woensdag 30 juli 2014

Vergeef ons onze zwakheid (Gijs IJlander)


Gijs IJlander bouwt al jaren aan een degelijk oeuvre, wordt vaak positief gerecenseerd, krijgt zo nu en dan een prijs, maar bij het grote publiek wil het nog maar niet lukken. Jammer, want hij schrijft boeken die toegankelijk zijn voor een breed publiek. 

Ook ik heb hem jarenlang veronachtzaamd. Het eerste boek dat ik van hem las was De aanstoot (2000) en daarna las ik jarenlang niets van hem. Daarvoor was geen reden, want ik vond De aanstoot een goed boek. Pas in 2010 las ik Wildzang en meteen daarna ook maar ALVB (2005). En nu dus Vergeef ons onze zwakheid. 

IJlander houdt van personen die in de verdrukking zitten. In de loop van het boek wordt het net om hen vaak nog wat strakker aangehaald, maar meestal gaan ze er net niet onderdoor. Ik moet hierbij natuurlijk afgaan op de boeken die ik gelezen heb. 

Ook in Vergeef ons onze zwakheid zit de hoofdpersoon in het nauw. Het is de arts Sybrand Staring. Hij heeft, keurig volgens de regels, euthanasie op de oude meneer Mos gepleegd, maar achteraf krijgt hij er gedoe mee. Hij trekt zich terug op een eiland bij Schotland, waar hij een huis heeft. Ook daar gaat niet alles van een leien dakje; er zijn mensen die zich tegen hem keren. Verder is er onrust vanwege een walvis die is aangespoeld. 

Door het hele boek heen komen er dromen voor. Meestal vind ik dat nogal vervelend: een schrijver gebruikt ze vaak om uit te leggen wat hij in het verhaal niet duidelijk kan maken. Bij IJlander is dat gelukkig niet het geval. In sommige passages speelt hij een mooi spel met verbeelding en werkelijkheid. Voor de lezer is niet altijd duidelijk wat nu werkelijk gebeurt en wat niet en voor Sybrand is dat net zo onduidelijk. 

De titel verwijst naar het briefje dat een patiënte van Sybrand achterliet bij haar zelfmoord. Ze vond dat ze de pijn had moeten doorstaan, maar kon het niet meer. Er zijn meer mensen met zwakheden in het boek. Meneer Mos bijvoorbeeld, die door zijn bezigheden lang in Afrika moest zijn en daar een zoon verwekte, en misschien is ook Sybrand wel zwak geweest. 

De buitenwereld blijkt hard te oordelen over zwakheden, zonder zich af te vragen hoe terecht zo'n oordeel is. De buurman wil de hond die bij Sybrand aan is komen lopen zelfs doodschieten, al weet hij niet zeker of die zijn schapen wel gedood heeft. Maar hij heeft zijn oordeel klaar. Ook over Sybrand hebben velen een oordeel: hij wordt dr. Death genoemd. 

Zwakheden zijn te vergeven, maar je kunt ook om vergeving vragen en de titel zou zomaar een zin uit een gebed kunnen zijn. Pas na de dood van meneer Mos vraagt Sybrand hem of hij zijn vrouw en dochter wel ooit vergeving heeft gevraagd voor zijn Afrikaans avontuur. 

Uiteindelijk heeft Sybrand zijn geweten waarop hij kan terugvallen: 'dat was de spijker waar hij aan hing terwijl beneden hem de afgrond gaapte.' Iets verderop schrijft IJlander dat het geweten iets ongrijpbaars is: 'je blies het als sigarettenrook de lucht in'. Halverwege het boek brengt IJlander op een soortgelijke manier de ziel ter sprake, als Sybrand bij de dode walvis staat. Iemand vraagt zich af waar de ziel van de walvis nu is. Sybrand antwoordt: 'De lucht in, denk ik, zoals de rook van je sigaret.'

Wat ongrijpbaar is, is in dit boek blijkbaar wel belangrijk. Sybrand heeft een afkeer van hoe de eilandbewoners en de toeristen omgaan met de dode walvis. Die mensen miskennen de ziel en het is dan ook geen wonder dat ze in de stank moeten leven. Mensen hebben verantwoordelijkheden en daar kunnen en moeten ze op aangesproken worden. 

Vergeef ons onze zwakheden eindigt wat plotseling. Dat had misschien wat fraaier gekund, maar ik zal er niet over zeuren. Het is IJlander alweer gelukt om een boek te schrijven dat je achter elkaar uitleest en dat ook nog ergens over gaat. Ik moet het boek maar aan veel mensen cadeau geven. IJlander verdient een veel groter publiek. 


maandag 28 juli 2014

Pogingen om van het leven iets te maken (Hendrik Groen)


Het boek zou mij geheel ontgaan zijn, wanneer ik het niet cadeau had gekregen: Pogingen om van het leven iets te maken. Het geheime dagboek van Hendrik Groen, 83¼ jaar. De titel doet erg denken aan Het geheime dagboek van Adrian Mole, 13 ¾ jaar van Sue Townsend. De toon is vergelijkbaar: monter en zorgelijk tegelijk.

Het boek van Hendrik Groen is eerder gepubliceerd op een website waar ik ook al nooit van gehoord had (Torpedo). Een jaar lang (in 2013) hield Groen daar een dagboek bij van wat hij meemaakte in het verzorgingshuis.

Ongetwijfeld is Groen een pseudoniem en Groen zal ook wel niet in zo'n verzorgingshuis opgenomen zijn. Ik schat hem een stuk jonger. Een zinnetje als 'Buitenlandse fratsen, daar zijn wij niet zo van', zal iemand van boven de vijftig waarschijnlijk niet uit zijn toetsenbord krijgen en in een discussie zal hij ook niet het zinnetje 'Ja, en dus?' gebruiken, vermoed ik.

Opmerkelijk is dat de bejaarden nauwelijks een verleden hebben, ook Hendrik Groen niet. Hij heeft een vrouw die hij in 2013 maar één keer bezocht. Ze is zo ver heen, dat ze hem nauwelijks herkent. Maar wat heeft Groen vroeger gedaan? Hoe heeft hij de kost verdiend? Dat blijft in het midden. Hij is redelijk belezen en kan verwijzen naar auteurs als Karel van het Reve.

Soms reflecteert Groen op wat hij schrijft en daarbij spreekt hij nu en dan zichzelf berispend toe, bijvoorbeeld als hij vindt dat hij te veel klaagt. Soms richt hij zich tot de lezer:
Vergeef me dat ik deze zaak wat cru onder de aandacht breng maar ik kan de werkelijkheid niet mooier maken dan zij is: treurig, hard en lachwekkend tegelijk. 
Wil een dagboek boeiend blijven, dan zal er meer structuur in moeten zitten dan alleen die van de opeenvolgende data. De auteur Groen heeft daarom verschillende verhaallijnen aangebracht. De dikste is die van een clubje (Omanido, Oud maar niet dood) waarvan het personage Groen deel uitmaakt. De clubleden organiseren uitstapjes en samen verzetten ze zich tegen de regelzucht van de directie. 

Daaromheen en -doorheen weeft hij dunnere verhaallijntjes, bijvoorbeeld de aanslag op de aquariumvissen die de bejaarden een tijdje bezighoudt, de kwalen van clublid Evert en het langzaam dement worden van clublid Grietje.

Dat laatste komt slecht uit de verf. Er wordt wel steeds verteld dat Grietje dingen minder goed weet, maar in de gesprekken met haar is dat eigenlijk niet te merken. Aan het eind van het boek is Grietje nog prima in staat tot een samenhangende conversatie, waarvoor ze ook nog aardig wat kennis paraat heeft:
'Kom op, Henk, niet zo somber. Je moet maar denken: als zij het niet erg vindt, wat zal ik me er dan druk over maken.' En ze vervolgde: 'Alzheimer is trouwens heel hip. Je kunt geen tijdschrift openslaan of alzheimer komt om de hoek kijken. Adelheid Roosen maakte een toneelstuk over haar dementerende moeder, Jan Pronk praatte over zijn demente moeder op YouTube, Maria van der Hoeven vertelde over haar aftakelende man in de Volkskrant. Als je geen demente naaste hebt hoor je er gewoon niet echt bij. Je mag blij zijn dat je me hebt!'
Niet alles in het boek is dus geloofwaardig. Je komt bijvoorbeeld ook niet voor half geld met zijn tweeën de Keukenhof in als een van de twee een rolstoel pakt. Hier had de auteur wat beter research moeten verrichten.

Het boek is opgewekt van toon en dat leest prettig. Vooral de eerste helft, daarna is de vaart er wel een beetje uit, alsof de auteur ook niet meer zo'n zin heeft in het project en het als een verplichting ziet om elke dag maar weer een stukje te leveren voor Torpedo.

Hendrik is gek op een vrouw in het vriendenclubje, Eefje. Na een beroerte is er weinig van haar over en Hendrik wordt mantelzorger. De passages die hierover gaan, hadden schrijnend kunnen zijn, maar dat de krijgt de auteur niet goed voor elkaar. In luchtigheid en boosheid is hij goed. Bij verdriet is hij wel ingetogen, nergens wordt hij larmoyant en dat is zeker een verdienste. Maar het verdriet navoelbaar maken voor de lezer lukt hem maar matig.

Zou de auteur werken in een verzorgingshuis? Het zou zomaar kunnen. Het personage Hendrik spreekt over de andere bejaarden als 'bewoners'. Dat lijkt me meer een uitdrukking van het personeel dan van de senioren. Maar misschien is Groen alleen maar iemand die van tijd tot tijd in zo'n tehuis komt.

Pogingen iets van het leven te maken is best geschikt voor de vakantie. Het is een onderhoudend boek dat vaak echt grappig is. De auteur Groen is goed in becomentariërende tussenzinnetjes en in plastische beschrijvingen. Dat zorgt ervoor dat je wel door wilt blijven lezen.

Aan het eind wordt het wat minder, maar dat zij de auteur vergeven. Na een jaar oefenen is hij misschien toe aan een echte roman. Het personage Groen eindigt met het voornemen om een nieuwe agenda en een nieuw aantekenboekje te kopen. Kort daarvoor heeft hij geschreven 'Misschien moet ik maar een roman gaan schrijven'. Daar zal het niet van komen. Ik denk dat het personage Groen geen pen meer op papier zet. Maar de auteur Groen misschien wel. We wachten het af.

zaterdag 26 juli 2014

Een bosje van dit (Ina van der Beugel)


Een tijdje terug liep ik zomaar tegen een boekje van Ina van der Beugel aan, dat ze schreef onder de naam Jacquelientje Plof. Dat vond ik heel aardig. Kijk maar: klik! Later kocht ik een boekje van haar met herinneringen aan haar jeugd. Ook leuk. En onlangs kwam ik in een kraampje met oude boeken Een bosje van dit (derde druk, 1951) tegen. Er zal wel een stofomslag omheen hebben gezeten, maar dat was verdwenen. 

In het boekje staan korte stukjes, die zich allemaal afspelen in een bloemenzaak. Aan de titels kun je al een beetje zien waar de stukjes over gaan: 'Bruidsbouquet', 'Moederdag', 'Grafkrans', 'Tafelversiering', 'Kerstmis'. Wat dat betreft zijn de stukjes ook wel wat voorspelbaar.

Van der Beugel krijgt het ook niet steeds voor elkaar om een stukje mooi rond te breien. Ze blijft dan steken in het schetsen van achtereenvolgende klanten. Dat doet ze wel amusant. Ze neemt scherp waar en kan iemand in een paar woorden, een zin of enkele zin typeren. 

Over een koper voor zware mand ('Er zit genoeg aarde in voor een klein bloemperk'), die opgemaakt is voor Pasen:
Natuurlijk komt er wel iemand voor de mand. Het is een worst met een dure overjas. De worst is tot berstens toe gevuld met pâté, reebout en bourgogne. Het vel van de worst is paars-rood gemarmerd. De overjas is zwart.
'Kost dat?'vraagt hij en hij laat zijn hoofd rollen in de richting van de mand.
Ik denk dat men indertijd dat het aantrekkelijke van de stukjes vond: de mensen die Van der Beugel opvoerde waren herkenbaar. Daarbij heeft ze een opgewekte verteltoon, die me doet denken aan Cissy van Marxveld en Henriëtte van Eyk. De bundel werd indertijd dan ook grif verkocht. Voor in de derde druk schreef Van der Beugel:
Nu de derde druk van mijn boekje nodig blijkt, ben ik tot de bijzonder plezierige conclusie gekomen dat de bloemen, bijeengebonden tot "Een bosje van dit", tot zeer krachtige variëteiten behoren: zij schijnen niet te verwelken. 
Het zijn inderdaad aardige stukjes, maar ook niet veel meer. Ik denk dat ze in de krant, waar je er maar eentje per keer leest, beter tot hun recht komen dan in een boekje. Mij was het allemaal toch wat te vluchtig. Het is gespeel, het zijn aardigheidjes, maar ik wilde na een tijdje ook wel eens een verhaal dat ergens over ging.

Toch zou ik een volgende keer, als ik het tegenkwam, weer een boekje van Van der Beugel kopen. Al was het maar omdat ze helemaal verdwenen lijkt te zijn uit ons geheugen. Dat was nou ook weer niet nodig.
Tekening A. Siegenbeek van Heukelom

vrijdag 25 juli 2014

Alice in Wonderland (Knipoog 34)



In de bijlage Boeken van NRC Handelsblad van 27 juni 2014 stond een recensie van The Riddle of the Labyrinth van Margalith Fox. Als ik de de recensent, Rob van den Berg, mag geloven, is het een spannend boek over de ontcijfering van het schrift op de kleitabletten die in 1900 gevonden werden in het koninklijk paleis van Knossos op Kreta.

Het schrift, dat Lineair B genoemd wordt, was toen het oudst bekende. Het dateert van 1450 voor Christus. Pas meer dan vijftig jaar na de vondst werd de code gekraakt door de Britse architect Michael Ventris.

Margalith Fox laat zien dat bij de ontcijfering de classica Alice Kober een doorslaggevende rol speelde: om meer kans te hebben  het schrift te kunnen lezen, leerde ze Chinees, Perzisch en Akkadisch. Ze overleed voordat de klus helemaal geklaard was, maar had het onderzoek wel een eind op weg geholpen.

Boven de recensie zette Rob van den Berg de kop 'Alice in kleitablettenland'. Een mooie kop, want het gaat hier immers om Alice (Kober) en iedereen die de kop leest moet meteen denken aan Alice in Wonderland van Lewis Caroll. Oorspronkelijk heette dat werk overigens Alice's adventures in Wonderland, maar iedereen kent het onder de verkorte titel.

Dat is dus wel een heel vette knipoog. Ook als die minder opzichtig is, snappen we de hint. In 1968 publiceerde Remco Campert het boek Tjeempie! Of Liesje in Luiletterland. Daar zit een verwijzing in naar luilekkerland, maar ook naar Alice in Wonderland. 

Ik heb het idee dat we elke verwijzing zouden herkennen als die eruitziet als ....(Naam) in .....land, zeker wanneer die naam bestaat uit twee lettergrepen, waarbij de klemtoon op de eerste valt (zoals bij Liesje dus, dat ook nog lekker allitereert).

Met Alice is al behoorlijk gevarieerd. Zo stuitte ik, na weinig gegoogle op Alice in Cupcakeland, Alice in tumbler-land,  Alice in Acidland, Alice in sugarland, Alice in Horrorland, Alice in Videoland en meer, veel meer.
































Alice in Acidland 1969


Alice in Murderland 2011


Ellis in Glamourland (2004)

donderdag 24 juli 2014

Gissingen, gebeurtenissen (Hans Tentije)


Hans Tentije heeft al vijftien bundels met poëzie gepubliceerd en dat is niet onopgemerkt gebleven: verschillende keren kreeg hij een prijs. Toch had ik nog nooit een hele bundel van hem gelezen. Waarom, dat weet ik niet, maar het was zo. Maar intussen las ik Gissingen, gebeurtenissen (2013).

In de titel wordt al duidelijk waartussen de gedichten zich bewegen: tussen wat zich in de werkelijkheid afspeelt en wat er in het hoofd gebeurt. In het gedicht 'Het Prater' komt een vrouw voor die gissingen en gebeurtenissen op elkaar afstemt en dingen doorstreept. Het is mooi als wat zich in je hoofd bevindt een beetje klopt met wat daarbuiten is. Soms moet je afstand nemen van veronderstellingen, omdat ze onhoudbaar gebleken zijn.

Tentijes gedichten hebben ruimte nodig. Verschillende gedichten passen niet op één pagina en sommige hebben zelfs aan twee pagina's niet genoeg. Daarbij zijn ook de zinnen soms erg lang. Tentije houdt erg van de komma, waarmee hij zinsdelen verbindt tot lange zinnen. Het lezen daarvan vereist concentratie en het lezen van de lange gedichten vereist uithoudingsvermogen.

Veel gedichten van Tentije 'vloeien' niet. Het zijn geen glad geasfalteerde wegen waarover je zoeft naar de slotregel, maar onverharde wegen, die je van tijd tot tijd doen hobbelen. Soms prikt er een steentje in je schoenzool. Het is uitkijken geblazen, zodat je maar traag vooruit komt.

Maar die stroefheid heeft wel zijn aangename kanten. Tijdens lezen ontrolt zich langzaam een situatie. Tentije houdt van plaatsen. De locaties waarop zijn gedichten zich afspelen zijn altijd helder. Je kunt in het gedicht om je heen kijken en de sfeer opsnuiven. Het zijn gedichten waarin je kunt rondlopen. De locaties hebben vaak iets desolaats en soms iets verlopens. Locaties om even te zijn, zoals een wegrestaurant, maar niet om te blijven.

Behalve de plaats dringt ook de tijd zich aan je op. In veel gedichten hangt het waas van een verleden. Iets of iemand die hier geweest is. Kenmerkend daarvoor zijn de slotregels van de bundel:
eerdaags zou het hele bedrijf, enige erfgename
als zij was, het hare wezen, met inbegrip van al het teloorgegane
Door de bundel heen is er van tijd tot tijd een 'zij' of een 'jij', een geliefde, die verdwenen is en van wie nog steeds gehoopt wordt dat ze gevonden wordt of dat ze op zijn minst sporen heeft nagelaten. Tentije heeft niet het obsessieve en het bezwerende van Achterberg. Dat is hem te groot en te hoog. De liefde is niet iets juichends. Of zoals Tentije terloops opmerkt: 'eendere liefdes, eerdere fiasco's'.

Mistroostigheid hangt in een groot deel van de bundel. Niet dat de 'ik' daaronder lijdt. Hij heeft eerder iets gelatens: zo is het leven nu eenmaal. Hij neemt waar en heeft er misschien wel geen oordeel over.

Toen ik de bundel begon te lezen, moest ik wel wat overwinnen. Voorin staat, cursief gedrukt, een gedicht dat de bundel inleidt. Binnen vijf regels lees je dan al dat een 'wimperschaduw (...) de jukbeenderen beroert' en 'het oogstrelende'. Voor mijn gevoel zit dat wel dicht tegen het cliché aan. Daar lijkt Tentije zich niet zo druk om te maken. Bij een telefoongesprek schrijft hij: 'haar woorden die zich amper aaneenregen'.

Maar met hetzelfde gemak schrijft hij zinsneden die je meteen rechtop doen zitten: 'nooit op kweek gezette dromen'; 'waar je trekken langzaam verscherfden'; 'een nalatig voorjaar'.

Tentije krijgt het slotwoord: een gedicht uit de afdeling 'Ergens onderweg'. Over een huis dat indertijd al op de nominatie stond om gesloopt te worden en nu dus wel weg zal zijn. Het is er nog in het hoofd van de moeder, maar verder weet niemand er meer iets van.
Het huis was weinig tijd meer beschoren, gesloopt als het moest
om plaats te maken voor een ander, en als zij, mijn moeder, erover    \_vertelde
raakte ze steeds verder in haar verleden verdwaald
een straatnaam herinnerde ze zich niet, de buurt amper nog
waar wij, als evacués, het laatst half jaar van de oorlog, mijn eerste
levensmaanden doorbrachten, in een oude villa
die door twee godvrezende, ongetrouwd gebleven zusters
zuchtend en steunend werd bewoond - 
gek genoeg wist zij de aan ons toegewezen bovenverdieping
aardig te beschrijven, het in de hoeken en bij de plinten
gebarsten, bladderende balatum, het muizegeritsel achter de                            \_betengelde
wanden en hoe de dunne paardeharen matrassen
van vocht doortrokken waren, hoe het er naar carbid stonk
en pruttelende tulpebollen
wat een begin - een hoog ommuurde, haast paradijselijke tuin
en de over de luiken aan de straatkant verdeelde tekst
            IS HET WEL MET UW ZIEL VOOR DE EEUWIGHEID?
vergeefs heb ik geprobeerd tenminste de plek terug te vinden
maar als ik ergens aanbelde kreeg ik hoofdschuddend,                                      \_schouderophalend
antwoord, dat stuk van mijn bestaan was blijkbaar
voorgoed gewist - eens vroeg ik haar of het waar was dat de ratten
er aan de spenen van mijn zuigfles vraten
ach nee, daar niet, dat gebeurde onder in de keukenkastjes
op ons volgende adres

woensdag 23 juli 2014

Een rustige vakantie (Franquin)


Voor auto's heb ik nooit bijzondere belangstelling op kunnen brengen. Bij de aanschaf van een auto heb ik dan ook nooit meer dan duizend euro uitgegeven. In de striptekenaar Franquin ben ik al decennia geïnteresseerd. Ik kocht als middelbare scholier al de albums van Guust en Robbedoes.

Nu is er een mooie heruitgave van Franquins korte verhaal 'Een rustige vakantie' (1957), waarin alles om auto's lijkt te draaien. Een kleurenblinde sjeik neemt per ongeluk de Tarbot van Robbedoes en Kwabbernoot mee. De brokkenpiloot laat een spoor van vernielingen achter. Aan de voorplaat is al te zien dat het avontuur niet goed af kan lopen. Voor deze auto, tenminste.

Eerlijk gezegd vind ik deze uitgave prachtig. Niet in de eerste plaats vanwege het verhaal, want dat heeft niet zoveel om het lijf, maar wel omdat het laat zien hoe geweldig Franquin tekent en hoe mooi hij schakelt van de ene scène naar de andere.


Hierboven zien we hoe Robbedoes en Kwabbernoot (met de marsupilami en Spip) op weg gaan voor 'een rustige vakantie'. De bovenste strook is uit 1957, gepubliceerd in Spirou van 21 november van dat jaar. De onderste strook laat zien hoe de plaatjes voor de uitgave van nu opnieuw zijn ingekleurd.

Op het eerste plaatje zijn de twee vrienden nog in de stad. Franquin heeft maar weinig nodig om dat te laten zien: een lantaarnpaal, een stoep. Op het tweede plaatje zien we de sjeik, in net zo'n auto, maar nu buiten de stad. Robbedoes en Kwabbernoot rijden snel: dat zie je aan de man die in de lantaarnpaal springt, aan de VROM die het harde geluid aangeeft, aan de snelheidsstrepen en aan het wiel dat even loskomt van de weg. En natuurlijk aan de gedachte van Spip, die zich blijkbaar zorgen maakt vanwege Kwabbernoots rijstijl.

Het mooie van deze uitgave is dat je niet alleen het verhaal te lezen krijgt, met de nieuwe inkleuring (door Frédéric) , maar dat ook de oorspronkelijke, niet ingekleurde platen opgenomen zijn. Verder wordt uitgebreid de context weergegeven in het commentaar van José-Louis Bocquet en Serge Honorez.

Ze vertellen bijvoorbeeld hoe kort voor dit avontuur Kwabbernoot in staking is geweest, zodat Robbedoes zelfs met Guust op stap lijkt te moeten. Guust Flater was toen nog niet zo populair als hij later zou worden, toen hij een eigen strip kreeg. Wel rijdt hij al op zijn fiets door dit avontuur (zie hieronder).

Het commentaar van Bocquet en Honorez is deskundig en enthousiasmerend. Ze weten precies waar ze het over hebben; ze weten niet alleen alles van Franquin, maar hebben ook verstand van de techniek van het tekenen en ze hebben zich verdiept in het onderwerp. Ze kunnen precies vertellen welke merken en types auto's voorkomen in de strip en welke daarvan in eerdere of latere avonturen voorkomen.

Voor liefhebbers van het werk van Franquin (en wie is dat niet?) is Een rustige vakantie een prachtige uitgave. Ik kreeg alleen maar meer bewondering voor het werk van deze meester.




Een rustige vakantie
Scenario en tekeningen: Franquin
Uitgeverij: Dupuis
hardcover, 28 blz. € 23,95

Liefde in tijden van cholera (Knipoog 33)


Al eerder beweerde ik dat er wel erg veel geknipoogd wordt naar de titels van Gabriel Gárcia Márquez. Blijkbaar haken die titels zich in het geheugen vast, ook bij mensen die de boeken niet gelezen. Nu heb ik wel wat van Márquez gelezen, maar het boek Liefde in tijden van cholera niet. Toch herkende ik de knipoog meteen.

De vorige knipogen deze roman begonnen beide met 'Liefde in tijden van...' Op de voorkant van De Gelderlander van vrijdag 6 juni staat, als aankondiging van een recensie 'Vriendschap in tijden van geweld'. Waarom herkennen we dat meteen?

Het zal helpen dat 'vriendschap' dicht bij 'liefde' ligt. In bijvoorbeeld 'Water in tijden van droogte' zouden we niet een knipoog herkennen. Ook helpt het dat het metrum van de zin lang gelijk op gaat met de originele titel. Pas aan het eind ('geweld' in plaats van 'cholera') wijkt het af. Dat is geen probleem, zagen we bij 'Liefde in tijden van Tinder' en 'Liefde in tijden van laagconjunctuur'.

Hoe vaker er geknipoogd wordt naar een titel, hoe sneller we zo'n knipoog herkennen. Na verloop van tijd kan de variant gerust wat verder van het origineel liggen; we herkennen die toch wel en knipogen terug.

Daarom is het gebruik van zo'n knipoog slim. Degenen die de verwijzing herkennen, voelen zich verbonden met de knipoger: ingewijden in wat nauwelijks een geheim is.

dinsdag 22 juli 2014

Een verhaal uit de stad Damsko (Hassan Bahara)


In een recensie las ik dat Een verhaal uit de stad Damsko (2006) van Hassan Bahara een soort moderne De avonden zou zijn. Bahara dacht zelf misschien meer aan een nieuwe Titaantjes gezien het motto 'Jongens waren we - maar aardige jongens.'

In de verte doet het aan beide wel denken, wat betreft de doelloosheid van de personen. In Titaantjes zijn er nog wel idealen, al maken de personages die niet waar en ook aan het eind van De Avonden lijkt er nog een mogelijkheid om boven de dagelijkse grauwheid uitgetild te worden. In Een verhaal uit de stad Damsko is dat uitzicht er niet. De middelbare scholier Kader Zeroual spijbelt en blowt, voelt zich nauwelijks met iemand verbonden en ziet geen kans om zichzelf uit deze situatie te werken, al lijkt hij af en toe in te zien dat hij zich op een doodlopende weg bevindt. Uiteindelijk draait hij door en kan maar tot één conclusie komen: 'Ik heb het verneukt.'

Het verhaal kent weinig ontwikkeling. Uitvoerig wordt beschreven in welke situatie Kader en zijn makkers zich bevinden. Er is nauwelijks echte aandacht voor hen. Niet alleen voor hen, trouwens. Kaders moeder ligt bijna altijd op de bank, met vage klachten. Je krijgt het idee dat die voornamelijk psychisch zijn en dat ook zij zich verloren voelt. Kaders vader heeft altijd hard moeten werken en is trots op wat hij doorstaan heeft. Maar hij lijkt de greep op zijn gezin verloren te hebben. Een enkele keer lijkt er verbinding te zijn tussen hem en Kader, bijvoorbeeld als ze samen planken aan het zagen zijn.

Een groot deel van het boek gaat op aan het schetsen van die situatie: spijbelen, blowen, schampen langs de misdaad. Uiteindelijk glijdt Kader verder af.

De beklemming, de uitzichtloosheid, weet Bahara uiteindelijk wel over te brengen, voor de lezer die het volhoudt om het hele boek te lezen. Dat is nog wel een opgave, want Een verhaal uit de stad Damsko is niet zo goed geschreven. Voor het perspectief koos Bahara een alwetende verteller die dicht bij de hoofdpersoon staat. Dat betekent dat je als lezer altijd afstand houdt van Kader, zelfs op dramatische momenten.

Tijdens een tot mislukken genoemde overval door Kader en Ricky zitten we midden in de actie. Veel dialoog, zodat we de gebeurtenissen van moment tot moment meemaken. Maar dan komt er ineens een afstandelijke zin: 'Ricky heeft de deur opengetrapt en dwingt de huilende en om haar leven smekende vrouw uit de ruimte te stappen.' Zo zou een journalist achteraf de gebeurtenissen weergeven. De betrokkenheid van de lezer is op dat moment wel weg.

Het gebeurt vaker dat Bahara onnodig afstandelijk formuleert: 'In zijn worsteling met Danny en de docent scheurt zijn overhemd, zijn gezicht loopt schrammen op en zijn lip een barst.'

Stilistisch leunt Een verhaal uit de stad Damsko aan tegen een belegen kinderboek: 'W-w-wat de fok was dat?' vraagt Kader stotterend.' Bahara houdt van woorden als 'eveneens', 'spreken' en 'betreden', die wat muf aandoen in een boek dat bol staat van de straattaal: 'Als Kader haar kamer betreedt om een handdoek te pakken, ziet hij dat ze gehuild heeft en dat haar ogen rood zijn.' Soms worden die twee registers gecombineerd, wat nogal potsierlijk staat: 'Ik hou van dansen, ouwe. Dansen is mijn lust en... je weet toch, mijn leven.'

Het boek speelt zich waarschijnlijk af in de jaren negentig, de tijd dat Bahara zelf een middelbare scholier was. Op een schoolfeest wordt muziek van 2 Unlimited gedraaid en Macarena van Los del Rio. En veel Tupac, die als een held vereerd wordt door het vriendenclubje. Het lijkt erop dat de documentaire over zijn leven en zijn dood (de eerste was in 1997) constant herhaald wordt op tv. Op zeker vier verschillende momenten kijken de jongeren ernaar. Doordat er zoveel verwijzingen naar Tupac zijn, werken ze op den duur niet meer en worden ze voorspelbaar. Iedereen luistert naar zijn muziek en iedereen heeft het erover en bijna altijd. Na het voor de zoveelste keer zien van de documentaire concludeert Kader dat Tupac echt dood is. Tjonge!

Aan het eind van het boek is er een droom, van meer dan vijf pagina's. Een droom in een boek, dat gaat bijna nooit goed en al helemaal niet als het aan het slot is. Je weet dan al bij voorbaat dat je allerlei symbolische verwijzingen krijgt die je nog even snel duidelijk moeten maken waarom het allemaal draait. Zo gaat het ook in het boek van Bahara. De lezer worstelt zich erdoorheen en is blij dat hij het boek bijna uit heeft.

Ik ging Een verhaal uit de stad Damsko lezen, omdat ik dacht dat het iets zou kunnen zijn voor mijn leerlingen, maar ik vermoed dat ze er weinig aan zullen vinden.

zondag 20 juli 2014

Bijkans (Woorden die je weinig hoort 4)


Gisteren las ik in de bijlage Boeken van NRC Handelblad de recensie van Het Boschhuis van Pauline Broekema, door Janet Luis. Die schreef:
Heel af en toe klinkt in deze familiegeschiedenis de wat precieuze stem door van de NOS-verslaggeefster, als ze woorden gebruikt als 'bijkans', 'dwaas'en 'reeds', of als ze: net iets te royaal uitweidt over sommige Bitlhovenaren of Muiderbergers, over het natuurschoon op Vlieland of over acties van een Gooise verzetsgroep.
Het boek dat Luis bespreekt, heb ik niet gelezen, maar ze zal wel gelijkhebben wat betreft het woordgebruik. In een andere recensie, van Hendrik-Jan de Wit kwam ik het citaat  tegen 'Zijn moeder, merkte hij, genoot verholen mee.'

In wat Luis citeerde, viel mij het woord 'bijkans' op, een woord dat ik nog geen uur later weer tegenkwam. Toen luisterde ik namelijk naar de podcast van het programma 'Woord', dat vijf uur lang in de nacht wordt uitgezonden.

Het thema van de uitzending was 'Ga toch fietsen!' en het eerste uur opende met de filmmuziek bij Turks fruit. Over die film -ieder ziet nu de scène voor zich met Rutger Hauer, die door het verkeer slingert met een jonge Monique van der Ven achterop- zei de presentator Frank Jochemsen iets in wat aanstellerige bewoordingen. Zo had hij het over 'dat gezellige, vermaledijde Amsterdam', en verder zei hij:
...bijkans de bekendste film die Nederland rijk is, Turks fruit.
Tweemaal 'bijkans' in enkele uren, dat vond ik wel heel opmerkelijk. Ik vroeg me af waar ik het woord nog meer gehoord had. In een psalm, dacht ik. Ik zag het beeld voor me van een uitglijdende voet, ik herinnerde me een flard van een zin, maar het citaat ontglipte me steeds. Ik zocht het op en kwam uit bij Psalm 73, waarin het eerste vers (berijmd) als volgt eindigt:
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên.
Dat was het dus niet, al komen er wel andere schaars geworden woorden in voor, zoals 'schier' of 'godsvrucht'. Daar moet ik het later dan nog maar eens over hebben. Ik was teleurgesteld, omdat ik bijna zeker wist dat in dit vers 'bijkans' voorkwam. Het woord blijkt opmerkelijk weinig voor te komen in de berijmde psalmen. Alleen in Psalm 119 vers 44:
Ze hebben mij bijkans op aard' vernield
Maar mijn geheugen bedroog me niet helemaal wat betreft Psalm 73. In de onberijmde tekst (vers 2) staat namelijk:
Maar mij aangaande, mijn voeten waren bijna uitgeweken; mijn treden waren bijkans uitgeschoten. (Statenvertaling)
Het is de enige keer dat dat 'bijkans' in de Bijbel, in deze vertaling, voorkomt.

Had ik het woord vroeger wel eens in een andere context gehoord? In het dialect waarmee ik opgroeide kwam wel 'bekaant'  voor, in het Nederlands 'bekant'. Dat zal wel hetzelfde zijn geweest. Ik hoorde het wel eens en ik snapte het ook, maar ik geloof niet dat het in ons gezin gebruikt werd.

In het WNT wordt 'bekant' inderdaad genoemd, evenals 'bekans' en 'bijkans'. Het oudste citaat dat ter illustratie genoemd wordt, komt uit 1525, met als bronvermelding 'Everaert 93':
Roofdic niet Eneas bycans van den lyfue?
Ik gok dat Eneas hier bijna het hoekje om is gegaan. De regel komt uit tSpel van den hooghen wynt ende den zoeten reyn van Cornelis Everaert. In de teksteditie uit 1920, terug te vinden in DBNL (regel 154), wordt 'vanden' als één woord geschreven, verder klopt het.

Het WNT geeft nog één citaat uit de zestiende eeuw. Bij de zeventiende eeuw wordt verwezen naar Hooft ('Mijnen soon die was bijcans gevangen', uit 1605) en Bredero. Ik sla wat over en kom dan uit bij Louis Couperus, die het woord in Eline Vere (1889) gebruikte:
Bijkans struikelde ze over Lientje en Nico.
Via Google Books stuitte ik op een citaat uit de Vaderlandsche Letter-oefeningen van 1806 (blz. 616), in een stukje met de titel 'Portret van Pope; en iets, raakende Swift, en Milord Lyttleton':
dit belet niet dat zijn been bijkans zoo dun is als zijn rotting.

Nog een mooie van het WNT: de uitdrukking 'Bijkans en sloeg nooit iemand dood' (1895), met de betekenis 'bijna is niet helemaal', wat ik mijn kinderen nog wel heb horen zeggen. De geciteerde uitdrukking doet me denken aan wat mijn moeder wel eens zei als we meenden gelijk te hebben: 'Gelijk heeft geen neus.' Er staat ook zo'n bijkans-spreekwoord in het Vlaams Woordenboek:
Bijkans doet altijd mee in de koers, maar heeft nog nooit gewonnen.

Ten slotte geeft WNT nog het woord 'Bijkanseiland' voor wat we nu een schiereiland noemen. Kijk, daar hebben we 'schier' weer, uit Psalm 73.

De Etymologiebank vertelt ons dat 'bijkans' mogelijk komt van 'bi cant', bij het kantje af. Dat acht Marlies Philippa niet zo waarschijnlijk. Ze denkt dat de oorspronkelijke betekenis 'grof geschat' is, 'bij kans'. Verschillende bronnen op deze pagina geven als eerste signalering 1432 - 1468.

Maar nu naar het heden. Janet Luis (zie boven) vindt 'bijkans' typisch een woord voor een NOS-verslaggeefster. Ze lijkt daarin gelijk te hebben. Vooral in koppen boven artikelen in de krant en op het internet komt het woord voor:

'Bijkans paradijselijk', door Hans Achterhuis in Trouw van 9 mei 1998.
'De bijkans heilige speurder', door Willy Wielek, in Trouw van 11 september 1999.
'Als hoogblonde Boris voorbij paradeert, krijgt de donkere vrouw bijkans een hartverzakking', door Patrick van IJzendoorn, in de Volkskrant van 12 april 2012.
'Gehaaste bestuurder rijdt bijkans verkeersregelaar omver', RTV Noord, 4 september 2012.
'De bloembollen waaien bijkans de grond uit', RTV NH, 18 april 2013.
'Bijkans volmaakt spel van pianobroers Jussen', door Lidy van der Spek, in Leidsch Dagblad van 16 november 2013.
'Overijssel bezwijkt bijkans onder de kerstdrukte, RTV Oost, 26 december 2013.
'Brabant bezwijkt bijkans aan xtc-pillen' door Marcel Haenen, in NRC van 2 mei 2014.

West-Fries Weekblad 9 april 2014
In Surinaamse media komt het woord ook geregeld voor:
'Bijkans 335.000 geregistreerde kiezers, in De Ware Tijd van 6 januari 2005.
'Bijkans Euro 30.000 buitgemaakt bij overval op cambio', Dagblad Suriname van 24 mei 2014.
'Vrouw betrapt met bijkans 15 kilo coke op Zanderij', in Suriname Nieuws van 8 juni 2014.

Of het toeval is, weet ik niet, maar hier wordt 'bijkans steeds gebruikt voor een (groot) getal. Mogelijk spreekt er uit het gebruik van het woord enige verbazing: wat veel!

En buiten de journalistiek? Als het woord 'bijkans' gebruikt wordt, wordt er soms een link gelegd met dialecten of zelfs met Vlaams. Ik kwam het woord zelfs tegen in een lijst met Vlaamse woorden in de roman Pastoor Poncke (1941) van Jan H. Eekhout. Bij de verschijning van het Dialectwoordenboek van Zuidwest-Meetjesland en omstreken (2013) gaat iemand meteen zoeken of 'bijkans' erin staat. Inderdaad.

Om ook eens te zien of 'bijkans' nog in zwang is bij 'gewone' taalgebruikers, bezocht ik twee fora: die van scholieren.com en fok.nl. Bij het citeren van teksten van een forum laat ik alle emoticons weg.

Op het forum van Scholieren.com komt 'bijkans' voorbij in het onderwerp 'Dingen die je moeder zegt'. Niet als citaat van de moeder, maar van de dochter. Dr. Oetker antwoordt in reactie op Welmoed (27 februari 2003):
Welmoed schreef:
Mijn moeder zegt altijd:
''het is hier geen hotel!''
wat een arrogant wijf man!
moet je zeggen:
of ik me nou door twee of door vijf man laat nemen,
dat moet ik toch helemaal zelf weten,
ik ben bijkans zestien
Daarop reageert Potverdorie:
ik ben bijkans zestien ow, ik d8 altijd dattie zei "ik ben BEKANT zestien"
Daarop vraagt Dr. Oetker of 'bekant' geen dialectvorm van 'bijkans' is. Potverdorie antwoordt:
kan wel. kheb geen verstand van dialecten. ik hou t graag alleen op rotterdams.
Thomas legt nog uit dat 'bekant' dialect is voor 'bijna'. Dat 'bijkans' geassocieerd wordt met het taalgebruik in een grote stad, zullen we nog eens tegenkomen.

Nog een paar citaten met 'bijkans'. De eerste is van Mieke v/d HEMA, op 9 januari 2005:
Ik koop bijkans al mijn schoenen bij de Bristol, Scapino of Ziengs.
Het zijn gewoon fijne winkels; aardig personeel en een brede collectie en daarbij is het ook nog erg goedkoop! 
Zut Alors! schrijft op 19 februari 2005:
Het enige wat je doet is generaliseren, en wel op een dusdanig grove manier dat ik voor jou bijkans minder respect op kan brengen dan voor de groep die je aanvalt.
Zut Alors! gebruikt 'bijkans' overigens vaker. Op 4 juni 2005 is het onderwerp 'Wat maakte jouw dag helemaal goed?' Mark Almighty vertelt een heftig verhaal:
M'n zusje smijt d'r dronken vriendje het huis uit! Ze kwam van bovenaf gestormd, met zijn rugzak in haar handen, smeet die buiten, hij werd kwaad, zij gaf hem een bitchslap, hij vloog haar aan, mijn moeder wurgde hem bijkans en smeet hem ook buiten! Wát een show! Eíndelijk zijn we van die loser verlost! Goodbye to de breezer-aap!
Op  13 januari 2006 schrijft ook al iemand die zich machtig voelt: Mighty Marcel, in een discussie over de invoering van de euro:
het duurder worden van consumentenartikelen is overigens niet echt aan de euro te wijten. Hooguit een beetje, maar als we nou nog guldens zouden hebben zou een liter benzine ook 2 gulden 60 gekost hebben en een biertje ook bijkans tien guldens of zo.
Vooruit, nog twee. In een discussie over de film The Golden Compass (14 december 2007) laat Tonsillitis zich ontvallen:
met nicole kidman is het ook bijkans onmogelijk om enige binding te voelen.
En iemand die zich tooit met de naam Strontkind vertelt in het onderwerp 'Getreiter op werk' (7 juli 2008):
er is ook een enorm verloop aan personeel momenteel, sommige afdelingen liggen bijkans op hun gat, waar clienten de dupe van zijn helaas
Op het forum Fok.nl wordt 'bijkans' ook met zekere regelmaat gebruikt. Op 1 september 2004 vertelt Wingerd over zijn ervaringen in de vissport:
In de afgelopen vakantie heb ik me een hengel laten aansmeren door een Duitser. Ik had wat te enthousiast aangegeven dat ik forel wel lekker vond. Hij zag zijn kans en verkocht me een werphengel van EUR 50. Op zich okee, maar na twintig minuten bij de beek gestaan te hebben en de maden en 'Riesen' meelwormen de benen namen uit het bakje en ik overal om me heen vissen uit het water zag springen behalve bij mijn haak in de buurt, had ik het eigenlijk wel gezien. Bovendien raakte ik bijkans verstrikt in het draad toen ik een en ander weer wilde opbergen.
 In de discussie over het onderwerp 'Fietsers zonder licht...' (24 februari 2008) doet SevenWonders een duit in het zakje:
Automobilisten die ultra rechts rijden, je bijkans snijden, zeer ongeduldig toeteren bij een stoplicht als je niet snel genoeg weg bent, hard door plassen rijden als het regent, met groot licht in je ogen schijnen, er perse eerst langs moeten als jij met je fiets volgeladen met boodschappentassen niet snel genoeg bent, met 120 voorbij komen op een provicviale weg in het donker, etc. etc. Mogen ze wat mij betreft net zo hard afschieten....
Ook op dit forum is het gebruik van 'bijkans' soms onderwerp van discussie. Als op 4 maart 2008 het woord 'bekant' voorbijkomt, schrijft Tong80: 'Bekant is zo heerlijk Brabants.' Ole reageert daarop met: 'Ach, Amsterdammers zeggen bijkans.'

Iemand die het woord met zekere regelmaat gebruikt, is Sunnythesun. Bijvoorbeeld hier, (4 maart 2010:
Ik was zowaar op tijd thuis! Had een onverwachte lift dus hoefde niet met het openbaar vervoer. Scheelt bijkans 45minuten..

Daarop reageert Golfer: 'Bijkans. Wat een mooi zelden gebruikt woord. '
Sunny: 'vond het wel weer eens tijd worden.. '
Stereotony gaat dan met het woord experimenteren: 'Bijkans bijt ik mijn tanden al stuk in het Herengezichtsverzorgingstopique over het sunscreenparadox' en vraagt daarna: 'Was dat een beetje correct taalgebruik met het woord bijkans?'
Volgens Isabeau niet: 'Nee, bijkans betekent bijna en dat staat een beetje raar in die zin.'

Na de positieve reactie op het woord, gebruikt Sunnythesun het een week later opnieuw, nu te onpas: ''t Is bijkans schier onmogelijk 'm te missen'. Dat valt op. LieLie plaatst op 12 maart een duistere reactie:
Sunny! Ik vind het bijkans niet erg schier van je dat je hier nu niet bent.. Tenzij dat natuurlijk schier onmogelijk voor je is. Dan heb ik bijkans niets gezegd..
Sunny krijgt vaker een reactie op 'bijkans'. In februari 2011 schrijft ze: 'En ik bloed bijkans dood' LieLie reageert met: Bijkans, en een emoticon. Iets soortgelijks doet zich voor op 2 maart 2012. Weer Sunny:
godsamme wat zijn die molenmesjes verdomd scherp (excuse my language..) Ik snij net bijkans mijn linker middelvinger in 2 stukken
Borisz reageert:
Dat je bijkans wilt gebruiken snap ik. Maar om je zelf daarvoor nu te pijnigen..
Sommige vegetariërs slaan zich op de borst vanwege hun eetgedrag, gezien het onderwerp 'Ik ben sexy want ik ben vegetarisch'. Erodome vindt niet dat de discussie goed verloopt:
Dat is bijkans overal zo, dat hoor ik ook van die vegatariers en jij bent er ook een vb van, alleen al op een reactie dat vegetariers geen supplementen nodig hebben vindt jij het nodig om mij even erop te wijzen dat kaas niet vegatarisch is en zelfs als ik zeg geen vegetarier te zijn ga je nog door.
Waarop Maanvis reageert met: 'Jij maakt overal een probleem van.'

Ten slotte. Ook in 2012 werd er al gediscussieerd over de mogelijke strafvermindering voor Volkert van der Graaf. Marlan, die een plaatje met de Noorse vlag achter zijn naam heeft, schrijft over een mogelijke liquidatie van Volkert:
Overigens is een liquidatie van Volkert wel erg overdreven, deze man heeft bijkans wel een pedeofiel vermoord (zonder dat hij het wist waarschijnlijk).
Dan ontspint zich een discussie.
Kees 22: Hij heeft helemaal een homofiel vermoord. Maar bij welke pedofiel heeft hij misgeschoten dan? Of wou je zeggen dat Pim bijna pedofiel was?
Papierversnipperaar: Pim deed het met Marokkaanse jongetjes.
Dan blijkt dat Marlan, die blijkbaar uit het buitenland (Noorwegen?) komt, zich vergist heeft:
Sorry, mijn Nederlands is (nog) niet optimaal. Per toeval i.p.v bijkans? Kan niet op een passender woord komen.
 En zo sluit hij toch weer een beetje aan bij een betekenis die we al bij de Etymologiebank vonden. 

Kom op! Tijd voor conclusies met de natte vinger.
'Bijkans' wordt nog vaak gebruikt door journalisten, ook in Suriname.
'Bijkans' wordt soms geassocieerd met taalgebruik in een grote stad (Rotterdam, Amsterdam).
Op fora komt 'bijkans' met een zekere regelmaat voor, maar het valt wel op. Daardoor wordt het woord zelf soms onderwerp van discussie. 

(Afbeelding bovenaan: boek uit 2010)

zaterdag 19 juli 2014

111 Hopla's (Judith Herzberg)


Judith Herzberg is een dichteres die meestal niet zingt; ze praat, met niet te harde stem. Maar als ze praat, moet je wel naar haar luisteren en hoe beter je luistert, hoe meer je gegrepen wordt door wat ze zegt. In de loop van de decennia heeft Herzberg met grote regelmaat tegen ons gesproken. Eerder schreef ik over Klaagliedjes en Liever brieven.

Herzberg kan met veel vormen overweg. Soms rijmen haar regels, vaak niet. Soms verdeelt ze in gedicht in strofen, soms niet. Soms schrijft ze lange gedichten, meestal niet. En soms zijn de gedichten wel erg kort. Die gedichten noemt Herzberg 'Hopla's'. Ze haalde er ruim zeventig uit al eerder gepubliceerde bundels en nog een kleine veertig uit ongepubliceerd werk. Samen vormden ze het boekje 111 Hopla's.

Het is een mooi boekje geworden, waarin je heerlijk kunt bladeren om hier en daar een gedicht te lezen. Je kunt ook alle gedichten achter elkaar lezen, maar dan heb je misschien toch de neiging om door te blijven bladeren en de afzonderlijke gedichten te weinig aandacht te geven.

De Hopla's zijn divers. Sommige bestaan uit een observatie. Bijvoorbeeld
Dikke vlieg
Een dikke vlieg botst
     (wil naar binnen)
op het raam. Direct daarop
een kwikstaart
in guirlandevlucht pikt
de verdwaasde tuimelende
nog vóór hij op de grond ligt
op.
Je ziet het tafereeltje voor je, een foto in woorden. Maar dat komt natuurlijk doordat Herzberg het zo precies beschreven heeft. De boog die de kwikstaart beschrijft, kan ze in één woord vatten: guirlandevlucht. En dan dat allenige woordje 'op' waarmee het gedicht eindigt! De regel is er bijna niet, bijna zien we alleen maar wit. De kwikstaart is al weg met zijn dikke vlieg, maar we zien de plek nog waar de vlieg had moeten neerkomen. Een plek ter grootte van het woord 'op'.

Ach, niet elk gedichtje deed me wat, maar dat geeft niet. Er zullen wel weer andere lezers die juist die gedichten eruit pikken. (Ja, ja, zoals een kwikstaart een dikke vlieg, zeker). En misschien hebben sommige gedichten nog wat meer tijd nodig of heb ik voor sommige gedichten meer tijd nodig.

In zijn beknoptheid viel dit gedicht me meteen op:
Na afloop
De cake is voor
de overlevenden.
Het gedichtje is voor mij zowel grappig als triest, wat een mooie combinatie is. Het is vanzelfsprekend dat de cake voor de overlevenden is en niet voor de overledene. Bij wat vanzelfsprekend is, staan we meestal niet stil. We eten de cake, zonder te bedenken dat de overledene er niet van mee-eet.

Soms is de Hopla een gedachte, een inval, soms een observatie, soms iets waar ik niet meteen een woord voor heb. Feit is dat veel van deze gedichten je bijblijven. Ik ben bij het lezen in ieder geval veel oude bekenden tegengekomen. Zo zal het veel lezers vergaan. Bekend is:
De zee
De zee kun je horen
met je handen voor je oren,
in een kokkel
in een mosterdpotje
of aan zee.
En ook:
Bijna nooit
Bijna nooit zie je een vogel in de lucht
zich bedenken, zwenken, terug.
Je herkent ze, maar je leest ze ook opnieuw. Bij de Hopla hierboven vind ik 'bijna nooit' erg voorzichtig. Ik heb het idee dat vogels altijd doelbewust vliegen. En dat rijm 'bedenken, zwenken' zorgt meteen voor iets dansends, een ritme waarop een vogel mooie krullen in de lucht kan maken.

Veel Hopla's getuigen van aandacht. Voor de natuur, voor mensen om je heen, voor je eigen situatie. Het zijn bij uitstek menselijke gedichten, gedichten uit een groot hart. Soms verwarmen ze, soms schrijnen ze.
Zij hoopte zo
Zij hoopte zo zij hoopte zo
dat hij als het beginnen zou
het vreselijk vergeten
zou komen en zou fluisteren
hoe iedereen ook weer heette.
De hele bundel staat dus vol met korte gedichten. Als je doorleest, ben je er zo doorheen. Maar je zult merken dat je teruggrijpt naar het boekje, dit gedicht nog een leest en dat gedicht. En morgen een van die gedichten weer. Kraakheldere gedichten, waar je toch heel lang mee kunt doen. Om met Jeroen van Merwijk te spreken: Dat kunnen alleen de hele groten.

Judith Herzberg, 111 Hopla's. Uitg. De Harmonie, Amsterdam 2014. 120 blz. € 17,50

vrijdag 18 juli 2014

Folies Bergère (Porcel/Zidrou)


Het is honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. In Nederland heeft die oorlog altijd minder aandacht gekregen dan de Tweede, maar nu het een jubileumjaar is, komen er toch heel wat boeken over de Grote Oorlog op de markt. Een deel daarvan is vertaald, zoals het stripboek Folies Bergère.

Bij Folies Bergère denken we natuurlijk aan de beroemde music hall in Parijs, die in 1869 geopend was. Maar in dit boek zitten we in de modderige loopgraven. De soldaten hebben zo de ruimte gedoopt waar zij bij elkaar komen als ze niet op wacht hoeven te staan.  Op deze manier houden ze de moed erin. En na de oorlog willen ze natuurlijk met zijn allen naar de echte Folies Bergère.

Zidrou kennen we van heel uiteenlopende scenario’s. Dit jaar nog won het album Michel (recensie: zie hier), waarvoor hij het verhaal schreef, een penning op de Stripdagen in Gorinchem. In Folies Bergère weeft hij door het oorlogsverhaal het verhaal van de oude Monet, die steeds maar waterlelies schildert en van een jongetje het verwijt krijgt dat de kikkers ontbreken. Zijn tweede zoon diende als militair. 

Het verhaal van de loopgraven maakt hij concreter door een van de soldaten, een kapitein, brieven te laten schrijven aan zijn jonge vrouw Huguette, waarin hij gezamenlijke jeugdherinneringen ophaalt. De herinneringen en fantasieën vormen een veilige plek in een volstrekt onveilige wereld.

Huguette denkt natuurlijk ook aan haar man. Zij heeft met lippenstift de contouren van zijn lichaam op de wand getekend. Ergens in het boek wordt het verlangen zo sterk dat de figuur als een soort La Linia tot leven komt. Het is een mooi beeld voor de kracht van het verlangen.

Er zijn meer passages die verder gaan dan de werkelijkheid. Er is een soldaat die niet sterft nadat hij gefusilleerd is. Hij overleeft zelfs verschillende fusillades. Uiteindelijk blijkt hij zichzelf in leven te houden totdat hij zijn dochter weergezien heeft. Het is de vraag of elke lezer meegaat in dit soort magisch-realistische verhaallijnen.

De tekeningen, door Francis Porcel, hebben over het algemeen maar één steunkleur: sepia. Dat sluit goed aan bij de oude foto’s waarvan wij de Eerste Wereldoorlog kennen. Af en toe lichten de tekeningen op doordat er rood gebruikt is, voor bloed of voor de lippenstift, waarmee Huguette haar man tekent. Juist omdat het kleurgebruik in de rest van het boek zo sober is, zijn de meer kleurige tekeningen indringend.

Soms ook zijn de kleurige gedeelten de oasen (bijvoorbeeld de schilderijen van Monet) waarin we even op adem kunnen komen van alle ellende. Voor Monet zijn de schilderijen misschien ook wel een vluchtplek geweest. Zijn zoon zat in de grauwe modder en daarom moest hij als vader maar voor de kleur en de rust zorgen. 

Folies Bergère is een boek dat de gruwel van de oorlog dichtbij brengt, zoals ook Tardi dat kon doen. Het goede van dit boek is dat het laat zien dat er tussen alle onmenselijkheid er ook liefde en trouw is. In alle kou is er ook de warmte van kinderen en ouders die van elkaar houden of van echtgenoten die ervan dromen ze ooit weer bij elkaar zijn. En altijd blijft de droom levend dat het ooit een keer voorbij zal zijn. Dan vloeit de drank en zwaaien de danseressen hun benen hoger dan ze ooit gedaan hebben. 


Wegens problemen met de scanner, heb ik het illustratiemateriaal van andere sites moeten halen. Vandaar ook de Franse tekst. 
Titel: Folies Bergère
Scenario: Zidrou
Tekeningen: Francis Porcel
Uitgeverij: Dargaud
hardcover, 92 blz. € 19,50 

dinsdag 15 juli 2014

Gavrilo Princip (Henrik Rehr)


Het is honderd jaar geleden dat de Grote Oorlog begon en dat zullen we weten ook: er is intussen een grote hoeveelheid televisieprogramma's, films en boeken over wat later de Eerste Wereldoorlog genoemd zou worden. En er zijn dus ook beeldromans. Eerder besprak ik hier en hier twee boeken van Ivan Petrus Adriaenssens. Nu een boek van de Deen Henrik Rehr: Gavrilo Princip.

Voorop staat in grote letters, onder de titel, 'De man die WO I ontketende'. Tja. Goed, we weten dat Princip kroonprins Franz Ferdinand doodschoot, maar het duurde daarna nog een maand voor de oorlog uitbrak. De situatie was explosief, maar wat zou er gebeurd zijn als Rusland niet zijn troepen had gemobiliseerd?

In het boek volgen we het leven van de Bosnische Princip vanaf zijn geboorte. Daardoorheen krijgen we, zij het minder uitgebreid, inkijkjes in het leven van Franz Ferdinand, ook vanaf diens geboorte. Na lezing van het boek blijft echter vooral het verhaal van Princip hangen, met hem leeft de lezer mee. Hij is sympathiek en je kunt je dan ook goed voorstellen dat hij de moord beging.

Ik snap dat identificatie het lezen vergemakkelijkt, maar af en toe had ik ook wel wat behoefte aan distantie. Was het logisch dat Princip bereid was een moord te plegen. Hij neemt wel erg gemakkelijk afscheid van zijn geliefde Jelena. Rehr heeft het levensverhaal wel erg naar de moordaanslag toe geschreven, heb ik de indruk.

Wel is het Rehr goed gelukt om de ingewikkelde situatie uit te leggen van de landen die later Joegoslavië zouden vormen. We krijgen helder de geschiedenis uitgelegd, van de strijd tegen het Ottomaanse Rijk tot de onoverzichtelijke Balkanoorlogen die aan de Eerste Wereldoorlogen vooraf gingen.

Daar wist ik nog maar weinig van af. Ik had me niet gerealiseerd dat Oostenrijk-Hongarije al in 1908 Bosnië en Herzegovina had ingelijfd en dat Princip en zijn makkers ook daardoor wel wat te verhapstukken hadden met de dubbelmonarchie.

Rehr  maakt van Princip een tragische figuur, die bereid is om een daad te stellen en die door allerlei toevalligheden daar ook nog de kans voor krijgt. Omdat hij op de dag van de aanslag, 28 juni 1914 nog geen twintig jaar oud was, werd hij niet ter dood veroordeeld. Hij haalde overigens het einde van de oorlog niet: op 28 april 1918 stierf hij in Theresiënstadt aan de gevolgen van tuberculose en mishandeling.

Rehr heeft een realistische manier van tekenen, met een overdadig gebruik van zwart. Ik kan me voorstellen dat al dat zwart sommige lezers wel eens te veel wordt. De tekeningen zet hij op sommige bladzijden in witte kaders, op andere in zwarte. De plaatjes zijn minutieus gedetailleerd, de personen zijn soms net iets aan de stijve kant, maar nooit zo dat het hinderlijk is.

Hieronder een van de meer lichte pagina's. De witte vlakken lichten op, maar er is maar weinig wit. De achtergrond wordt vaak helemaal dichtgearceerd. Knap tekenwerk is het natuurlijk wel.

Gavrilo Princip maakt ons duidelijk hoe de situatie nu was aan begin van de Eerste Wereldoorlog. Voor wie daarin geïnteresseerd is, is dit in ieder geval een goed boek. En verder geeft het boek aardig de geschiedenis van Princip weer, een man van wie we nooit gehoord zouden hebben als hij het fatale schot niet gelost had.


Titel: Gavrilo Princip. De man die WO I ontketende.
Tekst en tekeningen: Henrik Rehr
Uitgever: Blloan
Hardcover, 232 blz. € 27,95

maandag 14 juli 2014

Gerucht en geweld (Beb Vuyk)


Op een rommelmarkt kwam ik ze tegen: twee boekjes van Beb Vuyk: Gerucht en geweld en Reis naar het vaderland in de verte. Het ene kostte vijftig cent, het andere vijfentwintig. Ik kocht ze. Op dat moment wist ik niet zeker of ik al iets van Vuyk gelezen had. Ik had ooit een oude uitgave van Duizend eilanden (1937) in mijn kast staan, maar die had ik alleen maar doorgebladerd.

Had ik haar Kampdagboeken (1989) gelezen? Dat zou zomaar kunnen. Voor een spreekbeurt ter gelegenheid van zoveel jaar bevrijding had ik ooit een heel stel oorlogsdagboeken gelezen. Enkele (David Koker, Renata Laqueur) stonden mij nog goed bij. Misschien had ik toen ook Kind in kamp van Mischa de Vreede gelezen, dat geen dagboek is, maar dat wel aansluit bij het thema. Van de dagboeken van Vuyk wist ik het niet meer zeker.

Pas toen ik het boekje in mijn kast zag staan, herinnerde ik het me. Ja, ik had het wel degelijk gelezen. Vrij sober verteld. Wel goed. Een klein stukje ervan wordt voorgelezen in de tv-serie De Oorlog. Dat stukje kun je hier horen.

Van de twee rommelmarktboekjes heb ik Gerucht en geweld intussen gelezen. Het kwam uit in 1959, maar de uitgave die ik heb, is van 1992. Een jaar daarvoor was Vuyk overleden, 86 jaar oud. Wellicht had haar dood wat publiciteit opgeleverd en leek het de uitgever daarom een goed idee om met een herdruk te komen. Misschien ook was ze toch weer een beetje in de belangstelling gekomen met haar kampdagboeken uit 1989. Voor zover ik me herinner, was er niet veel aandacht meer voor de schrijfster Vuyk.

Nou ja, men kende haar wel, maar dan vooral  als schrijfster van kookboeken. Haar Groot Indonesisch kookboek (1973) heb ik op verschillende plaatsen aangeprezen gezien. Ook schreef ze een boek met Vegetarische recepten uit de Indonesische keuken (1982).

Vuyk was eigenzinnig en ging altijd de weg waarvan ze vond dat ze die moest gaan. Ze zal op weerstand gestuit zijn, toen ze na de oorlog onverbloemd de kant van de nieuwe republiek Indonesië koos. In 1958 had ze in dat land trouwens ook genoeg tegenstanders: ze moest na een serie conflicten het land verlaten en keerde terug naar Nederland.

In de oorlog is Beb Vuyk geïnterneerd geweest in verschillende kampen. Ook is ze enkele weken bij de Kempeaiai, de beruchte Japanse politie geweest. De verhoren daar gingen vaak met martelingen gepaard. Daarover heeft ze nooit iets willen vertellen. Maar in Gerucht en geweld schrijft ze er wel over, in het verhaal 'All our yesterdays'.

Zo'n beetje alle verhalen in het boekje gaan over de doorwerking van de oorlog; over hoe de mensen na de oorlog nog lijden onder wat ze hebben meegemaakt. In het genoemde gaat het over een vrouw die nog dromen heeft over de tijd dat ze verhoord werd.
'Droomde u?'
'Ja, van de Kempaitai.' (...)
'Hebben ze u gemarteld?' vroeg de langste.
'Ja, met electriciteit, maar dat was het niet.'
 De droom/herinnering gaat inderdaad niet over de verhoren. De hoofdpersoon is gevangen genomen, samen met twee andere vrouwen, An en Chris. Ze hebben met elkaar afgesproken wat ze zullen zeggen bij een verhoor. Maar dan wordt Bennie binnengevoerd, een krijgsgevangene. Hij is niet op de hoogte van het verhaal dat de vrouwen verzonnen hebben en zal hen verraden.

In de vijf verhalen uit Gerucht en geweld hangt iets dreigends, ook al hebben de personages de ellende al achter de rug. Het verleden is groot en duikt op verwachte en onverwachte momenten op. We krijgen soms uitgebreid te lezen wat er gebeurd is, soms beknopt. De toon is vrij zakelijk en dat maakt de verhalen alleen nog maar indringender.

Is dit een goede verhalenbundel? Dat is moeilijk te zeggen. De verhalen zijn niet altijd evenwichtig opgebouwd, de stijl is niet opvallend. Maar je ontkomt niet aan beklemming. Behalve daarom kun je de verhalen lezen vanwege de onafhankelijke stem die erin doorklinkt, die een visie geeft die je niet overal leest. Vuyk heeft niet een simpel vijandbeeld, de zaken liggen minder eenvoudig. Een citaat:
'Eigenlijk was het leven in krijgsgevangenschap veel eenvoudiger,' zei Hermans 'n paar dagen later. 'Je leefde naar het einde toe en dat einde was de dood of de vrede. Als het je lukte om in leven te blijven en zelf heb ik altijd geloofd dat ik het halen zou, dan zou je weer teruggaan. Erge problemen had ik toen niet. De Jappen waren wreed. Je had medelijden met hun slachtoffers, maar hun wreedheid heeft mij om henzelf nooit geschokt. Ik kende ze niet en ik nam zonder meer aan, dat het bij hun systeem hoorde.'
'Maar nu kom ik er niet zo makkelijk meer van af. In dat ene jaar na de oorlog heb ik ontzettende dingen zien gebeuren. Ik heb beestachtigheden meegemaakt, zowel van Hollanders als van Indonesiërs, mensen die ik ken en aan wie ik verwant ben. Soms heb ik weleens gedacht dat wreedheid een latente ziekte moet zijn of een dronkenschap, die ontstaat door het geluid van schoten en het zien van bloed.'
Uit: 'De jager en zijn schietgeweer'
Vuyk zal wel vergeten worden, zoals de meeste schrijvers. Maar van tijd tot tijd zal iemand, bij voorbeeld op een rommelmarkt, een boekje van haar vinden en het gaan lezen. In zijn hoofd zal zij nog even doorleven.

donderdag 10 juli 2014

En nu maar hopen dat de boeddhisten zich vergissen (Blast deel 4)


Sommige strips hoef je eigenlijk niet meer te recenseren. Je meldt dat ze er zijn en dat is genoeg. Het slotdeel van Blast, van Manu Larcenet, is zo'n strip. Ik schreef al eerder over deel 3 en ik plaatste het boek boven aan de lijst van beste beeldromans van 2013. In deel 4 rondt Larcenet de reeks af.

Al de hele reeks weten we dat er iets vreselijks is gebeurd. Polza wordt namelijk al vier delen lang ondervraagd door de politie. Stukje bij beetje komen we zijn verhaal te weten: hoe hij aan het zwerven sloeg en op die manier losraakte van al zijn vastigheden. Hoe hij mishandeld en verkracht werd. Hoe hij een medepatiënt en diens dochter ontmoette. In deel 3 kreeg je de indruk dat het met die dochter slecht was afgelopen. In dit deel lezen we of dat inderdaad zo is.

Blast is een beklemmende strip. Dat geldt ook weer voor dit vierde deel, En nu maar hopen dat de boeddhisten zich vergissen. Je hebt als lezer sympathie voor de logge Polza, maar je weet ook dat hij tot vreselijke dingen in staat is. Hij komt in omstandigheden waarop hij nauwelijks grip heeft, zodat je je als lezer, en dus als degene die zich identificeert met hoofdpersoon, machteloos voelt.

Omdat Polza ook een duistere kant heeft, kun je dit boek niet lezen zonder deel te krijgen aan die duisternis. Misschien is niet alleen Polza, maar ben jijzelf ook schuldig. Als Polza zomaar los kan raken van zijn ankers, waarom jij dan niet? Lezen van Blast betekent dat je bereid moet zijn je veilige positie op te geven.

Dat deze strip zo dicht op je huid gaat zitten, komt natuurlijk doordat Larcenet zo goed is. Het scenario zit uitgekiend in elkaar, maar ook de tekeningen zijn goed. Het grootste deel is in zwart-wit. Tussendoor komen kleurige kindertekeningen voor. In de vorige delen duidden die op wat Polza de 'blast' noemde, die hij onderging mede onder invloed van drugs. Hij liet zich meevoeren door visioenen of wanen.

In dit deel komen ook wel andere tekeningen in kleur voor, zoals het stripje over Jasper, de bipolaire beer, dat getekend is door Jean-Yves Ferri. Maar het grijze en zwart-witte voert de boventoon. Alles komt samen in dit deel: de dood van Polza's vader, de Paaseilandbeelden, de dood van de schilder en meer en meer.

Het niveau waarop Larcenet werkt, is ongekend hoog. Blast behoort tot de beste series die ik ooit gelezen heb. Als je de boeken uit hebt, hoef je even niets anders: geen andere strips, geen boeken, geen muziek. Je wilt alleen maar heel stil zijn. Wie dat voor elkaar krijgt, moet een meester zijn. Larcenet is dat.

Een interview, in het Frans, naar aanleiding van deel 4.
De eerste twintig pagina's (ook in het Frans) vind je hier.


Omdat ik nog steeds problemen heb met mijn scanner, heb ik de plaatjes moeten plukken in weilanden van andere boeren.