De ruimten waarin de varkenshokken gebouwd werden, bleven hun oude namen houden: bietenhok, korenkamer, pèrdstal, hoge schuur. Mijn vader had een aantal fokzeugen en daarbij kregen we biggen. Later zullen we zelf wellicht ook een beer, een mannetjesvarken, gehad hebben. Zeker ben ik daar niet meer van. In het begin kwam die beer van buitenaf.
Als mijn vader vermoedde dat een zeug berig was, ging hij het hok in. Hij ging naast de zeug staan en duwde met twee handen op haar rug. Als de zeug stil bleef staan, was ze rijp voor de beer. Ik zeg nu 'ze', maar bij ons werden alle dieren aangesproken met 'hij'. Mijn vader kon dan ook na zo'n test naar binnen lopen en tegen mijn moeder zeggen: 'Bel Berns d'n berenboer mar op. Hij stee al.'
Daarna kwam Berns. Hij had een auto met daarachter een karretje waarvan de neergelaten klep als loopplank diende. Zo'n voertuig zal tegenwoordig wel een trailer heten. In mijn herinnering had Berns altijd een pet op. Hij droeg een grove ribbroek, die wij indertijd een manchesterse broek noemden, klompen en bretels over zijn overhemd. Soms had hij een manchesters jasje aan. Als mijn geheugen mij tenminste niet bedriegt. Corrigeer me als ik het fout heb.
Als ik het goed heb, was Berns katholiek. Daar werd bij ons thuis niet veel over gesproken en toch wisten we het. Misschien weet ik het ook omdat Berns uit Valburg kwam. Daar zullen meer katholieken geweest zijn dan bij ons. Wij woonden in Herveld-Zuid, dat gegroepeerd is rond de hervormde kerk. De katholieke kerk staat in Herveld-Noord. We zullen op weg naar school wel katholieke kinderen gezien hebben, maar van ruzies was nooit sprake. Ik herinner het me tenminste niet.
Berns liet de beer de loopplank af lopen en leidde hem naar het varkenshok. Dat ging altijd gemoedelijk: af en toe een klapje op de rug om het dier aan te sporen, alsof de beer al vooraf een schouderklopje kreeg. Berns had de 'martstok' in zijn hand, waarmee hij de beer zo nodig bijstuurde: tikje tegen de wang.
Als de beer in het hok bij de zeug was, werd er gesnuffeld, gesnoven en gekwijld. Door de beer, natuurlijk, niet door Berns. Na een tijdje sprong de beer op de zeug en als die goed berig was, bleef ze inderdaad staan.
Soms wat het zo gepiept, soms duurde het langer. Vlak voor de beer sprong, kwam zijn penis te voorschijn, roze, op het rode af. Hij leek een beetje op een schroef. Een neef vertelde ooit een grapje over een varken dat maar niet gedekt kon worden: ze bleek een 'Ingelse droad' te hebben. Of het klopt, weet ik niet, maar we gingen ervan uit dat in Engeland alles anders was: ze reden daar aan de linker kant van de weg en de schroefdraad zou dan ook wel precies andersom zijn.
Als de beer de vagijn (wij zeiden 'de klink') van de zeug miste, stuurde Berns met zijn hand bij. Ook dan kon het nog een tijdje duren voor de beer zover was. Soms begon intussen het varken een paar stappen te zetten, waarbij de beer trippelend op zijn achterpoten het vrouwtje moest bijhouden. Als hij een soort sprongetje maakte, was het gebeurd, wisten wij. Daarna kon Berns de beer weer terug naar de kar leiden.
Zo'n berenboer zal wel niet meer bestaan. Net als bij de koeien heeft bij de varkens de kunstmatige inseminatie haar intrede gedaan. Voortplanting heeft weinig ambachtelijks meer.