donderdag 27 november 2014

Klussen


Toen mijn ouders gingen trouwen, zei mijn opa van vaderskant tegen mijn moeder: 'Wim kan goed timmeren: met een moker en vijfduimers.' Opa achtte dus mijn vader alleen geschikt voor het grove kluswerk. Toch heb ik pa heel wat zien maken: hij metselde, timmerde, zaagde en laste. Het was misschien niet altijd even subtiel, maar hij zorgde ervoor dat hij de klus klaarde. Tenminste op het bedrijf.

In huis hanteerde mijn moeder het gereedschap. Het kon gebeuren dat wij thuiskwamen uit school en dan de centrifuge op de keukentafel zagen liggen: ma was die aan het repareren. Ze verving de koolborstels van de stofzuiger, schaafde aan een deur die klemde, plakte banden, verving bougies en timmerde erop los als dat nodig was. Je moest jezelf kunnen redden, vond ze.

Veel mensen vinden klussen leuk. Ik heb wel eens gehoord dat er tv-programma’s zijn, waarin krotten omgetoverd worden tot landhuizen, waarin een klassiek interieur veranderd wordt in een modern of omgekeerd en waarin hopeloze tuinen in korte tijd lusthoven worden. De presentator geeft technische details: zo zaag je zo’n plank, met deze boor van die dikte boor je dat gat, zo stut je handig je gevel.

Tenminste dat denk ik, want ik heb nog nooit zo’n programma gezien. Aan mij is dat niet besteed. Ik kan een band plakken, omdat mijn moeder me dat geleerd heeft, met de mattenklopper in haar hand. Dan wil je wel. Verder mis ik elke praktische handigheid.

Op de middelbare school vond ik handvaardigheid het ergste vak. In de vijfde klas heb ik die lessen een paar maanden kunnen ontlopen: mijn klasgenoten hadden bij het begin van het schooljaar aan de docent verteld dat ik naar een andere school overgestapt was. Maar bij het kerstrapport viel ik door de mand en ik moest alsnog al die verschrikkelijke lessen inhalen. Misselijk van afkeer heb ik gekleid en geplakt en geknutseld, tot ik genoeg boete had gedaan.

Later heb ik nog wel eens wat geprobeerd. Zo kocht ik een rolgordijntje voor de badkamer, maar ik kreeg het ding niet bevestigd en zo ging het bij alle zaken die ik aanpakte: schroeven gingen scheef, spijkers bogen zich na enkele slagen tot krammen, een plank was na drie keer zagen nog te kort en nooit kwam iets terecht op de plek waar het behoorde. Zo gauw ik gereedschap aanraak, krijgt het een eigen wil, die geen enkele keer overeenkomt met de mijne.

Binnenkort ga ik verhuizen en dan moet er weer geklust worden. Ik trof mijzelf aan achter een wagentje in zo’n grote klussupermarkt. Altijd bevinden die zaken zich in oneindig hoge hallen, waar je je automatisch nietig voelt. Om me heen zag ik allerlei voorwerpen waarvan ik het bestaan niet had kunnen vermoeden, laat staan dat ik wist waarvoor ze dienden.

Ik hield me vast aan het winkelwagentje, steeds de neiging onderdrukkend om naar buiten te vluchten. Sterk had ik de verwachting dat ik betrapt zou worden. Iedereen zou aan me kunnen zien dat ik hier eigenlijk niet hoorde. Ik voelde me een pastoor in een seksshop en dat zei ik ook tegen mijn lief, die op dit gebied veel daadkrachtiger is. Zij weet dat er lichtdoorlatende en verduisterende rolgordijnen zijn, dat er vochtbestendige lampen zijn en lampen die alleen in droge ruimten opgehangen mogen worden. Ik weet dat allemaal niet.

Het is me gelukt om in de afgelopen twee weken één enkele lamp op te hangen. Het ding brandt, al weet ik niet of het op de goede manier vastgeschroefd is. Misschien moet ik het daar maar bij laten en de rest overlaten aan kwieke mannen en vrouwen die niet beginnen te trillen bij de aanblik van een boor of een spanningzoeker.

Met weemoed denk ik terug aan een tijd voor de mijne. Toen kon je nog timmeren met een moker en vijfduimers. Maar dat zou me ongetwijfeld ook niet gelukt zijn. Mistroostig stop ik mijn twee linkerhanden diep in mijn broekzakken.

Foto: Edwin Nieuwstraten

2 opmerkingen:

  1. Ik word al misselijk als ik de geur van gezaagd hout ruik. Het zweet breekt me dan ook spontaan uit.

    BeantwoordenVerwijderen