Of ik de naam Ton Lensink in 1987 kende, weet ik niet. Wellicht dat ik wist dat hij acteur was, maar ik had toen nog maar weinig films gezien en had nauwelijks tv gekeken. Dat hij een belangrijke rol had in Tita Tovenaar en dat hij speelde in De kleine waarheid zal mij ongetwijfeld ontgaan zijn. In Floris zal ik hem niet herkend hebben en Dokter Pulder zaait papavers zag ik pas later.
Waarschijnlijk heb ik hem wel gezien in de tv-serie De appelgaard (die ik nog ergens op dvd heb). Die werd bij ons in de buurt opgenomen. Een een heel stel figuranten kende ik persoonlijk. Ik zie nog de bakkersknecht Henk-Jan met kisten appels sjouwen. Maar ik zal niet de link gelegd hebben tussen de acteur en de auteur van de roman Aantekeningen bij een noodlottige gebeurtenis, Een idylle niettemin. Dat boek las ik in mei 1987. De recensie, die ik op 23 mei opstuurde naar de redacteur Hervé Casier, was te lezen in 't Kofschip, jaargang 16 nr. 1 (januari/februari 1988).
Van de roman was ik niet zo gecharmeerd. Ik herinner me geen recensies uit de tijd en ik zie ze zo gauw ook niet op Delpher, dus ik weet niet hoe anderen erover oordeelden. Ik denk dat van de boeken van Lensink Het boek H (1984) het bekendst geworden is, maar dat is een beetje een wilde gok. Het is gewoon de titel die me het bekendst voorkomt.
Lensink heeft zijn sporen verdiend als acteur. Als auteur is hij vergeten, schat ik in. Dat is misschien niet zo erg, zo lang we ons Tita Tovenaar nog herinneren.
 |
| Advertentie in de Volkskrant (13 maart 1987) |
Aantekeningen bij een mislukte roman
Aantekeningen bij een noodlottige gebeurtenis. Dat staat als titel op de nieuwe roman van Ton Lensink. Op de achterkant las ik zinsneden als 'indringend geschreven', 'meeslepend verhaal', 'liefde die even onweerstaanbaar als onmogelijk is', 'teder', 'meedogenloos', 'een boek vol hartstocht en ontreddering'.
Nou nou, dat was niet mis. De flaptekstschrijver wilde blijkbaar dat ik Lensinks boek zo gauw mogelijk ging lezen. Dat deed ik. Ik las de volgende geschiedenis: een 34-jarige ik-figuur (Johannes) kijkt terug op zijn leven. Hij vertelt over zijn vader, iemand die altijd op zijn kamertje zat te studeren en door andere gezinsleden professor Cornelis werd genoemd. Na de dood van professor Cornelis raakt Johannes' moeder aan de drank en sterft ook. Johannes gaat bij zijn oom en tante wonen.
Bij het opruimen van zijn vaders studeerkamer vindt hij onder andere twee schriften met aantekeningen (waaruit hij het hele boek door citeert) en moeders drankvoorraad. Op zijn eenentwintigste gaat Johannes zelfstandig in zijn ouderlijk huis wonen. Intussen heeft hij kennis gemaakt met Ineke, een meisje dat enkele jaren ouder is dan hij. Hun jarenlange relatie loopt uit op een 'noodlottige gebeurtenis'.
Toen had ik het boek uit en daar was ik blij om. Ik las nogmaals de flaptekst en herkende alleen 'ontreddering'. Bij mezelf dan. Ik kon me niet voorstellen dat de flaptekstschrijver en ik hetzelfde boek gelezen hadden. Zo vond ik het verhaal niet 'indringend geschreven' en niet 'meeslepend'.
Misschien werd dat wel veroorzaakt door Lensinks stijl. Verschillende keren formuleert Lensink zeer onbeholpen. Laat ik eens een paar voorbeelden geven:
Dit is een van de vele aantekeningen in de twee hardgekafte schriften die ik vond tussen een grote hoeveelheid van voor mij onbegrijpelijke wetenschappelijke beschouwingen en wiskundige berekeningen, bij het opruimen van de werkkamer, vele jaren na zijn dood, van professor Cornelis. (blz. 8)
Vooral de onverwoestbare minzaamheid van de uitgever ten aanzien van alles wat moeder omgaf, zelfs haar onuitstaanbare zoon, een genegenheid die waarschijnlijk ook gestimuleerd werd door de sherry die mama niet zuinig schonk, wat er op het eind van de avond toe leidde dat zij innig eensgezind afscheid van elkaar namen, moeder hem daarna tot voorzichtigheid maande - moet mij tot het vermoeden hebben gedreven dat er tussen de twee meer dan een afstandelijk vriendelijke band bestond.' (blz. 29)
Verder heb ik me nogal geërgerd aan de stapeling van allerlei niet functionele vergelijkingen en metaforen. Dat zal Lensink wel 'beeldend taalgebruik' noemen. Ik vind het eerder een voorbeeld van schadende overdaad.
Behalve de stijl deugt er nog meer niet in het boek. Zo is de ik-figuur psychologisch onvoldoende uitgewerkt. Het avontuurtje dat Johannes met een man op touw wil zetten wordt niet gemotiveerd door de informatie die de lezer heeft over Johannes' innerlijk. Hetzelfde geldt voor zijn 'noodlottige' daad.
Ook is niet duidelijk waarom Johannes op 34-jarige leeftijd zijn voorgeschiedenis vertelt. Wil hij na de noodlottige gebeurtenis terugkijken op zijn relatie met Ineke? Dan had hij zijn vroege jeugd niet hoeven te beschrijven en niet het hele boek hoeven te larderen met aantekeningen van zijn vader. Of ging het juist om die vader en zijn aantekeningen? Dan had Ineke beter buiten het boek kunnen blijven. Met andere woorden, het boek is slordig gecomponeerd. Het bezit geen dwingende structuur.
Slechts een enkele keer heb ik in het boek een passage gelezen die de moeite waard was. Bijvoorbeeld waar verteld wordt hoe Johannes per ongeluk de bril van zijn vader vertrapt, waardoor er een kloof tussen vader en zoon ontstaat. Maar zulke passages zijn zo zeldzaam, dat je ze je nauwelijks herinnert als je het boek uit hebt. Bij mij overheersten in ieder geval de ontevredenheid en de ergernis. Ik had een slecht boek gelezen en had dus mijn tijd verknoeid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten