donderdag 9 augustus 2012
Kamertjeszonde
Meer dan vijfentwintig jaar geleden besloot ik Kamertjeszonde van Herman Heijermans te lezen. Ik kende toen al verschillende toneelstukken van Heijermans, van De opgaande zon tot Eva Bonheur en van Op hoop van zegen tot Schakels en ik las Heijermans´ Falklandjes, Kronkels van voor de geboorte van Carmiggelt. Misschien had ik ook de roman Droomkoninkje al gelezen. Mijn docente, Ellen Krol, vertelde terloops dat sommige boeken haar niet dik genoeg konden zijn, Kamertjeszonde Heijermans bijvoorbeeld.
Op dat moment besloot ik dat ik dat boek ooit wilde lezen, maar het kwam er niet van. Een paar jaar geleden schafte ik het aan en legde het op de stapel boeken voor de vakantie. Bij het inpakken van de koffer viel het dan toch weer af. Dit jaar ging het mee en moesten Tegels lichten van Hofland en De nieuwe man van Rosenboom thuisblijven.
Kamertjeszonde is een heerlijk boek, al is het geen meesterwerk. Heijermans zelf sprak over ´dit zéér onvolkomen boek, dat de fouten en kwaliteiten van jongelingsonstuimigheid bezit -mede de sporen van een vermoeiend driejarig journalistiek scholierschap.' Het werd in 1896 geschreven en verscheen in 1898 onder het pseudoniem Koos Habbema.
Hoofdpersoon is de schrijver Alfred Spier, die liefde opvat voor de getrouwde actrice Georgine Casper, wier man in Amerika verblijft. Zij heeft twee dochtertjes. Hij gaat met haar samenwonen op een kamer, al moet dat voor sommige kamerverhuurders (die altijd 'onder' wonen) verborgen blijven, wat Spier niet wil. Niet het papieren huwelijk telt voor hem; als twee mensen uit liefde bij elkaar blijven ís dat een huwelijk. Maar uiteindelijk daagt natuurlijk wel de verre echtgenoot van Georgine op.
Eigenlijk vond ik het boek niet in de eerste plaats interessant vanwege het verhaal, maar vanwege het milieu dat getekend wordt. Bijna iedereen in het boek woont op een kamertje. Het is een gezelschap dat baantjes heeft in het wat artistieke circuit, of geen baan heeft. Het leven begint laat in de avond en gaat tot diep in de nacht door. Aan geld is er altijd gebrek.
Je komt als lezer in onfrisse ruimten, waar groezelige kinderhandjes zich vastgrijpen aan je broek; je hoort de keffende stem van de kamerverhuurster; je hoopt dat er vandaag geen 'beertje' langs zal komen om te vertellen dat je je schulden moet voldoen. Iedereen probeert er in deze wereld het beste van te maken, maar veel uitzicht is er niet. Heijermans was er de man niet naar om wat zoete troost over de ellende te gieten.
Alfred en Georgine zijn levendig getekend; het zijn figuren die me nog wel even bij zullen blijven. Verder zijn de dialogen van Heijermans natuurlijk goed. Je merkt dat hij wel een tik van het impressionisme meegekregen heeft. Bijvoorbeeld in een zinnetjes als 'De fletse, de grauw-witte burgerjuffrouwen glimlachen, glím-lachen, glim-lachen.' Meteen daarna volgt een heerlijke zin: 'Tussen twee van zúlke glimlachen ligt een stinksloot van kamertjesmufheid.'
Het is meer dan honderd jaar geleden dat Kamertjeszonde geschreven is, maar het boek is voor zo'n bejaarde nog behoorlijk kwiek. Over honderd jaar is er waarschijnlijk nog steeds iemand die schrijft dat hij zo genoten heeft van dit boek. Ik zal mij dan nergens meer over kunnen verbazen, maar had ik het gekund, dan zou ik het niet gedaan hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten