donderdag 21 maart 2024

Mauk (Jan Vantoortelboom)


Vorig jaar won Jan Vantoortelboom met Mauk de Boekenbon Literatuurprijs. Hij was ineens weer in het nieuws. Dat was hij ook in 2014, met Meester Mitraillette. Dat las ik overigens pas in 2018 en ik schreef er dit stukje over. 

Intussen had Vantoortelboom al andere boeken gepubliceerd: De man die haast had (2015) en De drager (2017). Ze waren me geheel ontgaan. Ook Jagersmaan, dat in 2019 verscheen, trok niet mijn aandacht. Hoe komt dat toch? Er zullen best recensies over verschenen zijn, maar blijkbaar niet in kranten en tijdschriften die ik lees. 

Toen Mauk (2023) een grote prijs kreeg, vond ik wel dat ik het boek moest lezen, vooral ook omdat ik zo van een vorig boek van Vantoortelboom genoten had. Het blijkt een geweldig boek te zijn. 

Sterfbed

Mauk is zesenzeventig jaar oud en ligt op zijn sterfbed. Bij hem is Jenny, die hem verzorgt. Mauk denkt terug aan alles wat er in zijn leven gebeurd is. Ik moest daarbij denken aan De boer die sterft van Karel van de Woestijne, waarin een boer op zijn sterfbed terugkijkt en zegt dat hij zijn 'wél' niet gehad heeft. Dan laten zijn zintuigen hem één van één zien wat hij allemaal gezien, gehoord, geroken, geproefd en getast heeft, waarna hij toch tevreden kan sterven. 

Bij Mauk ligt het wat ingewikkelder. Ook hij kijkt niet met plezier op het leven terug:

Nu ik hier lig te sterven, heb ik het voorrecht te besluiten dat ik alles, dit wat men zo voldaan het leven noemt, had overgeslagen, als ik daartoe de kans had gekregen. Rechtvaardigheid is niet van deze wereld en compassie evenmin. 

Hij heeft een moeilijk leven gehad en hij heeft altijd gedacht dat zijn broer Henri hem zou redden. Hij noemt dat zelf de grootste bedreiging in zijn leven. Henri heeft hem ooit in de steek gelaten, hij moest vluchten. 

Vader

Mauks vader was een dominante man, die hem niet alleen geestelijk, maar ook lichamelijk mishandelde. Hij sloeg hem bijvoorbeeld met zijn riem. Mauk moest van hem de boeken van Karl May lezen en die werden dan door vader overhoord. Mauk maakte zich daar zo druk over, dat hij de aandrang had om in zijn broek te plassen. Door de druk wist hij soms niet meer wat er in het boek stond. Vader strafte hem dan. 

Het wilde westen van de boeken van May werd een fantasiewereld voor Mauk. Hij speelde met poppetjes, een cowboy en een indiaan. Zijn broer Henri werd cowboy Henri, hijzelf werd de indiaan Mauk Tomahawk. Een deel van de roman speelt zich af in die fictieve wereld. 

Maar de fictie van Mauk gaat verder. Hij heeft niet echt een broer; Henri is een afsplitsing van hemzelf, een manier om aan zichzelf en zijn leven te ontsnappen. 

Zilverreigers

Mauk spreekt vaak over het westen. Misschien is dat alleen zijn fantasiewereld, maar het kan ook zijn dat hij opgenomen is geweest. 

In het westen hebben de zilverreigers me uiteengereten. Ze scheidden me van Henri, ze trokken hem uit me, en zeiden me dat hij vreselijke dingen heeft gedaan. Ik weet wat hij gedaan heeft en ik ben hem er dankbaar voor. 

Elders vergelijkt hij mannen met witte schorten met zilverreigers. Ze vormen een dreiging. Net als de reiger die de jager Gaston opgezet heeft. 

Hoewel de zilverreigers Henri uit Mauk getrokken hebben, blijft hij naar Henri verlangen. 

Ik wil dat Henri nog eens komt. Ik wil hem zien en voelen voordat ik ga. De klootzak heeft me verlaten, komt me nooit meer opzoeken, de grote broer die ik iedereen zou hebben toegewenst, hij die mij zou beschermen en mijn rotsvaste geloof daarin. 

Nonkel Konrad

Mauk woont in het huis van nonkel Konrad, dat hij helemaal heeft laten opknappen. Er zit geen worm in het hout, geen rot in de bakstenen. Hij voelt zich er veilig, zoals ooit bij zijn moeder, met wie hij het huis wel vergelijkt.  Er is ook een suggestie dat moeder gecharmeerd was van nonkel Konrad, een broer van zijn vader.

Konrad wordt positief getekend, maar hij heeft ook een duistere kant: hij eet rauw vlees. Dat duistere of misschien wel bloeddorstige schuilt in meer personen. In ieder geval in de jager Gaston, die ooit Konrad betrapte met een getrouwde vrouw. Mauk vertrouwt de manier niet waarop Gaston naar zijn moeder kijkt. 

Ook Mauk heeft een duistere, bloeddorstige kant. Je merkt dat aan de beelden die bij hem opkomen.

Ik denk aan de kleur van sneeuw als de maan erop schijnt en de kleur van bloed op zwarte plavuizen; ik heb geen zin meer om te praten. 

Dat heeft met de jager te maken. Daarover wijd ik nu niet uit, omdat de lezer ook nog wat te ontdekken moet hebben. 

Carla

Jenny is de dochter van Carla en mogelijk van Mauk. Ze komt dichtbij. Mauk zegt dat ze een bedreiging voor elkaar zijn. Ook in de verhouding met Carla, die toen met iemand anders getrouwd was, heeft Mauk iets onberekenbaars en gevaarlijks. In een monoloog van aan elkaar geregen zinnen houdt Jenny hem een spiegel voor:

(...) jij was de oorzaak van haar hervonden lust en vrolijkheid, en jij was diegene die haar kapotmaakte, want vergis je niet, Mauk, je hebt haar kapot gekregen, met jouw gevaarlijke, genadeloze ding dat jij liefde noemde (...)

Wat er gebeurd is toen Carla huilend thuis kwam wordt in het boek wel duidelijk, maar ik laat het hier even in het midden. 

Het zou kunnen zijn dat ze bij mij vandaan kwam, maar ik zwijg: ze is wel vaker huilend naar huis gegaan. Ze zei dan altijd dat ik rare dingen deed en ze zei dat ik die deed omdat ik het verlies voor wilde zijn. Maar ik denk niet dat dat het was. Ook zij trok me op den duur mijn diepte in, vraag me niet hoe.

Trauma

Mauk spreekt over zijn diepte. Hij is getraumatiseerd door wat er in zijn jeugd gebeurd is. Zijn vader, de schoolmeester, maakte hem het leven onmogelijk en toen hij twaalf was verongelukte zijn moeder, die pas drieëndertig jaar oud was. Ook dat zit wat ingewikkelder dan ik hier wil vertellen. 

De ontsnappingen van Mauk naar het westen zijn misschien niet alleen een manier om te ontsnappen aan de dingen die in zijn leven gebeuren, maar ook aan zichzelf.

Het beeld dat me nooit heeft verlaten, zelfs nu, met de dood die aan me ruikt, is dat van een jongen die niet kon ophouden zijn vader en moeder lief te hebben, maar wel zichzelf. 

Het was blijkbaar moeilijk voor Mauk om met zichzelf te leven. Maar nu, op zijn sterfbed, moet hij onder ogen zien wat er werkelijk gebeurd is. Of in Mauks woorden:

Op het sterfbed worden geheimen onthuld, niet alleen aan anderen. Ik onthul mijzelf geheimen. 

Mauk is een fascinerende roman, waarin verbeelding en werkelijkheid door elkaar lopen. Steeds kom je iets meer te weten over Mauk, zoals Mauk steeds meer van zichzelf (en van de Henri in hem) onder ogen ziet. Hij heeft ooit, op aandringen van Carla, zijn verhaal opgeschreven. Hij zal Jenny wijzen waar het te vinden is, tussen de berkenplankjes. 

Van zijn vader heeft Mauk veel te lijden gehad. In het dagelijks leven leek hij een brave onderwijzer, maar hij kon ook een vulkaan zijn. Mauk zet zich tegen zijn vader af, maar herkent zichzelf ook in hem. Niet voor niets spreekt hij over zijn diepte. Het duistere zit ook in hem. 

Dreiging

Er zit veel dreiging in Mauk, in het boek hangt de geur van bloed en rottende bladeren. Maar je krijgt ook compassie met het jongetje dat zich maar staande moet houden en maar door moet gaan. Hij noemt dat zijn aanjager, die ervoor zorgt dat hij opstaat als hij gevallen is. Zijn woede jaagt hem ook aan. Die houdt hem gaande, maar staat ook in de weg als Mauk vrede wil vinden met zichzelf. 

Bij Karel van de Woestijne kan de boer aan het einde glimlachen, 'oolijk' glimlachen zelfs. Hij weet wat hij nu zeggen moet. 
En hij deed zijn mond open, zijn zwarten mond. Maar hij zei niets. 
Want hij was dood. 

Of Mauk zover komt, moet je maar gewoon zelf lezen. Het is een boekje van bescheiden omvang, nog geen tweehonderd bladzijden, maar het is geweldig geschreven en het grijpt je bij de keel, zoals Mauk dat Jenny doet. Lezen dus!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten