maandag 18 februari 2013
Alles wat er was
Acht mensen zitten in een schoolgebouw voor de opname van een tv-programma. Dan horen ze een knal. Ze vernemen dat ze ramen, deuren en gordijnen moeten sluiten en op verdere instructies moeten wachten. Maar die komen niet. Ze zullen het met elkaar moeten zien te redden.
Dat is de setting in Alles wat er was, de nieuwe roman van Hanna Bervoets. Ik moest meteen denken aan het theaterprogramma Bij mij zijt ge veilig van Wim Helsen, waarin ook het idee wordt opgeroepen dat er buiten het theater niets meer is.
Bij Bervoets had ik van tijd tot tijd wel wat moeite om mee te gaan in de fictie. Je hebt namelijk geen idee van wat er buiten gebeurd is. Er hangt een dikke mist en meer weten we niet. Telefoons hebben geen bereik en vaste telefoons doen het blijkbaar ook niet meer. Ook radio, tv en internet zijn uitgevallen. Maar elektriciteit is er wel en de waterleiding doet het ook nog. Hard kan de knal niet geweest zijn, want alle ramen zijn nog intact en het gebouw lijkt onbeschadigd. Er is dus grote kans dat er in andere gebouwen heel wat mensen zitten die het overleefd hebben. Maar in het verhaal spelen ze geen rol.
De jonge vrouw Merel houdt een dagboek bij van wat ze in de school beleeft. Ze heeft een bijna lege agenda van een leerling achterover gedrukt en daarin schrijft ze. Via haar leren we de andere personages kennen: het jongetje Joeri met zijn moeder Natalie; Kaspar, de onderwijzer van Joeri; Kaylem, de conciƫrge; en Barry en Leo, die net als Merel werken bij het bedrijf dat de tv-opname moest verzorgen. De cameravrouw Lotteke is al weg.
De blaadjes van het dagboek liggen door elkaar en later wordt ook duidelijk waarom. Dat betekent dat het boek begint met dag 91, overspringt naar dag 5 en zo verder. Dat is een handige manier om de lezer nieuwsgierig te houden, zowel naar dingen die al gebeurd zijn als naar dingen die nog zullen gebeuren. Het boek leest dan ook lekker weg, mede door de korte hoofdstukken. Dat bladert lekker door.
De personages zijn, begrijpelijkerwijs, erg op elkaar en op zichzelf gericht. Toch verbaast het me hoe weinig ze met de buitenwereld bezig lijken te zijn. Ze proberen het zo lang mogelijk uit te zingen en dat is het dan.
Als je met een stel mensen op een kluitje zit, lopen de spanningen natuurlijk op en als de honger erger wordt, merken de personen hoe hun grenzen verschuiven en hoe ze tot dingen in staat zijn die ze in het gewone leven nooit gedaan zouden hebben. Het zijn niet altijd even frisse passages en ze zullen ook wel geschreven zijn om ons te doen gruwen.
Gek genoeg had ik niet zo met de personen te doen. Ik kon me hun situatie nog wel voorstellen, ik kon de gedachtegang van Merel wel volgen, maar het deed me allemaal niet zo heel veel. Dat komt waarschijnlijk doordat Merel de situatie nogal gelaten geaccepteerd heeft. Van Merel krijgen we nog wel een aardig beeld, maar de andere personages leren we nauwelijks beter kennen, waardoor ze op een afstandje blijven. Dat vind ik wel een nadeel.
Verder vraag ik me af wat Alles wat er was nou meer is dan een gedachte-experiment: stel dat alles wat er was er ineens niet meer is. Dat mensen in tijden van nood veranderen, of misschien juist wel zichzelf worden, wisten we al en ook dat mensen altijd wel een manier vinden om de situatie waarin ze zich bevinden voor zichzelf aanvaardbaar te maken. Maar verder?
Met hoeveel plezier ik Alles wat er was ook gelezen heb, toch bevredigt het boek me niet. Misschien is er een ernst die ik niet zie en misschien mis ik belangrijke dingen die er wel door de schrijfster in gebracht zijn, maar voor mij blijft het te veel een aardigheid, te veel een stel-je-voor-dat. Dat is me net niet genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten