vrijdag 22 maart 2024

Afgestoft: Dooi (Rascha Peper)

Ooit interviewde ik Rascha Peper. In het gesprek ervoor (of erna) vertelde ik dat ik de indruk had dat personages die Olga heten altijd naar haarzelf verwijzen. Dat bleek te kloppen. Maar er is meer autobiografisch. In Wie scheep gaat huurt een man een appartement met een afgesloten ruimte. Daarin blijkt een heel gezin te wonen. Dat is haar man overkomen. 

Na afloop bracht ik haar naar het station in mijn oude auto. Peper bedacht dat ze nog een boekje in haar tas had dat ze mij wilde geven, maar het lampje in mijn auto deed het niet, zodat ze maar op de gok iets moest opschrijven. Ze zei: 'Ik schrijf er niet in: Voor Teunis, Op de tast.'

Op 29 september 2000 stond in het Nederlands Dagblad de recensie die ik schreef van Pepers roman Dooi. Bij het nalezen heb ik wel af en toe moeten fronsen. Klopt alles wel? Ging het wel om een woonboot? Klopt 'de komende dagen' wel? Ik zou ook niet meer schrijven 'heel subtiel' en wat bedoel ik in vredesnaam met 'de kleine gebaren waarin het verhaal zich voltrekt'? 

Ik laat het allemaal maar zo. Zo stond het in ieder geval in de krant. 

De coelacanth en de liefde

Velen van ons zullen als kind het verhaal gelezen of gehoord hebben. Robinson CrusoĆ« komt na een schipbreuk op een onbewoond eiland terecht en moet zich dan zien te redden. En natuurlijk waanden we ons allemaal Robinson en vonden we het spannend ons in te denken hoe het zou zijn in zo'n situatie. 

Ruben Saarloos is de hoofdpersoon van Dooi, de nieuwste roman van Rascha Peper, en hij is ook zo'n Robinson. Hij ligt met zijn woonboot vastgevroren in het ijs voor de kust van een onbewoond eilandje in het IJsselmeer. 

Aanvankelijk is zijn isolement nog niet zo groot, want over het ijs is hij zelfs per auto bereikbaar. Maar als het boek begint, heeft de dooi al ingezet. Rubens vrouw is alweer naar het vasteland en zijn enige gezelschap zijn de konijnen die hij bij zijn dagelijkse rondgang over het eilandje ontmoet. Ruben had gehoopt heel wat te kunnen doen aan zijn werk (hij vertaalt een boek over vissen), maar daar komt het niet zo van. Zijn dagen zijn eentonig: een rondje over het eiland, af en toe een telefoongesprek met zijn vrouw en voor de rest grauwheid. 

Die eentonigheid wordt doorbroken door een jonge vrouw op schaatsen. De vlam van haar vuurrode haar contrasteert met het ijs en de grauwheid die Rubens dagelijkse leven zijn geworden. Hij is dan ook blij verrast door haar komst, te meer omdat hij niet verwacht had dat hij over het dooiende ijs te bereiken zou zijn. De schaatsster komt de komende dagen terug, waardoor Rubens bestaan verandert. Hij heeft iets om naar uit te zien, zoals een ziekenhuispatiĆ«nt naar het bezoekuur.  

Je merkt als lezer dat er zich iets ontwikkelt tussen de twee, zonder dat er nog iets gebeurt. Maar Rascha Peper verstaat de kunst bijzonder goed om met heel kleine middelen de spanning op te voeren. 

In een vorig boek, Rico's vleugels, beschreef ze hoe een bejaarde schelpenverzamelaar verliefd wordt op een kansarme jongere. Ook daar gebeurde weinig, maar werd de sfeer steeds broeieriger. Iets soortgelijks gebeurt hier. 

Het is een soort blijde verwarring die Ruben overvalt. Hij had die op zijn leeftijd (hij is bijna zestig) niet meer verwacht en hij weet ook niet goed wat hij ermee aan moet. 
Wat sloeg hem zo uit het lood? Was hij verliefd? Het woord alleen al wekte een hevige irritatie. Misschien was het maar beter als dat meisje morgen niet meer kwam. Vrouwen hadden dat soort dingen snel in de gaten en hij wilde zich niet belachelijk maken. Maar alleen de gedachte al dat ze niet meer zou komen, veroorzaakte een wezenloos hol gevoel in zijn borst. 
Als het verhaal van Ruben alleen maar een liefdesgeschiedenis zou zijn, zou het al ruimschoots geslaagd zijn. Peper is heel subtiel in het beschrijven van Rubens verwarring. Ze beschrijft mooi het krachtenspel tussen wat Ruben voelt en zijn reflectie erop waarin hij zich afremt. 

Maar Peper biedt meer. Het vissenboek dat Thomas vertaalt, besteedt ook een paragraaf aan de coelacanth, de vis die iedere literatuurlezer kent uit Achterbergs gedicht 'Ichtyologie'. De coelacanth is een vis die men in 1938 ontdekte. Tot die tijd had men aangenomen dat het dier al miljoenen jaren uitgestorven was. 

Rubens vader was gefascineerd door de coelacanth. Hij gaf alles op, zelfs zijn gezinsleven, om er een te vangen, maar het lukte hem zijn leven lang niet. Een dwaze passie, zou je kunnen zeggen, die bovendien het gezin mogelijk geschaad heeft. Ruben vraagt zich wel eens af of hij een ander mens geweest zou zijn als zijn vader normaal voor zijn gezin gezorgd had. Tegelijkertijd vindt hij het groots dat zijn vader zo veel overhad voor zijn bezetenheid. 

Ruben vertelt de geschiedenis van zijn vader aan de vrouw, waardoor zij er ook in deelt. Het is gemakkelijk om lijntjes te trekken tussen de twee geschiedenissen. De vrouw die tegen elke verwachting in opduikt en daarna weer verdwijnt, is te vergelijken met de coelacanth en Rubens speurtocht naar haar als ze niet meer komt, lijkt wel op de even vruchteloze speurtocht van zijn vader. 

Net als de coelacanth is de vrouw mysterieus. Ruben weet bijzonder weinig van haar. Hij denkt haar naam te kennen, maar het blijkt de naam te zijn van iemand die al gestorven is. 

Ook Rubens verliefdheid heeft wel iets van een coelacanth. Hij dacht dat die al jaren uitgestorven was en opeens overvalt hem dat vreemde gevoel. 

Zo zijn er heel wat verbanden te leggen. In Dooi heeft alles met alles te maken, mer op een natuurlijke, onnadrukkelijke manier. De lezer mag de verbindingen maken als hij dat wil, hij mag het ook nalaten. De schrijfster dringt het niet op en dat bevalt mij zeer. 

Uiteindelijk is het de dooi die het prille contact tussen de schaatsster en Ruben verder onmogelijk maakt. De dooi, waar Ruben eerst zo naar uitkeek, maar die hij later meer en meer ging vrezen. Hij doet nog wat naspeuringen naar zijn vlam, maar tevergeefs. 

De geschiedenis van Ruben is eenvoudig, maar zij krijgt allure door de ogenschijnlijk dwaze passie van de vader, die op de achtergrond meeklinkt. De eenvoud, de kleine gebaren waarin het verhaal zich voltrekt si ook goed tot het einde volgehouden. 

In het eerder genoemde Rico's vleugels viel het slot naar mijn smaak volstrekt uit de toon door een overdreven dramatiek. Dooi zit technisch goed in elkaar en is geschreven in een mooie, soepele stijl. Behalve dat is het ook een meeslepend boek. Ruben is met zijn onhandigheid en verwardheid zo menselijk dat iedereen zich gemakkelijk met hem kan identificeren. Daardoor ben je als lezer net zo nieuwsgierig als Ruben naar wat er verder zal gebeuren. 

Wat ruben meemaakt, is allemaal veel minder spectaculair dan wat Robinson ooit meemaakt. Maar zoals we met Robinson meeleefden, kunnen we ons ook mee laten slepen door het verhaal van Ruben. Dooi is een boek dat geen lezer koud zal laten. 



3 opmerkingen: