes en gemeene giftige zinnetjes? Wat wil je daarmeê bereiken als 't niet is dat je wil dat 'k nog meer hekel aan je krijg? Ik weet wel dat je liegt en dat zelf ook wel weet - maar al was 't waar ik zou nooit, - al hadt je niet meer tegen me gezegd dan dàt - 'k zou nooit weer tot je terugkeren. Onthoud dit maar

W.W.

Amerika, oorlog, Nederlands-Indië

In 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog dus, reist Witsen naar de Verenigde Staten. Hij is afgevaardigde van de Nederlandse kunstafdeling op de Wereldtentoonstelling in San Fransisco. Daar is hij verantwoordelijk voor het inrichten van de zalen met werk van Nederlandse eigentijdse schilders en hij wordt benoemd tot lid van de internationale jury. Hij leidt mensen rond en is aanwezig bij bals, diners en recepties. Acht maanden zal hij er blijven. 

De oorlog is op de achtergrond aanwezig. Aan het begin van de overtocht is er bijvoorbeeld het gevaar van mijnen. In 1918 leidt de oorlog tot voedseltekorten, vooral in de grote steden. In april moeten in Den Haag politie en marechaussee optreden om rellen en plunderingen van bakkers- en kruidenierswinkels te beëindigen. Er vallen doden en gewonden. 

Kloos schrijft over de toestand (6 mei 1918) aan Witsen.

Ja, de toestand heeft wel een dreigend karakter aangenomen, vooral hier in den Haag, waar letterlijk hongeroproeren zijn geweest. Omdat in tal van winkels de ruiten zijn ingegooid, soms geregeld een heele straat door, zijn in de hele stad, de winkels met planken geblindeerd. Vleesch is al sinds weken niet meer geregeld te krijgen, en als het er is, krijgt men toch niet meer dan één ons per week voor één persoon. 

 In 1920 reist Witsen naar Nederlands-Indië. Hij zal daar onder andere de Gouverneur-generaal portretteren. 

Heerlijk boek

Het is natuurlijk niet de bedoeling om het hele boek met de briefwisseling van Witsen na te vertellen, als dat al zou kunnen. Maar ik wil wel duidelijk maken dat het een heerlijk boek is, waarin je dicht komt te zitten op de briefschrijvers en op de tijd waarin ze leven. J. van Oudshoorn bijvoorbeeld is nu een schrijver uit het verleden, maar Theo Nieuwenhuis schrijft op 12 april 1915 dat hij Willem Mertens levensspiegel heeft gelezen, 'een merkwaardig boek van een jong schrijver'. 

Een beetje verward soms en niet mooi van taal soms, maar toch, daar tusschendoor stukken zoo mooi als in den laatsten tijd door niemand geschreven. 

Heet van de naald krijgen we zo een lezersreactie. 

Zelfportret

Willem Witsen (1860 - 1923). Een kunstenaarsportret in brieven is een prachtig boek, waar ik lekker lang over gedaan heb: steeds een paar brieven. Verschillende keren zocht ik brieven op die niet in het boek zijn opgenomen, om een nog beter beeld te krijgen. Echt nodig is dat niet, want de bezorgers hebben een mooie keuze gemaakt en verdere noodzakelijke informatie komt terug in de noten. 

Achter in het boek is een handig personenregister opgenomen, waarin van elke persoon kort wordt uitgelegd wie hij of zij is en welke brieven deze persoon genoemd wordt. 

Hup, naar de expositie dus, om te zien dat Witsen prachtig werk getekend, geschilderd en geëtst heeft en daarna genieten van deze mooie verzameling brieven. 


Willem Witsen 1860 - 1923. Een kunstenaarsportret in brieven. Bezorgd door Linda Modderkolk, Odilia Vermeulen en Ester Wouthuysen. Uitg. Verloren, 2023. 308 blz. € 35,-

maandag 13 mei 2024

Marengo, Het meest verziekte en vergiftigde proces ooit (Marieke de Witte / Aloys Oosterwijk)


Vraag mij om een rechtbanktekenaar te noemen (Vraag dan!) en ik noem Aloys Oosterwijk. Als ik in een krant een tekening van zijn hand zie, herken ik hem. Door zijn stijl, maar ook door de sepiakleurige, waarschijnlijk verdunde, inkt die hij gebruikt en door het logo waarmee hij ondertekent, een A en een O onder elkaar. 

Dat ik de hand van de meeste rechtbanktekenaars niet herken en die van Oosterwijk wel, komt natuurlijk ook door zijn strips. De bekendste daarvan zijn Cor Morelli, met zijn open dossiers, en Willems wereld. 

De tekeningen van Oosterwijk verschijnen niet alleen in de krant, maar hij bundelt ze ook in boeken. Zo verschenen er enkele delen onder de titel Op de huid en in 2019 verscheen Bij de neus, een getekend verslag van het proces Willem Holleeder. Nu is er ook zo'n beeldverslag van het Marengoproces. De tekst is van misdaadjournaliste Marieke de Witte

De ondertitel van het boek is 'Het meest vergiftigde proces ooit'. Dat klinkt misschien net iets te ronkend, maar het is een citaat: het is opgetekend uit de mond van Onno de Jong, advocaat van kroongetuige Nabil B. Toch vraag ik me af of de naam Marengo niet al wervend genoeg was geweest. 

Willekeurige naam

Die naam Marengo is overigens willekeurig, gekozen door de computers van het Openbaar Ministerie. Aan dit proces vooraf ging overigens een ander proces, 26Koper, naar aanleiding van een Utrechtse liquidatiebende. De bendeleden staan te terecht voor het leveren van wapens, auto's en het observeren van doelwitten. Verschillende van de verdachten zien we terug in Marengo. 

Marengo is een proces dat uiteindelijk zes jaar zal duren. Er zijn zeventien verdachten van wie er drie tot levenslang veroordeeld zullen worden en drie andere tot gevangenisstraffen van meer dan twintig jaar. Tijdens het proces worden er nog drie moorden gepleegd: op de broer van de kroongetuige, op advocaat Derk Wiersum en op Peter R. de Vries, vertrouwenspersoon van de kroongetuige. 

Ridouan Taghi

In de zes jaar van het proces zijn er meer dan 140 zittingsdagen. Hoofdverdachte is Ridouan Taghi, die voor vijf van de zes moorden verantwoordelijk gesteld wordt. Mogelijk is hij dat ook voor de zesde, maar dat staat volgens de rechtszaak niet vast. 

Beknopt en helder

Het proces en de nevenprocessen worden chronologisch verslagen, beknopt en toch helder, zodat we overzicht behouden. Meestal gebeurt dat op een zakelijke manier, maar soms kan De Witte het niet laten om het door haar woordkeuze toch even aan te zetten: 'huiveringwekkende chatgesprekken', 'gruwelijke misdaden'. Dat riekt naar effectbejag. 

Bij de uitvaart van Peter R. de Vries is er ook een passage die wellicht beter anders had gekund: 'Afscheid moeten nemen van Peter R. de Vries is onrechtvaardig en oneerlijk. En bovenal hartverscheurend.' Hierin ligt de focus bij het publiek, dat afscheid moet nemen. Als iemand vermoord is, lijkt het me niet onrechtvaardig dat je afscheid van hem moet nemen. De moord zelf is dat, al zou ook dat raar verwoord zijn. Alsof moorden ooit rechtvaardig kunnen zijn. 

Zo zijn er meer kleine uitglijders, als bijvoorbeeld binnen enkele pagina's twee keer wordt verteld dat iemands nieuwe adres de Extra Beveiligde Inrichting in Vught is.

Dit soort smetjes valt extra op, omdat over het algemeen de tekst van Marieke de Witte juist goed is: informatief, helder. In vrij kort bestek weet De Witte een ingewikkeld proces (met de nevenprocessen) begrijpelijk voor te stellen en dat is een prestatie. 

Tekeningen

Omdat er geen foto's in de rechtszaal gemaakt worden, moeten de tekeningen fotografische kwaliteiten hebben: ze moeten een waarheidsgetrouw beeld geven. Oosterwijk is daar zeer bedreven in. Gewoonlijk werkt hij niet in kleur (voor zover ik weet), maar voor dit boek zijn verschillende tekeningen ingekleurd. Andere zijn alleen in inkt en nog weer andere zijn potloodschetsen. 

Verder maakte Oosterwijk reconstructies van bijvoorbeeld de moorden. Daar is hij niet bij geweest, maar hij heeft wel de plekken bezocht om ervoor te zorgen dat de setting zo goed mogelijk is. 

Het effect is dat je als lezer het idee hebt dat je mee kunt kijken, niet alleen bij de zittingen, maar ook bij de misdaden die de aanleiding voor het proces zijn. 

Marengo zal wel de geschiedenis in gaan als een uitzonderlijk proces. Door dit beeldverslag is het toegankelijk voor een groot publiek. Doordat het zo rijk geïllustreerd is, zie ik het in de eerste plaats als een boek van Aloys Oosterwijk, maar de naam van Marieke de Witte moet nadrukkelijk genoemd worden. Zij bracht het proces terug tot de kern. Alleen wie zo goed ingevoerd is, kan dat zo helder. 

Marieke de Witte / Aloys Oosterwijk, Marengo, Het meest verziekte en vergiftigde proces ooit. Een beeldverslag. Uitgeverij L, 2024, 112 blz. € 29,95. 

Ridouan Taghi en Inez Weski. In het boek is het zwarte blok over de namen weggewerkt. 

Een dubbele pagina uit het boek: de moord op Peter R. de Vries. Ook hier zijn de zwarte blokken uiteindelijk weggewerkt, wat een beter resultaat heeft opgeleverd. 

Reconstructie van de moord op Derk Wiersum. De tekst in de tekening vind ik weer net té. 



vrijdag 10 mei 2024

Afgestoft: Verbroken zwijgen (Bernlef)

Op 4 oktober 2002 stond er in het Nederlands Dagblad een van mijn recensies: die van de verhalenbundel Verbroken zwijgen van Bernlef. Iedereen kent Hersenschimmen nog, maar de rest van Bernlefs oeuvre lijkt wat weg te zakken. Wie leest het nog?

Eerlijk is eerlijk, ook ik heb al lange tijd niets meer van deze schrijver gelezen. Op de stapels met boeken die ik nog wil lezen ligt wel Verloren zoon (1997). Dat moet ik misschien toch eens wat minder onder op de stapel leggen. 

Bernlef heeft naast Hersenschimmen schitterende boeken geschreven zoals Publiek geheim (1987) en Eclips (1993). Aan zijn korte romans Sneeuw (1973) en Meeuwen (1975) bewaar ik ook goede herinneringen. Het mooist vond ik Vallende ster (1989), een schitterende novelle. Als je die tegenkomt, zou je hem moeten kopen. 

De recensie hieronder heeft een titel die ik zelf niet verzonnen zal hebben, al klopt die wel met de bespreking. De vergelijking van verhalen met de sprint is wel afgezaagd, maar blijkbaar schrok ik daar niet voor terug. Dat verhalenbundels wat meer aanzien mogen krijgen, vind ik nog steeds. Ben je niet zo'n verhalenlezer, lees dan eens een bundel van F.B. Hotz, Sanneke van Hassel, Hermine de Graaf of bijvoorbeeld Namen en gezichten van Kellendonk. Of een bundel van Bernlef. 


Bernlef: een sprinter van formaat

Bij het hardlopen is de sprint een sensationeler onderdeel dan de marathon, maar in de Nederlandse literatuur lijkt de roman een veel hogere status te hebben dan het korte verhaal. Toch kan iedereen de meeste romans uit mijn boekenkast cadeau krijgen voor een verhalenbundel van F.B. Hotz, om maar eens een verhalenschrijver te noemen die alweer veel te snel vergeten lijkt te worden. 

Ook Bernlef is een begenadigd verhalenschrijver. Indertijd genoot ik al zeer van zijn Cellojaren (1995) en ook de verhalen uit Verbroken zwijgen heb ik weer met veel genoegen gelezen. 

Waar dat genoegen in zit, is moeilijk uit te leggen. De meeste verhalen van Bernlef hebben niet een soort plot, of ze eindigen na of voor de plot. Dat heet een open einde, ik weet het, maar die term vind ik hier niet zo op zijn plaats. Bernlef vertelt op zo'n natuurlijke, bijna achteloze manier, dat de opbouw van zijn verhalen, en dus ook het slot, iets toevalligs krijgen. Zoals ook in het leven veel dingen geen begin en geen eind hebben. Natuurlijk is het allemaal niet zo toevallig en weet Bernlef precies wat hij doet, maar dat is dan ook het knappe. 

De stijl van Bernlef is weinig opmerkelijk. Brouwers herken je aan zijn stijl, Reve ook, maar Bernlef zou ik niet zomaar herkennen. De stijl is ook niet direct mooi, maar de aandacht waarmee de dingen geobserveerd en neergeschreven zijn, maakt dat je met dezelfde aandacht blijft lezen en dat je het boek niet wilt wegleggen voordat je een verhaal uit hebt. 

Het titelverhaal 'Verbroken zwijgen' gaat over een dichter (H.) die onder een communistisch regime uit de Schrijversbond gezet is en verbannen is naar een klein dorpje. In veel verhalen in deze bundel speelt oorlog en onderdrukking trouwens een rol. Ook Bernlefs roman Publiek geheim speelt zich af in een dergelijke setting. Als het communistische regime omvergeworpen wordt, verwacht iedereen dat H. weer gaat schrijven, maar hij zwijgt. Hij ziet hoe iedereen die in de afgelopen tijd fout was zijn straatje schoon probeert te vegen. 

De enige die principieel bij zijn oude opvattingen blijft, is de schrijver G. Het deed me denken aan de romans van Virgil Gheorgiu, waar goed en kwaad ook op een dag zomaar kunnen verwisselen en mensen de keuze moeten maken tussen principieel blijven of hun hachje redden. 

H. krijgt de dossiers in te zien die over hem zijn aangelegd en staat verbaasd over de minutieuze manier waarop gesprekken tussen bijvoorbeeld hem en zijn nu reeds overleden vrouw zijn vastgelegd. Delen van zijn verleden die voor hem al verdwenen waren, herleven weer. 

Daarmee dient zich meteen een tweede thema aan: in veel verhalen zijn personages bezig met het vastleggen van de werkelijkheid, het registreren, een motief dat ook al in bijvoorbeeld Hersenschimmen voorkomt. In het verhaal 'De alziende' ontdekt een man na de dood van zijn vader een fotoverzameling. Vader heeft alle mogelijke dingen gefotografeerd en gecatalogiseerd. Het systeem is indrukwekkend en tegelijkertijd misschien wel nutteloos. 

Bernlefs personages lijken een poging te doen greep te krijgen op het leven. Het leven is chaotisch en onbegrijpelijk en als je het vast kunt leggen, kunt registreren, kunt catalogiseren, kun je er misschien invloed op uitoefenen, zo lijken ze te redeneren.

Helden komen in Bernlefs verhalen niet voor. Het zijn over het algemeen gewone mensen, met hun gewone zwakheden. Mensen zoals u en ik. Misschien dat we daarom bijna als vanzelf met ze meeleven. In 'Betrokken maar onaangedaan', een hoogtepunt in de bundel, moet een arts een patiënt meedelen dat hij ongeneeslijk ziek is. Tijdens het gesprek krijgt de arts een telefoontje over zijn vakantie. De patiënt besluit impulsief om de arts na te reizen en op dezelfde vakantiebestemming te kiezen. Hij weet dat het onzinnig is en hij weet dat hij er niets mee bereikt. Toch doet hij het. 

Als lezer stap je onmiddellijk in het lichaam van de patiënt, ook omdat Bernlef heel geraffineerd steeds de jij-vorm gebruikt als het over de hoofdpersoon gaat:

Even was je op het reisbureau van de prijs geschrokken, maar dat was een reactie van je oude zelf. Geld hoorde bij een wereld die je nu te vergeven had. Je knikte en even later liep je op straat met vliegticket en een hotelreservering op zak. 

Verbroken zwijgen is zeer divers en in zo'n kort bestek kun je de verhalen onmogelijk recht doen. Wie ze gaat lezen, weet in ieder geval weer waarom er naast een marathon ook een honderd meter bestaat. 

Elders op Bunt Blogt over Bernlef:

woensdag 8 mei 2024

Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023 (Herman Roozen)


Sinds 2017 kennen we het verschijnsel Stripmaker des Vaderlands. Margreet de Heer nam toen die functie op zich. Ze was overal aanwezig als gezicht van de stripwereld en ze heeft onder andere geijverd voor graphic novels op de literatuurlijst. 

In 2021 werd zij opgevolgd door Herman Roozen, die de functie eind 2023 overdroeg aan Jan Vriends. Over de belevenissen van Roozen is er nu een mooi boekje, uitgegeven door Syndikaat, met de heldere titel Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023.

Roozen heeft zich, net als De Heer, een slag in de rondte gewerkt. Zo heeft hij aandacht gevraagd voor doelgroepstrips, de Dag van de Stripmaker georganiseerd en vooral heeft hij de centsprent in ere hersteld. Het boek over zijn belevenissen bevat meer dan tachtig van die prenten. 

Centsprenten

Voor wie niet weet wat een centsprent is: hier is een mooie verzameling te zien. Centsprenten zijn houtsneden die samen een verhaal vertellen. Je zou ze een van de oervormen van de strip kunnen noemen. Soms verhaalden ze over een actuele gebeurtenis, maar ze konden ook bijvoorbeeld een heiligenleven weergeven. Soms werden ze ingekleurd. Onder de afbeeldingen stond een rijmende tekst. 

Roozen maakt geen houtsneden, maar pentekeningen die er wel zo uitzien. Vooral de arceringen doen denken aan de oude prenten. Verder dwingt de prent tot vereenvoudiging. Je kunt niet heel veel kwijt in een tekening die je met een vrij dikke lijn maakt en de decors mogen niet te ingewikkeld zijn. De afbeeldingen moeten ook vrij statisch zijn. Roozen kleurde ze met losse hand in, zoals ook bij de vroegere centsprenten gebeurde. 

Bovendien zet hij ze op een achtergrond achter die doet denken aan oud papier, soms compleet met aantekeningen, slijtranden, vlekken, aantekeningen. Dat werkt erg goed. Alleen de kringen die moeten suggereren dat er een wijnglas op het papier heeft gestaan (meestal niet op de centsprent, maar op de bladzijde met uitleg) stoorde me. De cirkels zijn te klein, waardoor gesuggereerd wordt dat de wijn geschonken is in borrelglaasjes. 

Rijmpjes

Boven elke centsprent van Roozen staat een tekst in twee regels, die het onderwerp aangeeft. Bijvoorbeeld: 'Drie jaar gevuld met luim en laag. / Tot slot een sprint, tot aan vandaag!' over de overdracht van het potlood door Margreet de Heer. 

Over het algemeen zijn de rijmpjes van Roozen goed gelukt. Hij werkt veel met elisies, zoals dat ook in de oude rijmpjes gebeurde: 'Weet u wat 't is? Hij 's 't allemaal. / In touw voor 't bet're stripverhaal. Dit is het slot van een prent over Jan Vriends en hier is het wel erg overdadig gebeurd, maar omdat het met een knipoog geschiedt, is het goed te verteren. Ook in de oude centsprenten moesten er wel lettergrepen weggemoffeld worden om het metrum recht te trekken en sommige van de oude rijmpjes hebben een zekere knulligheid. Die knulligheid veinst Roozen wel eens, maar hij valt dan toch door de mand: hij is een daarvoor een te goede rijmer. 

Bij de elisies zoekt Roozen wel de grenzen op door afkortingen te gebruiken in bijvoorbeeld 'd' zender' of 'd' rug'. In oude teksten zou zoiets alleen acceptabel geweest zijn als het tweede woord met een klinker begint, bijvoorbeeld 'd' ander'. 

De rijmen van Roozen zijn helder en vaak erg leuk. Een enkele keer valt hij terug op stoplappen ('U zult 't wel weten', 'U kent vast'), maar dat gebeurt dan ook in een prent die onder hoge tijdsdruk is gemaakt. 

Uitleg

Dat lezen we in de uitleg die naast elke prent staat. Die uitleg is beknopt en toch verhelderend. Vaak verwijst Roozen naar subtiliteiten in de prenten die we niet zomaar opgemerkt zouden hebben. In een prent over Aimée de Jongh zien we de hoofdpersoon in het eerste plaatje in een trein, omdat de strip Snippers jarenlang in Metro verscheen en soms zit er ook een diepere gedachte achter de keuze van de kleuren. Voor de niet oplettende lezers legt Roozen ook uit welke beperkingen hij zich soms in het rijm opgelegd heeft (steeds rijmen op 'terras' of 'festivallen'). 

Verschillende keren heeft Roozen een nummer uit de Top-2000 vercentsprent. De manier waarop hij te werk gegaan is, verduidelijkt hij in de tekst: eerst de liedtekst in delen verdelen en bij elk deel een cent met een rijmpje maken. Omdat zowel tekst als tekening eenvoudig moeten zijn, moet de tekst tot de essentie worden teruggebracht. Dat blijkt Roozen goed te kunnen. Niet alleen bij deze prenten, maar bij alle. 

Artikelen

Naast de prenten met uitleg bij het boek enkele langere artikelen. Allereerst de toespraak die Roozen hield bij de aanvaarding van het ambt. Die is nog grappiger gemaakt door de aantekeningen Roozen toegevoegd heeft in een andere kleur. Sigge Stegeman vertelt over een hoopvol project om meer strips in de Arnhemse bibliotheek te krijgen, Jos van Waterschoot schrijft over het stripdocumentatiecentrum Nederland en Marc de Lobie laat ons kennismaken met de oudste ballonstrip, uit 1493!

Een smetje op heb boek is dat er redelijk wat fouten in zijn blijven staan. Meestal zijn die niet storend. Het is wel duidelijk wat er wordt bedoeld met 'klaverjamarathon' of 'webite', maar 'doche' had ik niet meteen herkend als 'douche' en 'wevende woorden' zijn echt wat anders dan 'wervende woorden'. Er zijn ook wat regelrechte spelfouten in blijven staan ('In Haarlem bevind zich een museum'), wat het naarst is bij een introductietekstje voor een spreker op de dag van de stripmaker 2022: 'Dat de ander jouw vertrouwd is nog knapper.' Foutloos krijg je een boek eigenlijk nooit, maar hier had de corrector van de uitgever wel wat nauwkeuriger naar mogen kijken. 

Tijdsbeeld

Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands 2021 - 2023 is een mooi boekje geworden, dat rijk geïllustreerd is, vooral met centsprenten. Je hoeft het niet in één keer uit te lezen, het is ook leuk om wat in te grasduinen. Uit het boek blijkt wel hoe druk Roozen is geweest met zijn ambt en hoe hij door het land is gereisd om alle uithoeken te bereiken. 

Daarnaast geeft het boek ook een beeld van een paar markante jaren. In die tijd leed ons land onder een pandemie, waardoor veel evenementen niet door konden gaan of alleen onder aangepaste omstandigheden. Die omstandigheid is bij een deel van de prenten op de achtergrond aanwezig. Zo geeft het boek niet alleen een beeld van de belevenissen van de stripmaker, maar ook van het vaderland. 

Herman Roozen, Belevenissen van de Stripmaker des Vaderlands. Uitgeverij Syndikaat, 2024, 200 blz. € 35,- (softcover, met flappen)




dinsdag 7 mei 2024

Reis naar het vaderland in de verte (Beb Vuyk)


Er is veel oudere Nederlandse literatuur die ik nog niet gelezen heb. Niet uit desinteresse, maar omdat het er gewoon niet van gekomen is. Van tijd tot tijd lees ik een wat ouder boek om de gaten in mijn kennis iets minder groot te maken. 

Van de schrijfster Beb Vuyk (1905 - 1991) heb ik bijvoorbeeld maar een onvolledig beeld. Twee van haar bekendere boeken, Duizend eilanden (1937) en Het laatste huis van de wereld (1939) las ik nog niet. Wel las ik haar Kampdagboeken (1989) en Gerucht en geweld (1959). Onlangs nam ik Reis naar het vaderland in de verte (1983) van de stapel. 

Het boekje is een reisverslag. Beb en haar man Fernand de Willigen, samen ongeveer honderdzestig jaar oud, reizen in de winter van 1980 - 1981 naar het eiland Boeroe, een van de Molukken, waar ze vroeger gewoond hebben. In 1971 waren ze er voor het laatst. 

Indische achtergrond

Beb en haar man hebben een Indische achtergrond. Haar opa, Klaas Vuijk (Beb schreef haar achternaam afwijkend als Vuyk), woonde in Nederlands-Indië. Hij had twee kinderen bij een Javaanse njai en eentje, Bebs vader, bij een Madurese njai. Dat kind, Wilton Rudolf werd in 1872 op de boot naar Nederland gezet, nadat er cholera was uitgebroken op Semarang. 

In 1929 nam Beb de trein naar Genua, om daar de boot te nemen naar Nederlands-Indië. In die trein ontmoette ze Fernand. Hij was in 1899 geboren in Oost-Java als zoon van een Nederlandse vader en een Molukse moeder. Ze trouwen en nadat Fernand zijn baan kwijtraakt, verhuizen ze naar het Molukse eiland Boeroe, waar Fernand een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Zijn ouders hadden daar een kajapoetihplantage. Uit de schors van de struiken werd olie gewonnen die een medicinale werking zou hebben. 

Vuyk en haar man doorstonden de oorlog in Nederlands-Indië en na de souvereiniteitsoverdrag namen ze de Indonesische nationaliteit aan. In 1958 zagen ze zich toch gedwongen om terug te keren naar Nederland. 

Verf

We volgen Vuyk en haar man niet alleen op Boeroe, maar ook op de weg daarnaartoe. Vuyk observeert scherp en met kennis van het land. Ze vergelijkt wat ze ziet met wat ze zich herinnert. In Menteng (een onderdistrict van Jakarta) ziet ze bijvoorbeeld dat de lage hekjes en struikjes die vroeger dienden als erfafscheidingen vervangen zijn door omheiningen van halve bamboes, netjes geverfd. 'De hele buurt leek opgebouwd uit eengezinsconcentratiekampjes of getto's.' Die schuttingen doen haar denken aan het Japanse kamp waarin ze drie jaar opgesloten zat. 

'Verf is een statussymbool geworden', constateert ze. Door de Indonesische verfindustrie is de verf goed betaalbaar. 

Alle bamboeschuttingen zien er dan ook netjes uit, maar onder de verflaag is de bamboe aangevreten door witte mieren en ander ongedierte; met beide handen kun je er gemakkelijk een opening in drukken. Alleen bij de Chinese woningen bevindt zich dikwijls achter de bamboe een stevig ijzeren hek. Daar is ook alle reden voor zo'n beveiliging, want al enkele malen zijn er anti-Chinese rellen geweest. 

Medische zorg

Op veel gebieden is de ontwikkeling doorgegaan. Toen Bep en haar man op Boeroe woonden, moest ze bijvoorbeeld naar Ambon om te bevallen, omdat op Boeroe (een eiland ter grootte van een derde van Nederland) geen dokter was. In 1936 arriveerde dokter Soetrisno die de medische zorg had voor het gehele gebied, dat twintigduizend inwoners telde. De bevolking concentreerde zich in en rond Namlea in het noorden en rondom Leksoela in het zuiden. In het midden en langs de kusten woonden ook nog mensen. 

Nu, in 1982, zijn er tien artsen op Boeroe. Op de kwaliteit van de artsen is soms wel wat aan te merken, horen ze van Indonesiërs. 

Toch blijven wij het zien als een grote vooruitgang. Wij hebben immers vier jaar lang met twee peuters geleefd in een plaats waar geen enkele dokter beschikbaar of bereikbaar was. Waar een eenvoudige beenbreuk een man voor zijn leven invalide maakte, waar een bijziend kind zonder bril bleef en kiespijn gecureerd werd met een in kapoetolie gedrenkt propje watten, wat helse pijn veroorzaakte tot tenslotte de zenuw was gedood. (...) Wij baseerden ons oordeel op wat we zelf om ons heen hadden zien gebeuren. 

Overstromingen

De reis werd niet uit nostalgie ondernomen, 'maar om onze oude wat pijnlijke botten aan de zon te verwarmen.' Maar Vuyk heeft altijd een betrokken blik. Als het maar blijft regenen en er overstromingen zijn, vraagt ze zich bezorgd af of dat gevolgen zal hebben voor de rijstoogst. 

Drie weken later, toen we per trein naar Bandoeng reisden, stond de padi te gelen, de toppen gebogen onder de zware aren. Overal werd aan de sawahdijkjes gewerkt. De overstroming was gelukkig op een 'gunstig' tijdstip gekomen, vóór de rijst droog moest staan om te rijpen. Alleen de kleine veldjes met jonge zaailingen waren weggespoeld; de oogst had geen schade geleden. 

Niet alleen is er liefde voor het land, maar Vuyk heeft ook een soort ecologisch bewustzijn. Wat ze ziet, vergelijkt ze ook met hoe we hier in het westen leven.

In het overwegend agrarisch Indonesië is de toenemende erosie even levensbedreigend als hier in West-Europa, en in het bijzonder in Nederland, de lucht-, water- en bodemverontreiniging. Wereldwijd is de mensheid bezig het aardrijk te bederven. 

Batikhemden

Het is prettig om mee te kijken met iemand die veel kennis van het land heeft en je kan wijzen op de bijzondere dingen. Dingen die een buitenstaander zou ontgaan, ziet zij wel. Bijvoorbeeld dat er op de Molukken nu ook gebatikte hemden gedragen worden. Ze interpreteert haar observatie ook: ze ziet dat als een teken dat Indonesië steeds meer een eenheid wordt. 

De groeiende eenheid van Indonesië demonstreert zich in bankstellen en batikhemden, van Sabang tot Merauke. Mannen in gebatikte hemden; elf jaar geleden werden ze al op Java gedragen en mijn man droeg ze ook, maar tot de Molukken waren ze toen nog niet doorgedrongen. 

Verwondering en vervreemding

Voor wat ze ziet, gebruikt ze verschillende keren de woorden 'verwondering en vervreemding'. Er zijn dingen hetzelfde gebleven, maar er is ook veel veranderd. Op Ambon noteert ze:

Trouw, 26 maart 1983

Ik ben terug in het heden in een Ambon dat ik niet meer herken, zoals ik Jakarta niet meer herken. 

Maar het blijft een bijzonder land, met een bijzondere natuur en er zijn hartelijke ontmoetingen met mensen: een neef van haar man en zijn gezin en ook een vrouw die ze sinds 1940 niet meer gezien heeft. 

Haar reisverslag publiceerde Vuyk in het dagblad Trouw. Toen Reis naar het vaderland in de verte verscheen, konden de lezers van Trouw zich verzekeren van toezending van een exemplaar. 

Zonder sentimentaliteit

Verschillende besprekingen in de kranten zijn kort, maar positief. In het Nieuwsblad van het noorden van 26 april 1983 schrijft Froukje Hoekstra:

Zonder illusie over de politieke situatie maar in de hoop zoveel mogelijk oude vrienden terug te zien werd de reis terug gemaakt, die Beb Vuyk zonder sentimentaliteit maar soms emotioneel beschrijft. Een schitterend geschreven, veelzijdig en persoonlijk beeld van het huidige Indonesië, vermengd met herinneringen aan het verleden. 

Gerrit Jan Zwier bespreekt het boek van Vuyk in de Leeuwarder Courant van 29 april 1983 samen met boeken van Rob Nieuwenhuis en F. van den Bosch (leest iemand In een plooi van de tijd nog wel eens?).  Ook hij signaleert het ontbreken van sentimentaliteit. 

Het verschil tussen Nieuwenhuys en Beb Vuyk blijkt ook uit de toon die in haar proza doorklinkt. Haar toon is flink, kordaat, beslist en soms kortaangebonden. 

Gekleurd

Hij vindt haar reportages wel wat gekleurd. Volgens hem worden 'Indonesische toestanden' soms 'goedgepraat.'  

Het zal wel verband houden met wat al op de eerste bladzijde te lezen staat, over de ergernis die ze al jaren heeft over de eenzijdige berichtgeving over Indonesië in de Nederlandse pers, 'variërend van kwaadaardige vervalsing en aandikking tot welwillende neokoloniale betutteling'. 

In Trouw van 9 juli 1983 wijdt Rob Schouten een bespreking aan het boek van Vuyk. Haar verhouding tot Indonesië typeert hij als een van kritische liefde: 'Ze ontziet het [land] niet als het haar niet bevalt.' Hij noemt het boek 'zeer lezenswaardig': 'Het mist alle kritiekloze folderachtigheid en maakt niks mooier dan het is.' Daarmee staat hij dus tegenover Zwier. 

Na zoveel jaren is Vuyk nog steeds goed te lezen en haar observaties zijn interessant. Misschien moet ik toch maar eens op zoek naar Duizend eilanden of Het huis aan het einde van de wereld. 

Beb Vuyk in 1934 op Boeroe, met haar kinderen Hans en Ru. Bron: KITLV

Eerder schreef ik over Gerucht en geweld (1959)
Er is verder een mooi artikel van haar te lezen op Historiek.net van de hand van Ronald Frisart. Daar heb ik dankbaar gebruik van gemaakt. 

maandag 6 mei 2024

Wagners nalatenschap (Stephen Desberg / Emilio van der Zuiden)


Natuurlijk heb ik wel eens muziek van Wagner (1813 - 1883) gehoord en ik weet dat er jaarlijks Festspiele in Bayreuth zijn, maar hoe het zit met de nazaten van componist was mij tot voor kort niet bekend. In de strip Wagners nalatenschap krijg je daar een beeld van. 

Wagner was getrouwd met Cosima, dochter van Liszt en samen kregen ze drie kinderen, Isolde, Eva en Siegfried. De eerste twee waren buitenechtelijk, maar werden erkend door Cosima's eerste echtgenoot. Dat Wagner al eens getrouwd was en de geschiedenis met Mathilde Wesendonck laat ik hier even rusten. 

Zoon Siegfried Wagner (1869 - 1930) trouwde met Winifred Williams (1897 - 1980). Ze kregen vier kinderen: Wieland, Friedelind, Wolfgang en Verena. Wieland trouwde met Gertrude Reissinger en Verena met Bodo Lafferenz. 

Voor de Tweede Wereldoorlog was Adolf Hitler al een graag geziene gast in Bayreuth, waar hij Winifred en de kinderen van Siegfried en haar ontmoette. 

Hitler met Verena en Friedelind Wagner

Wieland Wagner en Anja Silva

In Wagners nalatenschap gaat het vooral om Wieland die in het begin van de jaren zestig de artistieke leiding heeft over de Bayreuther Festspiele. Hij heeft een buitenechtelijke relatie met de zangeres Anja Silva (geboren in 1940).

Anja Silva in 1968. Bron: Wikipedia
De scenarioschrijver van Wagners nalatenschap, Stephen Desberg, laat Anja Silva in Bayreuth haar debuut maken in 1961, wat niet helemaal klopt. Ze zong daar in 1960 al in Der fliegende Holländer. In de strip zingt ze in Tristan en Isolde, wat natuurlijk mooier is voor het verhaal. 

Welke bronnen Desberg gebruikt heeft, wordt niet vermeld, maar een daarvan zou De Wagnerclan (2007) van Jonathan Carr kunnen zijn.  Het verscheen in 2009 in het Nederlands. Daarin is te lezen dat Wagner wel populair was bij Hitler, maar dat de opvoeringen van zijn werk gedurende de periode van het Derde Rijk juist afnamen. Een geur van antisemitisme bleef altijd aan Wagner kleven, ook door diens uitlatingen. In de strip geeft Winifred, de dochter van de componist, de verklaring dat die uitlatingen voortkomen uit de rivaliteit van Wagner met Mendelsohn en Meyerbeer.

Wieland, die een uitmuntend regisseur zou blijken, wil met het werk van Wagner nieuwe wegen inslaan, maar hij heeft te kampen met krachten die de traditie koesteren. Later zal Katharina, dochter van zijn broer Wolfgang, definitief de modernisering door kunnen voeren. 

Kamp Flossenbürg

De strip begint met een scène uit de oorlog: een ontsnapping uit kamp Flossenbürg, vlak voor de bevrijding. Wieland heeft op dat moment een functie in het kamp. Bij de ontsnapping worden verschillende gevangenen gedood. Na de oorlog wordt Wieland geconfronteerd met dat verleden. Hij was volgens de strip niet een van de daders, maar hij is ook nooit veroordeeld voor alles waarbij hij betrokken was. Anja dwingt Wieland om zijn oorlogsverleden onder ogen te zien. Dan pas zal hij verder kunnen. 

In Wagners nalatenschap ligt de sympathie bij Anja en Wieland. We krijgen de indruk dat Wieland ten diepste wel deugt en dat is misschien net iets te gemakkelijk. Zijn tegenpool is Bodo Lafferenz, de man van zijn jongste zus, Verena. Aan hem lijkt niets te deugen. 

Die zwartwit-tekening van de karakters doet wel wat afbreuk aan het verhaal, maar het onderwerp is interessant. Het werk van Wagner is beladen en Wieland is vastbesloten met dat werk nieuwe wegen in te slaan. Ook wil hij werk uitvoeren dat Hitler verafschuwd zou hebben, zoals opera's van Alban Berg. 

In het scenario is er overigen een enkele keer een rare wisseling van perspectief. In twee opeenvolgende tekstblokken is de 'ik' de ene keer Wieland, de andere keer Anja. 

Tekeningen

De tekeningen van Emilio van der Zuiden zijn gemiddeld genomen wel goed, maar er zijn wel wat missers. De scène waarin Wieland, een jongen nog, botst met zijn toekomstige zwager Bodo, moet behoorlijk gewelddadig zijn, maar als lezer voel je dat geweld niet. De verhouding zijn net niet goed, de bewegingen zijn niet vloeiend, de houdingen net te houterig. Er is ook een vrijscène die veel te afstandelijk blijft. 

Maar over het algemeen zijn de tekeningen heel behoorlijk en het verhaal boeit ook. Van de nalatenschap van Wagner wist ik weinig af en het was prettig om daar in een strip kennis mee te maken. Silvester heeft er verder weer een mooi album van gemaakt, met op de binnenkant van de stofomslag in het groot de tekening waarop Hitler met de familie Wagner poseert voor het beeld van de componist. 

Titel: Wagners nalatenschap
Tekst: Stephen Desberg
Tekeningen: Emilio van der Zuiden
Inkleuring: Jack Manini
Vertaling: Mariella Manfré
Uitgever: Silvester Strips
2024, 80 blz. € 29,95 (hardcover, stofomslag)


Eerder schreef ik over ander werk van Desberg en Van der Zuiden:
De rivieren van het verleden (Desberg / Corboz)

vrijdag 3 mei 2024

Afgestoft: De stomme zonde (Anja Sicking)

Weer een oude recensie. Deze stond op 9 december 2005. Ik heb alles maar laten staan zoals het er stond, al zou ik nu hier en daar andere woorden gekozen hebben. Met het oordeel ben ik het nog wel eens, vermoed ik. 

De stomme zonde (2005) was het eerste boek dat ik van haar las. Ik vond het een interessante historische roman en besloot meer van haar lezen. Het Keuriskwartet (2000) las ik daarna. Als mijn geheugen mij niet bedriegt, vond ik dat ook weer een heel aardig boek, over een strijkkwartet waarbinnen spanningen zijn ontstaan. 

In 2009 verscheen Sickings derde boek, De tien wetten der verleiding. Dat boek stelde me enigszins teleur. Het speelt zich af op een middelbare school in 1977 en het leest weer vlot, maar het viel me tegen. Ook over dat boek schreef ik een recensie.

En daarna verloor ik het werk van Sicking uit het oog. Nu lees ik dat er nog twee romans verschenen zijn: Ferrari's in de hemel (2016) en De visionair (2022). Ze zijn me ontgaan. Maar als ik ze tegenkom, ga ik ze wel lezen. 


De beperkte menselijke blik

Enkele maanden geleden was er enige ophef over De stomme zonde, een historische roman van Anja Sicking over de homovervolging in 1730. Sicking heeft voor haar boek gebruik gemaakt van het boek Sodoms zaad in Nederland van theo van der Meer. De bron waaruit Sicking geput heeft, heeft ze niet vermeld in haar roman en ook in interviews heeft ze er niet naar verwezen. 

Eerlijk gezegd ken ik Sodoms zaad niet, dus ik kan niet controleren in hoeverre Sicking leentjebuur gespeeld heeft, maar de beschuldiging dat iemand voor het schrijven van een historische roman gebruik gemaakt heeft van een boek dat handelt over de periode die zij beschrijft, is curieus. Het zou raar zijn als de schrijfster dit boek niet gebruikt had. 

Dat zij er feiten aan ontleend heeft, dat zij stukken geparafraseerd heeft - wat zou het? Al had zij alles bij elkaar geknipt en geplakt en het had een roman opgeleverd die er daarvoor nog niet was, dan zou dat toch haar eigen knip- en plakwerk geweest zijn en het resultaat uiteindelijk haar eigen boek. De schrijver moet er dan natuurlijk ook niet geheimzinnig over doen als er naar de bronnen van het boek gevraagd wordt. 

Lagere stand

Al in de titel lijkt De stomme zonde te verwijzen naar homofilie. Het meisje Anna, buiten haar schuld aan lager wal geraakt, moet zich als dienstmeisje aanmelden bij een muziekuitgever in Amsterdam, de heer De Malepert. Ze vat genegenheid voor hem op en maakt zichzelf soms wijs dat dat wederzijds is, maar dat is niet het geval, want De Malapert geeft zich over aan 'de stomme zonde' en kijkt dus niet naar vrouwen om. 

Anna zoekt achteraf nog een verklaring voor wat zij als een afwijking van haar heer ziet. Ze vermoedt dat hij ten diepste op haar verliefd is geweest, maar omdat zij van een lagere stand was, was hij onbereikbaar en die onmogelijke liefde zou de homofilie van De Malapert veroorzaakt kunnen hebben. 

Dat Anna zich na zoeveel jaren (de hele toestand heeft zich twaalf jaren daarvoor afgespeeld) nog zo met De Malapert bezighoudt, is wel logisch. Zij is er mede de oorzaak van dat het uiteindelijk slecht met hem afliep. Maar De Malapert had ook een fraudeur of een andersoortige crimineel kunnen zijn, die uiteindelijk door Anna's toedoen opgepakt had kunnen worden. Met andere woorden: de homofilie is, zeker in Anna's ogen, bijzaak, omstandigheid. En dat maakt de beschuldiging van plagiaat nog wonderlijker. 

Spiegel

De titel lijkt me dan ook eerder te verwijzen naar het 'verraad' van Anna, waarover zij nooit iemand heeft verteld: 'Mijn zonde is altijd  stom gebleven.' Ze zegt erbij dat haar schuldgevoel enorm is, al lukt het Sicking niet goed om dat schuldgevoel ook over te brengen. 

Meer dan over homofilie lijkt De stomme zonde te gaan over de beperktheid van de menselijke blik. Al op de tweede bladzijde van de roman zegt Anna over zichzelf: 'Ik ben een nuchtere vrouw die in de eerste plaats naar de feiten kijkt', maar in de loop van het verhaal blijkt dat haar fantasieën met haar op de loop gaan. Ook haar visie op De Malapert (als een mogelijke partner) klopt niet. 

Meer personages hebben een visie op zichzelf of anderen die aantoonbaar onjuist is. De slampamper van een knecht, Pieter, vindt dat zijn meester blij mag zijn met een knecht zoals hij. De hopeloze vrouw Brigitte, die Anna ontmoet in een verlopen logement, heeft ook een veel te positieve kijk op zichzelf en de patriciër Borgholt schat zijn zoon Everard, minnaar van De Malapert, volstrekt verkeerd in. 

De personages zijn niet in staat zichzelf en de wereld te zien zoals die zijn. Het zal dan ook niet toevallig zijn dat Anna een van de weinige bezittingen die ze heeft, een spiegel, de deur uit doet om aan geld te komen. Juist een spiegel verraadt ons de dingen die we liever niet over onszelf weten, maar Anna zal er niet meer in kijken. 

Innerlijke wereld

Anna leidt een tragisch leven. Het zit haar allemaal niet mee en ze heeft weinig invloed op wat er gebeurt. 'Nu ik alles in gedachten opnieuw meemaak, besef ik dat het misschien lijkt alsof mijn leven grotendeels bestond uit het gadeslaan van de levens van anderen. Dat is wat overdreven gesteld, maar toch niet geheel onwaar', zegt ze zelf. Anna staat aan de zijlijn en op het moment dat ze wel tot handelen overgaat, wordt dat meteen haar meester en daardoor ook haarzelf fataal. 

Tegenover Anna staat haar zus, met wie ze alleen nog via brieven contact onderhoudt. Zij is iemand die wel beslissingen neemt, wel deelneemt aan het leven, in plaats van het alleen maar te ondergaan. Ook haar blijft de ellende niet bespaard, maar uiteindelijk loopt het beter met haar af. Zij houdt er een liefhebbende man aan over en haar kind is op komst. 

Juist zo'n spiegelfiguur maakt Anna tragischer: het had blijkbaar anders gekund. Maar Anna is niet verder gekomen dan de vrouw die afgebeeld staat op het voorplat: die staat met de rug naar het leven toe en wendt haar hoofd af. We kunnen haar ogen niet zien, maar het zou me niet verbazen als haar blik naar binnen is gericht. Die innerlijke wereld is uiteindelijk alles wat iemand als Anna overhoudt. 

woensdag 1 mei 2024

Milde klachten (Sanneke van Hassel)

Verse moeders weten het: je krijgt kraambezoek en je denkt dat iedereen komt om je kind te bewonderen, maar de bezoekers vertellen over hun eigen bevalling. 

Iets soortgelijks kan ik me voorstellen bij de verhalenbundel Milde klachten van Sanneke van Hassel. De tien verhalen in die bundel spelen zich af in de tijd van de coronapandemie en wie ze leest, denkt terug aan die tijd. Gebeurtenissen en omstandigheden die we half vergeten waren, staan weer scherp in ons geheugen.  En hoe voelden we ons ook alweer? 

Aan de ene kant is dat onvermijdelijk: alle verhalen spelen zich af in de tijd dat corona het nieuws en het leven beheerste. Aan de andere kant is een verhaal meer dan zijn decor of zijn onderwerp. Het gaat er niet in de eerste plaats om of Van Hassel netjes verslag heeft gedaan van de recente geschiedenis, maar of ze goede verhalen heeft geschreven. 

Verbanden

De tien verhalen staan niet helemaal los van elkaar. In het eerste verhaal, 'Niemand die het ziet' stuurt Mariloe een ansichtkaart naar haar oude opa (hij is over de negentig), in het derde verhaal 'Zwevend balkon' bezoekt ze hem met een hoogwerker. In 'Illuminati' is de hoofdpersoon een schrijfster, met de kinderen Essie en Gijs. Dat is dezelfde persoon als de hoofdpersoon in 'Dochters', een verhaal waarin de dichter Hans Sleutelaar centraal staat. In 'Geduld' denkt iemand: 'Een paar deuren verder had die beroemde dichter gelegen.' Dat zou Sleutelaar kunnen zijn. Er is meer dat de verhalen samenbindt dan alleen het onderwerp. 

Het woord 'onderwerp' klopt eigenlijk niet. Het zijn geen verhalen over de coronatijd, maar ze spelen zich in die tijd af. Door die omstandigheid worden mensen op zichzelf of hun kleine kringetje teruggeworpen en moeten ze er iets van zien te maken. 

In het openingsverhaal houdt Mariloe een dagboek bij.

Ik wil zo precies mogelijk opschrijven wat ik meemaak. Omdat ik later anders vast denk dat het niet is gebeurd. Omdat ik geen zak te doen heb. Omdat schrijven goed voor je schijnt te zijn, rust in je kop. 

Bezig zijn met jezelf

Ze wil uitzoeken wat ze echt wil. De enige in haar omgeving is haar huisgenoot Toby, maar ze is zo met zichzelf bezig, dat ze zich eigenlijk niet af kan vragen hoe het met hem gaat. Als haar ouders niet vragen hoe zij het maakt, signaleert ze dat. Je proeft erin dat ze eigenlijk vindt dat die ouders dat wel hadden moeten vragen. Ze voelt zich een vogel met een geknakte vleugel. Die ziet ze en de vogel wordt bijna meteen een metafoor voor haarzelf. 

Dat gebeurt ook bij Grace, hoofdpersoon in het verhaal 'Speeltijd'. Grace maakt kantoren schoon. Als ze van een schoonmaakmiddel ziet dat het biologisch afbreekbaar is, denkt ze:
'Afbreekbaar', het woord raakt haar, ja zo is het, het leven, moeilijk op te bouwen, makkelijk in elkaar te laten donderen, af te breken. 

En al eerder in het verhaal:

 'Het gaat niet slecht, maar zeker ook niet goed genoeg,' zeiden ze op tv, de perfecte samenvatting van haar leven. 

Voor wie zo bezig moet zijn met het eigen leven lijkt alles in de omgeving een afspiegeling van dat leven.  

Doordat het kringetje zo klein is, kan het leven benauwend zijn en liggen irritaties op de loer. Veel van de personages doen hun best, maar soms moeten ze eruit breken, dingen doen die ze anders niet gedaan zouden hebben. Mariloe gaat met haar huisgenoot naar bed, Elissa (in 'Berensporen') doet dat met een willekeurige bouwvakker, Karin (in 'Speeltijd') ontvlucht het gezin en overnacht op kantoor.

Die Karin zou overigens dezelfde kunnen zijn als de vriendin van mevrouw Vuursteen (in '1 april'), die het in dier ogen allemaal zo goed voor elkaar heeft. 

Confrontatie vermijden

In 'Haarden' bezoekt Irene haar broer Frits in Antwerpen. 'Ze gaat niets zeggen over alle jaren dat hij er voor hun ouders niet was.' Mensen zijn voorzichtig en proberen irritaties te vermijden.  Mevrouw Vuursteen merkt de agressie op in de toon waarop haar man spreekt. 

Ze wil zich niets van hem aantrekken, en toch komt er een spanning in haar lichaam die ze moeilijk weg krijgt. Ademhalen, denkt ze, bij het keukenraam in de avondzon gaan staan, en dan voelen wat er is, zonder oordeel, zoals ze op yin yoga leerde. 

De schrijfster die in 'Illuminati' een vriend bezoekt om bij hem te kunnen werken, verdenkt hem van complottheorieën, maar ze laat het niet tot een confrontatie komen. 

De hoofdpersoon in het slotverhaal ('Panic room'), een arts, kan de confrontatie niet langer ontlopen. Ze heeft alleen maar informatie willen geven over vaccinaties, maar dat riep veel agressie op, tot doodsbedreigingen aan toe. Ze durft daardoor de straat niet meer op en overnacht al anderhalve maand niet meer thuis. 

En verder

De pandemie zorgt er dus voor dat je op jezelf teruggeworpen en dat de omgang met anderen verandert, maar hoe gaat daarna het leven verder? Dat lezen we in het verhaal 'Geduld' waar oudere mensen naar een stuk gaan dat een moderne variant op de Matthäus Passion is. De regels zijn versoepeld en mensen ontmoeten elkaar weer. 

Hoewel we niet meteen konden opnoemen wie er niet waren, wisten we dat we bekende gezichten misten. 

De tekst van de Matthäus krijgt zwaarte door de omstandigheden. De dood is dichterbij gekomen de laatste jaren. Er zijn vrienden verdwenen, niet alleen door corona, maar ook omdat de mensen al wat ouder zijn. In het verhaal zijn perspectiefwisselingen, zodat we in de hoofden van verschillende bezoekers kunnen kijken. 

Die weten niet hoe gauw ze de nare periode achter zich moeten laten. De gesprekken gaan weer over de dagelijkse dingen, 'En nooit over het geworstel van de mensen met zichzelf, met elkaar, en de behoefte aan een zondebok.' 

De tijd die voor hen ligt vraagt om een zinvolle invulling. Marja is de laatste jaren maar doorgegaan en nu heeft ze nog een tijdje om verder te leven met Hans. Maar de problemen zijn niet achter de rug. 

De somberte van Hans, die moest accepteren dat hij niet alles meer kon. Het waren hun laatste jaren samen. Ze wilde er wat van maken. 

Je best doen

Veel van de verhalen van Van Hassel, ook in eerder bundels, gaan over mensen die een beetje goed door het leven moeten zien te komen, maar die beseffen dat ze dat nooit helemaal in eigen hand hebben. Ze doen hun best en sommigen doen aandoenlijk hard hun best, maar dat is zeker geen garantie voor het grote geluk. 

Een goed voorbeeld is het grappige verhaal '1 april' waarin mevrouw Vuursteen het leuk wil houden voor haar hele gezin. Het knappe van dit verhaal is dat het niet alleen grappig, maar vooral ook schrijnend is. De luchtige kant maakt het alleen maar schrijnender. 

Sleutelaar

Bijzonder is het verhaal 'Dochters' over de dichter Hans Sleutelaar, die in coronatijd moederziel alleen op een kamertje zijn laatste dagen doorbracht. Aan de ene kant is het een aspect van die tijd dat belicht wordt. Maar het is niet alleen een mens die in eenzaamheid sterft, zoals in zoveel verzorgingshuizen gebeurde, het gaat ook over een auteur die voor een deel vergeten is. 

Tijdens de coronatijd kon de verteller, die waarschijnlijk veel op Van Hassel lijkt, hem niet bezoeken, maar met dit verhaal bezoekt ze hem eigenlijk alsnog en geeft ze hem de aandacht die ze hem aan het eind van zijn leven niet kon geven. Het is een bijzonder liefdevol verhaal, juist omdat de ik-figuur ook zo haar vragen heeft bij het werk van Sleutelaar. Waar zijn bijvoorbeeld de vrouwen in dat werk? Ze zijn bijna afwezig en wat zegt dat?

Wie Milde klachten (wat een geweldige titel trouwens!) leest, kan niet om de eigen herinneringen heen. O ja, de pompjes met ontsmettingsmiddel, de QR-codes, de perspex schermen, de avondklok en de rellen erover, de tijd dat 'lockdown' een nieuw woord was. Daar is niks mis mee en deze verhalenbundel is dan ook een mooi tijdsdocument. 

Algemeen menselijk

Maar het is vooral een bundel met goede verhalen, waarin niet alleen een tijd beschreven wordt, maar het algemeen menselijke gepeild wordt, wat alleen kan door de individuele mensen te beschrijven. Met empathie, met welwillendheid, maar ook eerlijk, met oog voor de lastiger kanten van mensen. 

Veel van het leven in coronatijd speelde zich binnenshuis af. Sanneke van Hassel geeft ons een kijkje achter de gordijnen. De cover toont zo'n gordijn, aangevreten door vocht. Het is een geweldige foto van Bianca Sistermans, van wie ik alleen portretfoto's kende. De titel slaat vooral op de symptomen van corona, maar misschien zijn we door die tijd allemaal een beetje aangedaan en hebben we op een of andere manier allemaal milde klachten. Gelukkig hebben we de verhalen nog.


Onlangs toegevoegd op Bunt Blogt mijn bespreking van IJsregen.