dinsdag 30 november 2021

Songlife (Gerrit de Jager)

Van sommige stripmakers heeft zo'n beetje iedereen wel een beeld. Bij het horen van de naam Gerrit de Jager zullen de strips Doorzon en Zusje bij menigeen meteen oppoppen. En wie even langer nadenkt, weet ook nog Roel en zijn beestenboel, Sneek en Liefde en geluk of meer nog te noemen. 

Eerder schreef ik over zijn boek Door zonder familie, een mooie mix tussen documentaire, autobiografie en strip. Met dezelfde vaardige hand getekend als altijd, wel vrij sober. Maar vooral verteld met een scherpe blik op zichzelf, waardoor het verhaal soms grappig en schrijnend tegelijk is. 

Belang van muziek

Ook Songlife heeft die documentaireachtige kant en ook dit boek is persoonlijk. De Jager heeft zich afgevraagd welke muziek op welk moment belangrijk is geweest voor hem. Soms was die muziek belangrijk omdat hij er zo van onder de indruk was, maar soms ook was die muziek er op een bepaald moment aanwezig en daardoor zijn het moment en de muziek verbonden. 

Dat herken ik wel. In het jaar dat ik zestien werd, stond 'Una paloma blanca', met dat intro waar geen eind aan lijkt te komen, hoog in de top 40. Op allerlei plekken en momenten kwam het nummer van George Baker Selection toen uit de radio. Het was bepaald niet mijn lievelingsnummer. Dat is het nog steeds niet, maar als ik het hoor, ben ik er toch vrij mild over, omdat ik dan weer even zestien ben. 

Opsomming van titels

De Jager is diep in zijn muziekverleden gedoken. Na de proloog (waarin hij uitlegt wat voor soort boek Songlife is) en de inhoudsopgave, gaan we in zes bladzijden door het leven van De Jager heen, te beginnen  met het kleine Gerritje dat nog met auto's speelt, terwijl moeder naar de radio luistert (Heartbreak hotel). De zes bladzijden zijn een opsomming van titels, met bij elk een afbeelding van de steeds wat ouder
wordende Gerrit en een verwijzing naar de bladzijden waarop de nummers voorkomen. 

Voor degenen die het vooral om de verschillende nummers en artiesten/bands te doen is, is er aan het eind van het boek ook nog een handig register, van Abba en Abbey Road tot en met Frank Zappa en Cesar Zuiderwijk.

Goed verteller

Songlife is een heerlijk boek, vooral doordat De Jager een goed verteller is. Je leest het moeiteloos, omdat het lezen lijkt op het luisteren naar iemand die tegen je praat. Het is een persoonlijk verhaal, dus niemand anders zou dit verhaal op deze manier vertellen en muziek is in het leven van veel mensen bepalend, dus elke lezer herkent dingen en leest daarnaast dingen die nieuw zijn. 

Een collega die het boek op mijn bureau zag liggen begon meteen over Emerson, Lake and Palmer (de eerste band die in het boek genoemd wordt). De Jager houdt niet zo heel erg van hun muziek, maar ik had indertijd een heel stel LP's van ELP en ik vroeg me af of die zwarte dubbel-LP nu Work of Works heette. Even nagekeken: het was Works, Volume 1, want de hoes van Volume 2 was wit. Elk van de drie leden vulde een kant van een lp en de vierde kant was voor de band als geheel. Op kant 1 van plaat 1 stond een pianoconcert van Keith Emerson. 

Kijk, dat doet Songlife nu met je: voor je het weet zit je over de nummers van de soundtrack uit je eigen leven te praten. 

Tijdbeeld

In de loop van het boek zien we welke kanten de muzieksmaak van De Jager op gaat en welke nummers op zijn pad komen. Tussendoor krijgen we ook de omstandigheden mee, en daarmee ook een beeld van de tijd: de transistorradio en het cassetterecordertje behoren bij een bepaalde periode in de vorige eeuw. 

Van tijd tot tijd is er een strip van enkele pagina ingevoegd. Vaak van onze hoofdpersoon met een van zijn kinderen. Daarin relativeert De Jager zijn eigen muzieksmaak. Wie voor hem helden zijn, zijn onbekende namen voor een volgende generatie. Hij gaat ook naar hun muziek luisteren en komt erachter dat er in elke tijd goede muziek gemaakt wordt, maar dat vooral de muziek uit je jeugd bepalend is. 

De Jager was al op jonge leeftijd aan het tekenen. Die tekeningen zijn ook opgenomen en dat is heel erg leuk. Hij gebruikte indertijd lijntjes- en ruitjespapier. Decennialang zijn ze voor ons verborgen gebleven en nu mogen we ze ineens zien. Ze zijn best goed, maar het is ook ontroerend om te zien hoe De Jager de eerste stapjes op het tekenpad zette. 

In zijn loopbaan kwam de popmuziek verschillende keren op zijn pad, bijvoorbeeld in het boek Strips in stereo. Hij stond met Jean Marc van Tol aan de wieg van dat boek met verstrippingen van Nederlandstalige nummers. De bijdrage van De Jager ('Kom van dat dak af' van Peter Koelewijn) is integraal overgenomen. Er is natuurlijk ook een passage over de hoezen van vroeger en ook over de tekeningen die De Jager maakte voor hoezen van lp's en cd's Kort krijgen we verder nog mee hoe De Jager kennismaakte met het werk van groten uit de stripgeschiedenis, zoals Franquin en Martin Lodewijk. 

Iedereen die wel eens popmuziek draait, zal genieten van Songlife. Een boek om helemaal te lezen, maar ook een boek om wat in te grasduinen. Het doorstaat verschillende manieren van lezen. Het is mooi uitgevoerd: hardcover, leeslint. Eigenlijk moet je wel muziek draaien als je het leest. Misschien dat iemand op Spotify een speellijst wil aanmaken. 


Songlife is verschenen bij Concertobooks en kost € 26,99. 

woensdag 24 november 2021

Zes podcasts over geschiedenis

Geschiedenis heeft altijd mijn belangstelling gehad. Misschien komt dat door de historische kinderboeken die ik al vroeg las. Ik vrees dat ze bij herlezing door de mand zullen vallen, maar indertijd genoot ik van boeken over verre scheepsreizen naar de oost, zoals Paddeltje en ik heb ook heel wat boeken verstouwd over wat toen nog de Tachtigjarige Oorlog heette, waarbij de goeden altijd de protestanten waren en de kwaden de Spanjaarden en eigenlijk ook alle katholieken. 

Ook las ik, waarschijnlijk net zo foute, boeken over de Boerenoorlog. De ronkende titels herinner ik me nog: De leeuw van Modderspruit, De held van Spionkop, De overwinnaar van Nooitgedacht. Maar ook De adelaar van het negende van Rosemary Sutcliff, dat misschien wel de tand des tijds heeft doorstaan.

In het vak geschiedenis heb ik geen examen gedaan, maar op veel terreinen heb ik uit liefhebberij de geschiedenis gevolgd, waarbij het altijd frustrerend is dat er zoveel moois te lezen is en zo weinig tijd om dat ook daadwerkelijk te doen. 

Op podcastgebied is er ook heel wat. In deze bijdrage ga ik alleen in op podcasts die verschillende historische onderwerpen behandelen, dus die niet alleen gaan over bijvoorbeeld het Romeinse Rijk. Dat is een beetje arbitrair, want ik noem ook een regionale en lokale podcast, maar binnen die beperking komen dan wel verschillende onderwerpen aan bod. 


Alle geschiedenis ooit

Een podcast die nog niet zo oud is, is Alle geschiedenis ooit, gemaakt door drie mensen van wie de namen mij niets zeiden: Thom Aalmoes, Arco Gnocci en Nynke de Jong. De stem van de laatste had aanvankelijk toch iets bekends, maar ik wist niet waarvan ik haar zou moeten kennen. Pas na twee afleveringen kwam ik erachter dat haar manier van praten erg lijkt op die van Brigitte Kaandorp. 

De drie zijn geen historici, maar ze hebben een warme belangstelling voor geschiedenis en dat enthousiasme straalt de podcast ook uit. Het zijn verhalenvertellers en in de podcast vertelt een van de drie zo'n verhaal, waarvoor zij of hij zich in de geschiedenis heeft verdiept, aan de andere twee. Als podcastluisteraar ben jij eigenlijk de derde in het publiek en dat werkt erg goed. 

Het zijn mooie of ontroerende of curieuze verhalen. De gebeurtenissen uit het verleden zijn vaak van dien aard, dat je zou kunnen reageren met: 'Nooit geweten!'

Meestal is er een groot verhaal en zijn er enkele kleine weetjes. Tussendoor zijn er korte afleveringen waarin er verteld wordt wat er zoveel jaar geleden in dezelfde week gebeurde. Dat is vergelijkbaar met wat bijvoorbeeld Boudewijn Steur doet op Twitter. Voor zover ik kan beoordelen, klopt gewoonlijk de informatie. Een enkele keer miste ik een voor de hand liggende verwijzing, bijvoorbeeld naar de podcast De gijzeling op de Noordzee, waar uitgebreider wordt verteld wat in Alle geschiedenis ooit een klein verhaal was. 

Aanbevolen, in ieder geval. Alle afleveringen vind je op de bekende plekken, maar ook op de site.



Vroeger

De podcast Vroeger levert elke werkdag een aflevering. Kort, meestal nog geen vijf minuten, maar dat is ook het aantrekkelijke. De podcastmakers zijn Julian de Munnik, van wie ik alleen weet dat hij saxofonist is, en ene Vingerhoed, podcastproducer en host van verschillende podcasts. Soms wordt een van de twee vervangen door iemand anders. 

Elke week wordt er een bepaald onderwerp bij de kop gepakt (Piraten, Dictators, massamoordenaars) en elke dag gaat het over een ander aspect ervan. De rolverdeling is steeds dezelfde: de onwetende laat de wetende ('meneer De Munnik') vertellen. Of het echt om onwetendheid gaat of om gespeelde, weet ik niet, maar het werkt wel. 

Omdat de podcast erg kort is, kan er op geen enkel onderwerp diep worden ingegaan, maar je krijgt wel elke week een handvol leuke weetjes. Daar zit wel eens iets bij waarvan ik me vraag of het helemaal klopt en ook de twee podcastmakers twijfelen wel eens. Gaat het nu om Philips II of Philip II? Ze komen bij de tweede mogelijkheid uit. 

Eigenlijk vind ik dat allemaal niet zo erg, omdat de podcastmakers ook niet de pretentie hebben om diep en wetenschappelijk verantwoord te graven in de geschiedenis. De toon is vrolijk en dat luistert prettig. Een podcast die leuk is voor erbij. 


OVT

De podcast OVT hoef ik eigenlijk niet te noemen, neem ik aan. Dit radioprogramma gaat al enkele decennia mee en elke week krijg je twee uur geschiedenisvaria. Vaak is er in het begin de aansluiting bij de actualiteit: hoe zat het ook alweer en hoe is het allemaal zo gekomen?

Altijd is er binnen het programma een grotere documentaire (Het spoor terug), er is een column en er zijn, naast de gewone uitzendingen, zomerseries, waarin ingegaan wordt op bijvoorbeeld belangrijke boeken of broers die samen in de geschiedenis een rol speelden. 

Binnen het format is er veel afwisseling en de presentatoren hebben altijd iets eigens dat toch het programma niet in de weg zit. Ik sla geen week over. Twee keer een uur is voor sommige luisteraars misschien wat lang, daarom is de podcast ook in fragmenten te beluisteren. De VPRO heeft daarvoor keurig de verschillende onderdelen losgesneden. Ze zijn prima onafhankelijk van elkaar te beluisteren. Kijk hier voor alle afleveringen. 




Drenthe Toen

Al eerder schreef ik over de podcast Drenthe Toen. Dat deed ik toen voornamelijk naar aanleiding van de serie over De Hilte 11. Maar in deze podcast wordt er veel meer interessants uit het verleden van Drenthe opgediept. 

Zo is er een mooie serie over Lucas Pieters Roodbaard, een tuinarchitect uit de eerste helft van de negentiende eeuw, wiens nalatenschap in beeld wordt gebracht. Eigenlijk geef ik niet zoveel om tuinen, maar ik heb hier met plezier naar geluisterd. 

Intussen zijn er vijftig afleveringen van de podcast. Je kunt de podcast volgen, maar het is ook leuk om er hier en daar een onderwerpje uit te pikken. Drenthe is vaak het vertrekpunt, maar veel van wat besproken wordt, heeft een algemenere geldigheid. Kijk ook even op de site.



Gemeentearchief Veenendaal

Ook lokale historie kan interessant zijn. Toen ik enkele afleveringen beluisterd had van de podcast van het Gemeentearchief Veenendaal, besloot ik alles maar te beluisteren. Ik moest wel even wennen aan de voorleestoon. De mevrouw die het presenteert, leest best goed, maar het is wel echt voorgelezen in plaats van verteld. 

Veenendaal heeft een interessante historie, vooral ook vanwege de industrie die er gevestigd was (sigaren, wol), de verhouding met Rhenen (dat soms ook een concurrent was) en de gebeurtenissen in bijvoorbeeld de oorlog. 



Andere Tijden

Bekend van de televisie, maar sinds een paar jaar ook als podcast: Andere Tijden. Degelijk spitwerk in de geschiedenis, op een toegankelijke manier ten gehore gebracht. Over een keur aan onderwerpen: het begin van AIDS, de Telegraafrellen, de Zangeres zonder Naam, het gedoogbeleid, Nederlanders op de Goelag. 

Hoeft verder geen reclame, hoop ik. 

Er zijn veel meer geschiedenispodcasts, maar ik heb alleen geschreven over de podcasts die ik ken. Dat zijn er weliswaar meer dan ik hier genoemd heb, maar vele gaan over een specifiek onderwerp en die bewaar ik voor een andere keer. 

maandag 22 november 2021

100% Hopla's (Judith Herzberg)





Vrolijke apotheose

Wat kan
wat kon
wat had gekund
dat hadden wij 
elkaar gegund. 

Judith Herzberg heeft weinig woorden nodig in de gedichten die ze 'hopla's' noemt. Zeven jaar geleden publiceerde ze de bundel 111 Hopla's en nu is er weer zo'n verzameling: 100% Hopla's. De regels van de hopla's zijn kort, meestal maar een paar woorden lang en het hele gedicht bestaat meestal uit een enkele strofe. Vier of vijf regels is heel gebruikelijk en tien regels is al lang.

'Vrolijke apotheose' is het slotgedicht van 100% Hopla's. Maar hoe vrolijk is deze apotheose eigenlijk? De 'wij' lees ik als een 'ik' en een 'jij', maar dat hoeft niet per se. In mijn lezing hebben de twee elkaar alles gegund, zoals vroeger bij mij thuis de nieuwjaarsvisite wel eens niet het gebruikelijke 'Gelukkig nieuwjaar' of 'Veel heil en zegen' uitsprak, maar 'Al wat wenselijk is'. We snapten wel dat ons dan alleen goede dingen gewenst werden. 

Ook in dit gedicht zullen 'wij' elkaar al het goede gegund hebben, maar is dat ook gebeurd? Misschien wel niet. We zouden het elkaar gegund hebben. We kijken terug: er staat geen 'hebben' maar 'hadden' en hoewel het ook gaat om alles wat kan en dus nog zou kunnen, vrees ik dat ondanks de goede bedoelingen, ondanks het ruimhartig gunnen, niet elke wens is uitgekomen. 

Maar toch is het een vrolijke apotheose. Misschien gaat het dan niet om wat er terechtkomt van wat je iemand wenst of wat je iemand gunt, maar is het al mooi dat je het elkaar gunt, zoals op de nieuwjaarsborrel de warme handdruk en de nieuwjaarswens laten weten: we wensen jullie het beste, of het die wens nu uitkomt of niet. 

Dit soort kleine gedichtjes heeft Judith Herzberg steeds geschreven. In al haar bundels komen ze voor. In deze verzameling zijn veel van die al bekende gedichtjes bij elkaar geharkt, maar er staan ook nieuwe in. Achterin de bundel staat een verantwoording, maar die zag ik pas achteraf, zodat ik elk gedicht met ongeveer dezelfde ogen bekeek. 

Soms lijken het maar notities of aardige observaties. Soms heeft zo'n gedichtje ineens meer lading. Maar misschien ligt dat wel aan het wel of niet met aandacht lezen. Het is niet handig om alle gedichten na elkaar te lezen. Zoals ze wit om zich heen nodig hebben op de pagina, hebben ze tijd nodig om hun werk te doen. En dan nog. 

In de la

In de la waar
hopla's lagen
lag een laagje
opgehoopt, toen 
maar Hopla la 
gedoopt. 

Heel erg geestig vind ik die Hoplala niet, maar dat kan aan mij liggen. Maar wel weer volrijm en halfrijm en metrum dat door het hele gedicht loopt. Dat is bij veel hopla's het geval. Voorlezen gaat met deze gedichten altijd goed. 

En voor wie op zijn gemak leest, is er in 100% Hopla's veel moois te vinden. Het zijn meestal geen spectaculaire observaties of verwoordingen, maar uit alles spreekt de aandacht. De aandacht waarmee geobserveerd is, de aandacht waarmee geformuleerd is. Ja, dat leverde ook een aantal gedichten op waar ik zo mee klaar was, maar dat geeft niet. Het gaat om de gedichten waarbij je oog blijft hangen. 

Geen pijn

Maar moe van het
gebogen en bewogen worden,
moe op de wijze 
van ijzer. 
Als je ijzer heel vaak buigt, lijkt het zacht te worden en daarna breekt het. Ook al is het ijzer. Zo kun je je dus voelen: op weg naar het breken. 

Of deze:
De kat

De kat heeft maar één leven
en is voorlopig nader dan
de wanhoop met zijn negen. 
Van katten wordt gezegd dat ze negen levens hebben, maar deze heeft er aan eentje genoeg. Nee, dan de wanhoop! Die komt telkens terug. Maar nu juist niet, want nu is de kat meer dichtbij dan de wanhoop. 

De gedichtjes zijn kort en de wereld die ze beschreven is soms ook maar klein. Dat geeft ze iets intiems: je kunt als lezer dichtbij komen. En de gedichten zijn gemoedelijk: nooit spreken ze op scherpe toon, nooit zijn ze agressief. Er is een zekere bezonkenheid. 

Ik was een beetje uit de poëzie. Er liggen nog bundels genoeg, maar het kwam er niet van, buiten het beroepsmatige om. Maar toen was er 100% Hopla's en die heb ik toch weer met plezier gelezen. Gedichten lezen - dat moet ik maar eens meer gaan doen.  

Judith Herzberg, 100% Hopla's. Uitg. De Harmonie, Amsterdam 2021; €17,50. 120 blz. gebonden. 

donderdag 18 november 2021

Moordenaar op maat, deel 3 en 4 (Lupano / Corboz)


In mei schreef ik over deel 1 en 2 van de strip in vier delen Moordenaar op maat. Intussen zijn deel 3 en 4 uit. Centrale figuur is Viktor, die van een straatjongen in een andere stand terechtgekomen is, als gevolg van een plannetje van twee jongeren met veel geld: Alec en Klement. In deel 2 heeft Viktor zijn lot in eigen hand genomen, wat ellende in zijn omgeving heeft veroorzaakt, maar voorlopig redt hij wel zichzelf. Het is 1900 en het is een roerige tijd. 

Wereldtentoonstelling

In deel 3 en 4 verplaatst het verhaal zich van Wenen naar Parijs, waar de Wereldtentoonstelling gehouden wordt. Dat moet indertijd een geweldige happening geweest zijn. De tentoonstelling was er van april tot november en in die tijd waren ook nog de Olympische zomerspelen in Parijs, waar voor het eerst vrouwen aan deelnamen. In totaal kwamen vijftig miljoen mensen naar Parijs om al het moois te bekijken. 

Veel nieuwe technologie was er te bewonderen: Diesel demonstreerde de eerste dieselmotor, de eerste metro reed er en er was een straat van de toekomst, een elektrisch rolpad van meer dan drie kilometer. Ook Viktor is in Parijs. Hij is daarheen gegaan met Klement, die in een rolstoel is beland. Maar anarchisten hebben de tentoonstelling ook op het oog en plannen een aanslag. Zal een bloedbad te voorkomen zijn?

De personages uit de eerste twee delen keren terug in deel drie en vier en elk heeft zijn eigen plannen. De een droomt van een leven in Amerika, de ander wil de maatschappij omverwerpen en er is natuurlijk ook liefde in het spel. 

Als in naturalistische romans

Net als in deel 1 en 2 spelen de standsverschillen een rol. Zoals mijn vader wel eens zei: 'Heb je geld, dan doe je wonderen. Heb je 't niet, dan is het donderen.' Maar eigenlijk heeft elke stand zijn eigen problemen. Op de cover van deel 3, Schuldige verlokkingen, zien we Lena, een jonge vrouw uit de hogere stand, aan de rand van het water. Zij zal een poging tot zelfmoord doen.

Lena is een personage dat erg doet denken aan naturalistische romans uit die tijd, zoals Van de koele meren des doods en Eline Vere. Ook in deze twee delen is de tijdgeest weer goed gevangen: de sfeer van het begin van de twintigste eeuw komt je tegemoet tijdens het lezen. 


In deel 4, Gruwelijke geliefden, volgt de ontknoping, met de uiteindelijke confrontatie tussen Viktor en Alec. Je zou kunnen zeggen dat Alec alles in gang heeft gezet en dat Viktor alles te danken of te wijten heeft aan Alec. Viktor ziet het kwaadaardige, het duistere van Alec en dat wil hij hem zeker betaald zetten. 

Afgerond

De plot zit goed in elkaar en alle lijntjes worden netjes afgehecht. Aan het eind van deel 4 heb je het idee dat alles ook echt afgerond is. Misschien is me dat allemaal net iets te netjes, komen te veel dingen op hun pootjes terecht. Dan sluipt er iets zoets in het verhaal, wat het in al die delen niet heeft gehad. Van mij had het toch nog iets meer mogen knarsen, vooral ook omdat Wilfrid Lupano steeds oog heeft gehad voor de rafelranden. 

De tekeningen blijven goed, maar het lijkt wel of er in deel 4 enige haast in geslopen is. Op sommige pagina's heeft Yannick Corboz de decors wat eenvoudiger gehouden en zijn er minder detailleringen in de tekeningen aangebracht. Misschien zit daar een bedoeling achter, maar ik heb de indruk dat er op die pagina's minder te zien is, er minder uitgepakt is, er minder blijk is van aandachtig tekenwerk. 

Moordenaar op maat is een interessante serie, omdat die een blik geeft in een andere tijd, op een manier die me historisch juist lijkt. De personages in het verhaal zijn boeiend, het verteltempo is hoog genoeg en het gegeven is niet alledaags. De vier delen heb ik met plezier gelezen. 

Serie: Moordenaar op maat
Deel 3: Schuldige verlokkingen
Deel 4: Gruwelijke geliefden
Scenario: Wilfrid Lupano
Tekeningen: Yannick Corboz
Inkleuring: Catherine Moreau / Yannick Corboz
Uitgever: Silvester Strips
's-Hertogenbosch 2021, 56 blz. per album; €8,95

Op een feest van Klement (deel 3)

uit deel 4

dinsdag 16 november 2021

Wynona. Als de beer ontwaakt (Hans van Oudenaarden)


Het begin van het eerste deel van de strip Wynona, Als de beer ontwaakt, verplaatst ons naar een stad in Amerika. Het is nacht en het is geen al te beste wijk: de muren zijn beklad met leuzen en ratten lopen over de straat. Een man zoekt struikelend zijn weg en staat ineens oog in oog met een beer. Dan herneemt de man, die ook de verteller is, zich: 'Maar nu sla ik een paar dingen over. Het is een goed verhaal. Laat ik het goed vertellen...' Dan volgt de voorgeschiedenis.

De man blijkt Dan Favreau te zijn. Hij zit in een kantoor, waar hij altijd de drankfles bij de hand heeft. Dat doet denken aan de setting van de Netflixserie Jessica Jones. De man blijkt advocaat te zijn. Zijn hulp wordt ingeroepen door een jonge vrouw, Wynona Whitehorse. Haar vriend Tobarth Reeves zal waarschijnlijk over twee dagen ter dood veroordeeld worden. Zijn advocaat heeft zich de week ervoor zomaar teruggetrokken en Reeves heeft een nieuwe raadsman nodig. 

Dan Favreau kent Tobarth Reeves en ze lijken ook nog als twee druppels water op elkaar. De stripmaker, Hans van Oudenaarden, heeft blijkbaar iets met dubbelgangers, want in zijn stripreeks Rhonda speelt dat ook een rol. Wynona is overigens zangeres. Net als Rhonda leeft ze in de showwereld. Verder kan Dan zich, door zijn drankgebruik niet altijd goed herinneren wat er nu gebeurd is. Ook geheugenverlies komt voor in Rhonda, al zijn de omstandigheden daar anders. 

De flaptekst verraadt Tobarth Reeves door Dan als zijn grootste vijand wordt beschouwd, maar dat is in de strip nog niet meteen duidelijk. Wel dat ze een verleden hebben. 

Vragen

Na een bladzijde of acht zit je als lezer al met heel wat vragen: je wilt weten hoe dat verleden van de twee mannen geweest is. Ze gingen als broers met elkaar om en hoe zijn ze dan elkaars vijand geworden? Waarom wacht Reeves een veroordeling waarbij waarschijnlijk de doodstraf wordt uitgesproken? En wat doet die beer in het verhaal?



Vragen zijn altijd goed om een verhaal op gang te helpen en Als de beer ontwaakt krijgt dan ook meteen veel vaart. Al gauw blijkt dat het zich afspeelt in een mogelijk nabije toekomst: de coronacrisis is achter de rug en er is een digicalyps geweest, waardoor computers en smartphones onbruikbaar zijn geworden. Dat heeft natuurlijk tot onrust en angst geleid. Iedereen blijkt bang te zijn voor Tobarth Reeves. Dan is er ook nog een groep native Americans die rebelleren en het continent willen terugveroveren. Ze rijden rond op motoren en worden geleid door een andere jonge vrouw, Tani Becenti. Zij blijkt het zusje van Wynona.

Complex

Eigenlijk wordt in dit eerste deel de toestand steeds gecompliceerder. De vragen vermenigvuldigen zich, vooral ook als de beer in Dan ontwaakt. Vindt er echt een transformatie plaats? Is het de drank die hem parten speelt? Hij realiseert zich niet altijd wat er met hem gebeurt. 

De verhaallijn blijft redelijk helder, zodat je als lezer aangehaakt blijft, maar aan het eind van het deel zijn er vooral onbeantwoorde vragen. Dit eerste album is interessant, het leest lekker weg en het is goed getekend, maar het is echt wel een eerste deel van een reeks, dat niet helemaal op zichzelf staat. Een opmaat naar alles wat nog gebeuren moet. Aan de ene kant geeft dat een onbevredigd gevoel, aan de andere kant verheug je je op de volgende delen, waarin nog veel te gebeuren staat. 

Soepele tekenstijl

Er is veel actie in dit album en daarbij past de soepele tekenstijl van Hans van Oudenaarden uitstekend. Personen hebben altijd een natuurlijke houding, de gezichtsuitdrukkingen zijn sprekend zonder overdreven te zijn en altijd is er dynamiek. 

De inkleuring is aangepast aan de sfeer. Veel grijsblauwe nachtscènes, ook passend bij de duistere kant van het verhaal; in de club waar Wynona zingt, overheersen de rode kleuren; er er zijn ook passages waarin juist meer geel wordt gebruikt: opkomende zon, het jasje van Wynona, de kleur van de weg. 

Wynona en Dan rijden in een oude auto. Dat brengt de sfeer van Amerikaanse films in de strip. Hoewel het verhaal zich dus een beetje in de toekomst afspeelt, ruikt het ook naar het verleden, waardoor er een soort tijdloosheid ontstaat, of een tijd die niet ingebed hoeft te zijn in de werkelijke tijd maar op zichzelf staat. 

Personages

De personages zijn interessant, vooral de hoofdpersoon Dan Favreau, die uit zijn lethargie gehaald wordt, als een beer uit zijn winterslaap. Tot nu toe heeft hij alleen aan zichzelf gedacht en misschien doet hij dat nog wel: een paar dagen in actie komen, je inzetten voor een waarschijnlijk verloren zaak, geld incasseren en weer wegwezen. Maar iets in hem maakt dat hij ook betrokken is en dat hij niet kan terugvallen op zijn oude routines. Hij herkent zichzelf niet en weet niet wat er allemaal in hem leeft. 

Met Dan Favreau willen we wel verder, evenals met Wynona, die een mooi tegenwicht vormt. De glans van de jeugd, tegenover de uitgedoofdheid van Dan. Mogelijk komt Dan mede in actie doordat hij nog wat uit het verleden recht te zetten heeft. 

Er is veel om over te speculeren, maar hoe het allemaal in elkaar zit, weten we pas bij het volgende deel, dat hopelijk niet al te lang op zich laat wachten. 

Reeks: Wynona
Deel 1: Als de beer ontwaakt
Tekst en tekeningen: Hans van Oudenaarden
Uitgeverij: L
Oosterhout 2021, 48 blz. € 9,95 softcover 
ook beschikbaar als hardcover (€ 19,95) en als luxe uitgave (€ 49,95, 64 blz.)

vrijdag 12 november 2021

Schrijven over podcasts



Er is een tijd geweest dat ik nagenoeg elke week over podcasts schreef. Toen ik over meer dan honderd podcasts iets gezegd had, zette ik ze allemaal op een rijtje. Intussen zullen het meer dan tweehonderd podcasts zijn. 

Maar er kwam de klad in. Op 12 mei van dit jaar schreef ik voor het laatst over drie podcasts: De Nieuwe Contrabas podcast, Links Richten en Scheppingsdrift. Je vindt het stukje hier. Twee van die drie podcasts volg ik nog steeds overigens. 

Het zal de examendrukte wel geweest zijn, die me weghield van het toetsenbord. Tenminste wat betreft de podcasts. Intussen ben ik wel blijven luisteren op een manier die sommigen manisch noemen, maar ik zou liever zeggen dat ik graag wat leer. 

Op 22 juli schreef ik onder het kopje 'Podcastpauze' dat het er niet van kwam. Ik noemde podcasts waar ik toen naar luisterde (maar niet over schreef). Sommige daarvan staan me nog levendig bij.

Intussen is het van schrijven over podcasts nog steeds niet gekomen en hoe langer het duurt, hoe lastiger het wordt, ook omdat ik niet meteen weet of ik wel of niet over een bepaalde podcast heb geschreven. Dat moet ik dus opzoeken. En sommige podcasts vond ik heel mooi, maar als het al weken of zelfs maanden geleden is dat je de laatste aflevering ervan beluisterde, wordt schrijven erover lastig. 

Daarom ga ik het anders doen. De discipline van wekelijks over drie podcasts schrijven kan ik wellicht niet opbrengen, maar ik wil wel geregeld podcasts noemen. Dat zal een beetje uit de losse pols zijn en soms met een slagje om de arm als het lang geleden is dat ik naar de podcast luisterde. 

Ik ga proberen om steeds een paar podcasts te noemen die qua onderwerp iets met elkaar te maken hebben: muziek, literatuur, geschiedenis, verhalende podcasts, misdaad, cabaret/comedy, wetenschap. Bijvoorbeeld. Daarbij kunnen ook podcasts zijn waarover ik al eerder schreef. Sommige podcasts ben ik blijven volgen en in de loop van de tijd heb ik soms een ander oordeel gekregen.

De komende tijd ga ik lijstjes en groepjes maken en daarna laat ik weer van me horen. Vooruit, alvast een tip: Sisyphus, over bergbeklimmers. Daar had ik niet op voorhand affiniteit mee, maar ik heb zeer geboeid geluisterd. 


Wat betreft de foto: die heeft niets met podcasts te maken, want ik lees een boek van Oek de Jong. Maar het is de enige foto die ik heb van mezelf met een koptelefoon op. Geloof ik. Hij is van september 1985.



donderdag 11 november 2021

Alack Sinner 2: Dark City Blues (Muñoz / Sampayo)



Twee jaar geleden maakte ik kennis met de strips over Alack Sinner, toen bij uitgeverij Sherpa het eerste deel uitkwam van de integrale heruitgave. Ik was meteen onder de indruk. 

De strip is heftig, hard, maar niet sensationeel. Sinner is ex-politieman en is nu privé-detective, al treedt hij ook als taxichauffeur op. Hij raakt, soms ongezocht, verzeild in situaties van anderen, als een toevallige aanwezige. Nooit zal hij zich druk maken, nooit wordt hij emotioneel. Met een zekere gelatenheid aanvaardt hij wat op zijn pad komt en probeert daar het beste van te maken. Wat er ook gebeurt, hij zal zich er niet over verbazen. 

De wereld is meedogenloos en vermorzelt mensen. Er is geweld, misdaad. Dark City Blues heet dit deel en er is inderdaad veel duisternis in de stad. De blues staat niet alleen voor het gevoel dat de verhalen oproepen of het gevoel dat personages hebben, maar verwijst ook wel naar het verteltempo, dat bijna nergens versnelt. 

De stad

Het decor is de stad en soms lijkt de stad bijna een personage met een eigen karakter. Sinner zegt daarover:

Hoe gewelddadiger de stad wordt, hoe meer ik van haar houd. Het is een tegenstrijdig gevoel, dat me in staat stelt er te wonen, de codes te kennen en geen andere antwoorden te verwachten dan ze me kan geven. 

Tragicomics

Alack Sinner is gemaakt door de Argentijnen José Muñoz en Carlos Sampayo. Het soort strips dat ze maken, noemt Muñoz in het dossier achter in dit deel tragicomics. Dat is een mooie, goed getroffen term.  Er zit altijd tragiek in de verhalen en die tragiek wordt altijd gehecht aan de personages. 

Een heel sterke plot hebben de meeste verhalen niet, maar dat maakt ze juist levensechter. Ook het leven gaat maar door, zonder plots tussendoor. Je hebt dan ook het idee dat je een uitsnede uit een leven leest in plaats van een verhaal. Wellicht dat mede daardoor de verhalen indruk maken. 

Sinner zien we vooral van buitenaf. We zien hoe hij zich gedraagt. Daarnaast lees je ook wel wat van zijn gedachten, maar van zijn emoties kom je weinig te weten. Soms zegt hij ook letterlijk dat hij niets voelt. Maar het komt ook voor dat hij de slaap niet kan vatten. De vrouw Enfer (ze zegt zelf dat dat Frans is voor 'hel') kan hem wel naderen en soms zoekt Sinner haar op op een moment waarvan je denkt dat hij het dan ook nodig heeft. Later komen we toch iets meer over zijn persoonlijke leven te weten. Dat laat ik hier rusten, omdat daar toch een soort van plot in zit. 

Tekenstijl

De tekenstijl van Muñoz past heel goed bij de verhalen: zwart-wit, dus zonder kleur. Kleur zou in dit geval opsmuk zijn geweest en dat past niet bij Sinner. Er is een scherp contrast tussen het zwart en het wit, doordat er geen grijstinten gebruikt worden en (op de meeste pagina's) ook geen arceringen. Ook de contrasten sluiten goed aan bij de inhoud van de verhalen. 

Een woord als 'mooi' past niet bij de tekeningen. De koppen van de personages zijn vaak grotesk, uit vorm. Muñoz zoekt niet naar het mooie, maar naar het karakteristieke. Je hebt de indruk dat de tekeningen realistisch zijn, maar eigenlijk zijn ze dat niet, door de vervormingen die steeds weer gebruikt wordt. Blijkbaar is het realisme in de verhaallijn zo sterk, dat we ook de tekeningen als realistisch ervaren: er worden werkelijke mensen getekend, met een gecompliceerd karakter. 

Een deel van de verhalen over Alack Sinner zijn al eerder verschenen bij uitgeverij Sherpa, in de albums Dark City (1997) en Sherpa Select (1999). Het verhaal 'Ontmoetingen' (bijna honderd pagina's lang) konden we niet eerder lezen. 

Weinig toegankelijk persoon

Sinner is weinig toegankelijk voor andere mensen. Dat lijkt onderkoeldheid, maar volgens Enfer is hij triest. Aan het eind van 'Dark City' staat Sinner alleen op de nachtelijke straat. 'Ik ben... zo triest...' denkt hij, maar het is niet duidelijk of hij alleen maar terugdenkt aan wat Enfer zegt of dat hij dat ook bevestigt. Mogelijk is Sinner trouwens ook ontoegankelijk voor zichzelf en zou zijn gedachte ook als een vorm van verwondering gelezen kunnen worden, een blik op zichzelf die hij nog niet eerder had. 

Hoe heftig de wereld om hem heen ook is, voor Sinner lijkt het gewoon en lijkt de ene dag op de andere. Aan het eind van een verhaal vat hij de dag als volgt samen:

Zo eindigde een dag die ik doorbracht met herinneringen van de belangrijkste belevenissen uit mijn leven. Weer een dag vol geluk een eenzaamheid. Ik had me bedronken, ik had iemand ontmoet, een paar visjes vermoord, een goeie douche genomen. Wat kun je nog meer verlangen van het leven? Soms vraag ik me dat af. 

Serie: Alack Sinner
Titel: Dark City Blues
Tekeningen: José Muñoz
Tekst: Carlos Sampayo
Uitgever: Sherpa
Haarlem 2021, 200 blz. €29,95; hardcover

woensdag 10 november 2021

Onpersoonlijke herinneringen (Frans Coenen)


Het is niet te doen: moderne literatuur lezen en dan ook genoeg aandacht geven aan de oudere. Gelukkig was ik, toen ik dertig of veertig jaar jonger was, erg wild in mijn keuzes en las ik alles wat ik te pakken kon krijgen. Niet alleen de oude Russen, maar ook Justus van Maurik, J.J. Cremer, J.J.L ten Kate, Arnold Clerx, Jo Boer, Virgil Gheorghiu, Arnold Aletrino en meer auteurs die nu wat minder gangbaar zijn. 

In mijn boekenkast staat verder nog ongelezen werk van Jan ten Brink, Madelon Székely-Lulofs, Ignatia Lubeley, Arend Fokke Simonsz, Jonathan. Ik wil best, maar het komt er niet altijd van. Zeker omdat er ook steeds nieuwe boeken verschijnen. 

Soms pak ik toch ineens een wat ouder boek. Deze keer is dat Onpersoonlijke herinneringen (1936) van Frans Coenen. Van hem las ik het mistroostige Zondagsrust (1902), toen het uitkwam als Salamander, begin jaren tachtig. Een gezin dat aan de drank is en een dochtertje dat op pad wordt gestuurd om nieuwe drank te halen - dat is wat ik me ervan herinner. 

De titel Verveling (1892), ook van Coenen, klinkt ook bekend, maar ik weet niet zeker of ik het gelezen heb. Bleeke levens (1899) heb ik in huis, ongelezen. 

Laatste werk

Onpersoonlijke herinneringen is het laatste wat Frans Coenen (1866 - 1936) publiceerde. Het verscheen in afleveringen in het tijdschrift Groot-Nederland. De boekuitgave heeft hij net niet meer meegemaakt. In de decennia daarvoor had Coenen voornamelijk over literatuur geschreven. Vaak wordt 1905 genoemd als het jaar waarin hij voor het laatst fictie schreef: Burgermenschen. In 1908 verscheen nog Schetsen, wat wel een verhalenbundel zal zijn. Daarna verschenen er boeken over Dickens en over de beweging van Tachtig. 

En dan is er ineens Onpersoonlijke herinneringen. Het boek is verdeeld in twee delen: 'Het huis' en 'De bewoners'. Het huis is een herenhuis aan de Herengracht in Amsterdam. Dat huis kende Coenen goed. In 1895 werd hij aangesteld als conservator van het museum Willet-Holthuysen, dat dan zojuist gesticht is. Het huis en de inboedel werden nagelaten aan de stad Amsterdam door de laatste bewoonster (mevrouw Willet-Holthuysen). Het huis is het museum. Het zal veertig jaar duren voordat Coenen gaat schrijven over het huis en de bewoners, waarbij hij de namen van de personen zal veranderen. 

Stijl

Aan het begin moest ik er even in komen. Coenen beschrijft hoe hij het huis betreedt, waarin de huisdieren (honden en katten) nog te ruiken zijn en hoe hij kennismaakt met Bekker, een van de executeurs testamentair. Het was even wennen aan de stijl van Coenen. Over het algemeen maakt hij trouwens niet overdreven lange zinnen, maar ze vergen wel enige concentratie. Een stukje uit de beschrijving van de 'rechter achterkamer':

Zelfs de rommel van  schrijfgerei, losse papieren en boeken op tafel had hier de sfeer van peinzende rust niet kunnen verjagen, die adem van langgeleden bewoning over het donkergroen tafelkleed en de stemmige Louis XVI-stoelen, die als in afwachting langs de wand gerijd stonden. Twee hoge bruin-mahonie-boekenkasten toonden met open deuren hun omgevallen rijen boeken. Er was ook een chaise-longue en het versleten vloerkleed kleurde bleekrood en groen. Hier had de Heer-des-Huizes gewoond, die ruim zeven jaar geleden gestorven was. Op deze divan had hem menig bezoeker liggende gevonden, in het namiddaguur, met moeite de roes van de laatste nacht te boven komende, bleek en zwak en met een oneindige afkeer van het leven. 

Aan het eind van het fragment heeft Coenen me wel te pakken: die man die zo'n afkeer van het leven heeft en die behoorlijk veel drinkt, zoals al gauw blijkt:

Hij had zich in de toenemende afstomping van geest en gevoel, thans vrijwel in de toestand geschikt, die inhield, dat hij niet meer leven kon zonder de jeneverkraf onder het bereik van zijn hand.

Hij dronk overigens minder dan hij zelf in de gaten had. 's Nachts vulde men de fles heimelijk bij met water. 

Bij het hoofdstuk over de bewoners gaan we terug in de tijd. De laatste bewoonster is dan nog de dochter des huizes, Louise, die vaak samen met haar ouders op reis is. Vader, de heer Diefenbach, houdt een reisdagboek bij, dat onpersoonlijk is: hij beschrijft wat er bezocht is, hoe het weer was, waar ze verblijven. Slechts een enkele keer is er iets van emotie merkbaar: hij dankt God dat de gevaarlijke overtocht met het veer gelukt is of zegt dat het klokgelui hem hindert. Vaak gaat hij wandelen met Louise. 

Niet geheel een meisje

Louise is wel een beetje een probleem. Ze is nog niet aan de man en dat heeft ermee te maken dat ze afwijkt van de andere vrouwen:

Op de een of andere tijd, op de een of andere wijze moet zij tot bewustzijn gekomen zijn, dat zij niet was als gewone meisjes, en vrouwen, een vreemde afwijking in de natuur, in elk geval niet gans een vrouw. En deze ontdekking moet afschuwelijk geweest zijn. Een monsterlijk gebrek, een wanschapenheid, aan geen sterveling ooit te bekennen, maar zo bitter onrechtvaardig, stootte haar uit de gemeenschap der gewone mensen, waar het leven zijn natuurlijk, eenvoudig beloop had en alle dingen hun bestemde tijd. 

Verderop wordt nog eens gezegd dat zij 'niet geheel een meisje' is en dat ze een 'sterke haargroei langs de kin en op de bovenlip' heeft en er wordt gerept van haar 'tweeslachtige verschijning'. Om haar vrouwelijke kant te benadrukken draagt ze een diep decolleté. Haar geloof verliest ze: ze weigert te geloven aan een god die dit noodlot voor haar bereid heeft. 

Abraham Le Roy jr.

Dan komt Abraham Le Roy jr. op haar pad. Hij verzamelt kunst, schildert zelf ook en ziet 'zijn eigen niet al te groot geërfd vermogen' duidelijk verminderen. Louise is bemiddeld, maar ze is wel zo slim om op huwelijkse voorwaarden te trouwen. Als Le Roy geld nodig heeft, moet hij het wel aan haar vragen. 

Le Roy is geen sterke figuur. Zijn drankzucht is al genoemd. Coenen schrijft: 'dat deze zoon de tekenen van geslachtsverzwakking vertoonde, schijnt wel zeker.' Als uitleg geeft hij dat Le Royt niets redelijks gestudeerd heeft en geen vak heeft geleerd. Ze trouwen in 1861. De bruidegom is dan 36 jaar oud, de bruid 37. Het is geen gelukkig huwelijk, maar ze zijn min of meer tot elkaar veroordeeld. 

Soms gedogen ze elkaar, soms botst het:

Weldra waren er niet veel dagen, waarop zij niet twistten, zij zich terugtrekkend in een hatelijke hooghartigheid, hij, larmoyant en insinuant in slappe platte venijnigheid. 

Ziekte

Uiteindelijk wordt Le Roy ziek, zijn lever natuurlijk, en hij krijgt ook nog een longontsteking. Aan de ene kant kan Louise hem niet verdragen, aan de andere kant zit zij toch geregeld aan zijn ziekbed. Het zal zijn sterfbed worden.

Later wordt ook Louise ziek: ze ontdekt een knobbeltje aan de onderkant van haar borst. Dat zal haar fataal worden. 

De beschrijving van de laatste tijd van Le Roy en Louise is vrij sober en toch aangrijpend. Coenen stelt ons de ellende zonder de minste terughoudendheid voor en als beiden overleden zijn, blijf je nog zitten met de gedachten aan deze twee trieste levens, waarin het geluk maar weinig te vinden was. 

Een akelig, maar knap geschreven boek

De kwaliteit van Onpersoonlijke herinneringen wordt meteen opgemerkt. Menno ter Braak, criticus bij Het Vaderland wijdt maar een enkel zinnetje aan de eerste tijdschriftpublicatie, maar zegt er wel bij dat het gerekend mag worden tot zijn beste werk. 

Zo wordt er over het algemeen gereageerd op de bijdragen in het tijdschrift en later op de boekpublicatie. In april 1936 viert Coenen zijn zeventigste verjaardag en in juni overlijdt hij. Even later komt het boek uit. Aan het eind van het jaar wordt er in De Tijd (31 december 1936) teruggeblikt op de literaire productie van het afgelopen jaar. Ook daarbij wordt Onpersoonlijke herinneringen genoemd: 'Een akelig, maar knap geschreven boek.'

Voor mij was het een aangename hernieuwde kennismaking met het werk van Frans Coenen. Ik las de heruitgave uit 1983, als Amstelpaperback. In die uitgave is de spelling aangepast: Amsterdamsche, zoodra, gansch, fudementele werd veranderd in Amsterdamse, zodra, gans, fundamentele (alle op de eerste pagina). Het zijn kleinigheden. Ze vergemakkelijken waarschijnlijk het lezen iets en doen niets af aan het oorspronkelijke werk. 

Het is een tijdje geleden dat ik boeken uit de jaren dertig gelezen heb. Coenen was toen een oudere man en wellicht was zijn stijl wat ouderwets, vergeleken bij bijvoorbeeld Bordewijk. Hier heeft het nog wel een tikje van het impressionisme, maar over het algemeen leest het goed door. 

Taboe?

Ik vroeg me af in hoeverre Coenen een taboe-onderwerp bij de kop had. Louise presenteert zich als vrouw, maar weet dat zij biologisch 'niet geheel een meisje' is. Er zullen weinig vrouwen geweest zijn die in die positie waren en, net als Louise, zullen ze daar niet over gesproken hebben. 

In de kranten van 1936 heb ik een beetje gegrasduind, maar ik ben niet systematisch op zoek geweest naar alle reacties op het boek. Nergens las ik verbazing over het onderwerp en geschokt leek men zeker niet. 

Zou het boek tegenwoordig verschijnen, dan zouden we willen dat Louise zichzelf had kunnen zijn. Maar wat dat dan is, is minder duidelijk. Louise ziet zichzelf als een getekende en lijkt vooral een vrouw te willen zijn. Zo wil zij zich presenteren, maar ze begrijpt dat mensen zien dat zij 'niet was als gewone meisjes'. 

Nergens bij horen

Eigenlijk kan ze niet ergens bij horen, ze kan zich niet identificeren met een groep. Ze trouwt, maar ze hoort eigenlijk ook niet bij haar man. Dan is er het huispersoneel nog, maar dat is uit hoofde van de functie al op afstand. Uiteindelijk blijven er alleen de huisdieren over. 

Louise moet een eenzame vrouw geweest zijn en Coenen weet haar zo te beschrijven dat ze ons raakt. De sfeer in het boek doet me denken aan die in naturalistische romans: de mens heeft uiteindelijk geen invloed op zijn lot, hij moet het trieste leven leiden dat voor hem bestemd is. 

De romans van andere naturalisten, Couperus, Emants, Aletrino, Buysse -al heeft die ook ander werk geschreven - , P.A. Daum, heb ik over het algemeen met plezier gelezen. Van Van Deyssel heb ik Een liefde nooit gelezen, maar Blank en geel vond ik heerlijk. Na De Adriaantjes was ik echter wel even genezen. Van Israël Querido staat er een boek in mijn kast en van Arij Prins heb ik nooit wat gelezen. Ik heb nog wel wat te gaan. 

Coenen is een auteur die ik misschien wat meer moet gaan lezen. Niet om er vrolijk van te worden, maar wel om onder de indruk te raken van de uitzichtloosheid die hij weet te tekenen. Na het lezen van zo'n boek, valt je eigen leven weer mee. 

maandag 8 november 2021

De kleuren van de brand (Christian De Metter / Pierre Lemaître)


Bij strips is er altijd een verhouding tussen tekst en tekeningen en het is lastig om aan te geven hoe die verhouding moet zijn. Er zijn uitstekende strips zonder tekst (bijvoorbeeld Boerke en Game over) maar als tiener kocht ik de albums van Olivier Blunder, mede vanwege de grappige, lange teksten en Dick Matena oogstte lof met zijn verstripping van literatuur, waarbij hij de integrale tekst van romans overnam. Daar was overigens ook wel kritiek op. 

Als een strip heel veel tekst nodig heeft om een situatie uit te leggen, vind ik dat niet zo prettig. Het zou mooi zijn als niet alleen de tekst, maar ook de tekeningen een groot deel van het vertellen op zich nemen. Ik lees de strips van Franka graag, maar door de ingewikkelde situaties waarin zij terechtkomt, moet er soms veel uitgelegd worden. Dat is noodzakelijk, maar ik vind dat toch een zwak punt van het verhaal. 

Veel tekst

De kleuren van de brand, een graphic novel van Christian De Metter, heeft ook veel woorden nodig om de lezer wegwijs te maken in het verhaal. Misschien had dat beknopter gekund. Moet de lezer alle informatie al op de eerste pagina krijgen? Dat kan wellicht ook gedoseerd worden. Maar ook verderop neemt De Metter soms zijn toevlucht tot grote tekstblokken. Op andere bladzijden blijkt hij het weer prima af te kunnen zonder tekst. 

Aan de basis van deze beeldroman ligt een roman Pierre Lemaître. De Metter nam al eerder een boek van Lemaître als uitgangspunt: Tot ziens hierboven. Tijdens het lezen had ik niet in de gaten dat De kleuren van de brand een vervolg is. De boeken kunnen dan ook los van elkaar gelezen worden. 

Overeenkomsten

Als je weet, dat de twee boeken op elkaar volgen, ga je wat langere lijnen zijn en er zijn ook wel beeldverwijzingen. Al in het begin van De kleuren van de brand springt een jongetje uit het raam, met het doel om zelfmoord te plegen. Dat beeld lijkt op de covertekening van Tot ziens hierboven

In Tot ziens hierboven was een van de bepalende factoren dat de hoofdpersoon ooit door zijn vader was betrapt toen hij met een man het bed deelde. In dit tweede boek speelt op de achtergrond seksueel misbruik mee. Het zijn twee volstrekt verschillende zaken natuurlijk, maar ze hebben wel beiden te maken met seks en geheimhouding.

In beide graphic novels speelt zwendel en oplichting een rol. Op de eerste pagina van De kleuren van de brand leren we Madeleine kennen. Ze is de weduwe van Édouard (uit Tot ziens hierboven) en ze moet haar vader begraven. Het betekent ook dat ze zijn zaken moet overnemen en meteen liggen er mensen op de loer die daar beter van willen worden. 

Madeleine wordt ook daadwerkelijk opgelicht, maar ze laat het er niet bij zitten. Ze neemt wraak op iedereen die haar dwarsgezeten heeft. Daarbij kent ze geen scrupules. Ze is niet terughoudend in haar wraak, al maakt ze eigenlijk nooit haar eigen handen vuil. Ze arrangeert, ze intrigeert, ze zorgt voor de opzetjes en daarna klapt de val toe. 

Rijke decors

Net als het vorige boek heb ik De kleuren van de brand met plezier gelezen. De Metter weet de sfeer van de periode na de Eerste Wereldoorlog goed op te roepen. De decors zijn rijk en divers, zowel de straatbeelden, met de mooie gevels en de auto's van toen, als de interieurs: de lambrizeringen, de schilderijen aan de muur, de behangmotieven - alles is met veel aandacht getekend. Dat geldt ook voor de kleding van de peronages. 

Je bent als lezer dan ook ogenblikkelijk terug in de tijd, ook door het sfeervolle kleurgebruik.  De beheerste manier van vertellen wordt ook ondersteund door het kleurgebruik, waarin de kleuren gedempt lijken en soms is de kleur bijna weg uit de tekeningen. Dan valt bijvoorbeeld een rood kruis op een ambulance extra op. 

Je krijgt het idee dat mensen toen terughoudender omgingen met elkaar en dat er meer gedacht wordt dan men zegt. Uiterlijk is er beheersing, maar daaronder woelt het donker. Het mensbeeld is, net als in Tot ziens hierboven vrij somber: veel mensen zijn uit op hun eigen gewin of hun eigen pleziertjes, ook als dat ten koste gaat van anderen. 

Uiteindelijk loopt het met die mensen niet goed af, wat prettig is voor het rechtvaardigheidsgevoel van de lezer, maar we weten ook dat in de werkelijkheid het kwaad niet altijd bestraft wordt. 

Madeleine hoort nieuws over haar zoon. Sober kleurgebruik

Oog voor details: lambrizering, schilderij, behangmotief, dessin van de jurk

Titel: De kleuren van de brand
Tekeningen Christian De Metter
naar een roman van Pierre Lemaître
Uitgever: Scratch
z.pl. 2021, 176 blz. € 29,95 (hardcover)

donderdag 4 november 2021

Merlu 2: De weg van het bloed (Dubois/Phalippou)

In het eerste deel van Merlu maakten we kennis met Georges Colin (bijnaam: Merlu), die met zijn vrachtwagen goederen en mensen smokkelde over de demarcatielijn, de grens die het bezette en het vrije deel van Frankrijk in de Tweede Oorlog scheidde. Aan het eind van dat deel dreigde het dramatisch met hem af te lopen. 

In deel twee, De weg van het bloed, blijkt hij in ieder geval nog te leven. Hij houdt zich met een verzetsgroep op in een keet in het bos. We volgen wat die groep doet om de Duitsers tegen te werken. Merlu is de figuur met wie de lezer identificeert. 

Met de andere verhaallijn opent het album: in een huiselijke scène geeft Marie-Jeanne haar baby de borst. Zij is de dochter van Maurice Leduc, die in deel 1 veel contact had Georges. Ze is getrouwd met Jean-Claude, die samenwerkt met de Duitsers. Maurice noemt hem een Franse mof. 

Marie-Jeanne moet niets hebben van de opvattingen van haar man en diens ouders. Ze houdt contact met haar vader, die aan de kant van Georges staat en zo is ze een verbinding tussen de twee verhaallijnen. 

Identificatiefiguur

Merlu is duidelijk een identificatiefiguur: hij is dapper en hij heeft een goed hart. Als er bij een verzetsdaad een dode valt, zit hem dat dwars. Net als in deel 1 wil de lezer vooral dat het goed afloopt met de hoofdersoon.  

Hij krijgt al gauw een opdracht: hij moet een lange tocht maken omdat de gouwleider hem wil spreken. Samen met Laugère onderneemt hij de tocht, die vol gevaren is. Onderweg moet hij Laugère achterlaten, wat hem ook al niet lekker zit. Zo'n tocht met hindernissen hebben we al in meer strips gezien. De queesten kennen we al vanaf de ridderromans in de middeleeuwen. Maar als het goed verteld wordt, werkt het. 

Dit tweede deel is wel harder, minder goedmoedig dan deel 1. We belanden als lezer in vuurgevechten en ook kijken we mee met hoe Duitsers een gevangene martelen. Het is echt oorlog en het is niet alleen maar een avontuur. In de scènes waarin dat duidelijk wordt gaat het verhaal je dichter op de huid zitten. 

Schematisch

Soms is de karaktertekening een beetje schematisch. Jean-Claude en zijn ouders staan niet alleen aan de verkeerde kant, ze zijn ook uitgesproken onsympathiek. Dat is aan hun uiterlijk al te zien. Op de bladzijden hieronder is dat al goed te zien. 

Dat schept wel duidelijkheid, maar ik vond het ook wat onrealistisch. Het verhaal wordt er ook een beetje door versimpeld: het wordt dan alleen maar de goeden tegen de slechten. 

Deel 2 is een tussendeel en de ontknoping volgt pas in deel 3. Dat betekent ook dat verhaallijnen onaf zijn en dat we in dit deel geen afgerond verhaal hebben. Dat geeft niet, als je tenminste van plan bent om deel 3 te gaan lezen. 

De weg van het bloed is een aardig boek. De setting, die vreemde oorlogssituatie in Frankrijk, blijft interessant en ook Georges/Merlu blijft daarin een boeiende figuur. Toch kom ik niet veel verder dan 'onderhoudend' of 'heel aardig'. Maar misschien is dat oordeel voorbarig. Pas als deel 3 verschenen is zullen we de reeks op waarde kunnen schatten. 

Reeks: Merlu
Deel 2: De weg van het bloed. 
Scenario: Thierry Dubois
Tekeningen: Jérome Phalippou
Uitg. Silvester
's-Hertogenbosch 2021, 56 blz. €19,95 (hardcover)