dinsdag 31 augustus 2021

Patricia (Peter Terrin)


Astrid is een succesvolle zakenvrouw. Ze werkt zo hard dat ze het allemaal nog net aankan. Maar dan valt haar telefoon in het bad waarin haar zoontje zit. Dat kan ze er net niet meer bij hebben. Ze verlaat het huis en rijdt wat rond. Daarbij komt ze terecht in een 'verloederde wijk', waar ze eigenlijk eerder geen weet van had. Haar huis staat in een villawijk. 

Ze realiseert zich na een tijdje dat ze terug naar huis moet, omdat haar zoontje alleen is. Hij is niet meer zo jong dat het bad een gevaar voor hem is en mogelijk heeft hij niet eens gemerkt dat ze weg is. Maar als ze bij haar huis komt, staat de auto van haar man op de oprit, veel vroeger dan gewoonlijk. Als ze nu naar binnen gaat, zal ze veel uit moeten leggen. Te veel. Ze rijdt dan ook door. Maar hoe langer ze wacht, hoe moeilijker het is om terug te keren in haar eigen leven. Voor haar omgeving is ze verdwenen, al is ze dicht in de buurt. 

Daarover gaat het eerste deel van Patricia (2018), van Peter Terrin. Eerder dit jaar besprak ik van hem Al het blauw (2021) en nog weer eerder Monte Carlo (2014) en Post Mortem (2012). Al die boeken las ik met plezier en waardering. 

Het verdwijnen van Astrid deed me denken aan Paradiso van Kees van Beijnum, al is dat niet verteld vanuit de gezochte, maar vanuit de zoekende: als een man thuis komt, blijkt zijn vrouw verdwenen. De bewoners van het dorp zijn na een dijkdoorbraak geëvacueerd en de man moet op zoek naar zijn vrouw. Hij was juist van plan om haar te vertellen dat hij haar ging verlaten. 

Weer thuis

Na het eerste deel is nog steeds niet duidelijk waarom de roman Patricia heet. Dat snappen we pas in deel twee, als Astrid weer thuis is. Ze is terug, maar ze is niet helemaal thuis. Haar man lijkt erg op de man met wie ze getrouwd is, maar er lijken kleine verschillen te zijn en zij past zelf ook niet meer helemaal in haar oude leven: ze blijkt Patricia te heten. Wat is er gebeurd?

Ook bij dit deel moest ik denken aan een literair werk: Het huis der onbekenden (1963) van Jos Vandeloo: een man komt thuis en herkent zijn vrouw en kind niet. Ook zijn vrienden zijn veranderd. Ze herkennen hem wel en denken dat hij gek geworden is. 

Als lezer wil je snappen hoe het nu allemaal echt gebeurd is, maar de vraag is of het daarom gaat. In beide delen zien we een vrouw die door een onverwachte aanleiding anders gaat kijken naar haar eigen leven. Wat altijd vertrouwd is geweest, wordt vreemd. Door haar ervaringen in de verloederde wijk zal Astrids  leven in de villawijk nooit meer vanzelfsprekend kunnen zijn. En doordat ze na terugkomst voor haar gevoel nog de Astrid van vroeger is maar voor anderen de Patricia van nu wordt ze gedwongen anders naar zichzelf te kijken. 

Wringen

Voor mijn gevoel blijft er door de constructie toch wat wringen en dat leg ik neer bij de auteur: is hij er wel helemaal uit gekomen? Aan de andere kant blijft er genoeg te genieten in dit boek. Moeiteloos ga je mee met het verhaal van Astrid/Patricia. Achteraf lijken niet al haar keuzes logisch, maar op het moment zelf zijn ze volkomen aannemelijk. En dan is er natuurlijk de mooie ingehouden verteltoon en de nauwkeurige stijl van Terrin. Er zijn altijd details die meteen visueel maken wat er gebeurt. Bijvoorbeeld het begin van de roman:

Ik trok de deur van het huis dicht. Ik deed het precies als altijd, met op het eind een vinnige ruk. Ik liep beheerst het paadje af en ontgrendelde vanaf dezelfde afstand mijn auto.

Niet spectaculair misschien, maar de zinnen laten geen ruimte voor misverstand. De auteur krijgt ons precies waar hij ons wil hebben. Terrin schrijft glashelder en toch blijft er een raadsel. 

Elk goed boek dat ik lees, geeft me plezier en ook zin om nog meer van die auteur te lezen. Ik noteer 'Yucca (2016) lezen'. De stapel nog te lezen boeken wordt steeds hoger. 

maandag 30 augustus 2021

De rat van Amsterdam (Pieter Waterdrinker)



Je kunt niet alles lezen. Dat is aan de ene kant heerlijk, want er blijft altijd wat te lezen in het verschiet; aan de andere kant is dat frustrerend omdat je altijd veel ongelezen moet laten. In boeken van Pieter Waterdrinker heb ik al een hele tijd zin. Aan het eind van 2015 nam ik Poubelle op in het lijstje van de beste boeken van dat jaar die ik niet gelezen had, in 2017 kwam Tsjaikovskistraat 40 in zo'n zelfde lijstje en afgelopen jaar gebeurde dat bij De rat van Amsterdam. 

Ik wilde die boeken lezen, echt wel, maar mijn leesleven liep anders: er kwamen nieuwe boeken op mijn weg, ik herinnerde mij andere boeken die ik ook wilde lezen en altijd was er te weinig tijd. Maar het is wel apart dat ik mij dat  steeds bij dezelfde schrijvers laat overkomen. Van der Heijden zit in dezelfde categorie: na Tonio (2011) niets meer van gelezen. Grunberg ook: De man zonder ziekte (2013) was het laatste wat ik van hem las. Maar ik heb intussen Goede mannen (2018) in huis. 

Terug naar Waterdrinker. De rat van Amsterdam is een pil (zo'n zeshonderd pagina's) en dat is lekker voor de vakantie. Het blijkt ook nog eens een boek te zijn dat prettig leest en waarvan je tijdens het lezen wilt dat je het voorlopig niet uit hebt en dat je nog heel lang door kunt lezen.

Beschuldigd van moord

De hoofdpersoon is Ruben Katz. Hij zit in de gevangenis, wegens valsheid in geschrifte, en zijn straf loopt op zijn einde. Op advies schrijft hij, in Hemaschriftjes, op hoe het allemaal zo gekomen is. Terwijl hij bezig is met zijn verslag is hij buiten de gevangenis onderwerp van gesprek. Zijn vroegere werkgever, Clemens Mudmann, beschuldigt hem van moord op zijn dochter Phaedra. 

Het zijn twee verhaallijnen die beide spannend zijn: je wilt weten of Ruben echt schuldig is en dus wat er in het verleden gebeurd is. En zal hij vervolgd worden wegens moord? Of zal het hem lukken om te verdwijnen? Daar gaat hij van uit. Eens een rat altijd een rat. 

We leren Ruben kennen als hij nog maar een kind is: zijn ouders vluchten dan samen met hem vanuit Letland naar Nederland, niet zo heel lang voor de val van de muur. Daar komt wel wat bedrog aan te pas: ze doen zich voor als Joods, wat maar gedeeltelijk klopt. Ook bij die vluchtgeschiedenis doemen er vragen op waar de lezer pas later antwoord op krijgt. Het zusje van Ruben is kort daarvoor omgekomen, maar wat is er eigenlijk gebeurd?

Nationale Armenloterij

Phaedra Mudmann is op de middelbare school een klasgenote van Ruben en hij is door haar gefascineerd. Hun levenspaden zullen elkaar verschillende keren kruisen. Hij komt al dichter bij haar in de buurt als hij gaat samenwerken met haar vader Clemens Mudmann, die de Nationale Armenloterij heeft opgezet. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk mensen meedoen met de loterij, die projecten sponsort om het lot van mensen wat draaglijker te maken. Later wordt het soort projecten uitgebreid. Intussen is er een web van organisaties en stichtingen opgezet, zodat de spinnen in dat web zelf grof verdienen aan de loterij. 

Achter in de roman schrijft Waterdrinker nadrukkelijk dat we deze roman als fictie moeten zien, wat natuurlijk bij elke roman zo is. 'Iedere overeenkomst van personen, gebeurtenissen en locaties in de werkelijkheid van het boek met personen, gebeurtenissen en locaties in de werkelijkheid buiten het boeken berust op zuiver toeval.' Mensen die beter ingevoerd zijn dan ik menen dat het toeval hier toch wel heel sterk aan het werk is geweest en dat de Nationale Armenloterij toch wel heel erg lijkt op de Postcodeloterij. Dat zal dan wel. Maar belangrijker is of De rat van Amsterdam een goede roman is. 

De titel lijkt duidelijk: Ruben is door zijn werk voor Mudmann geworden tot een van de ratten in het riool van de Armenloterij. Ruben heeft echter het idee dat hij af en toe werkelijk in een rat verandert ('het trucje van Kafka'). Misschien is dat ook wel zo. Als lezer hoef je geen keuze te maken (wel of geen echte metamorfose). Dat in je hoofd de mogelijkheid er is, is al genoeg. 

Stevige opvattingen

Als lezer zit je de hele tijd in het hoofd van Ruben, waardoor je automatisch aan zijn kant staat. Ruben heeft af en toe stevige opvattingen en die komen wellicht overeen met die van Waterdrinker. Bijvoorbeeld over de literatuur:
God beware ons voor de romannetjes!
Voor het maandverbandproza, het eliteproza, het boerenzonen- en dochterproza, het feministenproza, het esoterische proza, het niet-westerse migrantenproza, het blanke middenstandsproza, het politieke proza, de literaire verheerlijkers van de natuur, van de heren- en vrouwenliefde, wier kongsi's doorlopen tot in de hoogste regionen van de cultuur en de politiek; van de valse exegeten van de Bijbel, de Koran, de zweverige yogatroep uit het Verre Oosten, de zelfbenoemde evangelisten van de voortreffelijke Erasmus.
Het is taal waardoor ik me graag laat meenemen en dat gebeurt me elke keer weer in deze roman. Nog maar een citaat, over de tijd dat Ruben de middelbare school (het Spinoza) bezocht.
Hier kom ik op een fenomeen waarvan ik niet weet of het typisch was voor het Spinoza, voor Amsterdam, voor die tijd wellicht, de klotsende jaren negentig, hoogstwaarschijnlijk niet; maar in ieder geval was de hoofdstad van ons land, van ons gezegende bloembollenkoninkrijk aan zee voor mijn mede-gymnasiasten vanaf de vijfde klas definitief een privé-speeltuin geworden, een hedonistisch belevenispark, waar de geur van de verleiding als verstoven mede zweefde boven het water tussen de grachtenpanden, waar ze zich zakelijk stortten op louter dat wat hen instant genot en plezier bezorgde, opwond.

Voor mij is het een feest om dit soort passages te lezen. De souplesse van de zinnen, de beheersing van de taal die daaruit spreekt. De vorige keer dat ik zo onder de indruk was van iemands stijl en lange citaten gaf, was toen ik over Het glinsterend pantser van Simon Vestdijk schreef. Als ik dit soort proza lees, moet ik denken aan hoe, volgens het slot van Mattheüs 7 de scharen zich ontzetten over Jezus, 'want hij leerde hen als machthebbende en niet als de schriftgeleerden.' Waterdrinker schrijft ook als een machthebbende. Maar misschien heet dat tegenwoordig wel 'als een baas' of zelfs 'als een eindbaas'. Ik hou het maar bij de bijbelse typering. 

In het citaat komt Nederland voor als het bloembollenkoninkrijk. Zo wordt het verschillende keren genoemd. Een land dat het van de bloembollen moet hebben, kan niet veel voorstellen. En dat blijkt ook uit de toon waarop Ruben over Nederland praat. Ook daarbij zou ik nog vermakelijke citaten kunnen geven, maar die zijn makkelijk te vinden voor wie ernaar op zoek gaat. 

Wisselingen van status

Ruben wordt van arme vluchteling, een rat in het gouden riool en van zo'n welvarende rat een gevangenisklant wie misschien groter onheil boven het hoofd hangt. Dat soort wisselingen van status maakt ook zijn vader mee. Die moet eerst sappelen om rond te komen, woont later in een fraai grachtenpand en nog weer later heeft hij een schooltje waarvoor hij geen leerlingen meer krijgt en waarin hij de troep niet meer opruimt. Het laat het vluchtige zien van materiële welvaart, die de mensen van de loterij tot hun levensdoel gemaakt lijken te hebben. 

Uiterlijke schijn, andere motieven hebben dan je voorgeeft - het komt verschillende keren terug. Aan het eind van het boek lezen we eindelijk wat er in Siberië gebeurd is met Phaedra. Ze maakt, net als Ruben, deel uit van een groep mensen die aanvankelijk idealistisch lijken, maar waarvan de schamelheid van de idealen al gauw duidelijk wordt. De groep wordt ook nog door de Russen gebruikt voor propagandadoeleinden. 

Bij Hermans is er altijd sprake van moedwil en misverstand. Zo gaat het ook bij Waterdrinker. Rubens vader had bijvoorbeeld gevraagd of Ruben een brief af wilde geven aan zijn moeder, maar daar kwam het niet van. Juist in die brief stond de waarheid over Liza. Zo gaan er voortduren dingen mis. 

Niet treurig

Je kunt zeggen dat er geen vrolijk wereldbeeld opdoemt uit De rat van Amsterdam. Dat is zo, maar het is bepaald geen treurig boek. Er is veel ellende, maar er is geen reden om daar somber over te zijn. Ruben blijft optimistisch en achter alles schijnt het licht van de liefde van Ruben voor Phaedra. 

Ik hou van de grote armgebaren waarmee Waterdrinker zijn verhaal vertelt. Hij zet alle ramen open, hij neemt ons mee naar allerlei plaatsen in Europa (en even in Amerika). Geen terughoudendheid, maar vertelbrutaliteit, die me zeer aangenaam is. De stapel van boeken die ik ooit nog moet lezen, wordt alleen maar hoger. Nu komen er ook nog boeken van Waterdrinker bij. Moet die man trouwens onderhand niet een grote prijs krijgen?

dinsdag 17 augustus 2021

De ontdekking van Urk (Matthias M.R. Declercq)


Natuurlijk had ik er al over gehoord en gelezen: De ontdekking van Urk van Matthieas M.R. Declercq kwam uit in oktober 2020 en beleefde in de paar maanden die nog restten van dat jaar maar liefst zeven drukken. Maar altijd weer drongen de literatuur en de strips bij mij voor. Maar nu, in de vakantie, stond ik mij toe ook eens wat anders te lezen. Dat heb ik met plezier gedaan. 

Declercq, een Belgische journalist, was in 2009 een dag in Urk, naar aanleiding van een moordzaak. Even snuiven, even wat noteren en dan weer weg. Maar Urk liet hem niet los. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk. Voor velen blijft het een wonderlijke gemeenschap die af en toe in het nieuws is, vanwege bijvoorbeeld het mishandelen van een journalist en dan verzuchten we dat het toch vreemd volk is daar. Maar wat voor volk is het dan?

Tussen de Urkers

Dat wilde Declercq wel eens weten. Hij ging een half jaar lang op Urk wonen en werkte zich een slag in de rondte. Niet alleen praatte hij met heel veel inwoners, maar hij deed ook aan allerlei activiteiten mee: hij bezocht kerkdiensten van alle kerkgenootschappen op Urk (en dat zijn er meer dan twintig), hij ging een week mee uit vissen, bezocht de kroegen, ging condoleren als er mensen op zee omgekomen waren. En hij las. Achter in het boek is een literatuurlijst van negen pagina's opgenomen. 

Natuurlijk komen  we dingen in het boek tegen die we al kennen. De clichés zijn er natuurlijk niet voor niks. Maar Declercq blijft daar niet bij steken: hij zoekt de nuance. Juist doordat hij zich zo lang in deze gemeenschap beweegt, krijgt hij de verhalen van verschillende kanten te horen. 

Dat de visserij offers vraagt, weten we al sinds Op Hoop van Zegen van Heijermans. Maar ik was opnieuw onder de indruk van de nabijheid van de dood en hoe je daar nooit aan gewend raakt. In het dorp is een monument met de namen van omgekomenen. Het kan ook pijn doen als iemand daar niet op voorkomt. 

Het Urker paspoort

Vaak heeft Declercq het over het 'Urker paspoort': wanneer ben je een Urker? Wat zijn de (veelal ongeschreven) regels?

Urkers doneren bij iedere collecte, ze geven biefstuk aan het kraambed, zeggen luidop gedag tegen iedereen, gaan 's zondags twee keer naar de kerk, na de dienst gaan ze op de koffie bij vader en moeder, iedere dag eten ze stipt om 13 uur, op zaterdag eet iedereen gebakken vis met rijst, suiker en boter, en iedere avond eet iedereen brood. Dat is de buitenkant. De binnenkant is het aangeprate godsoordeel en de kras in de plaat die je onophoudelijk herinnert aan de noodzaak van hard werken, niet zeuren, geen andere goden eren, niet werken op zondag, niet moorden, niet echtbreken, niet stelen of kwaadspreken en uw buren niet begeren.

Twijfels

Bij dat laatste stukje heb ik wel mijn twijfels. Wordt niet bedoeld: niet begeren wat van uw buren is? 

Bij al die kerken ontkom je natuurlijk niet aan wat kerkgeschiedenis, met daarbij de Afscheiding van 1834. Dat kan niet tot in detail, ik snap het, maar Declercq houdt het wel erg simpel:

Voor De Cock is er geen vrije interpretatie mogelijk, staat de waarheid in de Bijbel en is werken op zondag verboden. Je mag ook niet vloeken, niet drinken en niet gokken. De kledij moet in het teken staan van het geloof, afgekeerd van de wereld. 

Dat suggereert dat in de Nederlandse Hervormde Kerk het in de negentiende eeuw gewoon was dat er op zondag gewerkt werd, dat gevloekt, gedronken en gegokt werd. Dat lijkt me sterk. 

Maar Declercq schetst wel een goed beeld van de gelovigen in al hun diversiteit. Hij laat ook zien hoe door de laptop en de smartphone de vensters zijn opengezet en dat er ook mensen zijn  die uit praktische overwegingen naar de kerk gaan, omdat zij bijvoorbeeld geen zin hebben in gedoe. Je krijgt wel de indruk dat het geloofsleven, vooral bij de jongere generatie erodeert. 

De diversiteit van de kerken verbaasde me wel enigszins. In mijn hoofd was Urk een orthodox bolwerk, maar er zijn ook evangelische groepen (compleet met dopen in het IJsselmeer) en door de visindustrie zijn er ook veel arbeidsmigranten, die ver staan van de traditionele kerken. Ook van de Urkers gaat overigens lang niet iedereen naar de kerk. 

Schrijnende verhalen

Schrijnend zijn de verslagen van hoe lastig het is om in deze gemeenschap uit de kast te komen en ook het verhaal over een geval van incest. Het is dubbel lastig om erover te praten als de man een gewaardeerd lid van de kerk is. Daarover schreef ook Liesbeth Labeur in Een lamp voor mijn voet. Dat speelt zich niet af op Urk, maar het mechanisme is hetzelfde. 

Declercq sprak niet alleen met mensen die nu op Urk wonen, maar ook met mensen die er gewoond hebben en die dus met wat meer afstand op het leven op Urk kunnen terugkijken. Verder wendde hij zich soms tot deskundigen om meer inzicht te krijgen in een bepaalde problematiek. 

Er komen tal onderwerpen aan de orde. Het bekende verhaal van de Urker schedels, het drank- en druggebruik van de Urker jongeren, de banden met de misdaad die er soms zijn. En ook gaat het over de enorme ontwikkelingen die zich in de visindustrie op Urk hebben voorgedaan. 

Declercq schrijft prettig. Zijn zinnen zijn altijd helder en als hij beelden gebruikt, zijn die vaak verhelderend. Bovendien laten ze sommige zinnen oplichten, zodat het geschrevene fris blijft. Een klein voorbeeld:

Eenennegentig jaar is Louw Post en nog zo helder als pompwater. 

Toekomst

Urk heeft een geschiedenis en die speelt nog steeds mee. Je kunt je wel afvragen hoe lang het bijzondere van Urk nog in stand zal blijven. In de epiloog schrijft Declercq.

Als het ambacht verdwijnt, als het geloof afbrokkelt, dan wordt ook het fundament onder de identiteit weggeslagen. Vrouwen wachten niet meer thuis op hun man. Ze gaan uit werken. Er lopen Polen door het oude dorp. Japanners en Noren zitten aan de knoppen. De Amerikanen zijn gearriveerd. De toeristen ook. Ze nemen foto's van oude mannen. Jongeren dopen elkaar in het IJsselmeer. Ze drinken zich een beroerte op het industrieterrein en gooien ramen van het gemeentehuis in. Het vuurwerk knalt boven het dorp. In nieuwbouwwijken blijven de gordijntjes dicht op zondag en Trumpies kosten maar een euro. 

Declercq heeft in De ontdekking van Urk daadwerkelijk het deksel van Urk gelicht. Hij is empathisch en probeert de Urkers te begrijpen, maar hij is ook eerlijk als hem om een oordeel of standpunt wordt gevraagd en vergoelijkt niet. Er zijn zeker excessen, die moeilijk te rijmen zijn met bijvoorbeeld het geloof. Morele paniek, noemt iemand het, wat aannemelijk klinkt. 

Feilen tonen

Ook de bedenkelijke kanten van Urk worden getoond, maar niet om afstand te nemen. De aandacht waarmee het boek geschreven is zou je vakmanschap kunnen noemen, maar ook liefde. Geen liefde die bedekt, maar die ontdekt. Van Alphen schreef al in de achttiende eeuw dat juist een vriend je feilen toont. 

De ontdekking van Urk is een mooi beeld geworden: zo is dit dorp in deze tijd, met als achtergrond: en zo was het vroeger. Dat doet ook wel denken aan wat Geert Mak met Jorwerd deed. 

Dat dit boek in Nederland goed verkoopt, kan ik me wel voorstellen: aan de ene kant zal nieuwsgierigheid de drijfveer zijn, maar mensen zullen misschien ook op zoek zijn naar een dorpsgevoel dat in andere delen van Nederland niet meer in die mate aanwezig is. Ook in België is De ontdekking van Urk een succes: Het werd bekroond met de Confituur Boekhandelsprijs. Er zal ook nog een zesdelige documentaire komen. We zijn blijkbaar nog niet klaar met Urk. 

maandag 16 augustus 2021

K. Schippers (1937 - 2021) overleden

Foto: Bianca Sistermans

K. Schippers (pseudoniem van Gerard Stigter) is overleden. Het bericht zag ik vorige week voorbijkomen op een van de media die mijn telefoon aanbiedt, een dag later, toen ik net thuis was van vakantie, maar mijn hoofd nog niet. Schippers is 84 jaar geworden. Hij was ziek, wat al even bekend was. 

Voor het reconstrueren van mijn leesgeschiedenis van het werk van Schippers moet ik ver terug: tot mijn tijd op de middelbare school. Schippers werd genoemd in de Schets van Knuvelder of in de bijbehorende bloemlezing. Ik dacht dat ik die boeken om nostaligische redenen bewaard had, maar als dat zo is, weet ik niet waar. Het blijft dus een beetje gokken. Maar ik weet (bijna) zeker dat ik onderstaand gedicht las:

De autobezitter                    voor H.M.

Er stap een man in een auto
verricht de nodige handelingen
voor het rijden
en rijdt
daarna
dan ook
inderdaad
weg.
Ik vond het een grappig gedicht, terwijl er eigenlijk niets te lachen is: het is een observatie. Het grappige zat voor mij waarschijnlijk niet in de inhoud van het gedicht, maar in het feit dat dit zo'n andersoortig gedicht was dan bijvoorbeeld de gedichten van Nijhoff en Achterberg, die ik ook maniakaal las toen ik ergens tussen de zestien en de twintig was. 

In die tijd woonde ik in Gouda in een internaat en ik leende veel poëzie uit de plaatselijke bibliotheek, van Kopland tot Warren, van Wilmink tot Buddingh', die toen (1976) net Het houdt op met zachtjes regenen had gepubliceerd. Alle poëzie die ik van Schippers kon lenen, heb ik daar geleend en blijkbaar vertelde ik er ook over aan mijn naaste omgeving. Een vriend ging gedichten schrijven naar aanleiding daarvan. Daar is hij overigens ook weer mee opgehouden. 

Een leeuwerik boven een landschap


In 1980 verscheen Een leeuwerik boven een landschap, Een keuze uit de gedichten. Die dikke bundel heb ik wat later tweedehands gekocht. Voorin staat dat ik er een tientje voor heb gegeven. Ik heb de stofomslag kapotgelezen. Die is er dus niet meer. 

Afgelopen jaar las ik er mijn leerlingen uit voor en ik begon met hun 'Cakewalk in rust' te laten zien: drie foto's waarvan de eerste en de derde gelijk zijn. Maar omdat onder de eerste 'Blok' staat en onder de derde 'Olifant achter blok', kijk je naar die laatste foto toch anders dan naar de eerste. Het blok is hetzelfde, maar op de laatste foto is er ineens de mogelijkheid dat er een olifant achter staat. Dat heeft de tekst veroorzaakt. 

Waarneming

Zo werkt waarneming en zo wordt die gemanipuleerd. Ook door taal. Schippers schreef:
Bij Loosdrecht

Als dit Ierland was,
zou ik beter kijken.

Maar je bent in Loosdrecht. Dat weet je, dat heb je tegen jezelf gezegd. Je hoeft niet te kijken, want je weet al wat je ziet. Maar als je in een nieuwe omgeving bent, kijk je actief, registreer je de details. Misschien is het de kunst om te kijken alsof je voor het eerst naar iets kijkt, als een toerist in het leven. Vroeger heb ik mij wel eens afgevraagd wat er zou gebeuren als Vondel ineens naar de huidige tijd verplaatst werd en bij mij achter op de fiets zou zitten. Ik zou hem heel veel uit moeten leggen. Hoe langer ik het gedachte-experiment volhield, hoe meer dingen ik zag die voor een ander, Vondel in dit geval, vreemd waren, terwijl ze voor mij gewoon zouden zijn.

Waarom Vondel in mijn gedachten kwam, weet ik niet zo goed. Ik aanvaard het maar in dank. 

Metaforen en vergelijkingen

In verschillende gedichten neemt Schippers afstand van metaforen en vergelijkingen:

Ja

Ik heb je lief zoals je soms
gelijk een gouden zomerdag bent
nee nee nee
ik heb je lief zoals je bent
nee nee
ik heb je lief zoals
nee
ik heb je lief

Misschien dat ook een vergelijking of een beeld je de indruk geeft dat je iets al kent en dat je dus niet meer echt hoeft te kijken. Misschien ook dat Schippers de kern ('ik heb je lief') al genoeg vindt en dat die niet mooier gemaakt hoeft te worden met een beeld. 

We ontkomen waarschijnlijk nooit helemaal aan beelden. Ook over de werking daarvan schreef Schippers:

Ongeveer zo

Als ik je zie kan ik wel aan kamperfoelie denken
Maar als ik kamperfoelie ruik
Zal ik dan aan je denken?

En de heerlijke geur van gepofte kastanjes
Laat die nog ruimte voor je over?

In ieder geval laat jij je tenminste vergelijken 
Met de geuren van kamperfoelie en gepofte kastanjes
Want zo ben je ongeveer
Je kunt iemand wel vergelijken met de heerlijke geur van kamperfoelie, maar andersom werkt het misschien niet: als je kamperfoelie ruikt, hoef je wellicht niet aan de geliefde te denken. 

Toen ik het gedicht las, had ik nog nooit kamperfoelie geroken en ook de geur van gepofte kastanjes was mij onbekend. Pas in de jaren negentig (denk ik) wees iemand mij op de kamperfoelie en toen heb ik daaraan geroken. Lekker, inderdaad. En nog weer later, bij een bezoek aan Bremen met mijn lief, zag ik iemand die gepofte kastanjes verkocht. We hebben samen een portie gegeten en ik de geur bleef me niet zo bij. De smaak wel (aardappelachtig). Maar in beide gevallen moest ik wel aan K. Schippers denken. 

Eerste indrukken

Naast gedichten schreef Schippers ook romans. In 1971 verscheen Een avond in Amsterdam, dat ik niet las en in 1978 Bewijsmateriaal, dat ik wel las, maar pas nadat ik Eerste indrukken (1979) las, toen het als salamanderpocket uitkwam. Dat moet in 1982 geweest zijn. Weer typisch Schippers: de wereld waarnemen met het hoofd van een klein kind, dat alles nog moet leren, maar dat al wel kan denken als had het een volwassen brein. Zo overweegt het meisje wat ze als eerste woord zal zeggen. Haar lijkt 'Help!' wel leuk, maar in een onbewaakt ogenblik zegt ze toch 'Mama'. 

Van de lezing van Bewijsmateriaal is me vreemd genoeg niets bijgebleven, behalve de omslag met de schoen erop. Dacht ik. Nu ik het nakijk, blijk ik Bewijsmateriaal helemaal niet gelezen te hebben, De omslag die ik mij herinner is die van Beweegredenen (1982). Wel gelezen dus, maar er niets van onthouden. Het zal niet aan het boek gelegen hebben, denk ik, maar aan de aandacht waarmee ik het gelezen heb. Of liever: had moeten lezen. Of misschien was ik gewoon niet aan het boek toe. 

Na het begin van de jaren tachtig raakte Schippers een tijdje uit mijn zicht. Nou ja, ik koesterde wel het vroege werk, maar las niet het nieuwe. Van sommige romans (bijvoorbeeld Vluchtig eigendom uit 1993) lees ik nu pas dat ze bestaan. Van andere had ik nog wel het vage idee ze ooit te kopen en te lezen, maar het kwam er niet van of er waren weer nieuwe boeken die mijn aandacht vroegen. Dat is bijvoorbeeld gebeurd bij Een liefde in 1947 (1985) en Poeder en wind (1996).

Waar was je nou

Het werk van Schippers kwam weer volop in mijn zicht bij Waar was je nou (2005), een roman waar ik zeer van genoot. Het gaat om iemand die in een foto verdwijnt en zo toegang verkrijgt tot een wereld (het verleden) die gewoonlijk ontoegankelijk is. Zo'n gedachte-experiment vind ik kenmerkend voor Schippers: als het in je gedachten mogelijk is, kun je het uitvoeren in de literatuur en dat doet hij dan ook. Ook later zal hij dat nog doen, door bijvoorbeeld overleden (Schippers zegt: 'verdwenen') vrienden in zijn boek te laten meepraten. Daarover verderop. 

Of ik de roman indertijd gerecenseerd heb voor het Nederlands Dagblad weet ik niet. Ik kan de recensie niet terugvinden, zoals me gebeurt bij meer stukken waarvan ik wel zeker weet dat ik ze geschreven heb. In ieder geval verwijs ik naar de roman in het tijdschrift Liter in een reactie op Pieter Nouwen, die beweerde dat recensenten vooral gericht zijn op de inhoud en niet op de vorm (stijl, compositie). 

Waar was je nou werd bekroond met de Libris Literatuur Prijs. Schippers had toen al verschillende prijzen gekregen, bijvoorbeeld de Multatulliprijs voor Beweegredenen, de Poëzieprijs van de stad Amsterdam, de P.C. Hooftprijs en enkel Zilveren Griffels.

De hoedenwinkel

Mijn enthousiasme voor Waar was je nou herinner ik me en ik heb de volgende De hoedenwinkel (2008) ook gekocht en gelezen. Het speelt zich af in een nieuwe wijk, waarin de taal wordt aangetast: er verdwijnen letters en dat heeft gevolgen voor de buurt. Weer typisch Schippers en weer een roman met een thema dat je niet snel bij andere auteurs zult terugvinden. 

Vreemd genoeg kocht ik Op de foto (2012) niet, hoewel dat net zo'n intrigerend onderwerp heeft: wat zou er gebeuren als ons alfabet een extra letter zou hebben?

Tellen en wegen

In 2011 had ik wel de dichtbundel Tellen en wegen gekocht. Ik zie de streepjes die ik in de kantlijn heb gezet. Een van de gedichten:

dictee

de blauwe inkt en het groene boek
de zilveren lepel en de gouden kan

de inkt, het boek, de lepel en de kan
het blauw het groen, het zilver en het goud

de, het, de en de
het, het, het en het

het geel, het wit het paars en het rood
de doos het licht, de beker en de ring

de paarse beker en de rode ring
de gele doos en het witte licht

In de eerste strofe worden vier voorwerpen beschreven, in de tweede worden de zelfstandige naamwoorden en de bijvoeglijke gescheiden. In de derde wijst Schippers ons op de lidwoorden die dan gebruikt worden en daarna krijgen we hetzelfde (met andere voorwerpen, al is 'licht' eigenlijk geen voorwerp), maar dan andersom. Door die compositie zouden we het gedicht ook kunnen lezen van onder naar boven, beginnen bij de laatste strofe. 

Bij alles wat Schippers schreef, valt de aandacht op: doordat hij ernaar kijkt, wordt het bijzonder. Of misschien zijn in dit gedicht niet de inkt, het boek, de lepel en de kan bijzonder, maar vooral de manier waarop ernaar gekeken wordt: je realiserend dat bij je waarneming ook de taal meedoet. Dat wij de voorwerpen alleen maar zien doordat er taal voor is en dat we daar dus woorden voor gebruiken met verschillende lidwoorden. 

De laatste boeken die ik van Schippers las zijn Voor jou (2013), Niet verder vertellen (2016) en Straks komt het (2018). De roman die dit jaar verscheen, Nu je het zegt, las ik nog niet. 

Voor jou

Ook deze boeken zijn weer een belevenis: in Voor jou praten Gerard Brands en Bernlef mee. Ze zijn ziek aan het begin van het boek en later zijn ze overleden, maar in wat Schippers schrijft trekken ze zich daar niets van aan. Ze lezen mee en hebben commentaar en later lopen ze weer gewoon in de verhalen rond, omdat de verbeelding het altijd wint van de werkelijkheid. 

Niet verder vertellen is ook zo'n heerlijk boek. Het begint als een traditioneel verhaal, maar al gauw merk je dat er meer aan de hand is en dan begint het avontuur. De moeder van de hoofdpersoon (die erg op K. Schippers lijkt) zegt tegen iemand 'Mijn zoon schrijft over u'. Dat klopt, want dat lezen wij. Maar moeder zegt dat eigenlijk in een verleden waarin die zoon nog niet schrijft. Voor je het weet zijn het verleden en het heden in elkaar geschoven. We gaan niet van de ene naar de andere tijd, maar de twee tijden zijn dezelfde tijd. 

Straks komt het

In Straks komt het spreekt de verwachting uit de titel. Een deel van het boek speelt zich af vlak na de bevrijding. Zelfs de beruchte schietpartij op de Dam komt nog ter sprake. Maar, zoals altijd bij Schippers, is het een boek over veel meer: over zitten, staan en tasten, over Kurt Schwitters en over jazz en over meer, meer, meer. Schippers zal zich nooit beperken tot een verhaal, omdat het leven nu eenmaal niet een simpele verhaallijn kent. 


De laatste keer voor zijn dood dat de naam Schippers in mijn als een pop-upvenster verscheen, was toen een vriendin me erop attent maakte dat er een podcast over hem was. Die is van Ronald Snijders. Mooie gesprekken, vrolijk en ernstig en  natuurlijk speels. 

Tot aan het eind van zijn leven is het werk van Schippers fris gebleven. Hij heeft altijd onbevangenheid behouden, die ons laat kijken als is het allemaal nieuw. En als je zo kijkt wordt het ook allemaal nieuw. Schippers schreef geen spannende boeken in de zin dat hij naar een plot toe werkte, maar het lezen van zijn boeken is wel altijd een belevenis. Je wordt tijdens het lezen nieuwsgierig naar wat er allemaal kan in de roman en je wordt voortdurend scherp gehouden, omdat niets vanzelf spreekt. Tomas Lieske is een van de weinige auteurs bij wie ik dat ook heb. 

Ik heb de boeken van Schippers ook altijd met een zekere gretigheid gelezen vanwege het avontuur dat het lezen van zijn boeken is. Je kunt nooit lezen op de automatische piloot en je moet voortdurend alert zijn. Je bent bij wijze van spreken altijd in Ierland, ook als je in Loosdrecht bent. Juist als je in Loosdrecht bent. 

Schippers is verdwenen, maar hij is niet weg. Er zijn nog woorden waarin hij spreekt, regels waartussendoor hij kijkt en er zijn nog heel veel hoofden waarin hij van tijd tot tijd zal verschijnen. Markante man, groot kunstenaar. Gedenk hem. Lees zijn werk. En als je dat al gedaan hebt: herlees het. 


De foto van K. Schippers is welwillend ter beschikking gesteld door Bianca Sistermans. Meer van haar vind je op haar website. Eerder mocht ik een foto van Menno Wigman gebruiken. Sistermans is aangesloten bij het fotoagentsdhap Lumen Photo.

woensdag 4 augustus 2021

Majoor Fataal - De hermetische garage (Moebius)


Ooit tekende Moebius enkele pagina's voor zijn plezier. Het is het verhaal van iemand die per ongeluk in een garage een vreemd voertuig vernielt. Hij is bang voor de wraak van de garage, Jerry Cornelius. Die naam vernemen we in de tweede episode van twee pagina's. Uiteindelijk zouden deze pagina's, tijden later, het begin blijken van een feuilleton dat Moebius met tussenpozen tekende. 

Hij ging niet uit van een scenario, maar improviseerde. In de derde episode komt Majoor Grubert voor, die we uit andere publicaties kennen als Majoor Fataal. Er ontspint zich een vreemd verhaal, vol tekstuele en visuele grappen en allusies. In elke episode zie je onmiskenbaar de hand van Moebius, maar er zijn ook verschillen, bijvoorbeeld in de dikte van de lijnen of in het gebruik van zwartvlakken. 

Altijd weer zie je de absolute beheersing, hoe de meestertekenaar de dingen neerzet zoals hij wil. En ook het hoofd dat het verhaal ter plekke bedenkt en waaruit wonderlijke avonturen voortkomen. Wie De hermetische garage leest en zeker wie dat herleest, moet wel onder de indruk zijn. 

Dat ben ik ook, zeker als ik de tekeningen nauwkeurig bekijk. En tegelijkertijd merk ik dat het verhaal me niets doet. Het is of ik naar een jazzmusicus luister, die heel knap razendsnelle loopjes laat horen. Ik merk hoe hij de anderen wegspeelt, maar het raakt me nauwelijks. 

Ongetwijfeld ben ik niet de goede lezer. Science fiction pakt mij nooit vanzelf en moet mij altijd veroveren, maar als het gebeurt, ga ik wel mee. Bij dit verhaal blijf ik op afstand. Ik zie dat het uitzonderlijk is, ik ben overtuigd van de kwaliteit, ik kan ook nog wel genieten van de tekeningen en van de grapjes ('het Ri-zlavloeiplein'), maar het ontbreken van een degelijk verhaal ervaar ik wel als een gemis. 

Anderen zijn lyrisch over De hermetische garage. Achter in deze uitgave staat een knappe analyse van Thierry Groensteen. Die verdenk ik overigens hier en daar ook wel van inlegkunde, maar het is duidelijk dat hij goed heeft gelezen en gekeken en gemakkelijk verbanden legt. 

Voorin staat de uitgeschreven tekst van een cassettebandje dat Jodorowski naar Moebius stuurde. Ook al zo enthousiast en er zijn nog enkele bladzijden waarop Moebius iets vertelt over de ontstaansgeschiedenis. Het is weer een prachtige uitgave geworden, zoals we die van Sherpa gewend zijn. De liefhebbers zullen enthousiast zijn. Die moeten overigens snel zijn. Er zijn drie edities, maar ze zijn alle gelimiteerd. 

Titel: Majoor Fataal - De hermetische garage
Tekst en tekeningen: Moebius
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2021, 128 blz. €55,00 (hardcover, groot formaat) preview

dinsdag 3 augustus 2021

Mannen van Maasoord (Lein van der Wulp)


Er zijn veel romans en verhalen over het onderwijs. De bekendste zijn, schat ik, Bint (van Bordewijk) en Ivoren wachters (van Vestdijk) en de verhalen 'Het longvolume' en 'De versnijdenis' van Maarten 't Hart. In 2014 verscheen Mannen van Maasoord van Lein van der Wulp. Bij verschijnen was het boek me ontgaan, maar ik kreeg het onlangs cadeau van een vriendelijke collega. 

Voor op de roman staat de afbeelding van een docent in een duidelijk lang vervlogen tijd: hij zit achter een lessenaar waarop een inktpotje en een puntenslijper staan en op het bord achter hem is geschreven met krijt, in een handschrift dat duidelijk van voor mijn tijd is. Zo werd het bij ons op de lagere school in de jaren zestig al niet meer aangeleerd. 

Tijd

Wanneer Mannen van Maasoord zich afspeelt, is niet helemaal duidelijk. Twee keer wordt er een 'mobiele telefoon' genoemd, maar dat zal geen smartphone geweest zijn, schat ik zo in. Een laptop komt een enkele keer voor, een smartboard helemaal niet. In elk lokaal staat een computer. Als Stijn bedenkt dat hij alle collega's tegelijk een mail zal sturen, wordt dat gepresenteerd als een vondst. Mailtjes worden nog geprint en die prints worden dan bewaard. 

Verder is er in de school nog een rookhok, een aparte afdeling van de docentenkamer. In 2001 werkte ik op een school waar dat nog het geval was. Daarna ben ik enkele jaren uit het onderwijs geweest. Toen ik in 2006 terugkeerde naar het onderwijs, trof ik zo'n hok niet meer aan. 

Plaats van handeling is de school Maasoord, die na de fusie omgedoopt is tot Maasoorden. De wereld buiten de school bestaat in deze roman eigenlijk niet. Niets van de actualiteit dringt door tot de onderwijsmannen. 

Mannenwereld

De titel is kenmerkend. Het gaat in dit boek inderdaad voornamelijk over mannen. Er komt wel een sterke vrouw in voor, Agaath, maar zij is ook meteen de echtgenote van de hoofdpersoon, Stijn Valk. In hoofdstuk vier speelt Sylvia Goudakker een rol, een eigenzinnige vrouw, die uiteindelijk het veld moet ruimen. Ze wordt 'een vrouw met tieten' genoemd en daarbij wordt vermeld: 'Verder mochten haar tieten geen naam hebben.' Haar opvolgster wordt aangeduid met 'Het Decolleté'. 

Dat is wel kenmerkend voor de marginale rol die vrouwen krijgen toebedeeld. Bij de functies wat hoger in de organisatie treffen we alleen mannen aan. Als Ferdinand opgevolgd wordt door een vrouw, wordt ze simpelweg 'Ferdinanda' genoemd, als er een vrouwelijke docent in tranen uitbarst wordt ze later aangeduid met 'de snotterende collega'. Verder krijgt ze geen naam. Ashegh Arami, een vrouwelijke docent, werkt al jarenlang op Maasoord, maar ze wordt pas op bladzijde 250 voor het eerst genoemd, omdat dat handig is voor het verhaal. 

In het begin is nog niet duidelijk welke richting de roman zal hebben. In het eerste hoofdstuk maken we kennis met meneer Verhulst, de conciërge, die door de collega's nagenoeg nooit met zijn voornaam wordt aangesproken, al gaan ze wel vertrouwelijk en gezellig met hem om. Deze Verhulst maakt overigens niet helemaal frisse opmerkingen tegen meisjes uit de hoogste klas, maar dat is blijkbaar de mannensfeer die er binnen Maasoord hangt. 

Het oude Maasoord verandert in Maasoorden en dat wordt vooral veroorzaakt door twee mensen: Egbert Litjens, die in zijn eentje zo'n beetje het hele bestuur vormt, en Henri Koudijs, de nieuwe rector. Meneer Verhulst lijkt het eerste slachtoffer te worden. Binnen het oude Maasoord had hij een spilfunctie: docenten vielen gemakkelijk bij hem binnen en de rector stak zijn licht bij hem op om te weten te komen wat er binnen de school speelde. Dat verandert door de vernieuwingen, tot ongenoegen van meneer Verhulst. 

Units

Met de komst van Henri Koudijs verandert er veel binnen de organisatie van de school: die wordt bijvoorbeeld opgedeeld in verschillende 'units', die onderling weinig contact hebben. Het verhaal zal zich vooral afspelen in de unit bovenbouw. 

Voor een lezer die niet zo ingevoerd is in het onderwijs is het lastig om op een rijtje te houden hoe het nu zit met directieleden, unitdirecteuren, teamleiders, vakgroepen. Maar misschien is het ook de bedoeling dat de niet zo helder is. De directieleden dragen driedelig zwarte pakken, wat me niet zo waarschijnlijk lijkt. Misschien dat dat gebeurt op orthodox christelijke scholen (maar ik vermoed dat dat ook daar niet het geval is), maar misschien moeten we vooral de symboliek van de kleding zien: het afstandelijke, onpersoonlijke. 

Maasoord is overigens wel een christelijke school, maar dat speelt in het verhaal geen rol. Een enkele keer komt het geloof ter sprake (bijvoorbeeld als het gaat over de bijbelteksten op de borduurwerkjes van de vrouw van de rector) en soms wordt er verwezen naar de identiteit van de school, maar bij geen enkel personage is te merken dat dat ook maar iets betekent. 

Satire

Mannen van Maasoord heeft duidelijk een satirisch karakter, dus het realiteitsgehalte doet er wellicht minder toe. Het zal meer om de boodschap gaan. Vreemd is wel dat in een roman over het onderwijs de leerlingen nagenoeg afwezig zijn. Stijn Valk lijkt voornamelijk tussenuren te hebben. Er zijn wel zaken die het onderwijs betreffen (zoals de keuzewerktijd), maar het gaat toch vooral over de managementcultuur binnen de school: mensen met een hart voor onderwijs worden vervangen door managers, die vooral waarde hechten aan regels. 

Dat gaat onderwijsmensen natuurlijk aan het hart, maar die oprechte docenten zijn zelf ook nauwelijks bezig met het onderwijs bezig. Over lessen en leerlingen is nauwelijks wat te lezen. Als leerlingen al voorkomen, zijn ze voornamelijk lastig en ongemotiveerd. Er zijn maar enkele leerlingen die een naam krijgen. 

Verteller

Als roman is Mannen van Maasoord niet helemaal geslaagd, lijkt me. Vooral in het begin lijken de hoofdstukken op losse verhalen in een reeks en zit er verder niet zoveel lijn in, behalve dan dat ze gaan over de verfoeilijke vernieuwingen. Het boek leest overigens vlot. Het doet een beetje ouderwets aan door de manier van vertellen, waarin nog wel eens een alwetende verteller informatie geeft. 

De dialogen zijn over het algemeen leuk om te lezen, omdat er vaak gevatte mensen aan het woord zijn. De beschrijvingen zijn soms wat oubollig, maar toch wel onderhoudend. Het verteltempo zakt na het begin wel erg in, zodat ik me er echt toe moest zetten om door te lezen. De laatste honderd bladzijden, als unitdirecteur Boudewijn min of meer gedwongen opstapt en het personeel daartegen protesteert en alles wat daarna komt, heeft meer vaart. Ook krijgen enkele personages dan wat meer diepte. 

Die personages zijn over voertuigen waarmee de auteur zijn boodschap wil overbrengen. Een deel is goed, een ander deel deugt niet. Pas als Stijn voor het eerst een gesprek met Henri Koudijs heeft, wordt ook de tragische kant van Koudijs duidelijk. Bij Stijn gebeurt dat pas aan het het eind van het boek. 

Die ongenuanceerdheid maakt de boodschap waarschijnlijk wel duidelijker, maar verhoogt het leesgenot niet: personages zijn vaker typen dan karakters. Ze komen ook alleen voor in de roman als de auteur ze nodig heeft. Na het eerste hoofdstuk horen we verschillende hoofdstukken niets meer over meneer Verhulst. Collega Harmen Sietsma speelt in een deel van het boek een belangrijke rol, vooral bij het aantreden van Boudewijn. Maar aan het eind van de roman wordt er niet meer over hem gesproken. 

Niet altijd geloofwaardig

Dat het verhaal niet altijd geloofwaardig is, vind ik wel een bezwaar. Als je je als lezer af moet vragen of iets overdreven is, is geen goed teken en het haalt je uit het verhaal. Ongetwijfeld zullen verschillende dingen op een school echt gebeurd zijn, maar zoals Reve al zei: 'Echt gebeurd is geen excuus'. Je moet er een goed verhaal van maken. 

Stijn schrijft een mail naar alle docenten van de bovenbouw, waarin hij de rector een steek onder wat geeft. Hij doet dat in de vorm van een prijsvraag. Eigenlijk is het een geintje en ik kan me maar moeilijk voorstellen dat er zo serieus op gereageerd wordt en dat dat enkele jaren later nog in gesprekken terugkomt, is ook niet zo geloofwaardig.

Over het algemeen zijn docenten niet de makkelijkste mensen, lijkt me. Het is dan ook verbazend hoeveel er in het begin van het boek geslikt wordt. Er worden allerlei maatregelen doorgevoerd zonder dat er draagvlak voor lijkt te zijn. Er wordt wel gemopperd door docenten, maar de directie wordt niet teruggefloten. 

Bij een diploma-uitreiking zegt Stijn iets, wat niet correct wordt overgebracht naar de schoolleiding. Dat dan alle ouders een brief krijgen met een verontschuldiging, lijkt me niet zo waarschijnlijk. Ook het feit dat er een krantenartikel wordt gewijd aan onrust binnen de school deed me fronsen. Zo zijn er verschillende momenten waarop ik als lezer uit het verhaal stapte. 

Boodschap

In Mannen van Maasoord is er een duidelijke afkeer van de managementcultuur binnen de school Maasoorden en mogelijk binnen het hele onderwijs. Dat is wellicht een boodschap die het onderwijs zich zou moeten aantrekken. Maar de managers binnen de roman zijn zo oogklepperig en weinig empathisch zodat geen enkel persoon binnen een onderwijsorganisatie zich met hen zal kunnen identificeren. Dat zou een reden kunnen zijn om de boodschap niet ter harte te nemen. 

Wat Stijn niet wil, is wel duidelijk. Ook komt wel over dat hij een meer menselijke schoolleiding wil, die luistert naar het personeel. Boudewijn is wat dat betreft een positief voorbeeld. Maar waar hij onderwijsinhoudelijk voor staat, komen we niet te weten. De hele onderwijspraktijk, die toch voornamelijk zal bestaan uit lesgeven en het begeleiden van leerlingen, is nagenoeg buiten het verhaal gelaten.  

Taalfouten

Wat het lezen lastig maakt, zijn de vele taalfouten. Ik gok dat het er enkele honderden zijn. Vaak hebben die te maken met het dilemma los of aan elkaar. Van der Wulp was docent Engels, dus ik kan me wel voorstellen dat hij van samenstellingen nogal eens twee woorden maakt: 'het Beatle nummer', 'HAVO leerling', 'een ernstige Maasoorden depressie', 'de Maasoord familie', 'vakgroep vergadering'. Dat is de auteur minder aan te rekenen dan de redacteur van de uitgeverij. Die heeft ook 'havo' in hoofdletters laten staan en heel vaak 'te veel' als een enkel woord.

Mannen van Maasoord is niet een heel goede roman, maar het slot maakt veel goed. De onderhoudende verteltoon helpt je wel door het boek heen, al is het halverwege wel even doorbijten, omdat in die hoofdstukken weinig richting en weinig energie zit. Mensen die werkzaam zijn in het onderwijs zullen zeker het een en ander herkennen, al zullen ze ook meteen de vertekening zien. Ze kunnen het intussen misschien ook lezen als een historische roman, vanwege de setting van zo'n kleine twintig jaar geleden.