Op 4 juli 2022 overleed Remco Campert, bijna 93 jaar oud. Meestal schrijf ik bij het verscheiden van een schrijver een soort leesautobiografie, waarin ik naga wanneer het werk van de auteur in mijn leven gekomen is en hoe het me vergezeld heeft. Maar toen Campert stierf, zat mijn hoofd vol andere dingen.
Misschien dat het er ooit nog van komt. Dan schrijf ik in ieder geval over het tijdschrift Gedicht, waarvan Campert de redactie voerde en waarvoor ik mijn zakgeld spaarde om het te kunnen kopen.
Korte gedichten
Uit een stationswisselkraam viste ik een aantal maanden geleden Mijn dood en ik, de laatste dichtbundel van Campert, uit 2019. Die was me indertijd ontgaan. Het boekje bevat korte gedichten, van minder dan tien regels en ze staan allemaal in het licht van de dood. Niet in de schaduw van de dood, want donker zijn de gedichten niet. Campert lijkt eerder nieuwsgierig. Hij observeert, hij overpeinst en daar schrijft hij over.
Campert heeft het overigens wel over de schaduw:
in de slagschaduw van de doodis mij nog enig leven gegundmaar ook wenkt er het grafen de aardezuivere gronddie ik in mijn mond zal nemen
Maar ook dat is geen donker gedicht. Die 'zuivere grond' klinkt positief en het in de mond nemen van de grond lijkt te duiden op het omarmen van de dood.
Een gedicht met een opmerkelijke gedachte is het volgende:
ha die dooddie me mijn hele leven vergezeldetrouwe vriendvan wie ik nu afscheid neem
Je zou denken dat je bij het sterven de dood ontmoet, maar in dit gedicht was de dood er het hele leven al. De 'ik' heeft met de dood geleefd. Pas als hij gestorven is, zal dat niet meer zo zijn.
Oorlog
Het lijkt me niet dat het poëtisch ik al zijn hele leven verlangde naar de de dood. Eerder dat hij er altijd al weet van had. In de bundel Scènes in hotel Morandi staat het gedicht 'Januari 1943', waarin hij vertelt hoe hij als kind te horen krijgt dat zijn vader in de oorlog in Neuengamme vermoord is.
Zoveel jaar later staat dat blijkbaar nog steeds zo dichtbij dat hij erover schrijft in Mijn dood en ik:
mijn vader was verradendoor wieeens in die vooroorlogse tijdzijn vrienden warende oorlog duurt voort in mij
In zo'n beetje elk gedicht komt de dood voor. Voor iemand van bijna (of helemaal) negentig is dat natuurlijk niet vreemd: je weet dat je leven er bijna op zit. Campert observeert wat de doorgaande tijd met zijn lichaam doet. Het wordt schraal, zoals ook zijn woorden schraal worden. Het kortste gedicht bestaat uit slechts zeven woorden:
zo lichthet gewichtvan dit gedicht
Niet zwaar
Voor alle gedichten geldt dat het geen zware gedichten zijn. Ze zijn nieuwsgierig, ze stellen vragen, maar ze zijn niet somber. Soms is er de gedachte aan wie voorgegaan zijn in de dood. Maar ook dan gaat het niet om de rouw of om het gemis, maar aan het feit dat de 'ik' aan hen denk en hen zo levend houdt: 'denken is sterk / daar kan geen enkele / kracht tegenop.
Campert leeft gelukkig nog in veler gedachten. Laten we dat denken volhouden, zijn werk blijven lezen en hem zo levend houden. Er is altijd een lichtheid in zijn werk, die we meer dan hard nodig hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten