Ward Ruyslinck is overleden. Ik raapte heb bericht gisteren op op de site van het Parool. Later kwma ik het ook elders tegen.
Toen ik 'Ward Ruyslinck' zei tegen de hond van Pavlov, blafte hij: Wierook en tranen. Dat had ik al verwacht. Er zullen mensen zijn die denken dat het het enige boek is dat Ruyslinck geschreven heeft. In zijn beknoptheid is Wierook en tranen een mooi boekje over twee kinderen die voor het oorlogsgeweld vluchten, maar er niet aan kunnen ontkomen. Het jongetje, Waldo, vindt oorlog in het begin van het boek nog spannend, aan het eind resten alleen de tranen: oorlog is alleen maar ellende.
Toch was het niet het eerste boek dat ik van Ruyslinck las. Bij dit soort uitspraken moet ik natuurlijk altijd een voorbehoud maken: als ik het mij goed herinner. Het geheugen is onbetrouwbaar, maar ik gebruik het toch maar als leidraad.
Het eerste boek dat ik van Ruyslinck las en zelfs kocht, was De ontaarde slapers, het eerste boek ook waarmee Ruyslinck een wat groter publiek bereikte. Het kwam uit in 1957 bij uitgeverij Manteau. Daarvoor had Ruyslinck poëzie gepubliceerd bij uitgeverijen waarvan zelfs de naam intussen vergeten is: De galerij der jongeren en Die Poorte.
De ontaarde slapers is een dun boekje over twee mensen die de hele dag op bed liggen. Als ze toch opstaan en hun huis verlaten, gaat het fout. In mijn herinnering is het een aardig boekje, sober geschreven. Het woord 'mycoloog' heb ik voor het eerst in De ontaarde slapers gelezen. Ik heb het boekje nog, maar niet hier. Het staat in het bibliotheekje in mijn leskamer. Het wordt nooit door leerlingen geleend.
Wierook en tranen verscheen in 1958, het was Ruyslincks tweede roman en het was meteen raak. Toen ik een jaar of vijftien later boeken voor de lijst moest lezen, was Ruyslincks boek al een klassieker. Volgens mij heb ik het nog wat later gelezen, toen ik tegen de twintig liep. Ik las toen alles waarvan ik dacht dat het iets voorstelde in de literatuur, Jos Vandeloo, Hubert Lampo, Johan Daisne, om me maar te beperken tot de Vlamingen en dus ook Wierook en tranen.
Zoals gezegd: een heel aardig boek. Het wordt af en toe nog door leerlingen gelezen, die het ook wel aardig vinden. Ik denk dat het vooral aanspreekt doordat een kind de hoofdpersoon is. Wij kunnen ons allemaal met Waldo identificeren. We weten dat hij in het begin te gemakkelijk over de oorlog denkt en aan het eind van het boek krijgen we gelijk. En we hebben natuurlijk medelijden met Waldo, die eerst zijn ouders moet verliezen en daarna moet zien hoe zijn buurmeisje Vera te pakken genomen wordt.
Het volgende boek dat ik las zal de verhalenbundel De oeroude vijver (1966) geweest zijn. Vreemd genoeg komt het niet voor in de bibliografie op Wikipedia en zelfs niet op een site die geheel gewijd is aan de schrijver. Toch is de bundel succesvol geweest: er zijn minstens tien drukken van verschenen. Later werden de verhalen in één band uitgebracht met de verhalen uit De stille zomer (1962), Verwarrend genoeg kreeg ook die de titel De stille zomer.
De oeroude vijver las ik als Bulkboek. Ik weet nog dat ik het boekje bij me had aan het eind van een zondagmiddag, toen ik meeging om de koeien te melken. Dat deed ik in die tijd alleen in het weekend. De koeien liepen op de uiterwaarde. Het stuk weiland heette de 'de koewei', bij de kolk, waaromheen hoge bomen stonden. De koeien werden machinaal gemolken. In de tussentijd las ik enkele verhalen van Ruyslinck. Als ik wat moest doen met de melkmachine, rolde ik het bulkboek op en greep in. Daarna las ik verder.
Die verhalen vond ik eigenlijk best goed. Daarom heb ik daarna nog enkele boeken van Ruyslinck gelezen: Het reservaat (1964) en De heksenkring (1972). Het reservaat is een prachtig boek; het staat mij nog steeds bij. Het is een toekomstboek, dat een maatschappij laat zien waarin alles gericht is op nut en voordeel. Er is een docent die daar niet aan mee wil doen. Volgens mij speelt hij viool. Er is ook nog een leerlinge -ze schrijft gedichten- die ook niet voldoet aan de eisen die de nieuwe maatschappij stelt. Deze subversieve elementen zijn niet veilig in de maatschappij waarin ze leven. Ze vluchten, omdat ze opgepakt dreigen te worden. Dat kan natuurlijk niet goed gaan. De leraar komt als 'homo mollis' terecht in een reservaat.
Ook De heksenkring is een goed boek, al staat het me iets minder goed bij. Het speelt zich af in een land dat ik mij herinner als Zuid-Amerikaans. De hoofdpersoon is een priester die begaan is met het lot van de verschoppelingen om hem heen. Ook hij moet optornen tegen autoriteiten.
In de tijd dat ik de ontwikkelingen in de Nederlandse literatuur wat meer structureel ging volgen, (zo rond 1980) verschenen er twee boeken van Ruyslinck: Alle verhalen (1979) en Wurgtechnieken (1980). De titel van dat laatste boek is in ieder geval goed. Maar de reacties waren gemengd. Ik heb het niet gekocht, niet gelezen.
Pas in 1987 las ik weer een boek van hem: Stille waters. Mijn boekhandelaar in Zetten had me al eerder een voorpublicatie meegegeven en blijkbaar had die mij nieuwsgierig gemaakt. Stille waters is in hoge mate autobiografisch. Van het boek is nauwelijks iets bij mij blijven hangen. Ik herinner het mij als een aardig, maar toch wat tegenvallend boek.
In 1992 las ik nog eenmaal een boek Ruyslinck: De speeltuin, een verschrikkelijk boek. Hij schreef het boek met Monika Le Gascio, zijn nieuwe geliefde. Het is een brievenboek, dat gaat over hun relatie. Ruyslinck knoopte die relatie aan op het moment dat hij nog getrouwd was. Niet lang daarna pleegde zijn vrouw zelfmoord. Het zou gemeen zijn om een verband tussen die twee gebeurtenissen te veronderstellen, maar de gedachte dringt zich toch op.
De speeltuin is vooral een slecht boek. Veel te klef, te weinig afstand, te weinig literatuur. Zo gaat dat, blijkbaar. Het boek dat Renate Rubinstein schreef over haar relatie met Carmiggelt was ook niet haar beste boek, maar het was tenminste nog leesbaar.
Later sprak Ruyslinck, onder meer over dit boek, in een vijf uur durend marathoninterview. Ik heb dat indertijd gehoord. Ik heb dat jaren later nog een keer beluisterd. Naar aanleiding daarvan dacht ik dat ik misschien De uilen van Minerva (1985) een keer zou moeten lezen. Het dal van Hinnom (1961) stond al langer op mijn lijstje, alleen al vanwege de titel. Zo vind ik ook al jaren dat ik En joeg de vossen door het staande koren, van Siebelink zou moeten lezen. Ook alleen maar vanwege de titel. Het zal er wel niet van komen.
Uit dat marathoninterview komt Ruyslinck naar voren als een vervelende man. IJdel, maar dat zullen meer schrijvers zijn, en vooral ook klagerig: hij heeft schitterende boeken geschreven, maar hij krijgt daarvoor niet de waardering, vindt de schrijver. Ik denk dat Ruyslinck in de jaren zestig en de eerste helft van de jaren zeventig inderdaad een stel goede boeken heeft geschreven. Daarna was het allemaal een stuk minder. De critici prezen hem niet meer, het publiek kocht zijn werk niet meer. Het kwam niet bij Ruyslinck op dat dat aan de kwaliteit van zijn werk zou kunnen liggen. Hij was in die jaren zuurder en zuurder geworden.
Anne, wiens achternaam ik zo gauw niet kan achterhalen, beluisterde ooit het interview en schreef er een recensie over. Een citaat:
Niet alleen komt Ruyslinck uit de verf als een wat angstvallige en tegelijk rancuneuze, kleine man en Van den Boogaard kan voelbaar slecht met hem uit de voeten. Op veel momenten is dat ook wederzijds, dan is Van den Boogaard te ongeduldig en te cynisch voor het timide type tegenover hem. Als het niet om Ruyslinck de beroemde schrijver ging, maar een willekeurige Vlaming van de straat geplukt, dan zou je zeggen: dan moet je ook al die saaiheid en kleinzielige woedes verwachten. En waar hij zichzelf als goddeloze mysticus probeert af te schilderen, of militante pacifist of meer van dat soort gedragen paradoxen, kwam hij op mij meer over als de muizige burgerman die toevallig een literair talent heeft.Hoe Ruyslinck de jaren na het interview heeft doorgebracht, weet ik niet. Hij heeft in 1999 zijn laatste boek gepubliceerd, Traumachia. Ik heb het nooit in de winkel zien liggen, ik heb er nooit over gelezen, ik heb nooit iemand ontmoet die het gelezen heeft (en daarover vertelde). De vijftien jaren daarna is er niets meer verschenen. Hopelijk heeft Ruyslinck daar een beetje vrede mee gehad en heeft hij niet vijftien jaar zitten mokken over onderwaardering.
Ruyslinck heeft enkele boeken geschreven die het verdienen om gelezen, onthouden, herlezen te worden. Ik ben ervan overtuigd dat Het reservaat en De heksenkring nog altijd lezers kunnen boeien. Daarnaast heeft Ruyslinck veel boeken geschreven die dat niveau bij lange na niet halen en boeken die niemand ooit gelezen heeft. Heeft iemand ooit gehoord van titels als Op toernee met Leopold Sontag (1978), De boze droom het medeleven (1982), Hunkerend gevangen (1988)?
Laten we ons Ruyslinck herinneren als de schrijver van enkele prachtboeken. De rest vergeten we. Dat zal ons geen moeite kosten.
(Een foto van Ruyslinck die rechtenvrij gepubliceerd kon worden, kon ik niet vinden. Eerlijkefoto.nl heeft er ook geen. Daarom heb ik maar gekozen voor de voorkant van een boek. Dat heb ik overigens niet gelezen.)
Beste Teunis Bunt,
BeantwoordenVerwijderenEigenlijk was ik op zoek naar enige site die me kan vertellen wélke verhalen er nou precies in die diverse verhalenbundels van Ruyslinck staan; die heb ik nog altijd niet kunnen vinden, maar zo kwam ik dan ten slotte ook op uw Bunt Blogt terecht.
Ik heb twee van uw stukjes over wijlen de beroemde maar intussen, naar ik vrees zeer overwegend terecht, volkómen vergeten schrijver gelezen, en ik wil u graag laten weten dat de toon daarvan me uitnemend bevalt. Betrokken maar wel kritisch, persoonlijk maar niet ikkerig, genereus maar niet slap: werkelijk een genoegen om kennis mee te maken.
Intussen deel ik in grote mate uw oordeel over zijn werk -- al ben ik iets strenger. Het zou kunnen dat *Het reservaat* nog steeds overeind blijft, al heb ik daar om eerlijk te zijn toch een beetje een hard hoofd in. Ik heb het ruim veertig jaar geleden als vijftien- of zestienjarige scholier gelezen en vond het toen wel goed -- maar nu het toeval wil dat ik sinds 2019 vijf boeken van Ruyslink heb gelezen (er *zijn* dus nog steeds mensen die dat doen, maar meer dan een handvol zullen het er niet zijn, schat ik), waarvan ik er werkelijk niet één echt de moeite vond, ben ik dus een beetje wantrouwig gestemd geraakt tegen *all things Ruyslinck*.
Ik heb destijds nog een paar van zijn boeken uit de jaren negentig gerecenseerd, voor DeMorgen (toen nog wél een min of meer goede krant), en die zeventig vadem diep onder de grond gespit. (Ik zou nu nog steeds schrijven dat het waardeloze boeken zijn, maar op een veel rustiger en minder cabareteske toon. Ach ja, ik was toen net voor in de dertig en wilde me bewijzen, neem ik aan...)
Niettemin: doordat het toeval me twee jaar geleden *De Madonna met de buil* opnieuw in handen speelde, en omdat mijn leesgedrag zich erg door zulke toevalligheden laat leiden, ben ik dat boekje dan maar eens gaan herlezen. De titelnovelle vond ik zowaar éigenlijk wel goed (drie sterren -- zó goed nu ook weer niet), als je althans het allerlaatste hoofdstukje ervan schrapt; de overige korte verhalen vond ik zeer matig tot ronduit slecht: of opzichtig 'surreëel' dan wel parabelachtig, iets waar ik niet erg dol op ben, of op een buitengewoon gedateerde en oninteressante manier existentialistisch van inslag (tegen existentialisme an sich heb ik helemaal niks, maar het moet wel niveau hebben). Maar goed, die titelnovelle, ik dacht, hmmm, vooruit, ik geef 'm toch een beetje krediet -- zou hij toch niet minstens één écht goed boek geschreven hebben?
*Het reservaat* kan ik zo uit mijn boekenkast trekken, maar daar had ik geen zin in, ik vreesde toch een beetje voor een erg zwart-wit en onverteerbaar moraliserend verhaal (ook tegen moralisme heb ik an sich niets, maar...). En toen hoorde ik van twee heel verschillende mensen in wier literaire oordeel ik wel enig vertrouwen heb dat ze zulke goede herinneringen hadden aan *De verliefde akela*. Ik dat boekje dus ergens tweedehands besteld. En gelezen.
Totale sof, het spijt me zeer, maar echt: anderhalve ster.
Maar ik kan in die dingen soms iets licht fanatieks over me krijgen, dus telkens als ik in de kringwinkel een Ruyslinck zag staan (dat wil zeggen: een van vóór 1980, wat daarna komt hoef ik écht niet), kocht ik die en sleepte-n ik 'm mee naar mijn hol. *De stille zomer*. Al even verschrikkelijk als die akelige akela (die had van R. zelve kunnen zijn; een groot humorist is aan de man niet verloren gegaan). *Wurgtechnieken*. Héél matige, niet erg geloofwaardige en trouwens geen moment spannende 'thriller'. Twéé sterren, vooruit. En ten slotte *Het ganzenbord*. Tweeëneenhalve ster zelfs, dus nét een voldoende -- maar in dat sterk autobiografische boek krijg je wel te maken met een ander euvel: Ruyslinck zelf.
Zoals u hierboven zelf al opmerkt, dan wel citeert: een leuke man was het niet. IJdel, seksistisch, het eigenlijk toch wel héél goed met zichzelf getroffen hebbend... (En dan maar de 'geëngageerde auteur' uithangen. Há! Dat zogenaamde 'engagement' van 'm, daar geloof ik intussen dus werkelijk geen kláp meer van. 'Engagement' was de mode, destijds, jaren zestig en zeventig: dát is de enige verklaring voor die 'betrokken' pose (want dat was het) van deze intens egocentrische misantroop, dit giftige burgerlulletje dat maatschappelijk nooit één risico heeft genomen en altijd braaf ambtenaar is gebleven (waar hij zich dan, ná zijn persionering, voor wreekte met het werkelijk infame *De uilen van Minerva*. Zielig, een ander woord is er niet voor. Vooral *niet* lezen, zou echt zonde van uw tijd zijn). Nee, het spijt me, maar een geslaagd méns kan ik Mon De Belser echt niet noemen, en die zelfmoord van zijn vrouw... Niemand maakt me wijs dat meneer de menslievende schrijver daar helemaal vrijuit in gaat.
BeantwoordenVerwijderenKortom: mijn project-Ruyslinck loopt op zijn end. Ik heb nog twee niet gelezen titels van 'm staan: de verhalenbundel *De oeroude vijver* (althans de verhalen daaruit, die zijn opgenomen in *Alle verhalen* uit 1979, ook in de kringwinkel gescoord, dat overigens in de verste verte niet álle verhalen bundelt, die vuile smiechten bij uitgeverij Manteau hebben al de wat langere verhalen/novellen weggelaten namelijk, de ellendelingen. Ja, kijk, daar kan ik dus echt niet tegen. '*Alle* verhalen van een Nederlandstalige topauteur met internationale faam nu in één band verzameld', ronkt het achterplat, maar dat is dus domweg een leugen, blijkt nu), en *Golden Ophelia*, waarvan ik niet het origineel bezit, maar wel de Duitse vertaling ervan. Het zou kunnen dat ik dát uiteindelijk nog het beste zal vinden; hopelijk verdwijnt Ruyslincks toch een beetje gekunstelde, niet zelden wat aanstellerige manier van formuleren een beetje in de vertaling... Die zes verhalen van de *Oeroude vijver* -- je hebt ze in pakweg vijf kwartier helemaal uit, dus vooruit, maar het zou me verbazen als ik die nu plotseling wél erg goed zou vinden.
Waarna ik mezelf in de spiegel recht zal kunnen aankijken en zeggen: ik heb waarachtig mijn best gedaan, ik heb 'm alles bij elkaar nog een kleine twaalfhonderd bladzijden lang een kans gegeven -- maar ik vrees dat zijn werk het domweg niet verdient hem te overleven.
*Het dal van Hinnom*, zegt u hierboven. Goh, ik weet het niet. (En die priesterroman uit Argentinië, ondanks uw lof: laat toch maar.) Als *Ophelia* me niet toch nog weet aan te spreken, zal dat het laatste zijn wat ik ooit nog van Ruyslinck lees, en mag hij wat mij betreft aan het definitieve vergeten worden overgeleverd.
Met vriendelijke groet,
Herman Jacobs
Dank voor de uitgebreide reactie, Herman. Het getuigt van veel inzet voor een auteur die je niet zo waardeert. Dat belooft wat voor de auteurs over wie je wel enthousiast bent. Onlangs las een van mijn leerlingen Wierook en tranen nog. Ruyslinck is dus nog niet helemaal weg.
VerwijderenLampo is ook zo ongeveer verdwenen, maar twee leerlingen waren nog wel enthousiast over Daisne. Die moet ik maar weer eens gaan herlezen.
Maar nogmaals: dank!