Bij het christelijke publiek zal hij in ieder geval bekend zijn als liedtekstdichter. In het Liedboek voor de kerken staat onder zevenentachtig van de bijna vijfhonderd liederen zijn naam, als vertaler of als dichter. En men zal weten dat veel psalmen door hem berijmd zijn.
Maar ook buiten het christelijke kamp dient met Den Besten te kennen. Hij zette immers de beroemde Windroosreeks op, waarvan hij tot in 1972 redacteur bleef. Man, man, wat een dichters kwamen daarin voor!
In de eerste twee jaargangen treffen we onder anderen deze klinkende namen aan: Guillaume van der Graft, Simon Vinkenoog, Hans Andreus, Remco Campert, C. Buddingh' en Jan Hanlo. Een paar jaar later kwam Kouwenaar daar nog bij. De reeks werd legendarisch. De hele reeks kun je hier zien. In de jaren zeventig ging Den Besten verder met een soortgelijke reeks: Seismogram. De bekendste naam daarin is C.O. Jellema, vermoed ik. Een compleet overzicht kon ik zo gauw niet vinden.
Den Besten wilde in de Windrooksreeks de jongere dichters een kans geven en dat is hem zeker gelukt. Kouwenaar, Campert, Andreus, Van der Graft zijn tot de grootsten gaan behoren. Niet iedereen redde het natuurlijk. In 1960 schreef Den Besten in Maatstaf over wat hij de post-experimentelen noemt. Dat waren toen twintigers. Hij noemt namen die we nog steeds kennen zoals Ellen Warmond en Nico Scheepmaker, maar ook die van Ed O. Roletto en Guus Valleide (ook met een bundel in de Windroos) die helemaal onder het stof verdwenen zijn.
Ik kende Den Besten aanvankelijk alleen van zijn bloemlezing Stroomgebied (1953), die nog steeds goed meekan. Bijna alle namen van de dichters die Den Besten selecteerde, kennen we nog. Hij had een goed oog voor houdbaarheid.
De gedichten van Den Besten kwam ik indertijd hier en daar in bloemlezingen tegen. In 1982 kocht zijn debuut, Dubbel Leven (1946). Het boekje met sonnetten was afgeprijsd van vijfentwintig gulden voor een tientje, zie ik. Degelijke sonnetten zijn het, maar ook wel een beetje bestoft. Een paar mooie zinnen, hier en daar een aardige strofe en dat is het wel. Het slot van 'Ouderlijk Huis I' treft nog steeds. Een man staat met zijn sleutel in de hand voor het ouderlijk huis.
Maar in mijn handpalm weegt het ijzer zwaar.
Staat moeder niet aan 't raam en doet mij open,
dan moet ik bellen als een bedelaar.
Den Bestens tweede bundel, Verleden tijd (1950), kocht ik vier jaar later: juni 1986 staat er in dun potlood voorin. Een tijdje terug bladerde ik de bundel nog door. Iemand van een plaatselijke kerk had me gevraagd gedichten te leveren voor de vespers in deze week. Ik stuurde hem onder andere het onderstaande gedicht. Misschien is het vanavond, op zijn sterfdag, voorgelezen. Dan zouden de slotregels heel actueel kunnen zijn.
De laatste dagen
Ik leef in uw laatste dagen,
ik leef in uw laatste angst.
Gij zijt aan mijn kruis geslagen;
dit zijn uw laatste dagen,
dit is uw laatste angst.
En dit de mijne, bij vlagen:
ik leef, maar gij leeft het langst,
ik lijd, maar gij lijdt het langst
mijn noden en nederlagen.
Gij leeft in mijn laatste dagen,
gij leeft in mijn laatste angst.
Voor de rest staan er in de bundel weer veel vormvaste gedichten, waaronder veel sonnetten. Een hele afdeling is gewijd aan de stad Utrecht.
Tegen mijn verlies (1957), Loflied voor tegenstem (1965) en Ik uw dichter (1968) staan niet in mijn boekenkast. Wel Een stem boven het water uit (1973), ook een koopje: van 3,50 voor 050. Ik weet niet meer of het hier guldens of euro's betreft. Ik geloof niet dat ik indertijd de hele bundel gelezen heb.
Nu blader ik door de bundel, lees gedichten, delen van gedichten soms, en vind ze toch heel aardig. Dit bijvoorbeeld:
Boswachter
gebed in de storm
Slordig lopen bidden in het bos,
lopen stamelen tussen de stammen:
weerwal, houten wanden, aarden dammen -
zeggen: wortelwindsel, laat niet los.
Laat het niet gebeuren wat gebeurt
- roepen tegen 't woeden van de wind in -
dat dit huis van mijn bestaan tot blinde
stof uiteenvalt dat het weefsel scheurt
waar ik in verknoopt ben, aan verknocht;
laat het niet zo zijn... In grote dove
oren roepen: laat mij nog geloven,
Landheer, die het bos onder mijn grove
handen aan de hoge storm verkocht!
Daarna kocht ik niets meer van Den Besten. Niet Geding om het lied (1977), Poëzie om te zingen (1998) of Elke avond wordt het vroeger laat (2008) en ook niet zijn boek over het Wilhelmus (1983).
Het laatste nummer van het tijdschrift Bloknoot (1998), vlak voor het opging in Liter, was geheel gewijd aan Den Besten en dat heb ik met interesse gelezen. De drijvende kracht achter dat nummer was Tjerk de Reus, die een kenner van het werk van Den Besten is; hij werkt aan een biografie. In deze Bloknoot staan ook niet eerder gepubliceerde teksten en gedichten. Voor Liter interviewde De Reus Den Besten over de Windroos. Ik kan het allemaal niet meer nalezen. De tijdschriften zitten in dozen achter het schot en De Reus heeft aan DBNL (nog) geen toestemming gegeven om zijn teksten te publiceren. Lees hier het in memoriam dat De Reus geschreven heeft in Friesch Dagblad.
In de geciteerde gedichten hierboven tref je vaak een 'ik' aan die worstelt met zijn geloof of met de wereld. Dat soort liedteksten (maar niet uitsluitend) schreef Den Besten ook in het Liedboek. Bijvoorbeeld Lied 149, dat als volgt begint:
O God die met ons zijt,Of het begin van Lied 286:
hoor ons verwarde bidden:
al zijt Gij in ons midden,
hoezeer zij wij U kwijt!
Geef aan de wereld vrede, Heer,Maar Den Besten schreef ook liederen die zo eenvoudig en rustgevend zijn, dat de kinderen op christelijke scholen ze al leren. 'Jezus, die langs het water liep', bijvoorbeeld.
in deze donkere tijden:
de groten slaan de kleinen neer
en honen en bestrijden
wie uw vrederijk belijden.
Den Besten is er niet meer. Hij had een lang en productief leven. Sommige van zijn liedteksten zullen blijven terugkomen in liedbundels en sommige van zijn gedichten zijn nog altijd in orde. Dat is genoeg, een stuk of wat gedichten. Stroomgebied staat als bloemlezing nog altijd en de Windroos zal altijd genoemd worden in poëzieoverzichten van de periode na de Tweede Wereldoorlog.
Ook na zijn dood kunnen we Den Besten het woord geven. Hier krijgt hij het laatste woord, een klein gedichtje uit Een stem boven het water uit.
Het laatste
Als het laat gaat worden, later
in mijn hart dan in de tijd, -
waarop hoop ik in die nacht?
Dat als wind over het water
van mijn twijfelmoedigheid
komt die ik het laatst verwacht.