Vooraf: de afgelopen weken heb ik niet kunnen lezen en niet recenseren, door gezondheidsoorzaken. Die verdwijnen langzaam, maar het betekent wel dat ik nu schrijf over boeken die ik vaak al meer dan een maand geleden gelezen heb. Daardoor vallen sommige stukken iets korter uit dan u gewend bent.
Zeker, ik ben een stripliefhebber en ik lees geregeld strips. Maar ik voel me geen kenner. Ik probeer met enige afstand naar een gelezen strip te kijken en daar iets over te schrijven, maar het complete striplandschap is vaak ingewikkeld voor me. Daarom ben ik blij als mensen me daarin bij de hand nemen door een deel van het landschap, zoals Ger Apeldoorn dat deed met De jaren Eppo en daarvoor met De jaren Pep (dat ik tot mijn schande nog steeds niet gelezen heb).
Ook Ruud den Drijver doet dat: hij overschouwt de Nederlandse stripgeschiedenis en kijkt welke invloed daarin tekenaars gehad hebben met een Indische achtergrond. Daarbij vertelt hij veel zaken die ik nog niet wist of die me nog niet opgevallen waren. Zo had ik Jan Th. Toorop nooit in verband gebracht met Nederlands-Indië en al helemaal niet strips. Maar Drijver laat zien dat er wel degelijk iets te zeggen is over Toorops boekomslagen en de klare lijn.
Dat er in de studio van Martin Toonder zoveel tekenaars werkten met een Indische achtergrond wist ik ook niet. Toonder vond dat strips die werden getekend met Oost-Indische het beste in inkt gezet konden worden door Aziatische tekenaars. Dat klinkt als een sterk verhaal, maar misschien was het wel zo. In ieder geval is het leuk om dit soort weetjes te lezen.
Lange alinea's
Den Drijver heeft kennis van veel strips en stripmakers, maar dat is soms ook wel vermoeiend. Zo heeft hij de neiging om iets te beweren en er daarna heel veel voorbeelden van te geven die zijn gelijk moeten bewijzen. Wie niet houdt van al die namen en titels, zal het boek wellicht al snel vermoeid terzijde schuiven, ook omdat het niet streng geredigeerd lijkt. Om verdeling in alinea's bekommert Den Drijver zich bijvoorbeeld niet zo. Soms bestaat een hele pagina uit maar een of twee alinea's. De helderheid lijdt daar behoorlijk onder.
Maar het enthousiasme van Den Drijver voert je ook wel mee en al die titels, tekenaars en schrijvers geven me wel zin om meer te gaan lezen en om strips te gaan herlezen. Het is alsof je oude bekenden na lange tijd opnieuw ziet en dan wil je met hen het gesprek graag aangaan.
Doordat Den Drijver zich zo richt op stripmakers met een Indische achtergrond, doet hij ook of er zoiets bestaat als 'indocomics', alsof al die individuen bijna vanzelf een soort stroming vormen. Hij schrijft gerust een zin die begint met 'De ware bakermat van de hedendaagse indocomic....' Maar als lezer ben ik nog niet zo ver. Ik zie dat er tekenaars zijn die qua afkomst iets gemeen hebben, maar die levens geleid hebben die die onderling nogal verschillen en die allerlei invloeden kunnen en zullen hebben ondergaan. Ze worden wel erg op hun afkomst vastgepind. Maar vertoont hun werk zoveel overeenkomsten dat we kunnen spreken van een soort voortdurende stroming in de Nederlandse stripgeschiedenis?
Beeldelementen
Misschien is dat zo, maar het lijkt me wat kort door de bocht. Den Drijver noemt het gebruik van zwarte vlakken, weglating van details, overbelichting en daar gaat hij uitgebreid en met kennis van zaken op in. Maar ik vraag me wel af of er niet ook andere stripmakers te vinden zijn, met een heel andere achtergrond, die dezelfde beeldelementen gebruiken.
Den Drijver noemt de wajangspelen en kleurrijk beschilderde wandpanelen als inspiratiebron. Ik snap zijn associatie, maar de vraag is of die daadwerkelijk aan de basis liggen. Bij een tekening van Peter van Dongen schrijft Den Drijver dat die eruitziet als een Javaans schimmenspel. Blijkbaar is dat zo in het hoofd van Den Drijver. Maar zijn er ook andere hoofden waarin zo gedachte opkomt? Ik vraag het me af.
Koste wat kost wil Den Drijver ons ervan overtuigen dat indocomics een een aparte plank verdienen in de stripboekenkast. Andere interpretaties lijkt hij nauwelijks toe te staan. Ik ben blij met alle informatie die hij geeft, want die is overvloedig en ik kan me voorstellen dat die wel kan leiden tot verder onderzoek, met een iets meer open blik naar andere verklaringen. Mij heeft hij in ieder geval niet geheel overtuigd.
Literatuurlijst, (geen) register
Aan het eind van het boek is er keurig een literatuurlijst toegevoegd en een verantwoording van de illustraties, maar in een boek met zoveel personen had een namenregister niet mogen ontbreken. Ook hier had de uitgever iets beter zijn best mogen doen. En als er dan toch een nauwkeurig werkende redacteur mee bezig was, had die meteen de wel de zeer storende fout in een hoofdstuktitel ('Incomics' in plaats van 'Indocomics') mogen verbeteren.
Het is gemakkelijk om kritiek op Den Drijver te leveren en we moeten dat zeker doen als dat het schrijven van de stripgeschiedenis verder helpt, maar dat hij zoveel van zijn kennis deelt met de lezer is zeer in hem te prijzen. Verschillende keren lijkt hij me veel te boud in zijn beweringen, maar dat hij veel strips kent is duidelijk. Velen die van strips houden, zullen Indocomics geboeid lezen. Een kritische blik lijkt me daarbij noodzakelijk.